Zonder gesprek met de Heer, kunt ge niet vooruit
x
Informatie over dit document
Zonder gesprek met de Heer, kunt ge niet vooruit
Meditatie tijdens ontmoeting met priesters van het Bisdom Rome - St. Jan van Lateranen (Rome)
Paus Franciscus
15 februari 2018
Pauselijke geschriften - Toespraken
2018, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nederlandse Bisschoppenconferentie
Vert. uit het Frans (zenit.org): maranatha-gemeenschap; alineaverdeling en -nummering: redactie
Vert. uit het Frans (zenit.org): maranatha-gemeenschap; alineaverdeling en -nummering: redactie
15 februari 2018
22 februari 2018
6839
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Ten overstaan van de omstandigheden, is er geen uitweg. Als ik een vraag stel – zoals in dit geval – over de omstandigheden, is het een doodlopende straat. Het is een valstrik wanneer de omstandigheden zo sterk doorwegen. Een valstrik, want ze laten u niet groeien, men mag niet te veel naar de omstandigheden kijken. De kern is integendeel de juiste manier om het engagement van een priester te bekijken en de stijl te zoeken die vrede en vurigheid in de hand werken. Laten we de omstandigheden opzij zetten – er zijn er zo veel – en kijken wij hoe vooruit kunnen gaan. Ik heb het woord “stijl” gebruikt: zoek uw stijl als priester, uw persoonlijkheid als priester - dat is geen cliché. Wij weten allemaal hoe een priester moet zijn, de deugden die hij moet hebben, de weg die hij moet gaan … Maar uw stijl, uw identiteitskaart … Ja, men spreekt over de “priester”, maar uw persoonlijke stempel, de uwe, met de motivaties die u drijven om in vrede en vurig te leven. Enerzijds zijn er al de omstandigheden in deze wereld die zus en zo zijn ...; anderzijds is er uw stijl. Ieder van ons heeft zijn eigen stijl als priester. Ja, het priesterschap is een levenswijze, een roeping, navolging van Jezus Christus op een bepaalde manier; maar uw priesterschap is uniek, in die zin dat het bij niemand anders zijn gelijke vindt. Wat deze vraag betreft, zou ik zeggen: zoek uw stijl. Kijk niet te veel naar de omstandigheden die de uitwegen afsluiten. Zoek uw stijl: uw stijl als priester en persoon.
Die stijl ontwikkelt zich in een sfeer. Het is geen cliché, te blijven zeggen dat wij ons ambt niet met vreugde kunnen beleven als wij geen momenten van persoonlijk gebed hebben, van aangezicht tot aangezicht met de Heer, met Hem spreken over wat ik beleef. Dat is geen cliché. Het ambt met vreugde beleven, met persoonlijke gebedsmomenten, van aangezicht tot aangezicht met de Heer, spreken met de Heer, over wat ik beleef. De omstandigheden, uw eigen stijl, en de Heer. Spreek ik daarover met de Heer? Over al die vragen? Of spreek ik met mezelf, met mijn ontoereikendheid, over al die omstandigheden die de deur sluiten en me naar beneden trekken? “Ah, dat is niet mogelijk, het is een ramp ... men kan geen priester zijn in deze geseculariseerde wereld ...” En zo begint het klagen. De limieten. De vraag was: “Hoe daarin onze verlangens, verzuchtingen, limieten betrekken?” Een mooie vraag: hoe de limieten in uw priesterroeping, in uw stijl betrekken? De limieten opsporen. Algemene limieten – het feit dat ik hier ben – en ook uw persoonlijke limieten. Over die limieten spreken, in deze zin: wat kan ik met die limieten doen, hoe die limiet omgaan? De limieten onderscheiden. De vraag kan ons afschrikken want er zijn veel limieten, veel omstandigheden die ons naar beneden halen. “Ik kan geen priester zijn.” Nee! Het antwoord is: er is een weg, die is uw stijl als priester, uw limieten ter sprake brengen, die limieten onderscheiden, en hetzelfde met de omstandigheden. Er niet bang voor zijn. Ook zijn zonden onderscheiden. De zonden zijn vergeven, dat is waar; het sacrament van de biecht is er voor. Maar