"In onze tijd", zei de Paus, "waarin de wetenschappelijke ontwikkelingen aandacht trekt en verleid tot de mogelijkehden is het meer dan ooit van belang om onze tijdgenoten onderrichten opdat de wetenschap niet het criterium wordt van wat goed is, om ervoor te zorgen dat de mens gerespecteerd blijft als het centrum van de schepping en dat hij niet een object wordt van ideologische manipulaties, arbitraire besluiten of dat de sterkere de zwakkere misbruikt. We hebben de gevaren hiervan al teveel gezien in de menselijke historie, met name in de 20e eeuw.”

“Nu de exacte wetenschappen zoveel over de mens en het universum te weten zijn gekomen, is de verleiding groot, precies te willen aangeven wat de identiteit van de mens is en het in te sluiten in de kennis, die men van hem kan hebben. Om aan deze verleiding te weerstaan heeft men tenminste de antropologie, de filosofie en de theologie nodig. Deze maken het namelijk mogelijk dat de mens zijn eigen geheim kan behouden. Geen enkele wetenschap kan namelijk zeggen, wat de mens is, waar hij vandaan komt en waarheen hij gaat. Eigenlijk is de wetenschap van de mens de meest noodzakelijke die er is... De mens is steeds aan de andere kant van datgene wat hij vast kan houden of wat men door ervaring over hem te weten kan komen. Wanneer men weigert de vraag naar het wezen van de mens te stellen, zoekt men niet meer naar de objectieve waarheid van het zijn in zijn geheel – erkent men niet meer het fundament, waarop de waardigheid van de mens, van iedere mens is gegrondvest – vanaf zijn embryonale toestand tot en met zijn natuurlijke dood.”

“De mens is geen vrucht van het toeval, ook geen bundeling van omstandigheden of voorbestemmingen of zelfs geen psychisch-chemische interactie; het is een wezen met een vrijheid, die zijn natuur overstijgt en die een teken van het geheim is, dat in hem een Anders-zijn woont. Daarom heeft Pascal gezegd dat “de mens de mens verre overstijgt”. Deze vrijheid is het eigene van de mens; daardoor kan hij zich op een doel richten en op het geluk, waartoe hij van eeuwigheid geroepen is. Deze vrijheid laat doorschemeren, dat het bestaan van de mens een zin heeft.”