Compendium van de Eucharistie
x
Informatie over dit document
Compendium Eucharisticum
Compendium van de Eucharistie
Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
19 oktober 2009
Curie - Compendium
2009, Libreria Editrice Vaticana / Liturgische Documentatie nr. 6, NRL Den Bosch
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
2010
NRL, Den Bosch
https://rkliturgie.nl/nrl-publicaties-webshop/dl-6-recente-documenten-liturgische-gezangen
7 december 2022
3226
nl
Referenties naar dit document: 2
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Op voorstel van de bisschoppensynode van 2005 [d:82] heeft Paus Benedictus XVI opdracht gegeven tot het samenstellen van een Eucharistisch Compendium met als doel "het christelijk volk te helpen het eucharistisch mysterie steeds beter in geloof te begrijpen, het te vieren en te leven" Sacramentum Caritatis [[1784|93]]. Dit Compendium eucharisticum, dat werd uitgegeven door de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten [d:108] (Vaticaanstad, 2009, 468 blz.), bevat teksten uit de Catechismus van de Katholieke Kerk [1], gebeden, liturgische teksten uit het Romeins Missaal zowel volgens het Tweede Vaticaans Concilie [d:4], alsook volgens de oudere ritus en nog andere relevante zaken voor een goed begrip van zowel de viering als de aanbidding van het Sacrament van het altaar. Het compendium geeft ook een beknopte uiteenzetting van de leer van de rooms-katholieke Kerk over de Eucharistie; de Nederlandse vertaling van dit leerstellige gedeelte wordt hier gegeven zoals deze in Liturgische Documentatie nr. 6 (2010) van de Nationale Raad voor de Liturgie is uitgegeven.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 1 Leerstellig deel
- === Uit het Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes
Daarop zeiden ze: ‘Maar U, welk teken verricht U dan wel? We willen zien om U te kunnen geloven. Op welk werk kunt U zich beroepen? Onze voorouders hebben in de woestijn het manna gegeten, zoals geschreven staat: Brood uit de hemel gaf hij hun te eten.’ Jezus hernam: ‘Waarachtig, Ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven; mijn Vader is het die u het brood uit de hemel geeft, het echte. Want het brood dat God geeft, is Hij die uit de hemel neerdaalt en aan de wereld leven geeft.’ ‘Heer,’ zeiden ze, ‘geef ons dat brood dan, voor altijd.’
Jezus antwoordde: ‘Ik ben het brood om van te leven. Wie naar Mij toe komt krijgt geen honger meer, en wie in Mij gelooft krijgt nooit meer dorst. Maar zoals Ik u gezegd heb: u hebt Mij gezien en toch gelooft u niet. Allen die de Vader Mij toevertrouwt, komen naar Mij toe, en wie naar Mij toe komen, zal Ik nooit buitensluiten. Want niet om mijn eigen wil te doen ben Ik uit de hemel neergedaald, maar om de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft. Dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft: dat Ik van allen die Hij Mij heeft toevertrouwd, niemand verloren laat gaan, maar hen allemaal op de laatste dag laat opstaan. Want dit is de wil van mijn Vader: dat wie de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven bezit en dat Ik hem op de laatste dag laat opstaan.’ Intussen waren de Joden gaan morren* omdat Hij gezegd had: ‘Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald.’ ‘Dit is toch Jezus, de zoon van Jozef?’ zeiden ze. ‘En zijn vader en moeder zijn hier toch bekend? Hoe kan Hij dan beweren: “Ik ben uit de hemel neergedaald”?’Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Houd op met dat gemor! Niemand kan naar Mij toe komen tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem naar Mij toe haalt – en Ik laat hem op de laatste dag opstaan. Er staat geschreven bij de Profeten: En allen zullen onderricht ontvangen van God. Wie naar de Vader heeft geluisterd en bij Hem in de leer is geweest, komt naar Mij toe. Niet dat iemand de Vader ooit gezien heeft: alleen Hij die van God komt, heeft de Vader gezien. Waarachtig, Ik verzeker u: wie gelooft, bezit eeuwig leven.
Ik ben het brood om van te leven. Uw voorouders hebben in de woestijn het manna gegeten, en toch zijn ze gestorven. Zo is het niet met het brood dat uit de hemel neerdaalt: wie daarvan eet zal niet sterven. Ik ben het levende brood, dat uit de hemel is neergedaald. Als men van dát brood eet, zal men leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, voor het leven van de wereld.’ Toen ontstond er onder de Joden een discussie: ‘Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?’ Daarop hernam Jezus: ‘Waarachtig, Ik verzeker u: als u het vlees van de Mensenzoon niet eet, als u zijn bloed niet drinkt, is er geen leven in u. Maar wie mijn vlees en bloed eet en drinkt, die bezit eeuwig leven: op de laatste dag laat Ik hem opstaan, want mijn vlees is echt voedsel, mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft met Mij verbonden en Ik met hem. Zoals Ik leef uit de Vader, de Levende, die Mij gezonden heeft, zo zal ook hij die zich met Mij voedt, leven uit Mij. Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald, niet dat wat uw voorouders hebben gegeten, die niettemin gestorven zijn. Wie zich met dit brood voedt, zal leven in eeuwigheid.’
Zo luidde de onderrichting die Jezus hield in een synagoge van Kafarnaüm.
Velen van zijn leerlingen die Hem gehoord hadden, zeiden: ‘Dit zijn harde woorden. Wie kan daar nog naar luisteren?’ Maar Jezus, die wist dat dit bij zijn leerlingen gemor uitlokte, zei: ‘Dit ergert jullie dus? En als jullie nu de Mensenzoon eens zien opstijgen naar waar Hij vroeger was? Het is de Geest die levend maakt, het vlees helpt niets. De woorden die Ik tot jullie gesproken heb, zijn geest: ze zijn leven. Maar er zijn er onder jullie die niet geloven.’ Jezus wist immers al vanaf het eerste moment wie het waren die niet geloofden en wie het was die Hem zou overleveren. En Hij vervolgde: ‘Dat is de reden waarom Ik zei dat niemand naar Mij toe kan komen tenzij hem dit door de Vader geschonken is.’
(Joh. 6, 30-65) [b:Joh. 6, 30-65]
Jezus antwoordde: ‘Ik ben het brood om van te leven. Wie naar Mij toe komt krijgt geen honger meer, en wie in Mij gelooft krijgt nooit meer dorst. Maar zoals Ik u gezegd heb: u hebt Mij gezien en toch gelooft u niet. Allen die de Vader Mij toevertrouwt, komen naar Mij toe, en wie naar Mij toe komen, zal Ik nooit buitensluiten. Want niet om mijn eigen wil te doen ben Ik uit de hemel neergedaald, maar om de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft. Dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft: dat Ik van allen die Hij Mij heeft toevertrouwd, niemand verloren laat gaan, maar hen allemaal op de laatste dag laat opstaan. Want dit is de wil van mijn Vader: dat wie de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven bezit en dat Ik hem op de laatste dag laat opstaan.’ Intussen waren de Joden gaan morren* omdat Hij gezegd had: ‘Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald.’ ‘Dit is toch Jezus, de zoon van Jozef?’ zeiden ze. ‘En zijn vader en moeder zijn hier toch bekend? Hoe kan Hij dan beweren: “Ik ben uit de hemel neergedaald”?’Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Houd op met dat gemor! Niemand kan naar Mij toe komen tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem naar Mij toe haalt – en Ik laat hem op de laatste dag opstaan. Er staat geschreven bij de Profeten: En allen zullen onderricht ontvangen van God. Wie naar de Vader heeft geluisterd en bij Hem in de leer is geweest, komt naar Mij toe. Niet dat iemand de Vader ooit gezien heeft: alleen Hij die van God komt, heeft de Vader gezien. Waarachtig, Ik verzeker u: wie gelooft, bezit eeuwig leven.
Ik ben het brood om van te leven. Uw voorouders hebben in de woestijn het manna gegeten, en toch zijn ze gestorven. Zo is het niet met het brood dat uit de hemel neerdaalt: wie daarvan eet zal niet sterven. Ik ben het levende brood, dat uit de hemel is neergedaald. Als men van dát brood eet, zal men leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, voor het leven van de wereld.’ Toen ontstond er onder de Joden een discussie: ‘Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?’ Daarop hernam Jezus: ‘Waarachtig, Ik verzeker u: als u het vlees van de Mensenzoon niet eet, als u zijn bloed niet drinkt, is er geen leven in u. Maar wie mijn vlees en bloed eet en drinkt, die bezit eeuwig leven: op de laatste dag laat Ik hem opstaan, want mijn vlees is echt voedsel, mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft met Mij verbonden en Ik met hem. Zoals Ik leef uit de Vader, de Levende, die Mij gezonden heeft, zo zal ook hij die zich met Mij voedt, leven uit Mij. Dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald, niet dat wat uw voorouders hebben gegeten, die niettemin gestorven zijn. Wie zich met dit brood voedt, zal leven in eeuwigheid.’
Zo luidde de onderrichting die Jezus hield in een synagoge van Kafarnaüm.
Velen van zijn leerlingen die Hem gehoord hadden, zeiden: ‘Dit zijn harde woorden. Wie kan daar nog naar luisteren?’ Maar Jezus, die wist dat dit bij zijn leerlingen gemor uitlokte, zei: ‘Dit ergert jullie dus? En als jullie nu de Mensenzoon eens zien opstijgen naar waar Hij vroeger was? Het is de Geest die levend maakt, het vlees helpt niets. De woorden die Ik tot jullie gesproken heb, zijn geest: ze zijn leven. Maar er zijn er onder jullie die niet geloven.’ Jezus wist immers al vanaf het eerste moment wie het waren die niet geloofden en wie het was die Hem zou overleveren. En Hij vervolgde: ‘Dat is de reden waarom Ik zei dat niemand naar Mij toe kan komen tenzij hem dit door de Vader geschonken is.’
(Joh. 6, 30-65) [b:Joh. 6, 30-65]
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Oecumenisch Concilie van Trente - Decreet over de Allerheiligste Eucharistie
1
Over de werkelijke tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus in het alleheiligste Sacrament van de Eucharistie
Allereerst leert het heilig Concilie en belijdt duidelijk en zonder meer dat in het verheven sacrament van de heilige Eucharistie na de consecratie van brood en wijn onze Heer Jezus Christus als waarachtig God en waarlijk mens werkelijk en substantieel can. 1 [[679|17]] tegenwoordig is onder de gedaante van deze dingen die voor de zintuigen toegankelijk zijn.
DH 1636 [679|2]
Allereerst leert het heilig Concilie en belijdt duidelijk en zonder meer dat in het verheven sacrament van de heilige Eucharistie na de consecratie van brood en wijn onze Heer Jezus Christus als waarachtig God en waarlijk mens werkelijk en substantieel can. 1 [[679|17]] tegenwoordig is onder de gedaante van deze dingen die voor de zintuigen toegankelijk zijn.
DH 1636 [679|2]
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
De transsubstantiatie
Omdat onze Verlosser Christus gezegd heeft dat hetgeen Hij onder de gedaante van brood opdroeg werkelijk zijn Lichaam was (Mt. 26, 26 vv) [[b:Mt. 26, 26 vv]] (Mc. 14, 22 vv.) [[b:Mc. 14, 22 vv.]] (Lc. 22, 19 vv.) [[b:Lc. 22, 19 vv.]] (1 Kor. 11, 24 vv.) [[b:1 Kor. 11, 24 vv.]], is dit ook altijd de overtuiging geweest van de Kerk van God, en daarom verklaart dit heilig concilie het ook nu weer: door de consecratie van brood en wijn komt de verandering tot stand van de gehele substantie van het brood in de substantie van het Lichaam van Christus onze Heer, en van de gehele substantie van de wijn in de substantie van zijn Bloed. Deze verandering nu is door de heilige katholieke Kerk gepast en treffend transsubstantiatie (wezensverandering) genoemd (can. 2) [[679|18]].
