Vastenmeditatie P. Cantalamessa (1): De Heilige Geest zegt nooit 'ik' maar verwijst naar Christus
Inhoudsopgave
- Vastenmeditatie P. Cantalamessa (1): De Heilige Geest zegt nooit 'ik' maar verwijst naar Christus
De Heilige Geest zegt nooit «ik» maar verwijst naar Christus
Eerste Vastenpreek 2017
"De Geest zegt nooit 'ik', Hij spreekt nooit in de eerste persoon, Hij beweert niet Zijn eigen werk te doen, maar verwijst heel simpel naar Christus”, zegt P. Cantalamessa in zijn eerste preek voor de Vasten 2017 in het Vaticaan. Zo kan “het belang dat vandaag aan de Heilige Geest gegeven wordt”, “het werk van Christus niet in de schaduw plaatsen”.
De eerste meditatie op de vrijdagen in de Vasten had als thema: “De Heilige Geest maakt ons vertrouwd met het mysterie van Christus’ heerschappij”. De prediker van het Pauselijk Huis stond stil bij de rol van de Heilige Geest om Christus te kennen. Hij had het over de “grote nieuwigheid” van het fenomeen van de Pinksterbeweging en de Charismatische Vernieuwing die “een vernieuwing” bewerkt hebben “van de pneumatologie, uitgaande van de ervaring van de Geest en Zijn charisma’s”. Welke kennis van Christus ziet men zich aftekenen in dit nieuwe spirituele en theologische klimaat? vraagt de kapucijner pater zich af. En vooraleer te antwoorden, zegt hij: “Het belangrijkste feit is niet de ontdekking van nieuwe perspectieven en een nieuwe methodologie … maar de herontdekking van een elementaire Bijbelse waarheid: dat Jezus Christus de Heer is! De heerschappij van Christus is een nieuwe wereld waarin men binnentreedt door de werking van de Heilige Geest”.
Deze ontdekking van Jezus als “de Heer” is “de nieuwigheid en de genade die God op onze dagen aan Zijn Kerk verleent”, vervolgde P. Cantalamessa. De “kwaliteitssprong die de Heilige Geest ons doet maken in het kennen van Christus” ligt “in het feit dat de verkondiging van Jezus de Heer, de deur is die toegang geeft tot het kennen van de verrezen en levende Christus! Niet meer Christus als een personage, maar Christus als een Persoon; niet meer een geheel van stellingen, dogma’s (en ketterijen), niet slechts het voorwerp van eredienst en gedachtenis, maar een levende Persoon die altijd aanwezig is met Zijn Geest”.
In de loop van de meditatie – in afwezigheid van paus Franciscus en de verantwoordelijken van de Romeinse Curie, die hun Vastenretraite in Ariccia beëindigden – benadrukte hij “het criterium om te erkennen of iemand bewogen wordt door de ware Geest Gods en niet door een andere geest”: “als hij aanspoort om Jezus te erkennen als degene die in het vlees gekomen is”.
1. "Hij zal van Mij getuigenis afleggen"
Toen ik het openingsgebed van de eerste zondag in de Vasten las, heeft mij dit jaar iets getroffen. Daarin wordt aan God de Vader niet gevraagd ons te helpen om één van de klassieke werken van deze tijd te doen: gebed, aalmoes, vasten. Eén ding wordt gevraagd: “doe ons in deze veertigdagentijd dieper doordringen in het mysterie van de verlossing”. Ik geloof dat dit ten overstaan van God werkelijk het mooiste en belangrijkste werk is en het is precies voor dit doel dat de meditaties willen dienstbaar zijn die ik deze Vasten ga geven.
We vervolgen onze open reflectie in de Adventspreken over de Heilige Geest, die heel het leven en de verkondiging van de Kerk moet doordringen (“Theologie van het derde artikel”!) en stellen voor in deze Vastenmeditaties terug te gaan van het derde naar het tweede artikel van de geloofsbelijdenis. Met andere woorden, wij zullen proberen te belichten dat de Heilige Geest “ons vertrouwd maakt met de volle waarheid” over Jezus Christus en Zijn Paasmysterie, dat wil zeggen met het zijn en handelen van de Redder. Aangaande het handelen van Christus, zullen wij ons in de liturgische tijd van de Vasten proberen te verdiepen in de rol van de Heilige Geest bij Zijn dood en verrijzenis, en na Christus, bij onze dood en verrijzenis.