daar stopt het niet. Uw zonde heeft een wortel, een hoofdzonde, een houding, en die limiet moet onderscheiden worden. Dit is een andere weg, een andere dan de vraag om vergeving van de zonde. “Ik heb dit probleem, ik heb het gebiecht, ’t is voorbij”. Nee, daar houdt het niet op. De vergeving is er, maar daarna moet ge die neiging die u geleid heeft tot een zonde van hoogmoed, zelfingenomenheid, jaloezie, roddel, ik weet niet wat nog ... bespreken. Wat drijft mij daartoe? In gesprek gaan met de limiet in mij en onderscheiden. De limieten bespreken, altijd. En om Kerkelijk te zijn, moet men dat doen tegenover een getuige, iemand die mij helpt onderscheiden. De confrontatie is heel belangrijk: wat mij overkomt, confronteren met iemand anders. De noodzaak van de confrontatie. Niet zozeer de zonden. Ik zou zeggen, er is een onderscheid nodig tussen de zonden die moeten gebiecht worden en waarvoor vergeving gevraagd wordt, en daarna verder gaan met de Heer. Ik zal de limieten, de neigingen, de problemen, de geestelijke ziekten die mij tot zonde drijven, die zal ik nooit kunnen overwinnen noch oplossen, tenzij door confrontatie. Confrontatie. En dan is het de kwestie van een wijze man te zoeken. Een wijze man. Dat is de Kerkfiguur van de geestelijke vader. De eersten waren de woestijnvaders. Iemand die u leidt, helpt, met u spreekt, u helpt onderscheiden. Als ge gezondigd hebt, is dat een limiet, dat is waar: zoek er één die barmhartig is en als hij doof is, des te beter. Vraag vergiffenis en ga verder want daar stopt het niet. Wat heeft u tot de zonde geleid? Welke neiging, welk probleem? Zoek een wijze man met wie ge u confronteert, om over uw limieten, uw zwakheden te spreken, om in gesprek te gaan en een oplossing te zoeken voor deze weg. Ik zeg u in waarheid: een priester is celibatair en in die zin kan men zeggen dat hij eenzaam is. Ja, tot op een zeker punt, kan men dat zeggen. Maar hij kan niet alleen leven, zonder een reisgezel, een geestelijke leider, een man die hem helpt zich met zichzelf te confronteren, te onderscheiden, in gesprek te gaan. Het volstaat niet zijn zonden te biechten, al is dat belangrijk, want daar – en ik heb dat altijd gevoeld, het is één van de mooiste dingen van de Heer – ontmoeten en omhelzen de nederigheid van de zondaar en de barmhartigheid van God elkaar. Zondenvergeving is een heel mooi Kerkelijk moment. Maar het volstaat niet. Ge bent ook verantwoordelijk voor een gemeenschap, ge moet vooruit gaan en daarom hebt ge een gids nodig. Ik zeg u, wees niet bang. Ook de jongeren: jongeren, begin daar. Zoeken. Er zijn wijze mannen, mannen van onderscheiding die veel hulp en begeleiding bieden.
Dus, samenvattend: in deze vraag ligt het accent te veel op de omstandigheden en dat kan een alibi worden. Want als ge alleen naar de omstandigheden kijkt, is er geen uitweg. Ge moet uw eigen stijl zoeken, de juiste manier om uw priesterroeping te beleven. En daarom – het is geen ouderwetse manier van spreken noch een cliché, moet men blijven zeggen dat wij ons ambt niet met vreugde kunnen beleven, als er geen momenten zijn van persoonlijk gebed, van aangezicht tot aangezicht met de Heer, met Hem spreken over wat we meemaken. Dat moet allemaal in het gebed gebracht worden bij de Heer. Zonder gesprek met de Heer kunt ge niet vooruit. De limieten ter sprake brengen, de limieten onderscheiden; en daarom ons laten helpen door ons te confronteren met onze geestelijke vader, met een wijze man die ons helpt onderscheiden. Zo worden jongeren veel geholpen - dat is een pluspunt - ook minder jonge priesters, en ook kleine groepen van priesters begeleiden elkaar onderling: priesterlijke broederschap. Zij ontmoeten elkaar, spreken met elkaar, en dat is belangrijk want eenzaamheid doet geen goed, helemaal niet.
