Benedictus XVI betreurt gebrek aan geloof bij Duitse katholieke ambtsdragers
Inhoudsopgave
- Benedictus XVI betreurt gebrek aan geloof bij Duitse katholieke ambtsdragers
(Crux) - Elise Ann Allen, 27 juli 2021
ROME – In een zeldzaam lang interview met een Duitse tijdschrift reflecteerde de emeritus paus Benedictus XVI op zijn 70 jarig priesterjubileum en betreurde hij, wat hij noemde, een toenemende institutionalisering van de katholieke Kerk in Duitsland, waardoor zij een functionele entiteit wordt in plaats van het levende lichaam van Christus.
In schriftelijke reacties aan het Duitse tijdschrift Herder Korrespondenz, gepubliceerd in hun augustus-editie bij gelegenheid van de zeventigste verjaardag van zijn priesterwijding, zei Benedictus (94) dat zijn korte tijd als jonge priester, voordat hij aan academische arbeid begon het duidelijk maakte “dat veel van de ambten met betrekking tot de structuur en het leven in de Kerk werden vervuld door mensen die op geen enkele manier het geloof van de Kerk deelden.”
Daarom moet het getuigenis van de Kerk “op veel manieren twijfelachtig lijken”, zei hij, erop wijzend dat geloof en ongeloof “op een vreemde manier met elkaar vermengd waren, en dit moest op een gegeven moment naar buiten komen en een ineenstorting veroorzaken die uiteindelijk het geloof zou bedelven.”
Benedictus zei dat in dit opzicht volgens hem “een scheiding noodzakelijk was”, en waarschuwde hij voor het idee om de Kerk te zien als een lichaam van heiligen die de volmaaktheid reeds hebben bereikt.
“Dat deze in de geschiedenis terugkerende gedachte een valse droom is, die de werkelijkheid altijd onmiddellijk weerlegt, werd mij bijzonder duidelijk in mijn studies van Augustinus over het Donatisme”, zei hij, verwijzend naar een oud-christelijke sekte die meende dat katholieke geestelijken foutloos moesten zijn opdat hun bediening en gebeden effectief zou zijn en sacramenten geldig.
Volgens deze overtuiging waren alleen mensen die zichzelf voordeden als ware gelovigen “zonder enige smet” gekwalificeerd om bisschop te worden, zei Benedictus. En hij merkte op dat dit idee de groepering uiteindelijk “meer en meer in het sektarisme duwde en in feite voor altijd bewees dat de Kerk kaf en koren omvat, goede en slechte vis.”
Vanuit een pastoraal perspectief kan het dus “niet gaan over het scheiden van goed en kwaad van elkaar, maar kan het gaan over het scheiden van gelovigen en ongelovigen”, zei hij.
Sinds zijn pastorale dagen is het probleem van dit gebrek aan geloof “steeds duidelijker geworden”, zei hij, nadrukkelijk erop wijzend dat in een reeks kerkelijke instellingen – ziekenhuizen, scholen, Caritas-instellingen – “veel mensen betrokken zijn in leidende posities die de interne zending van de Kerk niet steunen en aldus vaak het getuigenis van deze instelling verduisteren.”
Dit sijpelt door in de openbare en persoonlijke verklaringen die de Kerk doet, zei hij, en hij merkte op dat de term “officiële kerk” werd geformuleerd “om het contrast uit te drukken tussen wat officieel vereist is en wat persoonlijk wordt geloofd.”
De uitdrukking ‘officiële kerk’, zei hij, “insinueert een innerlijke tegenstrijdigheid tussen wat het geloof eigenlijk wil en betekent, en de ontpersoonlijking ervan.”
Helaas, zei hij, is het grotendeels zo “dat de officiële teksten van de Kerk in Duitsland grotendeels worden vormgegeven door mensen voor wie het geloof slechts officieel is. In die zin moet ik toegeven dat de term ‘officiële kerk’ wel degelijk van toepassing is op een groot deel van de officiële kerkelijke teksten in Duitsland.”
