De goddelijke zegen voor de schepping door God de Vader (Ef. 1, 3-14)
x
Informatie over dit document
De goddelijke zegen voor de schepping door God de Vader (Ef. 1, 3-14)
Paus Benedictus XVI
20 juni 2012
Pauselijke geschriften - Audiënties
2012, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie
20 juni 2012
23 juni 2012
4629
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
In zijn Brieven spreekt de heilige Paulus niet alleen over het gebed, maar doet hij ook zelf smeekgebeden, en ook lofgebeden en zegeningen voor al wat God gedaan heeft en in de mensengeschiedenis blijft doen.
Dierbare broeders en zusters,Ons gebed is dikwijls een vraag om hulp in onze noden. En dat is normaal voor een mens, omdat wij hulp nodig hebben, wij hebben de anderen nodig en wij hebben God nodig. Het is dus normaal voor ons iets aan God te vragen, hulp te zoeken bij Hem; we moeten voor de geest houden dat het gebed dat de Heer ons leerde, het Onze Vader, een smeekgebed is en door dit gebed leert de Heer ons de prioriteiten in het gebed; het zuivert onze verlangens en zo ook ons hart. Al is het dus normaal dat wij in het gebed iets vragen, toch mag het niet alleen dat zijn. Er zijn ook redenen om te danken en als wij een beetje aandachtig zijn, zien we dat we veel goede dingen krijgen van God; Hij is zo goed voor ons dat het passend is, nodig, dat we danken. En het moet ook lofgebed zijn: als ons hart openstaat, zien wij ondanks alle problemen ook de schoonheid van de schepping, de goedheid die in Zijn schepping tot uiting komt. We moeten dus niet alleen vragen maar ook loven en danken: alleen dan is ons gebed volledig.
In zijn Brieven spreekt de heilige Paulus niet alleen over het gebed, maar doet hij ook zelf smeekgebeden, en ook lofgebeden en zegeningen voor al wat God gedaan heeft en in de mensengeschiedenis blijft doen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Vandaag zou ik willen halt houden bij het eerste hoofdstuk van de Brief aan de Efeziërs, die juist met een gebed begint, een zegenhymne, uitdrukking van dank en vreugde. De heilige Paulus zegent God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, omdat Hij ons in Jezus “zijn geheim raadsbesluit heeft doen kennen” (Ef. 1, 9) [b:Ef. 1, 9]. Wij hebben werkelijk een reden om te danken wanneer God ons het verborgene laat kennen: Zijn wil met ons en voor ons: het mysterie van Zijn wil.
“Mysterion”, “mysterie”: het is een woord dat in de Heilige Schrift en de liturgie dikwijls voorkomt. Ik wil hier niet aan filologie doen, maar in de gewone taal verwijst “mysterie” naar wat niet kan gekend worden, een werkelijkheid die wij met ons verstand niet kunnen vatten. De hymne waarmee de Brief aan de Efeziërs begint, leidt ons naar een diepere betekenis van dit woord en van de werkelijkheid waarnaar het verwijst. Voor gelovigen is “mysterie” niet zozeer het onbekende dan wel Gods barmhartige wil, Zijn liefdesplan dat zich in Jezus Christus ten volle geopenbaard heeft en ons de mogelijkheid biedt “met alle heiligen te vatten, wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die alle kennis te boven gaat” (Ef. 3, 18-19) [b:Ef. 3, 18-19]. Het ongekend mysterie van God is geopenbaard: God houdt van ons, van in den beginne houdt Hij van ons, van in de eeuwigheid.