DH 1642 [679|8]
Omdat onze Verlosser Christus gezegd heeft dat hetgeen Hij onder de gedaante van brood opdroeg werkelijk zijn Lichaam was (Mt. 26, 26 vv) [[b:Mt. 26, 26 vv]] (Mc. 14, 22 vv.) [[b:Mc. 14, 22 vv.]] (Lc. 22, 19 vv.) [[b:Lc. 22, 19 vv.]] (1 Kor. 11, 24 vv.) [[b:1 Kor. 11, 24 vv.]], is dit ook altijd de overtuiging geweest van de Kerk van God, en daarom verklaart dit heilig concilie het ook nu weer: door de consecratie van brood en wijn komt de verandering tot stand van de gehele substantie van het brood in de substantie van het Lichaam van Christus onze Heer, en van de gehele substantie van de wijn in de substantie van zijn Bloed. Deze verandering nu is door de heilige katholieke Kerk gepast en treffend transsubstantiatie (wezensverandering) genoemd (can. 2) [[679|18]].
DH 1642 [679|8]
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De voorbereiding om de H. Eucharistie waardig te kunnen ontvangen
Als het ongepast is, dat iemand, anders dan in heiligheid, tot enige heilige dienst nadert, dan moet een christenmens zeker, naarmate de heiligheid en de goddelijkheid van dit hemels sacrament hem meer bekend is, er des te zorgvuldiger voor waken dat hij niet zonder grote eerbied en heiligheid (can. 11) [[679|27]] tot het ontvangen ervan nadert, te meer daar wij bij de Apostel deze schrikwekkende woorden lezen: "Wie eet en drinkt zonder het Lichaam te onderkennen, eet en drinkt zijn eigen vonnis" (1 Kor. 11, 29) [b:1 Kor. 11, 29]. Daarom moet men degene die wil communiceren zijn gebod in herinnering roepen: "Wij moeten onszelf onderzoeken" (1 Kor. 11, 28) [b:1 Kor. 11, 28].
DH 1646 [[679|11]]
Als het ongepast is, dat iemand, anders dan in heiligheid, tot enige heilige dienst nadert, dan moet een christenmens zeker, naarmate de heiligheid en de goddelijkheid van dit hemels sacrament hem meer bekend is, er des te zorgvuldiger voor waken dat hij niet zonder grote eerbied en heiligheid (can. 11) [[679|27]] tot het ontvangen ervan nadert, te meer daar wij bij de Apostel deze schrikwekkende woorden lezen: "Wie eet en drinkt zonder het Lichaam te onderkennen, eet en drinkt zijn eigen vonnis" (1 Kor. 11, 29) [b:1 Kor. 11, 29]. Daarom moet men degene die wil communiceren zijn gebod in herinnering roepen: "Wij moeten onszelf onderzoeken" (1 Kor. 11, 28) [b:1 Kor. 11, 28].
DH 1646 [[679|11]]
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Tweede Vaticaans Concilie - Constitutie over de liturgie "Sacrosanctum Concilium"
4
HET MYSTERIE VAN DE EUCHARISTIE
IV. De bevordering van het liturgisch leven in bisdom en parochie
41. [570|41]
De bisschop moet beschouwd worden als de hogepriester van zijn kudde van wie het leven in Christus van zijn gelovigen in zekere zin voortkomt en afhangt.
Daarom moeten allen aan het liturgische leven van het diocees rondom de bisschop, vooral in de kathedrale kerk, grote waarde toekennen; zij moeten ervan overtuigd zijn, dat de Kerk zich bij uitstek manifesteert in de volledige en actieve deelname van heel het heilige volk Gods aan dezelfde liturgische vieringen, vooral aan dezelfde Eucharistie, in één gebed, aan het éne altaar, waar de bisschop voorzit, omringd door zijn priesters en dienaren. vgl: 7 [[[989 |+ 19 ]]] vgl: 4 [[[1782|+15]]] vgl: 8 [[[945]]]
IV. De bevordering van het liturgisch leven in bisdom en parochie
41. [570|41]
De bisschop moet beschouwd worden als de hogepriester van zijn kudde van wie het leven in Christus van zijn gelovigen in zekere zin voortkomt en afhangt.
Daarom moeten allen aan het liturgische leven van het diocees rondom de bisschop, vooral in de kathedrale kerk, grote waarde toekennen; zij moeten ervan overtuigd zijn, dat de Kerk zich bij uitstek manifesteert in de volledige en actieve deelname van heel het heilige volk Gods aan dezelfde liturgische vieringen, vooral aan dezelfde Eucharistie, in één gebed, aan het éne altaar, waar de bisschop voorzit, omringd door zijn priesters en dienaren. vgl: 7 [[[989 |+ 19 ]]] vgl: 4 [[[1782|+15]]] vgl: 8 [[[945]]]
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
42. [570|42]
Aangezien de bisschop in zijn kerk niet altijd en overal persoonlijk zijn gehele kudde kan leiden, moet hij noodzakelijk groepen van gelovigen vormen, waaronder de parochies, plaatselijk georganiseerd onder een herder, die de plaats van de bisschop inneemt, de voornaamste zijn, want ze vertegenwoordigen in zekere zin de zichtbare Kerk, die over de gehele wereld is verbreid.
Daarom dient het liturgische leven van de parochie en zijn binding aan de bisschop in de opvattingen en in de praktijk van de gelovigen en de geestelijkheid bevorderd te worden, en men moet streven naar een bloeiende gemeenschapsgeest in de parochie, vooral bij de gemeenschappelijke viering van de zondagsmis.
Aangezien de bisschop in zijn kerk niet altijd en overal persoonlijk zijn gehele kudde kan leiden, moet hij noodzakelijk groepen van gelovigen vormen, waaronder de parochies, plaatselijk georganiseerd onder een herder, die de plaats van de bisschop inneemt, de voornaamste zijn, want ze vertegenwoordigen in zekere zin de zichtbare Kerk, die over de gehele wereld is verbreid.
Daarom dient het liturgische leven van de parochie en zijn binding aan de bisschop in de opvattingen en in de praktijk van de gelovigen en de geestelijkheid bevorderd te worden, en men moet streven naar een bloeiende gemeenschapsgeest in de parochie, vooral bij de gemeenschappelijke viering van de zondagsmis.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
48. [570|48]
Daarom geeft de Kerk zich alle zorg en moeite, dat de Christengelovigen dit geheim van het geloof niet als buitenstaanders of als zwijgende toeschouwers bijwonen, maar dat zij het door de riten en gebeden goed leren begrijpen en daardoor bewust, godvruchtig en actief deelnemen aan de heilige handeling, dat zij door Gods woord onderwezen worden, zich voeden aan de tafel van 's Heren Lichaam en God dank brengen, dat zij het onbevlekt Offer opdragen niet alleen door de handen van de priester, maar ook tezamen met hem, en zo zich zelf leren offeren, dat zij eindelijk steeds meer door Christus de Middelaar vgl: lib. XI, cap. XI-XII: PG 74, 557-564, vooral 564-565 [[[1175]]] uitgroeien tot een volmaakte eenheid met God en met elkaar, opdat tenslotte Gods alles in allen moge zijn.
Daarom geeft de Kerk zich alle zorg en moeite, dat de Christengelovigen dit geheim van het geloof niet als buitenstaanders of als zwijgende toeschouwers bijwonen, maar dat zij het door de riten en gebeden goed leren begrijpen en daardoor bewust, godvruchtig en actief deelnemen aan de heilige handeling, dat zij door Gods woord onderwezen worden, zich voeden aan de tafel van 's Heren Lichaam en God dank brengen, dat zij het onbevlekt Offer opdragen niet alleen door de handen van de priester, maar ook tezamen met hem, en zo zich zelf leren offeren, dat zij eindelijk steeds meer door Christus de Middelaar vgl: lib. XI, cap. XI-XII: PG 74, 557-564, vooral 564-565 [[[1175]]] uitgroeien tot een volmaakte eenheid met God en met elkaar, opdat tenslotte Gods alles in allen moge zijn.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Paus Johannes Paulus II - Encycliek "Ecclesia de Eucharistia"
7
59. [87|59]
Nu ik dit doe is mijn hart vervuld van dankbaarheid. Meer dan een halve eeuw lang, dagelijks, te beginnen op 2 november 1946, toen ik mijn eerste mis opdroeg in de crypte van Sint Leonardus in de Wawel-kathedraal van Krakau, zijn mijn ogen gericht geweest op de hostie en de kelk, waarin tijd en ruimte in zekere zin 'samentrekken' en het drama van Golgotha weer levend wordt voorgesteld, aldus zijn geheimvolle 'gelijktijdige' tegenwoordigheid manifesterend. Elke dag is mijn geloof in staat geweest in het geconsacreerde brood en de geconsacreerde wijn de goddelijke Pelgrim te herkennen die zich aansloot bij de twee leerlingen op de weg naar Emmaüs en hun ogen opende voor het licht en hun harten voor nieuwe hoop. (Lc. 24, 13-35) [[b:Lc. 24, 13-35]]
Sta mij toe, dierbare broeders en zusters, om met diepe emotie mijn eigen getuigenis te geven van mijn geloof in de allerheiligste Eucharistie, opdat ik mij bij uw geloof voeg en het versterk.
Nu ik dit doe is mijn hart vervuld van dankbaarheid. Meer dan een halve eeuw lang, dagelijks, te beginnen op 2 november 1946, toen ik mijn eerste mis opdroeg in de crypte van Sint Leonardus in de Wawel-kathedraal van Krakau, zijn mijn ogen gericht geweest op de hostie en de kelk, waarin tijd en ruimte in zekere zin 'samentrekken' en het drama van Golgotha weer levend wordt voorgesteld, aldus zijn geheimvolle 'gelijktijdige' tegenwoordigheid manifesterend. Elke dag is mijn geloof in staat geweest in het geconsacreerde brood en de geconsacreerde wijn de goddelijke Pelgrim te herkennen die zich aansloot bij de twee leerlingen op de weg naar Emmaüs en hun ogen opende voor het licht en hun harten voor nieuwe hoop. (Lc. 24, 13-35) [[b:Lc. 24, 13-35]]
Sta mij toe, dierbare broeders en zusters, om met diepe emotie mijn eigen getuigenis te geven van mijn geloof in de allerheiligste Eucharistie, opdat ik mij bij uw geloof voeg en het versterk.
Ave, verum corpus natum de Maria Virgine, vere passum, immolatum, in cruce pro homine!Hier is de schat van de Kerk, het hart van de wereld, de belofte van een vervulling waarnaar iedere mens, zelfs onbewust, hunkert. Een groot en transcendent geheim, zeker, en één dat het vermogen van onze geest om verder te gaan dan verschijningsvormen, op de proef stelt. Hier schieten onze zintuigen te kort: visus, tactus, gustus in te fallitur, in de woorden van de hymne Adoro te devote; maar alleen het geloof, geworteld in het woord van Christus dat ons door de apostelen is overgeleverd, is voor ons voldoende. Sta mij toe om, zoals Petrus aan het einde van de eucharistische uiteenzetting in het evangelie van Johannes, nog eens tot Christus te zeggen, namens de hele Kerk en namens ieder van U: "Heer, naar wie zouden wij gaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven." (Joh. 6, 68) [b:Joh. 6, 68]
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Catechismus van de Katholieke Kerk. Compendium:Het Sacrament van de Eucharistie
8
Wat is de Eucharistie
271 [663|271]
De Eucharistie is het offer zelf van het Lichaam en Bloed van de Heer Jezus, dat Hij heeft ingesteld om het kruisoffer door de eeuwen heen te bestendigen tot aan zijn wederkomst en zo aan zijn Kerk de gedachtenisviering van zijn dood en verrijzenis toe te vertrouwen. Zij is teken van eenheid, band van liefde, paasmaaltijd waarbij Christus genuttigd, het hart met genade wordt vervuld en ons een onderpand van het eeuwig leven gegeven wordt.
CKK 1322-1323; 1409 [1|1322-1323.1409]
271 [663|271]
De Eucharistie is het offer zelf van het Lichaam en Bloed van de Heer Jezus, dat Hij heeft ingesteld om het kruisoffer door de eeuwen heen te bestendigen tot aan zijn wederkomst en zo aan zijn Kerk de gedachtenisviering van zijn dood en verrijzenis toe te vertrouwen. Zij is teken van eenheid, band van liefde, paasmaaltijd waarbij Christus genuttigd, het hart met genade wordt vervuld en ons een onderpand van het eeuwig leven gegeven wordt.
CKK 1322-1323; 1409 [1|1322-1323.1409]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Wanneer heeft Jezus Christus de Eucharistie ingesteld?