Benedictus herinnerde zich hoe hij, toen hij nog een jonge professor was, een jonge bevriende bisschop had gevraagd om een ??tekst bij te dragen voor publicatie in het katholieke tijdschrift Communio, waarin de bisschop zijn werk voor de bisschoppenconferentie beschreef.
“Het manuscript dat hij ons stuurde, was echter duidelijk geschreven door zijn staf en was in feite de taal van het apparaat, niet de taal van een persoon,” zei Benedictus, eraan toevoegend: “Helaas werd deze ervaring later vele malen herhaald.”
In dit verband werd Benedictus gevraagd naar een toespraak die hij in 2011 hield in de zuidwestelijke universiteitsstad Freiburg [4321], waarin hij wees op een tendens binnen de Kerk om meer gewicht toe te kennen aan “organisatie en institutionalisering” dan aan de “roeping van de Kerk tot openheid naar God.” vgl: Tijdens de ontmoeting met een groep Katholieken actief in Kerk en maatschappij [[[4321|4]]]
Destijds sprak Benedictus over de noodzaak van een “Entweltlichung” (‘ontwereldlijking’) van de Kerk – een term die is ontleend aan de Duitse filosoof Martin Heidegger – die betekent dat zij vrij is van verwereldlijking. vgl: Tijdens de ontmoeting met een groep Katholieken actief in Kerk en maatschappij [[[4321|5]]]
In zijn opmerkingen aan Herder Korrespondenz vroeg Benedictus zich af of Heideggers concept van “ontwereldlijking” de juiste term was, door te zeggen: “Ik weet niet of ik het woord wijs heb gekozen.”
“Wat de Kerk ex officio te zeggen heeft, zegt een ambt, geen persoon”, zei hij, opmerkend dat “zolang alleen het ambt, maar niet het hart en de geest spreekt in officiële teksten van de Kerk, zal de uittocht uit de wereld van het geloof aanhouden.”
“Daarom leek het me toen en nu belangrijk om de persoon uit de schulp van het ambt te krijgen en een echt persoonlijk geloofsgetuigenis te verwachten van de woordvoerders van de Kerk”, zei hij.
Het concept van “ontwereldlijking” verwijst alleen naar het negatieve aspect “van de beweging waar het me om gaat, namelijk uit de taal en de praktische beperkingen van een tijd te stappen in de vrijheid van geloof”, terwijl “het juist deze zijde is, de positieve, die niet voldoende wordt uitgedrukt” door de term, zei hij.
Het interview, dat in de vroege zomer van 2021 werd afgenomen, bestond uit schriftelijke antwoorden op vragen van de Duitse journalist Tobias Winstel en was grotendeels gericht op de korte tijd van Benedictus XVI als herder in de parochie van het Kostbaar Bloed in het district Bogenhausen van München na zijn wijding op 29 juni 1951.
Toen hem werd gevraagd of hij meende dat hij in die tijd een goede herder was, antwoordde Benedictus: “Ik durf niet te beoordelen of ik een goede priester en herder ben geweest”, maar hij benadrukte dat “ik op mijn eigen manier heb geprobeerd te leven naar de eisen van mijn ambt en wijding.”
Aan het einde van zijn lange en uitgebreide antwoorden, waarin hij een verscheidenheid aan onderwerpen besprak, waaronder zijn ervaring met het Biechthoren, het prediken voor kinderen en zijn eigen weg naar de academische wereld, herinnerde Benedictus zich zijn tijd in de Heilig Bloed parochie en zei: “Zelfs als ik de paden van Bogenhausen in deze wereld niet meer zal kunnen betreden, zijn ze een kostbaar deel van mijn leven waarvan ik zeker weet dat het ook in het hiernamaals behouden zal blijven.”
Bron: Crux.com, Bezocht 31 juli 2021 Vert.: W.J.G.A. Veth pr. uit het Engels
Om RK Documenten te kunnen verbeteren is uw reactie zeer waardevol. Heeft u aanmerkingen of suggesties voor verbeteringen of bent u een fout tegen gekomen? Laat het ons weten.