Dat is wat me voor de geest komt in verband met de eerste vraag. Maar dit zou ik willen benadrukken: let op, misleid uzelf niet door de limieten. “Oh, dat is niet mogelijk, kijk naar hem en kijk naar die, de wereld is een ramp, de televisie, dit en dat ...”: dat zijn culturele of persoonlijke limieten, maar zij zijn niet de goede weg. De goede weg is de andere, degene die ik aangewezen heb. En altijd de Heer Jezus, het gebed, in het centrum.
Vraag van de jongste priester: “Vele roepingen ontkiemen maar verkillen daarna, worden eraan gewoon, doven uit. Hoe van verliefdheid overgaan naar de liefde in het priesterleven? Of nog, hoe kunnen wij verwachten dat al het menselijke in een priesterleven betrokken wordt in dit centrum, dat de nieuwe liefde voor de Heer is? Hoe worden verlangens, verzuchtingen en limieten daarin betrokken? Hoe in vrijheid het priesterleven liefdevol te beleven, terwijl wij ons in het concrete leven met duizenden dingen en plichten moeten bezighouden? Soms voelt men zich in een grote trein die doorrijdt zonder zich om ons te bekommeren. Hoe zich door God uitverkoren en als mens gerealiseerd voelen, zonder een loopbaan te hebben en zonder vergelijkingspunten met anderen? In onze stad voelen wij ons dikwijls niet op de snee: kunnen wij zinvol mens zijn, met andere woorden kunnen wij levenskeuzes maken die een evangelische weg aanwijzen voor de ontmenselijkte realiteit in de steden van onze tijd? Kan de priester vandaag een klein maar lichtend menselijk teken zijn dat zijn kudde naar de vrijheid leidt? Wanneer jonge priesters vermoeid raken door gebrek aan kracht, aan profetie, aan transparantie of wanneer integendeel de stijl doorweegt van een Kerk die nog niet vernieuwd is? Wanneer het gemeenschapsleven, een sobere stijl, een minder ritueel gebed en het loslaten van structuren het concrete leven van een priester niet bereikt omdat hij zich niet laat vernieuwen? Of wanneer integendeel, het gewone leven dat van een priester verwacht wordt, niet beantwoordt aan de vernieuwing die zijn hart nodig heeft?”Paus Franciscus: Ziedaar de vraag. Veel vragen in één enkele! Maar ik vind het goed omdat al die vragen iets gemeenschappelijk hebben: de overvloed aan omstandigheden. Als het zo is, of zus is, zus of zo ...: vragen volgens de omstandigheden. Het accent ligt op de omstandigheden. “Als dit gebeurt, als de dingen zo liggen, als de dingen zo verlopen, wat doen in zo’n omstandigheden die limieten zijn, die ons niet vooruit laten gaan?
Ten overstaan van de omstandigheden, is er geen uitweg. Als ik een vraag stel – zoals in dit geval – over de omstandigheden, is het een doodlopende straat. Het is een valstrik wanneer de omstandigheden zo sterk doorwegen. Een valstrik, want ze laten u niet groeien, men mag niet te veel naar de omstandigheden kijken. De kern is integendeel de juiste manier om het engagement van een priester te bekijken en de stijl te zoeken die vrede en vurigheid in de hand werken. Laten we de omstandigheden opzij zetten – er zijn er zo veel – en kijken wij hoe vooruit kunnen gaan. Ik heb het woord “stijl” gebruikt: zoek uw stijl als priester, uw persoonlijkheid als priester - dat is geen cliché. Wij weten allemaal hoe een priester moet zijn, de deugden die hij moet hebben, de weg die hij moet gaan … Maar uw stijl, uw identiteitskaart … Ja, men spreekt over de “priester”, maar uw persoonlijke stempel, de uwe, met de motivaties die u drijven om in vrede en vurig te leven. Enerzijds zijn er al de omstandigheden in deze wereld die zus en zo zijn ...; anderzijds is er uw stijl. Ieder van ons heeft zijn eigen stijl als priester. Ja, het priesterschap is een levenswijze, een roeping, navolging van Jezus Christus op een bepaalde manier; maar uw priesterschap is uniek, in die zin dat het bij niemand anders zijn gelijke vindt. Wat deze vraag betreft, zou ik zeggen: zoek uw stijl. Kijk niet te veel naar de omstandigheden die de uitwegen afsluiten. Zoek uw stijl: uw stijl als priester en persoon.
