
(kerknet.be) - Paus Franciscus heeft het motu proprio Paus Franciscus - Motu Proprio
Communis Vita
Leven in gemeenschap
(19 maart 2019) (Leven in gemeenschap) gepubliceerd, waarin hij religieuzen herinnert aan de vereisten van het leven in gemeenschap en het ontslag toestaat van religieuzen die hun instituut zonder toestemming van hun overste verlaten. Religieuzen die hun gemeenschap zonder toestemming voor meer dan een jaar hebben verlaten, worden voortaan verwijderd uit hun religieuze instituut. Het leven in gemeenschap is een essentieel onderdeel van het gemeenschapsleven. Jarenlange ervaring heeft echter aangetoond dat er onwettige afwezigheden zijn, waarbij religieuzen ontsnappen aan het gezag van hun legitieme meerdere, schrijft de paus.
Het Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) verplicht de overste om de onwettig afwezige religieuzen te zoeken om hem te helpen terugkeren en zijn roeping te volharden. In het Paus Franciscus - Motu Proprio
Communis Vita
Leven in gemeenschap
(19 maart 2019), een pauselijke document dat een paus op zijn eigen initiatief uitvaardigt, bepaalt Franciscus dat religieuzen niet alleen ontslagen kunnen worden uit hun instituut als zij het geloof hebben verlaten of een huwelijk (ook al is het enkel een burgerlijk huwelijk) zijn aangegaan, maar ook als zij gedurende twaalf maanden ononderbroken onwettig afwezig zijn in hun gemeenschap.
Waarnemers wijzen erop dat de in het Paus Franciscus - Motu Proprio
Communis Vita
Leven in gemeenschap
(19 maart 2019) voorziene procedure gevolgen heeft voor zowel het instituut als voor de uitgetreden religieuzen zelf. Zo konden zij nog financiële verantwoordelijkheid dragen voor de gemeenschap waaraan zij nog steeds wettelijk verbonden waren, maar ook omgekeerd kon hun formele lidmaatschap economische implicaties of consequenties hebben die het instituut konden schaden. Zij konden ook hun instituut zelf in opspraak brengen omdat zij zich bevonden in situaties die onverenigbaar zijn met de staat van het religieuze leven of gedrag vertonen dat daarmee in tegenspraak is. De paus bepaalt dat het de taak is van de hogere overste om het bewijs van de afwezigheid te verzamelen en met de instemming van zijn raad de afwezigheid officieel vast te stellen. Die verklaring moet dan nog bevestigd worden door de Heilige Stoel of de bisschop, voor instellingen van bisschoppelijk recht.
Bron: VIS/La Croix
Publicatiedatum: 27 maart 2019
Laatst bewerkt: 30 maart 2019