Het tweede artikel van de geloofsbelijdenis zegt in zijn volledige versie: “Ik geloof in één Heer, Jezus Christus, eniggeboren Zoon van God, voor alle tijden geboren uit de Vader. God uit God, Licht uit Licht, ware God uit de ware God. Geboren, niet geschapen, één in wezen met de Vader, en door Wie alles geschapen is”.
Dit centrale artikel uit de geloofsbelijdenis reflecteert twee onderscheiden stadia van het geloof. De zin “Ik geloof in één Heer, Jezus Christus” verwijst naar het allereerste begin van het geloof van de Kerk, onmiddellijk na Pasen. Wat in het geloofsartikel volgt: “de eniggeboren Zoon van God …” weerspiegelt een latere, meer gevorderde fase, na de controverse met Arius en het concilie van Nicea in 325. Wij wijden deze meditatie aan het eerste deel van het artikel “ik geloof in één Heer, Jezus Christus” en zullen zien wat het Nieuwe Testament zegt over de Geest, door wie Christus waarachtig kan gekend worden.
De heilige Paulus zegt dat Jezus Christus “naar de heilige Geest is aangewezen als Zoon van God door Gods machtige daad, door zijn opstanding uit de doden” (Rom. 1, 4) [b:Rom. 1, 4], dat wil zeggen door de werking van de Heilige Geest. Hij gaat zover te zeggen dat “niemand kan zeggen: ‘Jezus is de Heer’, tenzij door de heilige Geest” (1 Kor. 12, 3) [b:1 Kor. 12, 3], door een innerlijke verlichting van Zijn licht. Hij kent het “inzicht in het Christusmysterie” dat hem – en alle heilige apostelen en profeten - gegeven is, toe aan de Heilige Geest (Ef. 3, 4-5) [[b:Ef. 3, 4-5]]; Hij zegt dat de gelovigen alleen in staat zullen zijn “te vatten, wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die alle kennis te boven gaat”wanneer zij “door Zijn Geest gesterkt” worden. (Ef. 3, 16-19) [[b:Ef. 3, 16-19]]
In het Johannesevangelie kondigt Jezus zelf dit werk van de Parakleet aan dat Hem betreft. De Geest zal van Jezus ontlenen en Hem aan de leerlingen verkondigen; de Geest zal hun in herinnering brengen al wat Hij gezegd heeft; de Geest zal hen tot de volle waarheid brengen over de band met de Vader en van Jezus getuigenis afleggen. (Joh. 16, 7-15) [[b:Joh. 16, 7-15]] Dit zal voortaan het criterium zijn om te erkennen of iemand door de ware Geest Gods bewogen wordt en niet door een andere geest: als hij aanspoort om Jezus te erkennen die in het vlees gekomen is. (1 Joh. 4, 2-3) [[b:1 Joh. 4, 2-3]]
Sommigen geloven dat het belang dat vandaag aan de Heilige Geest gegeven wordt, het werk van Christus in de schaduw kan plaatsen, alsof Zijn werk onvolledig was of verbeterd kan worden. Dat getuigt van totaal onbegrip. De Geest zegt nooit “ik”, Hij spreekt nooit in de eerste persoon, Hij beweert niet Zijn eigen werk te doen, maar verwijst heel simpel naar Christus. Hij, Jezus, is de Weg, de Waarheid, het Leven; de Parakleet helpt om dat allemaal te begrijpen!