Die stijl ontwikkelt zich in een sfeer. Het is geen cliché, te blijven zeggen dat wij ons ambt niet met vreugde kunnen beleven als wij geen momenten van persoonlijk gebed hebben, van aangezicht tot aangezicht met de Heer, met Hem spreken over wat ik beleef. Dat is geen cliché. Het ambt met vreugde beleven, met persoonlijke gebedsmomenten, van aangezicht tot aangezicht met de Heer, spreken met de Heer, over wat ik beleef. De omstandigheden, uw eigen stijl, en de Heer. Spreek ik daarover met de Heer? Over al die vragen? Of spreek ik met mezelf, met mijn ontoereikendheid, over al die omstandigheden die de deur sluiten en me naar beneden trekken? “Ah, dat is niet mogelijk, het is een ramp ... men kan geen priester zijn in deze geseculariseerde wereld ...” En zo begint het klagen. De limieten. De vraag was: “Hoe daarin onze verlangens, verzuchtingen, limieten betrekken?” Een mooie vraag: hoe de limieten in uw priesterroeping, in uw stijl betrekken? De limieten opsporen. Algemene limieten – het feit dat ik hier ben – en ook uw persoonlijke limieten. Over die limieten spreken, in deze zin: wat kan ik met die limieten doen, hoe die limiet omgaan? De limieten onderscheiden. De vraag kan ons afschrikken want er zijn veel limieten, veel omstandigheden die ons naar beneden halen. “Ik kan geen priester zijn.” Nee! Het antwoord is: er is een weg, die is uw stijl als priester, uw limieten ter sprake brengen, die limieten onderscheiden, en hetzelfde met de omstandigheden. Er niet bang voor zijn. Ook zijn zonden onderscheiden. De zonden zijn vergeven, dat is waar; het sacrament van de biecht is er voor. Maar daar stopt het niet. Uw zonde heeft een wortel, een hoofdzonde, een houding, en die limiet moet onderscheiden worden. Dit is een andere weg, een andere dan de vraag om vergeving van de zonde. “Ik heb dit probleem, ik heb het gebiecht, ’t is voorbij”. Nee, daar houdt het niet op. De vergeving is er, maar daarna moet ge die neiging die u geleid heeft tot een zonde van hoogmoed, zelfingenomenheid, jaloezie, roddel, ik weet niet wat nog ... bespreken. Wat drijft mij daartoe? In gesprek gaan met de limiet in mij en onderscheiden. De limieten bespreken, altijd. En om Kerkelijk te zijn, moet men dat doen tegenover een getuige, iemand die mij helpt onderscheiden. De confrontatie is heel belangrijk: wat mij overkomt, confronteren met iemand anders. De noodzaak van de confrontatie. Niet zozeer de zonden. Ik zou zeggen, er is een onderscheid nodig tussen de zonden die moeten gebiecht worden en waarvoor vergeving gevraagd wordt, en daarna verder gaan met de Heer. Ik zal de limieten, de neigingen, de problemen, de geestelijke ziekten die mij tot zonde drijven, die zal ik nooit kunnen overwinnen noch oplossen, tenzij door confrontatie. Confrontatie. En dan is het de kwestie van een wijze man te zoeken. Een wijze man. Dat is de Kerkfiguur van de geestelijke vader. De eersten waren de woestijnvaders. Iemand die u leidt, helpt, met u spreekt, u helpt onderscheiden. Als ge gezondigd hebt, is dat een limiet, dat is waar: zoek er één die barmhartig is en als hij doof is, des te beter. Vraag vergiffenis en ga verder want daar stopt het niet. Wat heeft u tot de zonde geleid? Welke neiging, welk probleem? Zoek een wijze man met wie ge u confronteert, om over uw limieten, uw zwakheden te spreken, om in gesprek te gaan en een oplossing te zoeken voor deze weg. Ik zeg u in waarheid: een priester is celibatair en in die zin kan men zeggen dat hij eenzaam is. Ja, tot op een zeker punt, kan men dat zeggen. Maar hij kan niet alleen leven, zonder een reisgezel, een geestelijke leider, een man die hem helpt zich met zichzelf te confronteren, te onderscheiden, in gesprek te gaan. Het volstaat niet zijn zonden te biechten, al is dat belangrijk, want daar – en ik heb dat altijd gevoeld, het is één van de mooiste dingen van de Heer – ontmoeten en omhelzen de nederigheid van de zondaar en de barmhartigheid van God elkaar. Zondenvergeving is een heel mooi Kerkelijk moment. Maar het volstaat niet. Ge bent ook verantwoordelijk voor een gemeenschap, ge moet vooruit gaan en daarom hebt ge een gids nodig. Ik zeg u, wees niet bang. Ook de jongeren: jongeren, begin daar. Zoeken. Er zijn wijze mannen, mannen van onderscheiding die veel hulp en begeleiding bieden.