272 [663|272]
Hij heeft haar ingesteld op Witte Donderdag, “in de nacht waarin Hij werd overgeleverd” (1 Kor. 11, 23) [b:1 Kor. 11, 23], terwijl Hij met zijn apostelen het laatste avondmaal vierde.
CKK 1323; 1337-1340 [1|1323.1337-1340]
272 [663|272]
Hij heeft haar ingesteld op Witte Donderdag, “in de nacht waarin Hij werd overgeleverd” (1 Kor. 11, 23) [b:1 Kor. 11, 23], terwijl Hij met zijn apostelen het laatste avondmaal vierde.
CKK 1323; 1337-1340 [1|1323.1337-1340]
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Hoe heeft Hij haar ingesteld?
273 [663|273]
Na zijn apostelen te hebben verzameld in de zaal van het Laatste Avondmaal, nam Jezus het brood in zijn handen en gaf het hun, met de woorden: "Neemt en eet hiervan, gij allen: Dit is mijn Lichaam dat voor u gegeven wordt.” Daarop nam Hij de kelk met wijn in zijn handen en zei tot hen: “Neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is de beker van het nieuwe en altijddurende verbond, dit is mijn Bloed dat voor u en voor alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Blijft dit doen om mij te gedenken.”
CKK 1337-1340; 1365, 1406 [1|1337-1340.1365.1406]
273 [663|273]
Na zijn apostelen te hebben verzameld in de zaal van het Laatste Avondmaal, nam Jezus het brood in zijn handen en gaf het hun, met de woorden: "Neemt en eet hiervan, gij allen: Dit is mijn Lichaam dat voor u gegeven wordt.” Daarop nam Hij de kelk met wijn in zijn handen en zei tot hen: “Neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is de beker van het nieuwe en altijddurende verbond, dit is mijn Bloed dat voor u en voor alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Blijft dit doen om mij te gedenken.”
CKK 1337-1340; 1365, 1406 [1|1337-1340.1365.1406]
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Welke betekenis heeft de Eucharistie in het leven van de Kerk?
274 [663|274]
Zij is bron en hoogtepunt van heel het christelijk leven. In de Eucharistie bereiken het heiligend handelen van God jegens ons, en onze eredienst jegens Hem hun hoogtepunt. In haar ligt heel het geestelijk goed van de Kerk besloten: Christus zelf, ons Pasen. De gemeenschap met het goddelijk leven en de eenheid van het volk van God worden door de Eucharistie tot uitdrukking en tot stand gebracht. Door de Eucharistieviering verenigen wij ons nu reeds met de liturgie van de hemel en lopen wij vooruit op het eeuwig leven.
CKK 1324-1327; 1407 [1|1324-1327.1407]
274 [663|274]
Zij is bron en hoogtepunt van heel het christelijk leven. In de Eucharistie bereiken het heiligend handelen van God jegens ons, en onze eredienst jegens Hem hun hoogtepunt. In haar ligt heel het geestelijk goed van de Kerk besloten: Christus zelf, ons Pasen. De gemeenschap met het goddelijk leven en de eenheid van het volk van God worden door de Eucharistie tot uitdrukking en tot stand gebracht. Door de Eucharistieviering verenigen wij ons nu reeds met de liturgie van de hemel en lopen wij vooruit op het eeuwig leven.
CKK 1324-1327; 1407 [1|1324-1327.1407]
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Hoe wordt dit Sacrament genoemd?
275 [663|275]
De onuitputtelijke rijkdom van dit Sacrament vindt zijn uitdrukking in verschillende namen die bijzondere aspecten ervan oproepen. De meest gebruikelijke benamingen zijn: Eucharistie; Heilige Mis; Maaltijd des Heren; Breken van het brood; Eucharistieviering; Gedachtenis van het lijden, de dood en de verrijzenis van de Heer; Heilig Offer; Heilige en Goddelijke Liturgie; Heilige Mysteries, Allerheiligst Sacrament van het Altaar; Heilige Communie.
CKK 1328-1332 [1|1328-1332]
275 [663|275]
De onuitputtelijke rijkdom van dit Sacrament vindt zijn uitdrukking in verschillende namen die bijzondere aspecten ervan oproepen. De meest gebruikelijke benamingen zijn: Eucharistie; Heilige Mis; Maaltijd des Heren; Breken van het brood; Eucharistieviering; Gedachtenis van het lijden, de dood en de verrijzenis van de Heer; Heilig Offer; Heilige en Goddelijke Liturgie; Heilige Mysteries, Allerheiligst Sacrament van het Altaar; Heilige Communie.
CKK 1328-1332 [1|1328-1332]
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Welke plaats heeft de Eucharistie in het goddelijk heilsplan?
276 [663|276]
In het Oude Verbond wordt de Eucharistie vooral aangekondigd in het jaarlijkse paasmaal dat door de Joden ieder jaar met ongedesemd brood wordt gevierd, ter herinnering aan het haastige en bevrijdende vertrek uit Egypte. Jezus heeft haar aangekondigd in zijn onderricht, en haar ingesteld bij de viering van het laatste avondmaal met zijn apostelen, tijdens een paasmaaltijd. In trouw aan de opdracht van de Heer: “Doet dit tot mijn gedachtenis” (1 Kor. 11, 24) [b:1 Kor. 11, 24], heeft de Kerk altijd de Eucharistie gevierd, vooral op zondag, dag van de verrijzenis van Jezus.
CKK 1333-1344; 1406 [1|1333-1344.1406]
276 [663|276]
In het Oude Verbond wordt de Eucharistie vooral aangekondigd in het jaarlijkse paasmaal dat door de Joden ieder jaar met ongedesemd brood wordt gevierd, ter herinnering aan het haastige en bevrijdende vertrek uit Egypte. Jezus heeft haar aangekondigd in zijn onderricht, en haar ingesteld bij de viering van het laatste avondmaal met zijn apostelen, tijdens een paasmaaltijd. In trouw aan de opdracht van de Heer: “Doet dit tot mijn gedachtenis” (1 Kor. 11, 24) [b:1 Kor. 11, 24], heeft de Kerk altijd de Eucharistie gevierd, vooral op zondag, dag van de verrijzenis van Jezus.
CKK 1333-1344; 1406 [1|1333-1344.1406]
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Hoe is het verloop van de eucharistieviering?
277 [663|277]
Zij verloopt in twee grote delen die samen één enkele daad van eredienst vormen: de liturgie van het Woord, die de verkondiging van en het luisteren naar het Woord van God omvat; en de eucharistische liturgie, die de aanbieding van brood en wijn, het gebed of de anafora met de consecratiewoorden, en de communie omvat.
CKK 1345-1355; 1408 [1|1345-1355.1408]
277 [663|277]
Zij verloopt in twee grote delen die samen één enkele daad van eredienst vormen: de liturgie van het Woord, die de verkondiging van en het luisteren naar het Woord van God omvat; en de eucharistische liturgie, die de aanbieding van brood en wijn, het gebed of de anafora met de consecratiewoorden, en de communie omvat.
CKK 1345-1355; 1408 [1|1345-1355.1408]
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Wie is de bedienaar van de Eucharistie?
278 [663|278]
Dat is de geldig gewijde priester (bisschop of presbyter) die handelt in de persoon van Christus, het Hoofd, en in naam van de Kerk.
CKK 1348; 1410-1411 [1|1348.1410-1411]
278 [663|278]
Dat is de geldig gewijde priester (bisschop of presbyter) die handelt in de persoon van Christus, het Hoofd, en in naam van de Kerk.
CKK 1348; 1410-1411 [1|1348.1410-1411]
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Wat zijn de wezenlijke en noodzakelijke elementen voor de viering van de Eucharistie?
279 [663|279]
Dat zijn het brood van tarwe, en de wijn van de wijnstok.
CKK 1350; 1412 [1|1350.1412]
279 [663|279]
Dat zijn het brood van tarwe, en de wijn van de wijnstok.
CKK 1350; 1412 [1|1350.1412]
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
In welke zin is de Eucharistie de gedachtenis van het offer van Christus?
280 [663|280]
De Eucharistie is gedachtenis in die zin, dat zij tegenwoordig stelt en actualiseert het offer dat Christus eens en voor altijd op het kruis gebracht heeft aan de Vader ten bate van de mensheid. Het offerkarakter van de Eucharistie wordt duidelijk in de instellingswoorden zelf: “Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt... Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn Bloed dat voor u vergoten wordt” (Lc. 22, 19-20) [b:Lc. 22, 19-20]. Het kruisoffer en het offer van de Eucharistie zijn één en hetzelfde offer. Een en dezelfde zijn het slachtoffer en de offeraar: wat alleen verschilt is de wijze van geofferd worden: bloedig op het kruis, onbloedig in de Eucharistie.
CKK 1356-1367 en [1|1356-1367] CKK 1412 [1|1412]
280 [663|280]
De Eucharistie is gedachtenis in die zin, dat zij tegenwoordig stelt en actualiseert het offer dat Christus eens en voor altijd op het kruis gebracht heeft aan de Vader ten bate van de mensheid. Het offerkarakter van de Eucharistie wordt duidelijk in de instellingswoorden zelf: “Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt... Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn Bloed dat voor u vergoten wordt” (Lc. 22, 19-20) [b:Lc. 22, 19-20]. Het kruisoffer en het offer van de Eucharistie zijn één en hetzelfde offer. Een en dezelfde zijn het slachtoffer en de offeraar: wat alleen verschilt is de wijze van geofferd worden: bloedig op het kruis, onbloedig in de Eucharistie.
CKK 1356-1367 en [1|1356-1367] CKK 1412 [1|1412]
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Op welke wijze neemt de Kerk aan het eucharistisch offer deel?
281 [663|281]
In de Eucharistie wordt het offer van Christus ook het offer van de ledematen van zijn lichaam. Het leven van de gelovigen, hun lofprijzing, hun lijden, hun gebed, hun werk, worden verenigd met die van Christus. Als offer wordt de Eucharistie ook opgedragen voor alle levende en overleden gelovigen, om de zonden te herstellen van alle mensen, en om van God geestelijke en tijdelijke weldaden te verkrijgen. Ook de hemelse Kerk is verenigd in het offer van Christus.
CKK 1368-1372; 1414 [1|1368-1372.1414]
281 [663|281]
In de Eucharistie wordt het offer van Christus ook het offer van de ledematen van zijn lichaam. Het leven van de gelovigen, hun lofprijzing, hun lijden, hun gebed, hun werk, worden verenigd met die van Christus. Als offer wordt de Eucharistie ook opgedragen voor alle levende en overleden gelovigen, om de zonden te herstellen van alle mensen, en om van God geestelijke en tijdelijke weldaden te verkrijgen. Ook de hemelse Kerk is verenigd in het offer van Christus.
CKK 1368-1372; 1414 [1|1368-1372.1414]
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Hoe is Jezus in de Eucharistie tegenwoordig?
282 [663|282]
Jezus Christus is in de Eucharistie op een unieke en onvergelijkelijke wijze tegenwoordig. Hij is immers tegenwoordig op een waarachtige, werkelijke en substantiële wijze: met zijn Lichaam en zijn Bloed, met zijn Ziel en zijn Godheid. In haar is dus op sacramentele wijze, dat wil zeggen onder de gedaanten van brood en wijn, de hele Christus tegenwoordig: God en mens.
CKK 1373-1375; 1413 [1|1373-1375.1413]
282 [663|282]
Jezus Christus is in de Eucharistie op een unieke en onvergelijkelijke wijze tegenwoordig. Hij is immers tegenwoordig op een waarachtige, werkelijke en substantiële wijze: met zijn Lichaam en zijn Bloed, met zijn Ziel en zijn Godheid. In haar is dus op sacramentele wijze, dat wil zeggen onder de gedaanten van brood en wijn, de hele Christus tegenwoordig: God en mens.
CKK 1373-1375; 1413 [1|1373-1375.1413]
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Wat betekent transsubstantiatie?
283 [663|283]
Transsubstantiatie betekent de verandering van de hele substantie van het brood in de substantie van het Lichaam van Christus en van de hele substantie van de wijn in de substantie van zijn Bloed. Deze verandering voltrekt zich in het eucharistisch gebed door de werkdadige kracht van het woord van Christus en van het handelen van de heilige Geest. Toch blijven de zintuiglijk waarneembare kenmerken van brood en wijn, de zogenaamde “eucharistische gedaanten”, onveranderd.