De komst van de Heilige Geest met Pinksteren vertaalt zich in een onmiddellijke verheldering in al wat Christus is en wat Hij gedaan heeft. Petrus eindigt zijn toespraak met Pinksteren met een plechtige definitie, die men vandaag “urbi et orbi” zou noemen: “Voor heel het huis van Israël moet dus onomstotelijk vaststaan, dat God hem en heer en Christus heeft gemaakt, die Jezus, die gij gekruisigd hebt” (Hand. 2, 36) [b:Hand. 2, 36]. Vanaf die dag begon de eerste gemeente het leven, de dood en verrijzenis van Jezus te herlezen, op een andere manier; alles werd klaar, alsof een sluier van hun ogen was weggenomen. (2 Kor. 3, 16) [[b:2 Kor. 3, 16]] Alhoewel de Geest zij aan zij met de gemeente leeft, zonder Hem zou zij niet hebben kunnen doordringen in de diepten van Zijn mysterie.
Vandaag naderen de orthodoxe en katholieke theologie elkaar aangaande de band tussen het werk van Christus en dat van de Geest. De theoloog Johannes Zizioulas sprak op een congres in Bologna, in 1980, enerzijds zijn voorbehoud uit voor de ecclesiologie van Vaticanum II omdat volgens hem, “de Heilige Geest zijn intrede heeft gemaakt in de ecclesiologie nadat het gebouw van de Kerk gemaakt was met christologisch materiaal”, maar erkende anderzijds dat ook de orthodoxe theologie opnieuw moest nadenken over de band tussen christologie en pneumatologie, om de ecclesiologie niet alleen op een pneumatische basis te bouwen. Cf. Johannes D. Zizioulas,?Chr.. Cf. Johannes D. Zizioulas,?Christologie, pneumatologie et institutions ecclésiastiques: un point de vue orthodoxe, dans "Le christianisme dans l’histoire" 2, Bologne 1981, pp. 111-127. Met andere woorden, wij, Latijnen, wij worden gestimuleerd om de rol van de Heilige Geest in het leven van de Kerk beter te bestuderen (wat na het concilie ook gebeurd is); en de orthodoxe broeders, de rol van Christus en de aanwezigheid van de Kerk in de geschiedenis.
2. Objectieve en subjectieve kennis van Christus
Laat ons dan terugkeren naar de rol van de Heilige Geest om Christus te kennen. In het Nieuwe Testament tekenen twee soorten kennis van Christus zich af, of twee domeinen waarop de Geest Zijn werking uitoefent. Er is een objectieve kennis van Christus, van Zijn wezen, Zijn mysterie en persoon, en een meer subjectieve, functionele en innerlijke kennis die eerder tot doel heeft wat Jezus “voor mij doet” dan wat Hij “in zichzelf is”.
Bij Paulus overheerst nog de belangstelling voor de kennis van wat Jezus Christus voor ons gedaan heeft, voor Zijn werking en Zijn Paasmysterie; bij Johannes overheerst eerder de belangstelling voor wie Christus is: de eeuwige Logos, die naast God is, die daarna in het vlees gekomen is en één is met de Vader. (Joh. 10, 30) [[b:Joh. 10, 30]] Maar deze twee tendensen zullen in de latere ontwikkelingen duidelijker worden. Wij zullen er kort over spreken om de gave te kunnen vatten die de Heilige Geest vandaag op dat vlak aan de Kerk geeft.
Ten tijde van de Kerkvaders verscheen de Heilige Geest vooral als een waarborg van de apostolische traditie rond Jezus, tegen de nieuwigheden van de gnostici. De Kerk – zegt de heilige Ireneüs – heeft de Gave Gods ontvangen die de Geest is; iedereen die zich door verkeerde leerstellingen afscheidt van de waarheid die de Kerk verkondigt, maakt geen deel van haar uit. Cf. St. Irénée,?Tegen de.. Cf. St. Irénée,?Tegen de ketterijen, III, 24, 1-2. De apostolische Kerken – argumenteert Tertullianus – kunnen zich in de verkondiging van de waarheid niet vergist hebben. Het tegendeel te denken, zou betekenen dat “de Heilige Geest - die door Christus met dat doel gezonden is en door de Vader als Meester van de waarheid aangesteld is – en die de vicaris en bestuurder van Christus is, in Zijn taak zou tekort geschoten zijn”. Tertullien,?La prescription.. Tertullien,?La prescription des hérétiques,?28, 1 (CC 1 p. 209).