Dus, samenvattend: in deze vraag ligt het accent te veel op de omstandigheden en dat kan een alibi worden. Want als ge alleen naar de omstandigheden kijkt, is er geen uitweg. Ge moet uw eigen stijl zoeken, de juiste manier om uw priesterroeping te beleven. En daarom – het is geen ouderwetse manier van spreken noch een cliché, moet men blijven zeggen dat wij ons ambt niet met vreugde kunnen beleven, als er geen momenten zijn van persoonlijk gebed, van aangezicht tot aangezicht met de Heer, met Hem spreken over wat we meemaken. Dat moet allemaal in het gebed gebracht worden bij de Heer. Zonder gesprek met de Heer kunt ge niet vooruit. De limieten ter sprake brengen, de limieten onderscheiden; en daarom ons laten helpen door ons te confronteren met onze geestelijke vader, met een wijze man die ons helpt onderscheiden. Zo worden jongeren veel geholpen - dat is een pluspunt - ook minder jonge priesters, en ook kleine groepen van priesters begeleiden elkaar onderling: priesterlijke broederschap. Zij ontmoeten elkaar, spreken met elkaar, en dat is belangrijk want eenzaamheid doet geen goed, helemaal niet.
Dat is wat me voor de geest komt in verband met de eerste vraag. Maar dit zou ik willen benadrukken: let op, misleid uzelf niet door de limieten. “Oh, dat is niet mogelijk, kijk naar hem en kijk naar die, de wereld is een ramp, de televisie, dit en dat ...”: dat zijn culturele of persoonlijke limieten, maar zij zijn niet de goede weg. De goede weg is de andere, degene die ik aangewezen heb. En altijd de Heer Jezus, het gebed, in het centrum.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
En dan, wat gedaan? Hulp zoeken, onmiddellijk. Als er geen voorzichtige man is, een man van onderscheiding, een wijze man om u te begeleiden, zoek hem dan, want het is gevaarlijk, op die leeftijd op zijn eentje voort te gaan. Velen zijn slecht geëindigd. Zoek dadelijk hulp. En dan is er de Heer: zeg Hem de waarheid, dat ge een beetje ontgoocheld zijt omdat die begeestering weg is ... En er is het gebed van zelfgave: zich aan de Heer geven, een andere manier van bidden, zelfgave. Hard, maar bevrijdend: wat voorbij is, is voorbij, nu is er een andere tijd, een ander moment in uw priesterleven. Ik moet vooruitgaan met mijn geestelijke leider. De tijd die rest, moet zo goed mogelijk beleefd worden, voor een betere zelfgave. Het is de tijd van de kinderen – zo zeg ik het graag – de kinderen te zien opgroeien. De tijd om de parochie, om de Kerk te doen groeien, de tijd dat de kinderen groeien. Het is tijd dat ik klein word. De tijd van de vruchtbaarheid, ware vruchtbaarheid, geen geveinsde vruchtbaarheid. Het is snoeitijd. Zij worden groot, ik help en blijf op de achtergrond. Helpen groeien, maar zij zijn het die groeien.