CKK 1376-1377; 1413 [1|1376-1377.1413]
283 [663|283]
Transsubstantiatie betekent de verandering van de hele substantie van het brood in de substantie van het Lichaam van Christus en van de hele substantie van de wijn in de substantie van zijn Bloed. Deze verandering voltrekt zich in het eucharistisch gebed door de werkdadige kracht van het woord van Christus en van het handelen van de heilige Geest. Toch blijven de zintuiglijk waarneembare kenmerken van brood en wijn, de zogenaamde “eucharistische gedaanten”, onveranderd.
CKK 1376-1377; 1413 [1|1376-1377.1413]
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Wordt door het breken van het brood Christus opgedeeld?
284 [663|284]
Door het breken van het brood wordt Christus niet opgedeeld: in elk van beide eucharistische gedaanten en in elk deel ervan is Christus helemaal en ongedeeld aanwezig.
CKK 1377 en 1390 [1|1377.1390]
284 [663|284]
Door het breken van het brood wordt Christus niet opgedeeld: in elk van beide eucharistische gedaanten en in elk deel ervan is Christus helemaal en ongedeeld aanwezig.
CKK 1377 en 1390 [1|1377.1390]
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Hoelang duurt de eucharistische tegenwoordigheid van Christus?
285 [663|285]
Ze duurt zolang als de eucharistische gedaanten bestaan.
CKK 1377 [1|1377]
285 [663|285]
Ze duurt zolang als de eucharistische gedaanten bestaan.
CKK 1377 [1|1377]
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Welke vorm van eredienst is aan het Sacrament van de Eucharistie verschuldigd?
286 [663|286]
Daaraan is de eredienst van de latria verschuldigd, dat wil zeggen van de aanbidding, welke alleen voor God is voorbehouden, hetzij tijdens de Eucharistieviering, hetzij daarbuiten. De Kerk bewaart de geconsacreerde hosties dan ook met de grootste zorgvuldigheid; zij brengt ze naar de zieken en naar andere mensen die in de onmogelijkheid verkeren om aan de Heilige Mis te kunnen deelnemen. Zij biedt ze aan voor de plechtige aanbidding door de gelovigen, draagt ze in processie en nodigt de gelovigen uit tot het veelvuldig bezoek en aanbidding van het Allerheiligst Sacrament, zoals dat wordt bewaard in het tabernakel.
CKK 1378-1381; 1418 [1|1378-1381.1418]
286 [663|286]
Daaraan is de eredienst van de latria verschuldigd, dat wil zeggen van de aanbidding, welke alleen voor God is voorbehouden, hetzij tijdens de Eucharistieviering, hetzij daarbuiten. De Kerk bewaart de geconsacreerde hosties dan ook met de grootste zorgvuldigheid; zij brengt ze naar de zieken en naar andere mensen die in de onmogelijkheid verkeren om aan de Heilige Mis te kunnen deelnemen. Zij biedt ze aan voor de plechtige aanbidding door de gelovigen, draagt ze in processie en nodigt de gelovigen uit tot het veelvuldig bezoek en aanbidding van het Allerheiligst Sacrament, zoals dat wordt bewaard in het tabernakel.
CKK 1378-1381; 1418 [1|1378-1381.1418]
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Waarom is de Eucharistie het Paasmaal?
287 [663|287]
De Eucharistie is het paasmaal in zoverre Christus, die er op sacramentele wijze zijn Pasen verwerkelijkt, ons zijn Lichaam en Bloed geeft, aangeboden als spijs en drank, en ons met zichzelf en onder elkaar verenigt in zijn offer.
CKK 1382-1384; 1391-1396 [1|(1382-1384.1391-1396)]
287 [663|287]
De Eucharistie is het paasmaal in zoverre Christus, die er op sacramentele wijze zijn Pasen verwerkelijkt, ons zijn Lichaam en Bloed geeft, aangeboden als spijs en drank, en ons met zichzelf en onder elkaar verenigt in zijn offer.
CKK 1382-1384; 1391-1396 [1|(1382-1384.1391-1396)]
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Wat betekent het altaar?
288 [663|288]
Het altaar is het symbool van Christus zelf, die aanwezig is als slachtoffer dat wordt geofferd (altaar - kruisoffer), en als hemels voedsel dat ons wordt gegeven (altaar - tafel voor de Eucharistie).
CKK 1383; 1410 [1|1383.1410]
288 [663|288]
Het altaar is het symbool van Christus zelf, die aanwezig is als slachtoffer dat wordt geofferd (altaar - kruisoffer), en als hemels voedsel dat ons wordt gegeven (altaar - tafel voor de Eucharistie).
CKK 1383; 1410 [1|1383.1410]
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Wanneer verplicht de Kerk ertoe aan de Heilige Mis deel te nemen?
289 [663|289]
De Kerk verplicht de gelovigen ertoe aan de Heilige Mis deel te nemen op iedere zondag en op voorgeschreven feestdagen, terwijl zij hen aanbeveelt ook op andere dagen eraan deel te nemen.
CKK 1389; 1417 [1|1389.1417]
289 [663|289]
De Kerk verplicht de gelovigen ertoe aan de Heilige Mis deel te nemen op iedere zondag en op voorgeschreven feestdagen, terwijl zij hen aanbeveelt ook op andere dagen eraan deel te nemen.
CKK 1389; 1417 [1|1389.1417]
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Wanneer is men verplicht de heilige communie te ontvangen?
290 [663|290]
De Kerk beveelt de gelovigen die aan de Heilige Mis deelnemen, aan om in de goede gesteltenis ook de heilige communie te ontvangen, terwijl zij hen dit als plicht voorschrijft tenminste met Pasen.
CKK 1389 [1|1389]
290 [663|290]
De Kerk beveelt de gelovigen die aan de Heilige Mis deelnemen, aan om in de goede gesteltenis ook de heilige communie te ontvangen, terwijl zij hen dit als plicht voorschrijft tenminste met Pasen.
CKK 1389 [1|1389]
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Wat is vereist om de heilige Communie te kunnen ontvangen?
291 [663|291]
Om de heilige Communie te kunnen ontvangen, moet men ten volle ingelijfd zijn in de katholieke Kerk en in staat van genade zijn, dat wil zeggen zonder zich van een doodzonde bewust te zijn. Hij die er zich van bewust is een zware zonde te hebben begaan, moet het Sacrament van de Verzoening ontvangen alvorens tot de communie te naderen. Van belang zijn ook de geest van inkeer en gebed, het onderhouden van het door de Kerk voorgeschreven vasten, en de lichaamshouding (gebaren, kleding), ten teken van eerbied voor Christus.
CKK 1385-1389.1415 [1|1385-1389.1415]
291 [663|291]
Om de heilige Communie te kunnen ontvangen, moet men ten volle ingelijfd zijn in de katholieke Kerk en in staat van genade zijn, dat wil zeggen zonder zich van een doodzonde bewust te zijn. Hij die er zich van bewust is een zware zonde te hebben begaan, moet het Sacrament van de Verzoening ontvangen alvorens tot de communie te naderen. Van belang zijn ook de geest van inkeer en gebed, het onderhouden van het door de Kerk voorgeschreven vasten, en de lichaamshouding (gebaren, kleding), ten teken van eerbied voor Christus.
CKK 1385-1389.1415 [1|1385-1389.1415]
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
Wat zijn de vruchten van de heilige Communie?
292 [663|292]
De heilige Communie doet onze vereniging met Christus en zijn Kerk groeien, bewaart en vernieuwt het genadeleven dat in het Doopsel en in het Vormsel werd ontvangen, en doet ons groeien in de liefde tot de naaste. Doordat zij ons sterkt in de liefde, wist het de dagelijkse zonden uit en behoedt ons in de toekomst voor de doodzonden.
CKK 1391-1397; 1416 [1|1391-1397.1416]
292 [663|292]
De heilige Communie doet onze vereniging met Christus en zijn Kerk groeien, bewaart en vernieuwt het genadeleven dat in het Doopsel en in het Vormsel werd ontvangen, en doet ons groeien in de liefde tot de naaste. Doordat zij ons sterkt in de liefde, wist het de dagelijkse zonden uit en behoedt ons in de toekomst voor de doodzonden.
CKK 1391-1397; 1416 [1|1391-1397.1416]
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
Waarom is de Eucharistie “onderpand van de toekomstige heerlijkheid”?
294 [663|294]
Omdat de Eucharistie ons overlaadt met alle genade en zegening van de hemel, sterkt zij ons voor de pelgrimstocht van dit leven en doet zij ons verlangen naar het eeuwig leven, doordat zij ons nu al verenigt met Christus, opgestegen naar de rechterhand van de Vader, met de hemelse Kerk, met de heilige Maagd en met alle heiligen.
CKK 1402-1405; 1419 [1|1402-1405.1419]
294 [663|294]
Omdat de Eucharistie ons overlaadt met alle genade en zegening van de hemel, sterkt zij ons voor de pelgrimstocht van dit leven en doet zij ons verlangen naar het eeuwig leven, doordat zij ons nu al verenigt met Christus, opgestegen naar de rechterhand van de Vader, met de hemelse Kerk, met de heilige Maagd en met alle heiligen.
CKK 1402-1405; 1419 [1|1402-1405.1419]
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 5 De Leer over de Eucharistie. Een Commentaar
30a
In deze korte inleiding over de leer van de Eucharistie willen wij haar drievoudige karakter belichten: en wel uiteraard het offerkarakter, de werkelijke tegenwoordigheid en de communie. Dit doen wij om het geestelijk leven dat er voor de christengelovigen uit voortvloeit in goede banen te leiden.
Referenties naar alinea 30a: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Het eucharistisch offer
31
De instelling van de Eucharistie wordt verhaald in de eerste brief van de apostel Paulus aan de Korintiërs die hij rond het jaar 55 na Chr. geschreven heeft, en dit verhaal is eveneens aanwezig in de synoptische evangeliën (Mc. 14, 22-25; Mt. 26, 26-29; Lc. 22, 14-20) [b:Mc. 14, 22-25; Mt. 26, 26-29; Lc. 22, 14-20]; de woorden ontleend aan de eerste brief aan de Korintiërs zijn de volgende: "Zelf heb ik immers van de Heer de overlevering ontvangen, die ik u op mijn beurt heb doorgegeven, dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, brood nam, en na gedankt te hebben, het brak en zeide: 'Dit is mijn Lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis.' Zo ook na de maaltijd de beker, met de woorden: 'Deze beker is het nieuwe verbond in mijn Bloed. Doet dit elke keer dat gij hem drinkt, tot mijn gedachtenis.' Telkens als ge dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt." (1 Kor. 11, 23-26) [b:1 Kor. 11, 23-26]
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 De offerbetekenis van de woorden van Christus
32
Doet dit tot mijn gedachtenis - Deze woorden van Jezus Christus passen in de traditie van de gedachtenisviering die in een heilige rite de bevrijding herdacht die God had bewerkt, toen Hij zijn volk uit Egypte leidde waarover het boek Exodus uitgebreid vertelt. In de Pascharitus op de veertiende dag van de maand Abib (Nissan) bereidde men jaarlijks een maaltijd waarbij het joodse volk op bevel van de Heer herdacht dat het uit Egypte bevrijd was (Ex. 12, 1-14) [b:Ex. 12, 1-14]. De naam Pascha (pesah) zelfverwijst naar de voorbijgang van de Heer waarbij Hij de Israëlieten bevrijdde, terwijl Hij de Egyptenaren strafte. Zo begon de Uittocht. Tijdens het Paschamaal moeten de Israëlieten ongedesemd brood eten (omdat ze haastig vertrokken uit het land van Egypte), tevens bittere groenten (om hun slavernij niet te vergeten die vol bitterheid was geweest) en een lam waarvan zij het bloed hadden uitgestreken over de posten en de bovenbalken van hun deuren, opdat door dit teken God de eerstgeborenen onder de zonen van Israël zou sparen.