“Mysterion”, “mysterie”: het is een woord dat in de Heilige Schrift en de liturgie dikwijls voorkomt. Ik wil hier niet aan filologie doen, maar in de gewone taal verwijst “mysterie” naar wat niet kan gekend worden, een werkelijkheid die wij met ons verstand niet kunnen vatten. De hymne waarmee de Brief aan de Efeziërs begint, leidt ons naar een diepere betekenis van dit woord en van de werkelijkheid waarnaar het verwijst. Voor gelovigen is “mysterie” niet zozeer het onbekende dan wel Gods barmhartige wil, Zijn liefdesplan dat zich in Jezus Christus ten volle geopenbaard heeft en ons de mogelijkheid biedt “met alle heiligen te vatten, wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die alle kennis te boven gaat” (Ef. 3, 18-19) [b:Ef. 3, 18-19]. Het ongekend mysterie van God is geopenbaard: God houdt van ons, van in den beginne houdt Hij van ons, van in de eeuwigheid.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Blijven wij dan even staan bij dit plechtige en diepe gebed. “Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus” (Ef. 1, 3) [b:Ef. 1, 3]. De heilige Paulus gebruikt het werkwoord “euloghein”, dat over het algemeen de vertaling is van het hebreeuwse woord “barak” : het betekent loven, verheerlijken, God de Vader danken, die de Bron is van de heilsgoederen, Degene “die ons in de hemelen in Christus heeft gezegend met elke geestelijke zegen”.
De apostel dankt en looft, maar denkt ook na over de redenen die de mens tot deze lof, deze dankzegging aanzetten en hij duidt op de fundamentele elementen van Gods plan en de fasen ervan. Vooreerst moeten wij God de Vader zegenen omdat, schrijft de heilige Paulus, Hij “ons uitverkoren (heeft) voor de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd” (Ef. 1, 4) [b:Ef. 1, 4]. Wat ons heilig en vlekkeloos maakt, is de liefde. God heeft ons tot het bestaan, tot heiligheid geroepen. En die keuze gaat zelfs vooraf aan de schepping van de wereld. Reeds voor de grondlegging der wereld maakten wij deel uit van Zijn plan, waren wij in Zijn gedachte. Met de profeet Jeremia kunnen wij zeggen dat Hij ons reeds kende voordat wij in de moederschoot gevormd werden (Jer. 1, 5) [[b:Jer. 1, 5]]; en ons kennende, hield Hij van ons. Roeping tot heiligheid, dat wil zeggen tot gemeenschap met God, behoort tot het eeuwig plan van deze God, een plan dat zich uitstrekt over de geschiedenis en dat alle mannen en vrouwen van de wereld omvat, omdat heiligheid een universele roeping is. God sluit niemand uit, Zijn plan is louter liefde. De heilige Johannes Chrysostomus zegt: “Hij heeft ons heilig gemaakt, maar men dient heilig te blijven. Heilig is wie deel heeft aan het geloof” 1,1-4 [[2044]].
De apostel dankt en looft, maar denkt ook na over de redenen die de mens tot deze lof, deze dankzegging aanzetten en hij duidt op de fundamentele elementen van Gods plan en de fasen ervan. Vooreerst moeten wij God de Vader zegenen omdat, schrijft de heilige Paulus, Hij “ons uitverkoren (heeft) voor de grondlegging der wereld, om heilig en vlekkeloos te zijn voor zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons voorbestemd” (Ef. 1, 4) [b:Ef. 1, 4]. Wat ons heilig en vlekkeloos maakt, is de liefde. God heeft ons tot het bestaan, tot heiligheid geroepen. En die keuze gaat zelfs vooraf aan de schepping van de wereld. Reeds voor de grondlegging der wereld maakten wij deel uit van Zijn plan, waren wij in Zijn gedachte. Met de profeet Jeremia kunnen wij zeggen dat Hij ons reeds kende voordat wij in de moederschoot gevormd werden (Jer. 1, 5) [[b:Jer. 1, 5]]; en ons kennende, hield Hij van ons. Roeping tot heiligheid, dat wil zeggen tot gemeenschap met God, behoort tot het eeuwig plan van deze God, een plan dat zich uitstrekt over de geschiedenis en dat alle mannen en vrouwen van de wereld omvat, omdat heiligheid een universele roeping is. God sluit niemand uit, Zijn plan is louter liefde. De heilige Johannes Chrysostomus zegt: “Hij heeft ons heilig gemaakt, maar men dient heilig te blijven. Heilig is wie deel heeft aan het geloof” 1,1-4 [[2044]].
