Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Wij hebben de vreugde het brood van het Woord te breken en weldra het Eucharistische Brood te breken en te ontvangen, voedsel op de levensweg. Wij hebben het allemaal nodig, niemand is daarvan uitgesloten, omdat wij allemaal bedelaars zijn van het wezenlijke, de liefde van God, die de zin is van het leven en die leven geeft zonder einde. Dus ook vandaag steken wij de hand naar Hem uit om Zijn gaven te krijgen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
De parabel uit het Evangelie spreekt juist over gaven. Zij zegt ons dat wij de bestemmelingen zijn van Gods talenten, “ieder naar zijn bekwaamheid” . Erkennen wij eerst en vooral dit: wij hebben talenten, wij zijn in Gods ogen “talentvol”. Bijgevolg mag niemand denken nutteloos te zijn, niemand mag zeggen zo arm te zijn dat hij niets aan de anderen kan geven. Wij zijn gekozen en gezegend door God, die ons met Zijn gaven blij wil maken, meer dan een papa en mama tegenover hun kinderen. En God, in wiens ogen geen enkel kind kan uitgesloten worden, vertrouwt iedereen een opdracht toe.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Inderdaad, als de liefhebbende en veeleisende Vader die Hij is, leert Hij ons verantwoordelijkheid te dragen. Wij zien dat de talenten die in de parabel moeten vermenigvuldigd worden, aan elke dienaar gegeven worden. Maar waar de eerste twee hun opdracht vervullen, laat de derde de talenten niets opbrengen; hij geeft gewoon terug wat hij gekregen had: “ik was bang en ben uw talent in de grond gaan verbergen. Hier hebt ge uw eigendom terug”, zegt hij . Deze dienaar krijgt daarop harde woorden te horen: “slechte en luie knecht” . Wat was er in hem dat de Heer niet behaagde? In één woord, misschien een beetje in onbruik geraakt maar heel actueel, zou ik zeggen: verzuim. Zijn kwaad bestond erin het goede niet te doen. Ook wij hebben dikwijls de indruk geen kwaad gedaan te hebben, en dat stelt ons gerust, dat geeft ons de indruk goed en rechtvaardig te zijn. Doch dan riskeren wij ons te gedragen zoals de slechte dienaar: ook hij heeft geen kwaad gedaan, hij heeft zijn talent niet beschadigd, integendeel, hij heeft het goed onder de grond bewaard. Maar geen kwaad doen, is niet genoeg. Omdat God geen controleur van reisbiljetten is, maar een Vader die op zoek is naar kinderen aan wie Hij zijn bezit en plannen kan toevertrouwen. En het is droevig wanneer de Vader van de liefde geen edelmoedig antwoord van liefde krijgt vanwege Zijn kinderen die zich ertoe beperken de regels te respecteren, de geboden te onderhouden, zoals dagloners in het huis van de Vader.
De slechte dienaar stelde zich ermee tevreden het talent te bewaren, hij heeft het jaloers behouden, alhoewel de Heer Zijn gaven graag deelt en vermenigvuldigt. Maar wie alleen begaan is met bewaren, de schatten van het verleden te behouden, is niet trouw aan God. Integendeel, zegt de parabel, wie er nieuwe talenten aan toevoegt, is werkelijk “trouw” , want hij heeft dezelfde gezindheid als God en blijft niet onbewogen: hij riskeert zich uit liefde, hij zet zijn leven op het spel voor de anderen, hij aanvaardt het niet alles bij het oude te laten. Hij verzuimt slechts één ding: wat nuttig is voor hemzelf. Dat is het enige goede verzuim.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Verzuim is ook de grote zonde tegenover de armen. Hier draagt het een eigen naam: onverschilligheid. Dat wil zeggen: “Dat gaat mij niet aan, dat is mijn zaak niet, het is de fout van de samenleving”. Dat is de andere kant opkijken wanneer een broeder in nood is, van zender veranderen zodra een serieuze vraag ons hindert, het is ook zich verontwaardigen tegenover het kwaad zonder iets te ondernemen. God zal ons echter niet vragen of wij terecht verontwaardigd waren, maar of wij het goede deden.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Hoe kunnen wij dan God concreet behagen? Wanneer men een geliefde persoon een genoegen wil doen, bijvoorbeeld met een cadeau, dient men vooreerst zijn smaak te kennen, om te vermijden dat het geschenk aangenamer is voor wie het geeft dan voor wie het krijgt. Wanneer wij iets aan de Heer willen geven, kunnen wij Zijn smaak in het Evangelie vinden. Onmiddellijk na de passage die wij vandaag beluisterden, zegt Hij: “al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan” . Deze geringste broeders, die Zijn voorkeur genieten, zijn de hongerige en de zieke, de vreemdeling en de gevangene, de arme en verlatene, degene die lijdt en geen hulp heeft, degene die behoeftig is en uitgesloten. Op hun gelaat kunnen wij het Zijne zien; op hun lippen, ook als zij gesloten zijn van verdriet, Zijn woorden: “dit is Mijn Lichaam” . In de arme klopt Jezus op de deur van ons hart en vraagt ons dorstig naar liefde. Wanneer wij de onverschilligheid overwinnen en ons in Jezus’ Naam inspannen voor onze geringste broeders, zijn wij Zijn goede en trouwe vrienden, met wie Hij zich graag onderhoudt. God waardeert het sterk, Hij waardeert de houding die wij in de eerste Lezing hoorden, die van de “sterke vrouw” die “haar armen uitstrekt naar de misdeelde” . Dat is echte kracht: geen gesloten vuisten en gekruiste armen, maar actieve en uitgestoken handen naar de armen, naar het gewonde lichaam van de Heer.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Daar in de armen manifesteert zich de aanwezigheid van Jezus, “die arm is geworden, alhoewel hij rijk was” . Daarom ligt een “reddende kracht” in hen, in hun zwakheid. En waar zij in de ogen van de wereld weinig waarde hebben, zijn zij het die voor ons de weg naar de hemel openen, zij zijn ons “paspoort voor het paradijs”. Het is voor een evangelische plicht voor hen te zorgen, die onze ware rijkdom zijn, en het niet alleen te doen door brood te geven maar ook door het brood van het Woord met hen te delen, waarvan zij de meest natuurlijke bestemmelingen zijn. Van de arme houden, betekent strijden tegen alle vormen van armoede, geestelijke en materiële armoede.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
En het zal ons deugd doen: toenadering zoeken tot wie armer is dan wijzelf, zal ons leven raken. Het zal ons eraan herinneren wat echt telt: God en de naaste beminnen. Alleen dat blijft duren, al het overige gaat voorbij; dus wat wij in de liefde investeren, blijft, het overige vervliegt. Vandaag kunnen wij ons de vraag stellen: “Wat telt voor mij in het leven, waar engageer ik mij?”. In rijkdom die voorbij gaat, waar de wereld nooit genoeg aan heeft, of in Gods rijkdom, die het eeuwig leven geeft? Deze keuze ligt voor ons open: hebben om op aarde te leven of geven om de hemel te verwerven. Want voor de hemel telt niet wat men heeft, maar wat men geeft, en wie schatten opstapelt voor zichzelf, wordt niet rijker bij God. Zoeken wij dan niet het overtollige voor ons, maar het goede voor de anderen, en niets waardevol zal ons ontbreken. Moge de Heer, die medelijden heeft met onze armoede en die ons met Zijn talenten bekleedt, ons de wijsheid geven om te zoeken wat telt en de moed ervan te houden, niet met woorden maar met daden.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/6705-paspoort-voor-het-paradijs-nl