"Deze dag moet gij tot een gedenkdag maken". Hier wordt het Hebreeuwse woord zikkaron (memoriale, gedachtenisviering) gebruikt. Het betekent niet een loutere herinnering want de Israëlieten brachten wanneer zij het Pascha vierden, de wonderdaden die God verricht had, opnieuw voor zijn aanschijn als het ware om God met nadruk te herinneren aan zijn daden, opdat Hij, trouw aan zichzelf en aan zijn raadsbesluit, voortdurend dergelijke dingen opnieuw zou bewerken bij zijn volk. Het Pascha nu was de voornaamste gedachtenisviering (Ex. 13, 3-10) [b:Ex. 13, 3-10], omdat God zelf zich, wanneer het voor zijn aanschijn herdacht werd, door zijn woord verplichtte opnieuw heil te brengen aan zijn volk Israël.
Het bloed van het nieuwe verbond - Toen Jezus Christus de derde beker nam, dat wil zeggen de beker der zegening in de joodse ritus, bepaalde Hij dat het de beker was met zijn Bloed, dat op het kruis zou vloeien. Dit is het Bloed van Jezus zelf, dat het nieuwe verbond bezegelt. Het volgt op en komt in de plaats van het bloed waarmee Mozes het oude verbond bekrachtigde (Ex. 24, 1-8) [b:Ex. 24, 1-8].
Van dit nieuwe verbond is sprake toen Jeremia indertijd profeteerde: "Er komt een tijd - godsspraak van de Heer - dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluit. ... " (Jer. 31, 31-34) [b:Jer. 31, 31-34].
Offer van verzoening - De bladzijden van het Oude Testament waarop de Dienaar van de Heer beschreven wordt, zijn buitengewoon ontroerend. Immers in Jesaja 53 wordt een geheimzinnige persoon beschreven, onschuldig, man van smarten en bekend met onze zwakheid, gewond vanwege de zonden van zijn volk, die zwijgend de zonden van "velen" draagt. Het woord "velen" gebruikt ook Jezus Christus bij de instelling van de Eucharistie (Mc. 14, 22-25; Mt. 26, 26-29) [b:Mc. 14, 22-25; Mt. 26, 26-29] en dit woord komen we ook tegen in het evangelievers over de taak van de Mensenzoon: "De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen" (Mt. 20, 28) [b:Mt. 20, 28].
Zo zien wij in dat Christus de rol speelt en de taak vervult van de Dienaar van de Heer die zichzelf overlevert om een zoenoffer te zijn voor de zonden van het menselijk geslacht (Jes. 53, 10) [b:Jes. 53, 10]. In de Griekse teksten van het instellingsverhaal van de Eucharistie worden de voorzetsels "hyper" en "peri" gebruikt die gewoonlijk gebezigd worden wanneer er sprake is van zoenoffers en die de persoon aanduiden die door het zoenoffer begunstigd wordt. Ook is er sprake van het vergieten van bloed (ekchinomenon).
Wat Christus heeft gedaan bij het Laatste Avondmaal - Jezus Christus heeft het offer ingesteld van het Nieuwe en Eeuwige Testament of verbond dat bezegeld is door zijn bloed op het kruis dat Hij tevens als een gedachtenisviering van zijn dood en verrijzenis aan zijn Kerk naliet: "Want telkens als ge dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt" (1 Kor. 11, 26) [b:1 Kor. 11, 26]. Toen Christus de Eucharistie instelde, gaf Hij zich werkelijk over aan de zijnen, opdat zij zijn Lichaam zouden eten en zijn Bloed zouden drinken. Hierover heeft Paus Benedictus XVI in duidelijke bewoordingen gesproken in zijn encycliek Deus Caritas Est [715] (nr. 13) [715|13]. Sacramenteel werd het offer voltrokken dat een weinig later op het kruis zou worden gebracht, toen Christus zich bloedig offerde en verrees op de derde dag.
"Deze dag moet gij tot een gedenkdag maken". Hier wordt het Hebreeuwse woord zikkaron (memoriale, gedachtenisviering) gebruikt. Het betekent niet een loutere herinnering want de Israëlieten brachten wanneer zij het Pascha vierden, de wonderdaden die God verricht had, opnieuw voor zijn aanschijn als het ware om God met nadruk te herinneren aan zijn daden, opdat Hij, trouw aan zichzelf en aan zijn raadsbesluit, voortdurend dergelijke dingen opnieuw zou bewerken bij zijn volk. Het Pascha nu was de voornaamste gedachtenisviering (Ex. 13, 3-10) [b:Ex. 13, 3-10], omdat God zelf zich, wanneer het voor zijn aanschijn herdacht werd, door zijn woord verplichtte opnieuw heil te brengen aan zijn volk Israël.
Het bloed van het nieuwe verbond - Toen Jezus Christus de derde beker nam, dat wil zeggen de beker der zegening in de joodse ritus, bepaalde Hij dat het de beker was met zijn Bloed, dat op het kruis zou vloeien. Dit is het Bloed van Jezus zelf, dat het nieuwe verbond bezegelt. Het volgt op en komt in de plaats van het bloed waarmee Mozes het oude verbond bekrachtigde (Ex. 24, 1-8) [b:Ex. 24, 1-8].
Van dit nieuwe verbond is sprake toen Jeremia indertijd profeteerde: "Er komt een tijd - godsspraak van de Heer - dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluit. ... " (Jer. 31, 31-34) [b:Jer. 31, 31-34].
Offer van verzoening - De bladzijden van het Oude Testament waarop de Dienaar van de Heer beschreven wordt, zijn buitengewoon ontroerend. Immers in Jesaja 53 wordt een geheimzinnige persoon beschreven, onschuldig, man van smarten en bekend met onze zwakheid, gewond vanwege de zonden van zijn volk, die zwijgend de zonden van "velen" draagt. Het woord "velen" gebruikt ook Jezus Christus bij de instelling van de Eucharistie (Mc. 14, 22-25; Mt. 26, 26-29) [b:Mc. 14, 22-25; Mt. 26, 26-29] en dit woord komen we ook tegen in het evangelievers over de taak van de Mensenzoon: "De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen" (Mt. 20, 28) [b:Mt. 20, 28].
Zo zien wij in dat Christus de rol speelt en de taak vervult van de Dienaar van de Heer die zichzelf overlevert om een zoenoffer te zijn voor de zonden van het menselijk geslacht (Jes. 53, 10) [b:Jes. 53, 10]. In de Griekse teksten van het instellingsverhaal van de Eucharistie worden de voorzetsels "hyper" en "peri" gebruikt die gewoonlijk gebezigd worden wanneer er sprake is van zoenoffers en die de persoon aanduiden die door het zoenoffer begunstigd wordt. Ook is er sprake van het vergieten van bloed (ekchinomenon).
Wat Christus heeft gedaan bij het Laatste Avondmaal - Jezus Christus heeft het offer ingesteld van het Nieuwe en Eeuwige Testament of verbond dat bezegeld is door zijn bloed op het kruis dat Hij tevens als een gedachtenisviering van zijn dood en verrijzenis aan zijn Kerk naliet: "Want telkens als ge dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt" (1 Kor. 11, 26) [b:1 Kor. 11, 26]. Toen Christus de Eucharistie instelde, gaf Hij zich werkelijk over aan de zijnen, opdat zij zijn Lichaam zouden eten en zijn Bloed zouden drinken. Hierover heeft Paus Benedictus XVI in duidelijke bewoordingen gesproken in zijn encycliek Deus Caritas Est [715] (nr. 13) [715|13]. Sacramenteel werd het offer voltrokken dat een weinig later op het kruis zou worden gebracht, toen Christus zich bloedig offerde en verrees op de derde dag.
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Hetzelfde offer op het kruis en in de Eucharistie
33
De kerkvaders hebben vanaf het begin heel duidelijk gezien dat door het eucharistische offer van Christus de profetie van Maleachi vervuld werd: "Werkelijk, van de opkomst van de zon tot aan haar ondergang is mijn Naam groot onder de volken; overal wordt aan mijn Naam ( ... ) een reine offergave gebracht" (Mal. 1, 11) [b:Mal. 1, 11]. De vaders leggen dan uit dat het unieke offer van Christus aanwezig is in iedere eucharistieviering aangezien het er de gedachtenisviering van is. Het Concilie van Trente [d:21] nam de overlevering van de vaders over en die overlevering komt heel duidelijk naar voren in de Catechismus van de Katholieke Kerk [1] zoals de volgende teksten laten zien:
"De Eucharistie is dus een offer, omdat zij het kruisoffer tegenwoordig stelt (repraesentat (praesens reddit)), omdat zij er de gedachtenis van is en er de vruchten van toepast... " Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1366]]
"Het offer van Christus vormt met het offer van de Eucharistie één enkel offer: 'De offergave is een en dezelfde: door het priesterlijk dienstwerk offert nu Dezelfde die eertijds aan het kruis zichzelf ten offer opdroeg; alleen de wijze van offeren is verschillend': 'In dit goddelijk offer dat tijdens de Mis voltrokken wordt, is dezelfde Christus, die zichzelf eenmaal op het altaar van het kruis op bloedige wijze offerde, aanwezig en wordt Hij op onbloedige wijze geofferd' Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio [[694|6]]" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1367]].
"De Eucharistie is ook het offer van de Kerk ..... Het offer van Christus, tegenwoordig gesteld op het altaar, geeft aan alle generaties van christenen de mogelijkheid zich met zijn offerande te verenigen" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1368]].
"De Eucharistie is dus een offer, omdat zij het kruisoffer tegenwoordig stelt (repraesentat (praesens reddit)), omdat zij er de gedachtenis van is en er de vruchten van toepast... " Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1366]]
"Het offer van Christus vormt met het offer van de Eucharistie één enkel offer: 'De offergave is een en dezelfde: door het priesterlijk dienstwerk offert nu Dezelfde die eertijds aan het kruis zichzelf ten offer opdroeg; alleen de wijze van offeren is verschillend': 'In dit goddelijk offer dat tijdens de Mis voltrokken wordt, is dezelfde Christus, die zichzelf eenmaal op het altaar van het kruis op bloedige wijze offerde, aanwezig en wordt Hij op onbloedige wijze geofferd' Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio [[694|6]]" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1367]].
"De Eucharistie is ook het offer van de Kerk ..... Het offer van Christus, tegenwoordig gesteld op het altaar, geeft aan alle generaties van christenen de mogelijkheid zich met zijn offerande te verenigen" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1368]].
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Geloof om te begrijpen
34
Wij belijden dat het offer dat in de Mis voltrokken wordt en dat op het kruis gebracht is, één en hetzelfde offer is. De Brief aan de Hebreeën leert ons dat het kruisoffer van Christus het unieke, geheel volmaakte en volkomen zoenoffer voor de zonde is. Omdat echter in de Mis een zoenoffer voltrokken wordt, staat het vast dat dit één en hetzelfde offer is. Anders, als zich in de Mis een ander offer zou voltrekken, dan zou wat op het kruis opgedragen is, helemaal niet uniek genoemd kunnen worden en eens en voor al volkomen.
Hoe een offer dat 2000 jaar geleden gebracht is in de viering van de Mis tegenwoordig gesteld kan worden, stelt ons voor een grote moeilijkheid. Deze moeilijkheid kan echter volgens de overgeleverde leer in de Brief aan de Hebreeën duidelijk worden uitgelegd. Christus offert zichzelf op het altaar van het kruis en schenkt zo in één volkomen en volmaakt offer verzoening voor de misdaden van alle mensen. Dat offer is tóen gebracht en kan niet opnieuw gebracht worden. Christus heeft zich derhalve eens en voor al geofferd op het kruis. Zijn offer is door de Vader aanvaard die de Zoon van de doden heeft opgewekt, zodat ook het offer zelf voor eeuwig en glorievol in de hemel blijft. De priester van de oude wet ging eenmaal per jaar het heiligdom binnen om bloed te offeren dat niet het zijne was. Hieraan ontleent de Brief aan de Hebreeën het bewijs en leert dat Christus met zijn eigen bloed het hemels heiligdom is binnengegaan (Hebr. 9, 22) [b:Hebr. 9, 22] en daar blijft het ene offer van zijn Lichaam waardoor wij allen gered zijn (Heb. 7, 23-25) [b:Heb. 7, 23-25].