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
En de heilige Paulus vervolgt: God heeft ons voorbestemd, Hij heeft ons uitverkoren om “geadopteerde kinderen (te zijn) door Jezus Christus” om ingelijfd te zijn in Zijn enige Zoon. De apostel beklemtoont de belangeloosheid van dit wonderlijk plan van God met de mensheid. God kiest ons, niet omdat wij goed zijn maar omdat Hij goed is. In de oudheid zei men van de goedheid: “bonum est diffusivum sui”; het goede deelt zichzelf mee, het behoort tot het wezen van het goede zich mee te delen, zich te verspreiden. En omdat God goedheid is, is Hij communicatie van goedheid, wil Hij communiceren; Hij schept omdat Hij ons Zijn goedheid wil meedelen en ons goed en heilig maken.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
In het midden van de zegening zegt de apostel hoe het heilsplan van onze Vader zich in Christus, Zijn veelgeliefde Zoon, verwezenlijkt. Hij schrijft: “In Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de zonden, dank zij de rijkdom van zijn genade” (Ef. 1, 7) [b:Ef. 1, 7]. Het kruisoffer van Christus is het unieke en niet te evenaren gebeuren waardoor de Vader Zijn liefde voor ons op een heldere manier getoond heeft, niet alleen met woorden maar concreet. God is zo concreet en zijn liefde is zo concreet dat Hij de geschiedenis binnen komt, mens wordt om te voelen wat het is in deze geschapen wereld te leven, en Hij aanvaardt de weg van lijden en dood. Gods liefde is zo concreet dat Hij niet alleen aan ons zijn deelneemt maar ook aan ons lijden en onze dood. Het kruisoffer maakt dat wij “Gods eigendom” worden, omdat het Bloed van Christus ons vrijgekocht heeft van de zonde, ons kwaad uitwist, ons vrijkoopt van de slavernij van zonde en dood. De heilige Paulus nodigt uit de diepte te zien van Gods liefde die de geschiedenis omvormt, die zijn eigen leven heeft omgevormd door van een christenvervolger een onvermoeibaar apostel van het Evangelie te maken. Laten we de geruststellende woorden uit de Brief aan de Romeinen nogmaals horen: “Indien God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken? ... Ik ben ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch engelen noch boze geesten, noch wat is noch wat zijn zal, en geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig wezen in het heelal ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus onze Heer” (Rom. 8, 31-32.38-39) [b:Rom. 8, 31-32.38-39]. Deze geruststelling – God is voor ons en geen enkel schepsel kan ons van Hem scheiden omdat Zijn liefde sterker is – moeten wij in ons wezen schrijven, in ons geweten als Christen.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
De zegening eindigt tenslotte met een verwijzing naar de Heilige Geest die in ons hart werd uitgestort; de Vertrooster die wij ontvangen hebben als een bezegeling van de belofte, “die het onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van Gods eigen volk, en tot lof van zijn heerlijkheid” (Ef. 1, 14) [b:Ef. 1, 14]. De verlossing is nog niet voltooid, dat voelen wij goed, maar zij zal haar volledige voltooiing vinden wanneer degenen die God zich verworven heeft, volledig zullen gered zijn. Wij bevinden ons nog op de weg van de verlossing, waarvan de wezenlijke werkelijkheid ons gegeven is door de dood en de verrijzenis van Jezus. Wij zijn op weg naar de definitieve verlossing, naar de volledige bevrijding van de kinderen Gods. En de Heilige Geest is de zekerheid dat God Zijn heilsplan zal voltooien wanneer Hij “het heelal in Christus onder één hoofd zal brengen, alle wezens in de hemelen en alle wezens op aarde, in Hem” (Ef. 1, 10) [b:Ef. 1, 10]. De heilige Johannes Chrysostomus geeft deze commentaar: “God heeft ons door het geloof uitverkoren en Hij heeft in ons het zegel gedrukt van het erfgoed van de komende heerlijkheid” 1,11-14 [[2044]]. Wij moeten aanvaarden dat de weg van de verlossing ook onze weg is, omdat God vrije schepselen wil, die vrij “ja” zeggen; maar het is vooreerst en vooral Zijn weg. Wij zijn in Zijn handen en nu behoort het tot onze vrijheid de weg te gaan die Hij voor ons geopend heeft. Wij gaan deze weg van de verlossing, met Christus, en voelen dat de verlossing zich verwezenlijkt.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