En er zijn bekoringen in die periode. Bekoringen waaraan men voordien nooit gedacht had. Men moet er zich niet voor schamen. Maar ze moeten onmiddellijk ontmaskerd worden. En het is de tijd van de onbezonnenheid, wanneer een priester onbezonnen dingen begint te doen. Dat is de kiem van het dubbele leven. Ze moeten onmiddellijk ontmaskerd worden, best met een beetje humor: zie eens, ik die dacht ik mij helemaal aan de Heer gegeven had, en zie nu eens! Ik zei dat het de tijd van de vruchtbaarheid is. Wat komt mij voor de geest? Onbezonnenheid, dubbel leven ... Wat mij voor de geest komt om een priester te beschrijven die deze crisis niet te boven komt, die in deze periode niet tot rijpheid komt, is de figuur van de “nonkel die jongensachtig bleef”. Ik denk aan mijn familie. Zij zijn lief – ik herinner mij er twee - zij leerden ons lelijke woorden, gaven ons sigaretten in het geniep, altijd ... Maar het waren geen vaders! Geen vaders. Het is de tijd van de vruchtbaarheid: met offer, met liefde is het een mooie periode. Een periode ... De tweede akte van het leven. De eerste akte is die van de jeugd, maar zij leidt naar het einde. Verlies deze gelegenheid niet om in deze tijd van snoeien, van beproevingen, van allerlei bekoringen ... rijp te worden. De tijd van de vruchtbaarheid. Het kan ook dat in deze periode – want de duivel is sluw – bekoringen komen uit de eerste jeugd, zij komen geïsoleerd. Niet bang zijn. “Maar kijk eens, op mijn leeftijd, vader ... - Wel ja, mijn zoon. vooruit gaan!” Men is beschaamd, maar het is eigen aan deze periode, danken wij de Heer die het ons geeft een beetje beschaamd te zijn. Maar het daar niet bij laten! Nee, het is een omstandigheid, de draad loopt naar de andere kant: snoeien, vruchtbaarheid en de goede wijn bewaren zodat hij op een goede manier oud wordt.
En ik zou ook zeggen dat het de tijd is van het eerste afscheid, de tijd dat de priester zich rekenschap geeft dat hij ooit definitief afscheid zal nemen. De tijd van het eerste afscheid. In deze periode moet men dikwijls afscheid nemen: tot ziens, we zullen mekaar niet meer terug zien; die situatie zal zich niet meer voordoen; die manier om de dingen te zien, zal ik niet meer hebben. Afscheid nemen van dit deel van mijn leven, om aan een ander deel te beginnen. Zo leren wij afscheid nemen. Ik denk er nu aan en het is om te lachen, want ik heb deze dagen een Motu proprio geschreven, dat met de woorden begint: “ Leren vertrekken [6819]”. Het is voor degenen die op hun 75e ontslag moeten nemen. Het is de tijd om afscheid te leren nemen, want ooit zullen wij dat moeten doen. Het is een kunst, een wijsheid die men leert met de tijd en die men niet improviseert.
Dat is wat ik wou zeggen – zij het een beetje ongeordend - op deze twee vraag over de demon van de middag. Maar probeer het boek te lezen van p. Voillaume, De tweede roeping; ook het andere, van Grün, is goed, maar Voillaume is een klassieker. Eigenaardig, Voillaume is een geestelijk schrijver die reeds tijdens zijn leven een klassieker werd, één van de weinigen die bij leven een klassieker werd. Hij is op zeer hoge leeftijd gestorven, maar was een klassieker toen hij nog leefde.