Derhalve blijft het offer van Christus, gebracht op het kruis en aanvaard door de Vader toen Hij de Zoon heeft verheerlijkt, glorievol voortduren in de hemel. En zodoende is dit kostbaar slachtoffer en de priesterlijke handeling van Christus zelf dagelijks in de Mis aanwezig en wordt er vernieuwd.
Wanneer de Eucharistie wordt geconsacreerd, wordt door de Heilige Geest die werkt in de woorden van de priester, Christus als slachtoffer aangeboden onder de eucharistische gedaanten krachtens de transsubstantiatie. De handeling waardoor Christus glorierijk geofferd bij de Vader blijft, komt voor ons door middel van de priester in de Mis tegenwoordig: hetzelfde slachtoffer en hetzelfde offer van de priester Christus, zowel op het kruis gebracht als voor eeuwig in de hemel aanwezig, komt nu door de priester tegenwoordig. Daarom wordt werkelijk één en hetzelfde offer voltrokken, al gebeurt het dan ook sacramenteel. De Kerk maakt het offer van haar geliefde Bruidegom tot het hare en biedt het aan de Vader aan. Ja, zij offert ook zichzelf met Christus, opdat zij en heel de wereld alle genade verkrijgen die zij nodig hebben.
Hoe een offer dat 2000 jaar geleden gebracht is in de viering van de Mis tegenwoordig gesteld kan worden, stelt ons voor een grote moeilijkheid. Deze moeilijkheid kan echter volgens de overgeleverde leer in de Brief aan de Hebreeën duidelijk worden uitgelegd. Christus offert zichzelf op het altaar van het kruis en schenkt zo in één volkomen en volmaakt offer verzoening voor de misdaden van alle mensen. Dat offer is tóen gebracht en kan niet opnieuw gebracht worden. Christus heeft zich derhalve eens en voor al geofferd op het kruis. Zijn offer is door de Vader aanvaard die de Zoon van de doden heeft opgewekt, zodat ook het offer zelf voor eeuwig en glorievol in de hemel blijft. De priester van de oude wet ging eenmaal per jaar het heiligdom binnen om bloed te offeren dat niet het zijne was. Hieraan ontleent de Brief aan de Hebreeën het bewijs en leert dat Christus met zijn eigen bloed het hemels heiligdom is binnengegaan (Hebr. 9, 22) [b:Hebr. 9, 22] en daar blijft het ene offer van zijn Lichaam waardoor wij allen gered zijn (Heb. 7, 23-25) [b:Heb. 7, 23-25].
Derhalve blijft het offer van Christus, gebracht op het kruis en aanvaard door de Vader toen Hij de Zoon heeft verheerlijkt, glorievol voortduren in de hemel. En zodoende is dit kostbaar slachtoffer en de priesterlijke handeling van Christus zelf dagelijks in de Mis aanwezig en wordt er vernieuwd.
Wanneer de Eucharistie wordt geconsacreerd, wordt door de Heilige Geest die werkt in de woorden van de priester, Christus als slachtoffer aangeboden onder de eucharistische gedaanten krachtens de transsubstantiatie. De handeling waardoor Christus glorierijk geofferd bij de Vader blijft, komt voor ons door middel van de priester in de Mis tegenwoordig: hetzelfde slachtoffer en hetzelfde offer van de priester Christus, zowel op het kruis gebracht als voor eeuwig in de hemel aanwezig, komt nu door de priester tegenwoordig. Daarom wordt werkelijk één en hetzelfde offer voltrokken, al gebeurt het dan ook sacramenteel. De Kerk maakt het offer van haar geliefde Bruidegom tot het hare en biedt het aan de Vader aan. Ja, zij offert ook zichzelf met Christus, opdat zij en heel de wereld alle genade verkrijgen die zij nodig hebben.
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 De doeleinden van het eucharistische offer
- Subparagraaf 1 Eredienst voor God ofwel de dienst van de latreia
35
Met het Griekse woord latreia worden zowel de dienst aan God bedoeld, alsook eredienst en dienstwerk. In de viering van de Eucharistie eren wij God en aanbidden wij Hem niet alleen omdat Hij ons geschapen heeft en wij niets bezitten of het komt van Hem, maar ook omdat Hij door Christus laat zien dat Hij een Vader is, zoals heel duidelijk wordt voorgehouden in de lofzang Eer aan God (Gloria) of in de doxologie van de Mis Door Hem (Per Christum, Per Ipsum).
In de Eucharistie aanbidden wij de Vader door Christus, zijn vleesgeworden Zoon, en met Hem en in Hem. Deze aanbidding nu verschilt van elke andere lofprijzing die wij God kunnen brengen. Christus zelfis de volkomen lofprijzing van de Vader, die wij aan de Vader aanbieden om Hem te loven en te danken.
In de Eucharistie aanbidden wij de Vader door Christus, zijn vleesgeworden Zoon, en met Hem en in Hem. Deze aanbidding nu verschilt van elke andere lofprijzing die wij God kunnen brengen. Christus zelfis de volkomen lofprijzing van de Vader, die wij aan de Vader aanbieden om Hem te loven en te danken.
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 2 Dankzegging
36
De gemoedsbeweging die ons ertoe aanzet dank te brengen, is onder alle gevoelens jegens God die uit het hart voortkomen, zeer nobel en menselijk. Eucharistie nu betekent dankzegging. Toch is de Eucharistie meer een zaak van God die ons iets schenkt dan een zaak van ons die God iets aanbieden en daarom hoort de Mis tot die dankzegging waarin wij vol vreugde liefdevol en plichtsgetrouw God eren en dienen. De barmhartigheid Gods wordt uitvoerig bezongen, zodat het een offer van dankzegging is, namelijk Christus zelf. Onder alle gebeden van de Mis neemt de prefatie ofwel plechtige dankzegging aan God voor de schepping, de verlossing en de Kerk, een bijzondere plaats in.
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 3 Verzoening
37
De Catechismus van de Katholieke Kerk [1] leert dat het offer van Christus op het kruis de plaatsvervangende rol van de Dienaar van de Heer, die "zijn leven als een zoenoffer heeft gegeven", tot vervulling heeft gebracht, en dat Hij de Vader genoegdoening heeft gegeven voor onze zonden Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|615]]. Het offer heeft ook de kracht "van herstel, verzoening en genoegdoening" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|616]] en is ten slotte het offer "om onze ongehoorzaamheid weer goed te maken" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|614]]. Volgens de leer van de Catechismus [1] is de zonde een belediging jegens God Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1140.1850.431.397]]; de zonde verheft zich tegen de liefde van God jegens ons; zij is opstand tegen God, "ongehoorzaamheid aan God ( ... ) en een gebrek aan vertrouwen in zijn goedheid" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|397]], "het verbreken van de gemeenschap met Hem" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1440]]. Door het zoenoffer brengen wij derhalve eredienst aan de Goddelijke Liefde die door velen veracht en geringschat wordt, en willen wij door onderdanige gehoorzaamheid en liefde genoegdoening geven voor de ongehoorzaamheid en de zonden.
Referenties naar alinea 37: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 4 Smeekbede
38
Ten slotte is het eucharistisch offer een gebed. In de intercessiegebeden tijdens het eucharistisch gebed vragen wij God de Vader om zijn weldaden door Christus die zich voor ons een voorspreker toont. God handelt steeds met ons als een Vader, maar wanneer de Eucharistie wordt gevierd gaan wij de Vader het meest ter harte omdat wij zijn geliefde Zoon offeren. In de Eucharistie wordt ons de beste gelegenheid geboden God de Vader aan te roepen door Christus (Joh. 16, 24) [[b:Joh. 16, 24]] en daarom ook bidt de priester voor allen.
Referenties naar alinea 38: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistie
- Paragraaf 1 De werkelijke tegenwoordigheid
39
In het Nieuwe Testament staat helder uitgedrukt hoe we de tegenwoordigheid van Christus in de Eucharistie moeten begrijpen. In 1 Kor. 10, 14 vv, bevestigt de heilige Paulus dat Christus werkelijk aanwezig is in het brood en de wijn van de Eucharistie. Na het instellingsverhaal van de Eucharistie voegt hij eraan toe: "Wij moeten onszelf onderzoeken, voor we van het brood eten en uit de beker drinken. Wie eet en drinkt zonder het Lichaam te onderkennen, eet en drinkt zijn eigen vonnis". "Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker van de Heer drinkt, bezondigt zich aan het Lichaam en Bloed des Heren" (1 Kor. 11, 27) [b:1 Kor. 11, 27]. Hoewel de heilige Johannes in tegenstelling tot de andere evangelisten het instellingsverhaal niet vermeldt, heeft hij duidelijk aangegeven dat het mysterie van de incarnatie zich werkelijk voortzet in de Eucharistie. Toen Hij zijn toespraak hield in de synagoge van Kafarnaüm (Joh. 6, 59) [b:Joh. 6, 59] over het brood des levens, sprak Christus over het brood dat door de incarnatie uit de hemel was neergedaald. Zo zei Hij stellig: "Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid" (Joh. 6, 51) [b:Joh. 6, 51]. Tot verbazing van zijn toehoorders, voegde Hij eraan toe: "Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag" (Joh. 6, 53-54) [b:Joh. 6, 53-54]. Het grootste deel van de toehoorders trok zich terug en verliet zijn gezelschap (Joh. 6, 66) [b:Joh. 6, 66] en onmiddellijk vroeg Christus de twaalf: "Wilt ook gij soms weggaan?" Waarop Petrus antwoordde: "Heer, naar wie zouden wij gaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven" (Joh. 6, 67-68) [b:Joh. 6, 67-68]. De leerlingen hadden immers kort tevoren de wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de broden en de vissen gezien. Dit wonder vertelt Johannes aan het begin van het zesde hoofdstuk, wanneer hij het grote mysterie van de Eucharistie wil inleiden. Als iemand de mogelijkheid bezit broden te vermenigvuldigen, wat ongetwijfeld een uitzonderlijke macht ten aanzien van de geschapen werkelijkheid is, heeft hij ook woorden van eeuwig leven wanneer hij over de Eucharistie spreekt. Petrus belijdt dan Christus als de Heilige Gods (Joh. 6, 69) [b:Joh. 6, 69], dat wil zeggen als God zelf.
Referenties naar alinea 39: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De verandering van substantie
40
De Kerk heeft derhalve allerminst getwijfeld over de betekenis van Christus' woorden en over de bedoeling ervan. Het geloof van de Vaders komt dan ook overeen met de ware en werkelijke betekenis van die woorden. Daaruit concludeerde men dat er wat de gedaante betreft niets verandert maar dat de woorden van Christus, die de woorden van God zijn, bewerken wat ze zeggen. De Kerk nu heeft dit mysterie gaandeweg steeds beter begrepen op dezelfde wijze en in dezelfde zin als ook anderszins plaats vond bij het grondig bestuderen van het Christusmysterie. Tot welk oordeel de Kerk in die eeuwenlange studie gekomen is, wordt in de Catechismus [1] beknopt uiteengezet:
"De wijze waarop Christus onder de eucharistische gedaanten aanwezig is, is uniek. Hierdoor wordt de Eucharistie boven alle Sacramenten uitgetild en wordt zij 'als het ware de voltooiing van het geestelijk leven en het doel waarop alle Sacramenten gericht zijn'. In het allerheiligste Sacrament van de Eucharistie zijn 'het Lichaam en Bloed van onze Heer Jezus Christus samen met zijn ziel en zijn godheid, en bijgevolg de gehele Christus, waarachtig, werkelijk en wezenlijk (vere, realiter et substantialiter) tegenwoordig'. 'Deze tegenwoordigheid wordt werkelijk genoemd, niet bij wijze van uitsluiting, alsof de andere vormen van tegenwoordigheid niet 'werkelijk' zouden zijn, maar bij wijze van uitnemendheid, omdat zij wezenlijk (substantialis) is, en omdat door haar de gehele Christus, God en mens, tegenwoordig gesteld wordt.' Mysterium Fidei [[392|39]]" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1374]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk [[[1|1375.1376]]]
"De wijze waarop Christus onder de eucharistische gedaanten aanwezig is, is uniek. Hierdoor wordt de Eucharistie boven alle Sacramenten uitgetild en wordt zij 'als het ware de voltooiing van het geestelijk leven en het doel waarop alle Sacramenten gericht zijn'. In het allerheiligste Sacrament van de Eucharistie zijn 'het Lichaam en Bloed van onze Heer Jezus Christus samen met zijn ziel en zijn godheid, en bijgevolg de gehele Christus, waarachtig, werkelijk en wezenlijk (vere, realiter et substantialiter) tegenwoordig'. 'Deze tegenwoordigheid wordt werkelijk genoemd, niet bij wijze van uitsluiting, alsof de andere vormen van tegenwoordigheid niet 'werkelijk' zouden zijn, maar bij wijze van uitnemendheid, omdat zij wezenlijk (substantialis) is, en omdat door haar de gehele Christus, God en mens, tegenwoordig gesteld wordt.' Mysterium Fidei [[392|39]]" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1374]] vgl: Catechismus van de Katholieke Kerk [[[1|1375.1376]]]
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Geloof om te begrijpen
41
De kerkvaders geloofden dat God de mogelijkheid heeft te scheppen uit het niets en daarom heeft zijn almacht zeker de mogelijkheid de substantie te veranderen die Hij zelf aan bepaalde dingen gegeven heeft. De mens, evenals andere schepselen, kan slechts dingen vorm geven door de uiterlijke vorm of de fysieke gedaante te veranderen. Wij kunnen bijvoorbeeld uit tarwekorrels brood maken, maar voor een schepsel is het totaal onmogelijk wat niet bestaat uit het niets te maken of, in strikte zin, wat bestaat tot het niets terug te brengen. God evenwel raakt in de Eucharistie aan het zijn zelf van de dingen, omdat Hij de substantie kan veranderen die Hij in de schepping aan de dingen gegeven heeft. Wat in de Eucharistie gebeurt, kunnen wij enigszins begrijpen als wij denken aan God als schepper, niet omdat Hij het Lichaam van Christus opnieuw zou scheppen, maar omdat door de almacht Gods het brood veranderd wordt in het Lichaam waarbij het noodzakelijk is dat niets van de substantie van brood overblijft.
