Paus Franciscus, Geen homoseksualiteit onder geestelijken
Inhoudsopgave
- Paus Franciscus, Geen homoseksualiteit onder geestelijken
Wij publiceren een uittreksel uit het boek “De kracht van de roeping”. De tekst maakt deel uit van het hoofdstuk met als titel, “De grenzen goed beheren”, waarin de kwestie van homoseksualiteit behandeld wordt. In het boek beantwoordt paus Franciscus vragen van de Claretijn Fernando Prado.
Paus Franciscus: nee aan homoseksuele priesters. Men dient rekening te houden met de menselijke en emotionele rijpheid van de kandidaten.
Vraag: Zijn er grenzen die in de opleiding niet zouden mogen overschreden worden?
Paus Franciscus: Dat is evident. Wanneer er kandidaten zijn met neurosen en ernstige onevenwichtigheden, die zelfs met therapeutische hulp, moeilijk te kanaliseren zijn, mogen ze noch voor het priesterschap noch voor het religieuze leven aanvaard worden. Wij moeten hen helpen om andere wegen te gaan, zonder hen in de steek te laten. Wij moeten hen leiden, maar niet toelaten. Wij hebben altijd voor ogen dat het om mensen gaat die ten dienste van de Kerk zullen staan, van de christengemeenschap, van het volk Gods. Vergeten wij dat perspectief niet. Wij moeten erover waken dat zij in goede psychologische en emotionele gezondheid zijn.
Vraag: Het is voor niemand een geheim dat in het religieuze leven en de geestelijkheid ook mensen zijn met een homoseksuele neiging. Wat is ervan aan?
Paus Franciscus: Het is iets dat mij verontrust, omdat op een gegeven ogenblik, het probleem misschien niet goed behandeld werd. Altijd in de lijn van het vorige, zou ik zeggen dat wij in de opleiding veel zorg moeten dragen voor de menselijke en affectieve rijpheid. Wij moeten goed onderscheiden en naar de stem luisteren van de praktische ervaring van de Kerk. Zonder onderscheiding, nemen de problemen toe. Zoals ik reeds zei, het is mogelijk dat zij nu niet duidelijk zijn, maar zich later manifesteren. Homoseksualiteit is een heel zware kwestie, die juist en van meet af aan moet onderscheiden worden of dit voor een kandidaat het geval is. Wij moeten veeleisend zijn. In onze samenlevingen, lijkt homoseksualiteit zelfs in de mode en deze mentaliteit tast op zekere manier ook het leven van de Kerk aan.
Ik had een bisschop voor mij die geërgerd was en me zei dat hij had vastgesteld dat in zijn bisdom, een heel groot bisdom, meerdere homoseksuele priesters waren, en dat hij hieraan het hoofd moest bieden, vooral door hun vorming om een ander soort geestelijkheid op te leiden. Het is een realiteit die wij niet kunnen ontkennen. Het ontbreekt evenmin aan dergelijke gevallen in het religieuze leven. Een religieus sprak me over zijn verbazing tijdens een canonieke visitatie in één van de provincies van zijn congregatie. Hij heeft vastgesteld dat niet weinig jonge studenten en zelfs religieuzen die hun geloften al afgelegd hadden, homoseksueel waren. Hij had er twijfels over en vroeg me of daar een probleem mee was. “Uiteindelijk, zei hij, is het niet zo erg; het is maar een manier om affectie uit te drukken”. Dat is fout. Het is niet zo maar een manier om affectie uit te drukken. In het religieuze leven en het priesterleven, heeft dit soort van affectie geen plaats. Daarom geeft de Kerk de aanbeveling, mensen met die ingewortelde neiging niet toe te laten voor het ambt of het religieuze leven. Het ambt of het religieuze leven zijn hun plaats niet. Priesters, mannelijke en vrouwelijke religieuzen zouden moeten opgeroepen worden het celibaat ten volle te beleven en vooral hun verantwoordelijkheid perfect te dragen, door geen ergernis proberen te geven in hun gemeenschap of in het heilig, gelovige volk van God door een dubbel leven te leiden. Het is beter het ambt of het religieuze leven te verlaten dan een dubbel leven te leiden.
Wat de permanente vorming betreft, lijkt de Congregatie voor de Instituten van Godgewijd Leven en de Verenigingen van Apostolisch Leven, een zekere belangstelling te hebben voor mannen en vrouwen die hun engagement reeds uitgesproken hebben en het religieuze leven of het ambt verlieten … Hoe verder gaan met permanente vorming? Hoe helpen om iemands roeping te bewaren in tijden van crisis en moeilijkheden?
Ik kom terug op de vier boven vermelde zuilen: gebed, gemeenschapsleven, studie en apostolaat. Zij moeten in deze vier dimensies volharden, doch steeds met begeleiding. De mannelijke of vrouwelijke religieus moet proberen op weg te gaan met een oudere begeleider en een begeleider met meer ervaring. Het samen zijn is noodzakelijk. Men dient ook de genade te vragen te kunnen begeleiden en luisteren. Eén van de grootste problemen in het Godgewijde leven, voor een overste of provinciale overste is meermaals, erover te waken dat een broeder of zuster niet alleen is of alleen zijn/haar weg gaat. Zeg ik hier iets nieuws? Heeft hij/zij geen begeleiding? Zonder begeleiding, kan men in het godgewijde leven niet groeien noch zich vormen. Wij moeten erover waken dat geen enkele religieus of religieuze zijn/haar weg alleen gaat. En dat wordt vanzelfsprekend niet geïmproviseerd. Het is een gewoonte die men in het noviciaat moet aannemen. Het is goed eraan te wennen, want zonder een goede begeleider, kan men een slechte vinden. Mensen die alleen zijn, kunnen niet op weg gaan. Een Godgewijde moet zo iemand zoeken, aanvaarden … een begeleider die hem/haar tegenwerkt, naar wie hij/zij zal kunnen luisteren. Het is misschien niet gemakkelijk de ideale persoon te vinden, maar er is altijd iemand die een beetje de rol van “grote broer” kan spelen, iemand om mee te spreken en in vertrouwen te nemen.
vert. Maranatha-gemeenschap Bron: boek van Paus Franciscus, “De kracht van de roeping” - "La force de la vocation"
Om RK Documenten te kunnen verbeteren is uw reactie zeer waardevol. Heeft u aanmerkingen of suggesties voor verbeteringen of bent u een fout tegen gekomen? Laat het ons weten.