De vraag: “Voor een priester is de tijd tussen de 40 en de 50, doorslaggevend. Het morele perfectionisme valt weg, men is zich er door ervaring van bewust dat men een zondaar is – en dat is heel goed op die leeftijd. Vele apostolische idealen worden tot hun juiste verhoudingen teruggebracht, de steun van de familie vermindert, de ouders zijn ziek, dikwijls begint ook de eigen gezondheid problemen te geven. Een gunstige tijd om de Heer te zoeken maar dikwijls hebben wij niet de instrumenten om de midlife crisis, zoals ze genoemd wordt, naar een blije en definitieve uitverkiezing te oriënteren. Het super werk – soms zelfdodend – het versnipperend super werk doet ons vergeten zorg voor ons te dragen op het moment waarop dit het meest nodig is. Vader, kan u ons hierover enkele aanwijzingen geven? Hoe zich op deze levensfase voorbereiden? Welke hulp is onmisbaar?”Paus Franciscus: Ah, de demon van de middag! De demon van de middag … In Argentinië noemen wij hem el cuarentazo . Het overkomt u op uw veertigste, tussen de veertig en de vijftig … Het is de realiteit. Ik heb horen zeggen dat sommigen hem noemen “nu of nooit meer”. Men denkt aan alles terug en zegt: “nu of nooit meer”. Ik ken twee boeken – er bestaan veel mooie boeken, van de woestijnvaders, de Filocalie, u zal hierover veel vinden – er is een modern boek, dichter bij ons, vooral in gesprek met de psychologie, van die Oostenrijkse monnik en psycholoog, Anselm Grün: De midlife crisis. Het kan helpen. Het is een psychologisch en geestelijk gesprek over die periode. Er is een ander boek - ik wou dat u dat allemaal zou lezen: De tweede roeping van p. René Voillaume. Het zou op een of andere manier een mooi geschenk zijn voor priesters. Hij geeft een mooie exegese van de roeping van Petrus, zijn laatste roeping, aan het meer van Tiberias: de Petrus van de tweede roeping. Zoals de Heer ons een eerste keer geroepen heeft, zo roept Hij ons voortdurend; de eerste keer, sterk; daarna vergezelt Hij ons, roept Hij ons dagelijks; maar op een bepaald moment van ons leven, wordt dit een tweede sterke roeping. Het is de tijd van talloze bekoringen, een tijd waarin transformatie nodig is. Men kan niet verder zonder deze noodzakelijke transformatie, want als ge zo verder gaat, zonder te rijpen, zonder in deze crisis een stap vooruit te zetten, zult ge slecht eindigen. Ge zult misschien eindigen in een dubbel leven, of alles verlaten. Deze noodzakelijke transformatie is nodig. De eerste gevoelens zijn er niet meer: zij zijn ver, ik voel ze niet zoals toen ik jong was, om de Heer te volgen, de begeestering ... De gevoelens van toen zijn er niet meer, nu zijn er andere gevoelens. Ook de motivaties zijn veranderd, het zijn dezelfde niet meer. Het is een menselijk probleem. Zoals in een huwelijk, gebeurt het dat de verliefdheid weg is, de eerste liefde, de emotie van de jeugd ... De dingen zijn tot rust gekomen, het is anders. Maar er blijft wel iets binnenin: de aanhankelijkheid. Die blijft. Het genoegen één van lichaam te zijn, te delen, op weg te zijn, samen te strijden: in het huwelijk, maar ook voor ons. Aanhankelijkheid. Hoe staat het met de aanhankelijkheid aan mijn bisdom, mijn pastorij? ... Dat blijft. En wij moeten op dat moment sterk zijn om een stap vooruit te zetten. Zoals echtgenoten: zij hebben verloren wat tot de jeugd behoorde maar de echtelijke aanhankelijkheid blijft.
En dan, wat gedaan? Hulp zoeken, onmiddellijk. Als er geen voorzichtige man is, een man van onderscheiding, een wijze man om u te begeleiden, zoek hem dan, want het is gevaarlijk, op die leeftijd op zijn eentje voort te gaan. Velen zijn slecht geëindigd. Zoek dadelijk hulp. En dan is er de Heer: zeg Hem de waarheid, dat ge een beetje ontgoocheld zijt omdat die begeestering weg is ... En er is het gebed van zelfgave: zich aan de Heer geven, een andere manier van bidden, zelfgave. Hard, maar bevrijdend: wat voorbij is, is voorbij, nu is er een andere tijd, een ander moment in uw priesterleven. Ik moet vooruitgaan met mijn geestelijke leider. De tijd die rest, moet zo goed mogelijk beleefd worden, voor een betere zelfgave. Het is de tijd van de kinderen – zo zeg ik het graag – de kinderen te zien opgroeien. De tijd om de parochie, om de Kerk te doen groeien, de tijd dat de kinderen groeien. Het is tijd dat ik klein word. De tijd van de vruchtbaarheid, ware vruchtbaarheid, geen geveinsde vruchtbaarheid. Het is snoeitijd. Zij worden groot, ik help en blijf op de achtergrond. Helpen groeien, maar zij zijn het die groeien.