Ten tijde van de grote dogmatische controverses, werd de Heilige Geest gezien als de behoeder van de christologische orthodoxie. Op de concilies heeft de Kerk de zekerheid “geïnspireerd” te zijn door de Geest wanneer zij de waarheid verwoordt rond de twee naturen van Christus, de eenheid van Zijn persoon en Zijn totale en volledige mensheid. Het accent wordt dus duidelijk gelegd op de objectieve, dogmatische en communautaire kennis van Christus.
Deze tendens zal tot aan de Hervorming in de theologie overheersen. Nochtans met een verschil. De dogma’s die vitale kwesties waren op het ogenblik dat zij geformuleerd werden, als het resultaat van een levendige betrokkenheid van heel de Kerk, hebben de neiging hun pit te verliezen, formeel te worden eens dat ze vastgesteld en doorgegeven werden. “Twee naturen, één persoon” wordt eerder een geslaagde formulering dan het eindpunt van een langdurig proces dat veel leed gekost heeft. Heel die tijd heeft het niet ontbroken aan prachtige, persoonlijke ervaringen die intieme kennis van Christus gaven, vol devotie te Zijner opzichte, zoals die van de heilige Bernardus en Franciscus van Assisi. Doch veel invloed op de theologie hadden zij niet. Vandaag spreekt men er nog over in de geschiedenis van de spiritualiteit, maar niet in die van de theologie.
De protestantse hervormers keren de situatie om en zeggen: "Christus kennen betekent Zijn weldaden kennen, en niet over Zijn naturen en menswording speculeren". F. Melantone,?Loci.. F. Melantone,?Loci theologici, dans?Corpus Reformatorum, Brunsvigae 1854, p. 85. Christus “voor mij” komt op het voorplan. Tegenover de objectieve, dogmatische kennis staat een subjectieve, intieme kennis; het innerlijk getuigenis dat door de Heilige Geest over Jezus gegeven wordt in het hart van elke gelovige, heeft voorrang op het uitwendige getuigenis van de Kerk over Jezus.
Wanneer deze theologische nieuwigheid later in het officiële protestantisme de neiging zal hebben zich te transformeren in het “sterven van de orthodoxie”, zullen bewegingen zoals het Piëtisme bij de lutheranen en het Methodisme bij de Anglicanen, periodiek de kop opsteken om ze terug tot leven te brengen. Het hoogtepunt van het kennen van Christus valt in die middens samen met het moment waarop een gelovige, onder de stuwing van de Heilige Geest beseft dat Jezus “voor hem” gestorven is, werkelijk voor hem, en dat hij Hem als Zijn persoonlijke Redder erkent. Eén van de initiatiefnemers van de Methodistische beweging schrijft:
“Voor het eerst geloofde ik met heel mijn hart; ik geloofde met een goddelijk geloof, en in de Heilige Geest verkreeg ik de macht de Redder de mijne te noemen. Ik voelde het bloed van de uitboeting van mijn Heer regelrecht over mijn ziel”. Ch. Wesley, Hymne.. Ch. Wesley, Hymne "Gloire à Dieu, louanges et amour" (Glory to God and Praise and Love).
Vervolledigen wij deze vlugge blik over de geschiedenis met een woord over de derde fase in de manier om de band te zien tussen de Heilige Geest en het kennen van Christus, die de eeuwen van de Verlichting zal kenmerken en waarvan wij de rechtstreekse erfgenamen zijn. De mode van de objectieve, op zich staande kennis is terug; zij is echter niet meer van ontologische aard zoals vroeger, maar van historische aard. Met andere woorden, men is niet meer geïnteresseerd om te weten wie Christus in zich is (Zijn preëxistentie, Zijn naturen, Zijn persoon) en zelfs niet in wat Hij voor mij is, maar uitsluitend in wat Hij geweest is in de realiteit van de geschiedenis. Het is de tijd van het onderzoek naar de zogenaamde “historische Jezus”!
