De Veertigdagentijd dient om zich tot liefde te bekeren. Dat was de kern van de toespraak van paus Benedictus XVI tijdens de algemene audiëntie op 1 maart op het Sint-Pietersplein. Met de liturgie van Aswoensdag begint vandaag de Veertigdagentijd. Deze leidt naar het Paastriduüm: de herdenking van lijden, dood en verrijzenis van de Heer en het hart van het mysterie van onze verlossing. In deze tijd nodigt de Kerk christenen uit zich meer te verdiepen in het verlossend werk van Christus en het eigen doopsel bewuster te beleven. Om zich te sterken in het geloof voedt het Volk van God zich sinds de eerste tijden rijkelijk met het Woord van God en wordt heel de geschiedenis van schepping en verlossing opnieuw doorlopen.
De Veertigdagentijd roept gebeurtenissen in herinnering, die leven en geschiedenis van het oude Israël kenmerkten en maakt hun paradigmatische betekenis duidelijk. Denk aan de veertig dagen van de zondvloed met het afsluitende verbond dat God sloot met Noach en op deze wijze met de mensheid; denk aan het veertigdaagse verblijf van Mozes op de Sinaï waarna de gave van de tafels der Wet volgde. De Veertigdagentijd nodigt ons vooral uit met Christus die veertig dagen opnieuw te beleven, die Hij biddend en vastend in de woestijn doorbracht voor Hij zijn openbaar leven begon. Met alle christenen in de wereld betreden we ook een weg van meditatie en gebed om in de geest naar Calvarie te gaan om daar het centrale mysterie van het geloof te overwegen. Zo bereiden wij ons ook voor om, na het mysterie van het Kruis, de vreugde van het Pasen van de verrijzenis te ervaren.
In alle parochies wordt vandaag met ‘het opleggen van de as’ een ernstige en symbolische handeling voltrokken. Deze ritus wordt begeleid door twee betekenisvolle formules, die een dringende oproep zijn zichzelf als zondaar te erkennen en tot God terug te keren. De eerste formule luidt: Gedenk, o mens, stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren (Gen. 3, 19) [b:Gen. 3, 19]. Deze woorden uit Genesis roepen de menselijke geaardheid in herinnering, die onderworpen is aan vergankelijkheid en beperktheid en willen ons ertoe leiden alleen op God te vertrouwen. De tweede gaat terug op de woorden van Jezus aan het begin van zijn openbaar leven: Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap (Mc. 1, 15) [b:Mc. 1, 15]. Het is een uitnodiging met vertrouwen vast te houden aan het evangelie en daarop de persoonlijke en gemeenschappelijke hernieuwing te funderen. Het leven van de christen is een geloofsleven dat bouwt op het woord van God en daardoor wordt gevoed. In de levensbeproevingen en in elke bekoring bestaat het mysterie van de overwinning in het luisteren naar het Woord van waarheid en in het beslist afwijzen van de leugen en het kwade. Het is dringend nodig opnieuw te luisteren naar het evangelie, woord van waarheid, opdat iedere christen leeft naar het bewustzijn van de waarheid dat hem gegeven is en dat hij daarvan getuigt. De Veertigdagentijd spoort ons aan een ascetische en liturgische weg te gaan, die helpt om onze ogen te openen voor de eigen zwakheden en ons hart voor de barmhartige liefde van Christus.
De veertigdaagse weg, die ons nader tot God brengt, maakt het ons ook mogelijk onze broeders en hun noden met nieuwe ogen te gaan zien. Daarom zijn deze veertig dagen, als tijd van luisteren naar de waarheid, een gunstige tijd zich te bekeren tot liefde, want de diepe waarheid - de waarheid van God - is liefde: een liefde die in staat is de houding van barmhartigheid van de Heer aan te nemen, waaraan ik herinnerde in mijn vastenboodschap [811], met als thema de evangelische woorden: Jezus werd bij het zien van de menigte door medelijden bewogen (Mt. 9, 36) [b:Mt. 9, 36].
Mogen deze veertig dagen dagen van nadenken en intens gebed worden, waarin wij ons laten leiden door het Woord van God, dat de liturgie ons zo rijkelijk voorlegt. Mag het ook een tijd zijn van vasten, boete en van waakzaamheid tegenover onszelf, in het bewustzijn dat het gevecht tegen de zonde nooit ophoudt, omdat bekoring een realiteit van elke dag is en zwakheid en illusies ervaringen zijn van allen. Mag ten slotte de Veertigdagentijd ertoe dienen - boven het geven van aalmoezen - iets goeds te doen voor de ander. Mag het een echte gelegenheid zijn om ontvangen gaven te delen met de broeders en zich de noden der armsten en meest verlatenen aan te trekken.
Om RK Documenten te kunnen verbeteren is uw reactie zeer waardevol. Heeft u aanmerkingen of suggesties voor verbeteringen of bent u een fout tegen gekomen? Laat het ons weten.