En er zijn bekoringen in die periode. Bekoringen waaraan men voordien nooit gedacht had. Men moet er zich niet voor schamen. Maar ze moeten onmiddellijk ontmaskerd worden. En het is de tijd van de onbezonnenheid, wanneer een priester onbezonnen dingen begint te doen. Dat is de kiem van het dubbele leven. Ze moeten onmiddellijk ontmaskerd worden, best met een beetje humor: zie eens, ik die dacht ik mij helemaal aan de Heer gegeven had, en zie nu eens! Ik zei dat het de tijd van de vruchtbaarheid is. Wat komt mij voor de geest? Onbezonnenheid, dubbel leven ... Wat mij voor de geest komt om een priester te beschrijven die deze crisis niet te boven komt, die in deze periode niet tot rijpheid komt, is de figuur van de “nonkel die jongensachtig bleef”. Ik denk aan mijn familie. Zij zijn lief – ik herinner mij er twee - zij leerden ons lelijke woorden, gaven ons sigaretten in het geniep, altijd ... Maar het waren geen vaders! Geen vaders. Het is de tijd van de vruchtbaarheid: met offer, met liefde is het een mooie periode. Een periode ... De tweede akte van het leven. De eerste akte is die van de jeugd, maar zij leidt naar het einde. Verlies deze gelegenheid niet om in deze tijd van snoeien, van beproevingen, van allerlei bekoringen ... rijp te worden. De tijd van de vruchtbaarheid. Het kan ook dat in deze periode – want de duivel is sluw – bekoringen komen uit de eerste jeugd, zij komen geïsoleerd. Niet bang zijn. “Maar kijk eens, op mijn leeftijd, vader ... - Wel ja, mijn zoon. vooruit gaan!” Men is beschaamd, maar het is eigen aan deze periode, danken wij de Heer die het ons geeft een beetje beschaamd te zijn. Maar het daar niet bij laten! Nee, het is een omstandigheid, de draad loopt naar de andere kant: snoeien, vruchtbaarheid en de goede wijn bewaren zodat hij op een goede manier oud wordt.
En ik zou ook zeggen dat het de tijd is van het eerste afscheid, de tijd dat de priester zich rekenschap geeft dat hij ooit definitief afscheid zal nemen. De tijd van het eerste afscheid. In deze periode moet men dikwijls afscheid nemen: tot ziens, we zullen mekaar niet meer terug zien; die situatie zal zich niet meer voordoen; die manier om de dingen te zien, zal ik niet meer hebben. Afscheid nemen van dit deel van mijn leven, om aan een ander deel te beginnen. Zo leren wij afscheid nemen. Ik denk er nu aan en het is om te lachen, want ik heb deze dagen een Motu proprio geschreven, dat met de woorden begint: “ Leren vertrekken [6819]”. Het is voor degenen die op hun 75e ontslag moeten nemen. Het is de tijd om afscheid te leren nemen, want ooit zullen wij dat moeten doen. Het is een kunst, een wijsheid die men leert met de tijd en die men niet improviseert.
Dat is wat ik wou zeggen – zij het een beetje ongeordend - op deze twee vraag over de demon van de middag. Maar probeer het boek te lezen van p. Voillaume, De tweede roeping; ook het andere, van Grün, is goed, maar Voillaume is een klassieker. Eigenaardig, Voillaume is een geestelijk schrijver die reeds tijdens zijn leven een klassieker werd, één van de weinigen die bij leven een klassieker werd. Hij is op zeer hoge leeftijd gestorven, maar was een klassieker toen hij nog leefde.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/6839-zonder-gesprek-met-de-heer-kunt-ge-niet-vooruit-nl