De visie die de heilige Paulus ons in deze grote zegening aanbiedt, liet ons de werking zien van de drie Personen van de Drie-eenheid: de Vader, die ons reeds voor de schepping van de wereld uitverkoren heeft, die aan ons gedacht heeft en ons schiep; de Zoon die ons met Zijn Bloed vrijgekocht heeft en de Heilige Geest die de waarborg is van onze verlossing en toekomstige heerlijkheid. In volhardend gebed, in een dagelijkse band met God, leren ook wij, zoals de heilige Paulus, de tekenen van dit plan en deze werking steeds duidelijker te zien: in de schoonheid van de Schepper die in Zijn schepselen tot uiting komt (Ef. 3, 9) [[b:Ef. 3, 9]], zoals de heilige Franciscus van Assisië zingt: “Geloofd zijt Gij, mijn Heer, met alle schepselen” FF 263 [[926]]. Het is belangrijk, vooral nu en tijdens de vakantieperiode, aandacht te hebben voor de schoonheid van de schepping en in deze schoonheid Gods gelaat te zien. In hun leven tonen de heiligen duidelijk wat Gods macht in de zwakheid van de mens kan doen. En Hij kan het ook voor ons. In heel de heilsgeschiedenis, waarin God ons nabij gekomen is en geduldig onze tijd afwacht, heeft Hij begrip voor onze ontrouw, bemoedigt Hij onze inspanningen en leidt Hij ons.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
In het gebed leren wij de tekenen zien van dit barmhartige plan terwijl de Kerk onderweg is. Zo groeien wij in Gods liefde, door de deur te openen zodat de Heilige Drie-eenheid in ons komt wonen, ons verlichten, verwarmen en ons bestaan leiden. “Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen” (Joh. 14, 23) [b:Joh. 14, 23], zegt Jezus en Hij belooft de leerlingen de gave van de Heilige Geest die hun alles zal leren. De heilige Ireneüs zei eens dat de Heilige Geest in de menswording gewend raakte in het mens te zijn. In het gebed moeten wij ons eraan wennen met God te zijn. Het is heel belangrijk dat wij leren met God te zijn want zo zien wij hoe mooi het is met Hem te zijn en dat is verlossing.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Dierbare vrienden, wanneer het gebed ons geestelijk leven voedt, worden wij bekwaam wat de heilige Paulus “het mysterie van het geloof” noemt, met een zuiver geweten te bewaren (1 Tim. 3, 9) [b:1 Tim. 3, 9]. Het gebed, dat een “gewoonte” is met God te zijn, brengt mannen en vrouwen voort die niet bezield zijn door eigenliefde, door het verlangen naar bezit, door dorst naar macht, maar door belangeloosheid, door het verlangen lief te hebben, de dorst om te dienen, dat wil zeggen bezield door God; en alleen zo kan men in de duisternis van de wereld licht brengen.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Ik zou deze catechese willen beëindigen met het slot van de Romeinenbrief. Met de heilige Paulus brengen ook wij eer aan God want Hij heeft ons in Jezus Christus alles gegeven wat bestaat en Hij gaf ons de Vertrooster, de Geest der Waarheid. Paulus schrijft op het einde van de Brief aan de Romeinen:
“Aan Hem die de macht heeft u sterk te maken – volgens het Evangelie van Jezus Christus, dat ik verkondig, volgens de openbaring van het mysterie, dat eeuwenlang verzwegen bleef maar nu is onthuld, en dat krachtens de opdracht van de eeuwige God aan de hand van profetische geschriften is meegedeeld aan alle heidenvolken om hen te brengen tot de gehoorzaamheid van het geloof – aan Hem, de enige, alwijze God, zij de heerlijkheid door Jezus Christus in de eeuwen der eeuwen! Amen” (Rom. 16, 25-27) [b:Rom. 16, 25-27].
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/4629-de-goddelijke-zegen-voor-de-schepping-door-god-de-vader-ef-1-3-14-nl