In dat stadium, speelt de Heilige Geest geen enkele rol meer in het kennen van Christus. Het “innerlijk getuigenis” van de Heilige Geest wordt voortaan geassimileerd door het verstand en de geest van de mens. Alleen het “uiterlijke getuigenis” is nog belangrijk. Het apostolisch getuigenis van de Kerk telt niet meer, alleen dat van de geschiedenis telt nog en wordt geverifieerd volgens verschillende kritische methodes. De gemeenschappelijke vooronderstelling van deze methode was dat men om de ware Jezus te vinden, eerst buiten de Kerk moet gaan zoeken, Hem ontdoen “van de banden van het kerkelijk dogma”. Cf. A. Schweizer,?Geschichte.. Cf. A. Schweizer,?Geschichte der Leben-Jesu-Forschung, München 1966,II, pp.620 s.
Wij weten hoe heel die zoektocht naar de historische Jezus geëindigd is: een mislukking. Maar dat wil niet zeggen dat zij geen positieve resultaten zou gehad hebben. Hierover is een fundamenteel misverstand blijven hangen. Jezus Christus – en in navolging van Hem, mensen zoals de heilige Franciscus van Assisi – heeft niet alleen in de geschiedenis geleefd, maar heeft een geschiedenis gecreëerd en leeft nu in de geschiedenis die Hij creëerde, zoals een klank die Hij in de ether veroorzaakt heeft. Rationalistische geschiedkundigen leggen zich bijzonder toe op het scheiden van Jezus en de geschiedenis die Hij gecreëerd heeft, om Hem terug te geven aan de gemeenschappelijke en universele geschiedenis alsof men een klank beter zou kunnen horen in zijn oorspronkelijkheid als men hem scheidt van de geluidsgolf die hem draagt. De geschiedenis waarmee Jezus een begin gemaakt heeft of de golf die Hij uitgezonden heeft, is het door de Heilige Geest bezielde geloof van de Kerk; alleen zo gaat men terug naar haar bron.
Dat sluit de legitimiteit van een normaal onderzoek naar Hem niet uit, maar het zou zich bewuster moeten zijn van zijn beperkingen en erkennen dat het niet alles uitput wat over Christus kan geweten worden. Zoals de meest edele daad van de rede, de erkenning is dat er iets is dat haar overstijgt B. Pascal,?Pensées, 267 (ed... B. Pascal,?Pensées, 267 (ed. Brunschwicg)., zo is de eerlijkste daad van een geschiedkundige te erkennen dat er iets is waar de geschiedenis alleen niet kan komen.
3. De sublieme kennis van Christus
Op het einde van zijn klassiek werk over de geschiedenis van de christelijke exegese, kwam Henri de Lubac tot een eerder pessimistische conclusie. Ons, modernen, zei hij, ontbreekt het aan de noodzakelijke voorwaarden om een geestelijke lezing te kunnen doen zoals de Kerkvaders; wat ons ontbreekt is het geestdriftig geloof evenals de zin voor volheid en eenheid die zij wel hadden tegenover de Schrift. Als wij hun durf in het lezen van de Bijbel vandaag willen imiteren, zouden wij ons bij wijze van spreken blootstellen aan een soort van profanatie omdat het ons ontbreekt aan de geest waaruit die dingen opwellen. Cf. H. de Lubac,?Exégèse.. Cf. H. de Lubac,?Exégèse médiévale, II, 2, Paris 1964, p.79. Nochtans sloot hij de deur van de hoop niet helemaal; in een ander boek zegt hij dat “als men iets wil terugvinden van wat in de eerste eeuwen van de Kerk de geestelijke interpretatie van de Schrift was, eerst een geestelijke beweging op gang dient gebracht te worden”. H. de Lubac,?Histoire et.. H. de Lubac,?Histoire et Esprit, Rome 1971, p. 587.