De Kerk leert dat de aanwezigheid van Christus in de Eucharistie verschilt van zijn aanwezigheid in de andere Sacramenten. Daarin is Hij aanwezig voor zover Hij door die Sacramenten werkt, terwijl Hij in de Eucharistie zelf, vóór de nuttiging van het Sacrament, aanwezig is als bewerker van heiligheid, als de gehele Christus met lichaam, ziel en godheid, en daarom wordt dit substantiële aanwezigheid genoemd. Het lijdt geen enkele twijfel dat de leer van de heilige Thomas nuttig is om een dergelijk groot mysterie te begrijpen en die leer is voor de Kerk een grote hulp. De term "transsubstantiatie" zelf evenwel, die door het Leergezag wordt aangewend, wordt al vanaf de 12de eeuw door theologen gebruikt en in een preek uit de 5de eeuw wordt uitgelegd dat de geschapen dingen (dat wil zeggen brood en wijn) door de goddelijke kracht veranderd worden in de substantie van het Lichaam van Christus. vgl: 17: CCL 101, 196-197; 207-208 [[[3841]]] Daarom heeft Urbanus IV op 11 augustus 1264 door de bul Transiturus de hoc mundo [1597] het feest van Sacramentsdag ingesteld.
De Kerk leert dat de aanwezigheid van Christus in de Eucharistie verschilt van zijn aanwezigheid in de andere Sacramenten. Daarin is Hij aanwezig voor zover Hij door die Sacramenten werkt, terwijl Hij in de Eucharistie zelf, vóór de nuttiging van het Sacrament, aanwezig is als bewerker van heiligheid, als de gehele Christus met lichaam, ziel en godheid, en daarom wordt dit substantiële aanwezigheid genoemd. Het lijdt geen enkele twijfel dat de leer van de heilige Thomas nuttig is om een dergelijk groot mysterie te begrijpen en die leer is voor de Kerk een grote hulp. De term "transsubstantiatie" zelf evenwel, die door het Leergezag wordt aangewend, wordt al vanaf de 12de eeuw door theologen gebruikt en in een preek uit de 5de eeuw wordt uitgelegd dat de geschapen dingen (dat wil zeggen brood en wijn) door de goddelijke kracht veranderd worden in de substantie van het Lichaam van Christus. vgl: 17: CCL 101, 196-197; 207-208 [[[3841]]] Daarom heeft Urbanus IV op 11 augustus 1264 door de bul Transiturus de hoc mundo [1597] het feest van Sacramentsdag ingesteld.
Referenties naar alinea 41: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 De consdequentie voor het christelijk leven
42
Omdat Christus werkelijk in de Eucharistie aanwezig is, volgt daar noodzakelijkerwijs allereerst uit dat daarin het mysterie van de incarnatie wordt bestendigd. De heilige Johannes zegt als hij spreekt over de menswording: het Woord is vlees geworden (Joh. 1, 14) [b:Joh. 1, 14], maar voegt er nog aan toe: het heeft onder ons gewoond. De Griekse tekst gebruikt het woord skenoun wat betekent: je tent opslaan. Zonder twijfel verwijst dit naar het vroegere heiligdom van God in het Oude Testament, een tent (tabernaculum) die buiten het kamp stond opgesteld (Ex. 25, 8) [b:Ex. 25, 8]. Dezelfde Johannes levert de woorden van Jezus over: "Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen" (Joh. 2, 19) [b:Joh. 2, 19]; en als betekenis geeft hij: "Hij echter sprak over de tempel van zijn lichaam" (Joh. 2, 21) [b:Joh. 2, 21], en dit lichaam blijft aanwezig in de Eucharistie.
"Dat het Woord vlees wordt", gebeurt slechts éénmaal op één bepaald tijdstip. Dit vleesgeworden Woord echter blijft voortdurend bij ons als Tempel van God (shekinah Yahve); die tempel ligt niet meer in Jeruzalem maar in ieder heiligdom waar de Eucharistie wordt bewaard. Het staat immers genoegzaam vast dat de verrezen Christus daar aanwezig is.
Volgens het Evangelie van Johannes was ten tijde van Jezus' leven de Geest nog niet geschonken, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was (Joh. 7, 39) [[b:Joh. 7, 39]]. Zonder enige twijfel was Christus, ook als mens, Gods Zoon vanaf de menswording. Toch schonk Hij de Heilige Geest niet, omdat de Geest naar de Kerk wordt gezonden als vrucht van het offer van Christus: Christus offert zich op het kruis aan de Vader. De Vader heeft deze offergave aanvaard en daarom zijn Zoon opgewekt. De Geest nu daalde vanuit de omhelzing van beiden op de Kerk neer toen de dagen van Pinksteren vervuld waren.
Uit dit alles leren wij dat wij door Christus die aanwezig is in de Eucharistie de gave van de Heilige Geest ontvangen. Christus, aanwezig in de Eucharistie, heiligt ons, maakt ons tot betere mensen en wij ontvangen de vreugde en de vrede waarnaar een mens verlangt; in de Eucharistie blijft Hij werkzaam aanwezig.
Daarom is het in de Kerk gewoonte en plicht in een heiligdom de Eucharistie te bewaren.
Het is absoluut ontoelaatbaar dat er weinig aandacht besteed wordt aan Christus die in de Eucharistie aanwezig is en in het heiligdom wordt bewaard. Als Christus in zo'n wonderbaar Sacrament aanwezig heeft willen blijven, dan worden daardoor ongetwijfeld rijke genaden en gaven uitgestort, die wij nodig hebben om in Hem te kunnen leven. Hoeveel hebben de heiligen, priesters en leken, te danken aan deze aanwezigheid die hen lokte en naar zich toe trok! Het christelijke geloof kan met één woord worden samengevat: Christus, en Christus is hier aanwezig. Daarom kan men de vreugde van Christenen die vanuit een dergelijk groot mysterie leven zo goed begrijpen.
De Kerk moet daarom Christus aanbidden in dit Sacrament. De aanbidding nu is een heel eenvoudige daad want het is voldoende als we tot Christus zeggen: Gij zijt voor mij de eerste en voornaamste van alles. De hoofdzaak in het christelijk geloof is Christus. Daaruit volgen de andere dingen: wij geloven in God en wij hebben zijn geboden. Wij kunnen immers perfect de geboden onderhouden als wij vervuld zijn met de liefde van Christus. Daaruit komt de plicht tot aanbidding voort, namelijk willen dat Christus ons leven wordt.
In de Geloofsbelijdenis [763] van Paulus VI horen we de duidelijke vermaning dat het een plicht is de Eucharistie te vereren: "Zo rust dan op ons de ronduit aangename plicht om in de heilige Hostie, die we kunnen zien met eigen ogen, het vlees geworden Woord zelf te eren en te aanbidden, dat diezelfde ogen niet kunnen zien en dat zich, zonder de hemel te verlaten, voor onze ogen tegenwoordig heeft gesteld." Solemni hac liturgia - Credo van het Volk van God [[763|34]]
Van deze verering, zo leert ons Johannes Paulus II Dominicae Cenae [[404|3]], behoren wij dan ook blijk te geven iedere keer dat wij bij het Allerheiligst Sacrament komen, zowel wanneer wij onze kerken bezoeken, alsook wanneer de heilige Gedaanten naar de zieken worden gebracht en aan hen worden uitgereikt. "Waar de verering van de Eucharistie met enthousiasme verbreid en met ijver verdiept wordt, daar wordt het bewijs geleverd van die echte vernieuwing die het Concilie [d:4] zich ten doel gesteld had en waarmee het zich hoofdzakelijk heeft beziggehouden. Dit is iets, eerbiedwaardige en dierbare broeders, dat onze aparte aandacht verdient. Immers de Kerk en de wereld hebben de verering van de Eucharistie hard nodig! Laten wij niet zuinig zijn met onze tijd als het erom gaat bij Hem samen te komen in aanbidding, in een beschouwend gebed dat vol geloof is en tevens bereid om de zware schulden en misdaden van de wereld goed te maken. Daarom mag onze aanbidding echt nooit ophouden?" Dominicae Cenae [[404|3]] Tegenover de Eucharistie kan de wil tot genoegdoening nooit losgemaakt worden van de wil tot aanbidding.
"Dat het Woord vlees wordt", gebeurt slechts éénmaal op één bepaald tijdstip. Dit vleesgeworden Woord echter blijft voortdurend bij ons als Tempel van God (shekinah Yahve); die tempel ligt niet meer in Jeruzalem maar in ieder heiligdom waar de Eucharistie wordt bewaard. Het staat immers genoegzaam vast dat de verrezen Christus daar aanwezig is.
Volgens het Evangelie van Johannes was ten tijde van Jezus' leven de Geest nog niet geschonken, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was (Joh. 7, 39) [[b:Joh. 7, 39]]. Zonder enige twijfel was Christus, ook als mens, Gods Zoon vanaf de menswording. Toch schonk Hij de Heilige Geest niet, omdat de Geest naar de Kerk wordt gezonden als vrucht van het offer van Christus: Christus offert zich op het kruis aan de Vader. De Vader heeft deze offergave aanvaard en daarom zijn Zoon opgewekt. De Geest nu daalde vanuit de omhelzing van beiden op de Kerk neer toen de dagen van Pinksteren vervuld waren.
Uit dit alles leren wij dat wij door Christus die aanwezig is in de Eucharistie de gave van de Heilige Geest ontvangen. Christus, aanwezig in de Eucharistie, heiligt ons, maakt ons tot betere mensen en wij ontvangen de vreugde en de vrede waarnaar een mens verlangt; in de Eucharistie blijft Hij werkzaam aanwezig.
Daarom is het in de Kerk gewoonte en plicht in een heiligdom de Eucharistie te bewaren.
Het is absoluut ontoelaatbaar dat er weinig aandacht besteed wordt aan Christus die in de Eucharistie aanwezig is en in het heiligdom wordt bewaard. Als Christus in zo'n wonderbaar Sacrament aanwezig heeft willen blijven, dan worden daardoor ongetwijfeld rijke genaden en gaven uitgestort, die wij nodig hebben om in Hem te kunnen leven. Hoeveel hebben de heiligen, priesters en leken, te danken aan deze aanwezigheid die hen lokte en naar zich toe trok! Het christelijke geloof kan met één woord worden samengevat: Christus, en Christus is hier aanwezig. Daarom kan men de vreugde van Christenen die vanuit een dergelijk groot mysterie leven zo goed begrijpen.