Wat Lubac opmerkte over het geestelijk begrip van de Schriften, is des te meer toepasselijk op het spirituele kennen van Christus. Het volstaat niet nieuwe verhandelingen over pneumatologie te schrijven, doch actuele. Zonder de ondersteuning van een beleefde ervaring van de Geest, gelijkaardig aan degene die in de 4e eeuw de eerste theologie over de Geest begeleidde, zal wat gezegd wordt altijd buiten het echte probleem blijven. Het ontbreekt ons aan de noodzakelijke voorwaarden om ons te verheffen tot het niveau van de Parakleet en Zijn werking: de geestdrift, de durf en “die nuchtere dronkenschap van de Geest”, waarover bijna alle grote schrijvers van die eeuw spreken. Men kan Christus niet voorstellen in de zalving van de Geest als men enigszins niet in dezelfde zalving leeft.
De grote nieuwigheid die p. de Lubac wenste, realiseert zich vandaag en hier. In de voorbije eeuw ontstond een “spirituele beweging” die niet ophield uit te breiden en de basis schiep voor een vernieuwing van de pneumatologie, uitgaande van de ervaring van de Geest en Zijn charisma’s. Ik spreek over het fenomeen van de Pinksterbeweging en de Charismatische beweging. In de eerste 50 jaren van haar bestaan, heeft deze beweging die (zoals het Piëtisme en het Methodisme) ontstond als reactie op de rationalistische en liberale tendens in de theologie, de theologie vrijwillig geïgnoreerd en werd zij op haar beurt door de theologie geïgnoreerd (zelfs belachelijk gemaakt!).
Doch toen zij tegen het midden van de voorbije eeuw, tot de traditionele Kerken doordrong, uitgerust met een uitgebreid theologisch instrumentarium en door de respectievelijke hiërarchieën overtuigd onthaald werd, kon de theologie haar niet meer ignoreren. In een boek, getiteld La redécouverte de l’Esprit. Expérience et théologie de l’Esprit Saint (De herontdekking van de Geest. Ervaring en theologie van de Heilige Geest), discussieerden de bekendste theologen van dat moment, zowel katholieke als protestantse, over de betekenis van de Pinksterbeweging en Charismatische beweging voor de vernieuwing van de leer over de Heilige Geest. AA.VV, Erfahrung und.. AA.VV, Erfahrung und Theologie des Heiligen Geistes, Monaco 1974 (trad. it.?La riscoperta dello Spirito, Milano 1977); cf. ook Y. Congar,?Credo nello Spirito Santo,?2, Brescia 1982, pp. 157-224; J. Moltmann,?Lo Spirito della vita, Brescia 1994; M. Welker,?Lo Spirito di Dio. Teologia dello Spirito Santo, Brescia 1995, p. 17.
Dit alles interesseert ons voor dit ogenblik alleen met de bedoeling Christus te kennen. Welke kennis van Christus tekent zich in dit nieuwe spirituele en theologische klimaat af? Het meest betekenisvolle feit is niet de ontdekking van nieuwe perspectieven en een nieuwe methodologie, gesuggereerd door de filosofie van het ogenblik (structuralisme, taalanalyse, enz.), maar de herontdekking van een elementaire Bijbelse waarheid: dat Jezus Christus de Heer is! De heerschappij van Christus is een nieuwe wereld waarin men binnentreedt “door de werking van de Heilige Geest”.
De heilige Paulus spreekt over een kennen van Christus dat van een “hoger” niveau is, zelfs “subliem”, dat erin bestaat Hem als “Heer” te erkennen en te belijden. (Fil. 3, 8) [[b:Fil. 3, 8]] Deze belijdenis vanuit een geloof in de verrijzenis van Christus, transformeert iemand, redt iemand: “als uw mond belijdt, dat Jezus de Heer is, en uw hart gelooft, dat God Hem van de doden heeft opgewekt, zult gij gered worden” (Rom. 9, 10) [b:Rom. 9, 10]. Deze kennis kan echter alleen van de Heilige Geest komen: “niemand kan zeggen: ‘Jezus is de Heer’, tenzij door de heilige Geest” (1 Kor. 12, 3) [b:1 Kor. 12, 3]. Iedereen kan die woorden natuurlijk uitspreken met de mond, zelfs zonder de Heilige Geest, maar het zal nooit de grote zaak zijn waarover we het juist hadden; die persoon zal geen “gered” iemand worden.
Wat is zo bijzonder aan deze uitspraak die zo van het grootste belang is? Men kan het uitleggen vanuit verschillende oogpunten, objectieve en subjectieve. De objectieve kracht van de zin ‘Jezus is Heer”, heeft te maken met het feit dat hij de geschiedenis en vooral het Paasmysterie aanwezig brengt. Deze zin is een besluit dat opwelt uit twee gebeurtenissen: Jezus Christus is gestorven voor onze zonden en Hij is verrezen voor onze rechtvaardiging; Hij is dus Heer. “Daarvoor is Christus gestorven en weer levend geworden?: om Heer te zijn over doden en levenden" (Rom. 14, 9) [b:Rom. 14, 9]. De gebeurtenissen die dit voorbereid hebben, liggen als het ware in dit besluit vervat en zijn daarin aanwezig en actief geworden. Hier is het woord werkelijk “de woning van het zijn”. Dat is de bekende uitspraak.. Dat is de bekende uitspraak van de filosoof Martin Heidegger in zijn Lettre sur l’humanisme, Adelphi, Milano 1995. De belijdenis ‘Jezus is Heer’ is de graankorrel die aan ieder kerygma ontstaan geeft en vervolgens christelijke verkondiging wordt.
Vanuit subjectief oogpunt – dat wil zeggen, wat ons betreft – komt de kracht van deze belijdenis door het feit dat zij ook een beslissing veronderstelt. Wie ze uitspreekt, beslist welke zin hij aan zijn leven geeft. Alsof hij tot zichzelf zegt: Gij bent mijn Heer; ik onderwerp mij aan U, ik erken U in vrijheid als Mijn redder, mijn leider, mijn meester, degene die alle rechten over mij heeft. Ik behoor meer aan U toe dan aan mezelf, want gij hebt mij voor een grote prijs gekocht”. (1 Kor. 6, 19; e.v.) [[b:1 Kor. 6, 19 vv]]
Het aspect van de beslissing staat in de belijdenis van Jezus als “Heer” geschreven en krijgt vandaag een bijzondere dimensie. Sommigen denken dat het mogelijk, zelfs noodzakelijk is, de stelling af te wijzen dat Christus uniek is, om de dialoog tussen de verschillende godsdiensten te bevorderen. Nochtans, Jezus als “Heer” belijden, betekent juist Zijn uniciteit belijden. Het is niet voor niets dat het geloofsartikel ons doet zeggen: “Ik geloof in één Heer, Jezus Christus”. De heilige Paulus schrijft: “Want al zijn er ook zogenaamde goden, het zij in de hemel hetzij op aarde – en in deze zin zijn er ongetwijfeld goden en heren in menigte – toch is er voor ons maar één God, de Vader, uit wie het al voortkomt en voor wie wij bestemd zijn, en één Heer, Jezus Christus, door wie het al bestaat en wij in het bijzonder” (1 Kor. 8, 5-6) [b:1 Kor. 8, 5-6].
De Apostel schreef deze woorden op het ogenblik dat het christelijk geloof, nog klein en maar pas ontstaan, open ging voor een wereld die gedomineerd werd door erediensten en machtige godsdiensten met aanzien. De moed die vandaag nodig is om te geloven dat Jezus de “enige Heer” is, is niets in vergelijking met de moed die toen nodig was. Maar de macht van de Geest wordt slechts verleend aan wie Jezus als “Heer” belijden, zoals dat in het begin krachtig beleden werd. Het is een kwestie van ervaring. Pas wanneer een theoloog of verkondiger beslist heeft alles op Jezus Christus, “de enige Heer” in te zetten, maar werkelijk alles, zelfs met het risico dat “uit de synagoge verjaagd te worden”, alleen dan zal hij in zijn leven en ambt de ervaring opdoen van een nieuwe zekerheid, een nieuwe macht.
4. Van Jezus als personage naar Jezus als Persoon
Deze verhelderende ontdekking dat Jezus “Heer” is - zoals ik zei - de nieuwigheid en de genade die God op onze dagen, aan Zijn Kerk verleent. Toen ik de Traditie over allerlei andere onderwerpen en woorden van de Schriften bevraagde, vermenigvuldigden de getuigenissen van de Kerkvaders zich in mijn geest; wanneer ik probeerde haar over dit punt te bevragen, bleef het in mijn geest haast stil. Reeds in de 3e eeuw wordt de titel “Heer” niet meer begrepen in zijn kerygmatische betekenis; buiten het joodse religieuze kader was hij niet veelzeggend genoeg om de uniciteit van Christus voldoende uit te drukken. Origenes kent de titel “Heer” (Kyrios) toe aan wie nog in het stadium verkeert van vrees; volgens hem komt met "Heer" die van "dienaar" overeen, en met de naam "Meester" die van "leerling" en vriend. Cf. Origène,?Commentaar op.. Cf. Origène,?Commentaar op Johannes,?I, 29 (SCh 120, p. 158).
Men blijft zeker spreken over Jezus als “Heer”, maar hij is een naam geworden van Christus zoals Hij andere namen heeft, en meestal zelfs één element van de volledige naam van Christus: “Onze Heer Jezus Christus”. Maar het is één zaak te zeggen: “Onze Heer Jezus Christus”, en een andere te zeggen: “Jezus Christus is onze Heer, tot eer van God de Vader!”. De vertaling van Fil. 2,11 in de Vulgaat, wijst op deze verandering: "Omnis lingua confiteatur quia Dominus noster Iesus Christus in gloria est Dei Patris", “en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader: Jezus Christus is de Heer”. Aldus zegt men in deze vertaling die vandaag in voege is, niet alleen de naam, maar doet men een geloofsbelijdenis.
Welke kwaliteitssprong doet de Heilige Geest ons in het kennen van Christus maken? Die ligt in het feit dat de belijdenis van Jezus als Heer, de deur is die toegang geeft tot het kennen van de verrezen en levende Christus! Niet meer Christus die een personage is, maar Christus die een persoon is; niet meer een geheel van stellingen, dogma’s (en ketterijen), niet slechts het voorwerp van eredienst en gedachtenis, maar een levende persoon die met Zijn Geest altijd aanwezig is.
Deze spirituele en existentiële kennis van Jezus als Heer, laat niet toe het objectieve, dogmatische en ecclesiale kennen van Christus te verwaarlozen, maar verlevendigt het. Dank zij de Heilige Geest, zegt de heilige Ireneüs, wordt de geopenbaarde waarheid, “als kostbaar deposito bewaard in een kostbare vaas, zij verjongt steeds en verjongt ook de vaas die het bevat”. Cf. S. Irénée,?Tegen de.. Cf. S. Irénée,?Tegen de ketterijen, III, 24,1. Aan één van de dogma’s, die het tweede deel van ons geloofsartikel uitmaken, “geboren, niet geschapen, één in wezen met de Vader”, zullen wij - zo God wil - onze volgende meditatie wijden.
Ik zou aan het einde van deze reflecties, geen beter besluit kunnen nemen dan wat men in het begin van de apostolische Exhortatie van Paus Franciscus, Evangelii Gaudium [4984|3] kan lezen: “Ik nodig elke Christen uit, waar en in welke situatie hij zich ook bevindt, om vandaag nog zijn persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus te hernieuwen of tenminste de beslissing te nemen zich door Hem te laten ontmoeten, Hem elke dag zonder ophouden te zoeken. Niemand moet denken dat deze uitnodiging niet voor hem is”.
Om RK Documenten te kunnen verbeteren is uw reactie zeer waardevol. Heeft u aanmerkingen of suggesties voor verbeteringen of bent u een fout tegen gekomen? Laat het ons weten.