De Kerk moet daarom Christus aanbidden in dit Sacrament. De aanbidding nu is een heel eenvoudige daad want het is voldoende als we tot Christus zeggen: Gij zijt voor mij de eerste en voornaamste van alles. De hoofdzaak in het christelijk geloof is Christus. Daaruit volgen de andere dingen: wij geloven in God en wij hebben zijn geboden. Wij kunnen immers perfect de geboden onderhouden als wij vervuld zijn met de liefde van Christus. Daaruit komt de plicht tot aanbidding voort, namelijk willen dat Christus ons leven wordt.
In de Geloofsbelijdenis [763] van Paulus VI horen we de duidelijke vermaning dat het een plicht is de Eucharistie te vereren: "Zo rust dan op ons de ronduit aangename plicht om in de heilige Hostie, die we kunnen zien met eigen ogen, het vlees geworden Woord zelf te eren en te aanbidden, dat diezelfde ogen niet kunnen zien en dat zich, zonder de hemel te verlaten, voor onze ogen tegenwoordig heeft gesteld." Solemni hac liturgia - Credo van het Volk van God [[763|34]]
Van deze verering, zo leert ons Johannes Paulus II Dominicae Cenae [[404|3]], behoren wij dan ook blijk te geven iedere keer dat wij bij het Allerheiligst Sacrament komen, zowel wanneer wij onze kerken bezoeken, alsook wanneer de heilige Gedaanten naar de zieken worden gebracht en aan hen worden uitgereikt. "Waar de verering van de Eucharistie met enthousiasme verbreid en met ijver verdiept wordt, daar wordt het bewijs geleverd van die echte vernieuwing die het Concilie [d:4] zich ten doel gesteld had en waarmee het zich hoofdzakelijk heeft beziggehouden. Dit is iets, eerbiedwaardige en dierbare broeders, dat onze aparte aandacht verdient. Immers de Kerk en de wereld hebben de verering van de Eucharistie hard nodig! Laten wij niet zuinig zijn met onze tijd als het erom gaat bij Hem samen te komen in aanbidding, in een beschouwend gebed dat vol geloof is en tevens bereid om de zware schulden en misdaden van de wereld goed te maken. Daarom mag onze aanbidding echt nooit ophouden?" Dominicae Cenae [[404|3]] Tegenover de Eucharistie kan de wil tot genoegdoening nooit losgemaakt worden van de wil tot aanbidding.
Referenties naar alinea 42: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Het eucharistisch gastmaal: de Communie
43
Het eucharistisch offer van het Lichaam en Bloed van Christus sluit de werkelijke tegenwoordigheid in en is tegelijk als een offermaaltijd ingesteld. De deelname aan die offermaaltijd heeft zowel voor de afzonderlijke gelovigen als voor de hele Kerk een veelvoudige uitwerking: in het bijzonder de eenheid van die Kerk, zoals paus Benedictus het heeft gesteld in de apostolische exhortatie Sacramentum Caritatis [1784] Sacramentum Caritatis [[1784|15]]. Door het sacramentele offer van de Eucharistie kan en mag de Kerk het offer van Christus tot het hare maken. Hij heeft dit sacrament ingesteld opdat de Kerk eraan zou kunnen deelnemen niet slechts door een wils in stemming maar ook door de heilige Communie. Christus laat de zijnen delen in zijn offer door het gastmaal van het laatste avondmaal. Zo wordt het een 'communie-offer', een offer dat tevens een communie is. Het is duidelijk dat de communie geen aanhangsel of een soort toevoegsel is van de Mis, maar een integraal gedeelte dat niet weggelaten kan worden zonder dat er afbreuk aan de viering wordt gedaan. Het is immers een offermaal om de deelnemers aan het gastmaal volledig deelgenoot te maken aan het offer. De communie heeft dus niet alleen betrekking op de werkelijke tegenwoordigheid van het Lichaam en Bloed maar ook op het offer zelf. Christus heeft de Eucharistie ingesteld op de tijd waarop geofferd werd ter voorbereiding van het paasmaal. Door deel te hebben aan het offerlam kon men aan het offeren ervan deel krijgen. Daarom maakte Hij van het gebeuren tijdens de paasmaaltijd een 'communie-offer': het lam dat geslacht was in de tempel werd gegeten tot gedachtenis aan het lam waarvan het bloed het volk uit de slavernij had bevrijd (Ex. 12, 1-4) [b:Ex. 12, 1-4]. Christus, het nieuwe paaslam, wil samen met de zijnen aan de Vader het offer opdragen dat Hij daags erna eens en voor al bloedig op het kruis moet voltrekken.
Referenties naar alinea 43: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 Opgenomen in het Lichaam van Christus
44
Als Christus aanwezig is in de Eucharistie onder de gedaanten van spijs en drank, dan hoeft men er niet aan te twijfelen dat Hij de mensen zijn hoogste zelfgave wil schenken. Omdat het mysterie van de incarnatie in de Eucharistie wordt voortgezet, worden door haar de mensen het meest met Christus verbonden en blijft Hij zelf op de meest intieme wijze in hen: "Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem" (Joh. 6, 55-56) [b:Joh. 6, 55-56]. Hier vooral worden wij deelgenoot gemaakt aan de goddelijke natuur. Het Concilie van Trente [d:21] leert dat Christus heeft gewild dat wij de Eucharistie nuttigen als geestelijk voedsel voor onze ziel en als een tegengif waardoor wij van dagelijkse zonden bevrijd en tegen doodzonden beschermd worden. Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia [[679|4]] De Eucharistie versterkt het geestelijk leven, omdat het ons met Christus verbindt. Zij bewaart ons voor zonden omdat zij bij hen die voor Christus leven, zowel de liefde die ingestort is, als ook de geestelijke vreugde vermeerdert waardoor wij niet voor de verleiding van de zonde bezwijken.
Referenties naar alinea 44: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Eenheid van de Kerk
45
De band met het Lichaam van Christus door de Eucharistie bewerkt de volledige eenheid van de Kerk; want wij bouwen de Kerk slechts op in de mate dat wij met Christus verbonden zijn, zoals de heilige Paulus schrijft: "Omdat het brood één is, vormen wij allen tezamen één Lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood" (1 Kor. 10, 17) [b:1 Kor. 10, 17]. Terecht kan men zeggen dat de Kerk de Eucharistie voltrekt, en ook dat de Eucharistie de Kerk opbouwt omdat zij laat zien dat de deelgenoten aan de ene tafel broeders en zusters zijn en dat de christengelovigen eensgezind zijn. Want in de Didachè [1657] lezen wij dat het te consacreren brood dat is ontstaan uit vele graankorrels en is samengevoegd tot een eenheid, teken is van de eenheid van de Kerk die mensen van overal verenigt. 9, 4 [[1657]] Over de eenheid van de Kerk, die door de Eucharistie gemanifesteerd wordt hebben de Vaders geschreven dat deze eenheid niet alleen door de Eucharistie wordt aangeduid maar werkelijk wordt bewerkt. Daarom verzekert de heilige Thomas van Aquino dat de eigen genade van dit sacrament, ofwel de res sacramenti, de eenheid is van het mystieke Lichaam van Christus. iiia q. 73 a. 3 [[t:iiia q. 73 a. 3]] Paus Pius XII heeft geleerd dat de gelovigen door de Eucharistie met één en dezelfde maaltijd worden gevoed en gesterkt en dat zij met elkaar en met het Hoofd van het mystieke Lichaam door een onuitsprekelijke band verbonden worden. Mystici Corporis Christi [[433|18]] Daarom verschijnt het Sacrament van de Eucharistie als het beeld van de eenheid van de Kerk, ja zij bevordert zelfs die eenheid, omdat zij vanuit den hoge vermeerdering van genade verleent, opdat wij de Geest van Christus in ons opnemen en de liefde in ons overvloediger mag toenemen. Mystici Corporis Christi [[433|84]] Als het offer van Christus op het kruis onder sacramentele gedaanten wordt gebracht in de Mis, als daar het Lichaam van Christus gegeten wordt waardoor de Kerk in eenheid wordt opgebouwd, als wij ten slotte door de Eucharistie eeuwig leven hebben, wordt duidelijk dat zij als het ware het hart en het centrum van de Kerk is zoals Paulus VI het zegt, vgl: Mysterium Fidei [[[392|1-8]]] of wordt volgens de woorden van het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] aangetoond dat zij bron en hoogtepunt is van heel het christelijke leven. vgl: Presbyterorum Ordinis [[[704|5]]] Wat van de universele Kerk wordt gezegd, geldt ook voor alle particuliere Kerken, vgl: Divino afflante Spiritu [[[614|26]]] omdat daarin de Eucharistie wordt gevierd in gemeenschap met de Stoel van Petrus en met alle bisschoppen of omdat tenminste die viering vereist dat men zich in een dergelijke gemeenschap invoegt. vgl: Communionis notio [[[306|14]]]
Referenties naar alinea 45: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Eucharistie en missie
46
In welke zin ten slotte kan men spreken over de Eucharistie als de oorsprong van de missie? Het is absoluut niet te verdedigen als men denkt dat de Eucharistie een soort propaganda-actie is waarbij men zich inspant mensen onder de christelijke noemer te verenigen. Als dat wel zou gebeuren, zou dat zowel de Eucharistie als de missie zelf beschadigen. Als het echter goed verstaan wordt, kunnen we Eucharistie beter aanvaarden als het mystieke centrum van het christendom waar op geheimvolle wijze God voortdurend uit zichzelf treedt en ons in zijn armen sluit. Want de Eucharistie is de vervulling van het profetische woord op de eerste dag van de lijdensweek van Jezus: "en wanneer Ik van de aarde zal zijn omhoog geheven, zal Ik allen tot Mij trekken" (Joh. 12, 32) [b:Joh. 12, 32]. Opdat missie veel meer is dan het verbreiden van een bepaalde zienswijze of van een of andere boodschap over een bepaalde gemeenschap en opdat missie uit God voortkomt en naar Hem terugvoert, is het nodig dat zij haar oorsprong vindt in een hogere bron die niet tot de actiegroepen behoort en ook niet tot de werkwijzen die daaruit voortkomen. Zij moet voortkomen uit een hogere en diepere grondslag die niet zomaar een boodschap is en technische overredingskunst. "Christen-zijn heeft niets van doen met overredingskracht, maar met grootheid", heeft eens de H. Ignatius van Antiochië in pakkende woorden gezegd (Rom. 3, 3) [b:Rom. 3, 3]. De manier waarop en de weg waarlangs de H. Teresia van Lisieux uitblonk als patrones van de missies, kunnen ons helpen te begrijpen op welke wijze dit moet worden opgevat. Want zij is nooit naar enig missieland vertrokken en heeft nooit direct enig missiewerk kunnen doen. Maar zij had begrepen dat de Kerk een hart heeft en dat dit hart de liefde is. Zij had ingezien dat ook de apostelen zouden ophouden te verkondigen en de martelaren hun bloed niet meer zouden kunnen vergieten, als dit hart niet meer zou branden. Zij had gevoeld dat dit alles de liefde is die tijd en ruimte overschrijdt. Zij had gezien dat een kleine moniale achter de tralies van een karmelietessenklooster in een stad in Frankrijk overal aanwezig kon zijn in de mate dat zij met Christus leefde vanuit de liefde in het hart van de Kerk. En moeten de moeilijkheden van de missie in de laatste twintig jaar niet hierop worden teruggevoerd dat wij aan louter uiterlijke zaken hadden gedacht en bijna vergeten waren dat heel deze activiteit voortdurend gevoed wordt uit een dieper liggende bron. Dit 'centrum' dat Teresia eenvoudigweg "hart en liefde" noemt, is de Eucharistie.
Referenties naar alinea 46: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Onderpand van de toekomstige heerlijkheid
47
Door de Eucharistie belijden wij dat Christus verrezen is omdat zijn verheerlijkte mensheid tegenwoordig is onder de sluier van de gedaanten van brood en wijn. Zij is het onderpand van de toekomstige heerlijkheid en door haar wordt ons bij voorbaat het eeuwig leven geschonken in zoverre wij de kiem van onze verrijzenis hebben, - dat wil zeggen het Lichaam van Christus dat door de verrijzenis verheerlijkt is en tot instrument is gemaakt van de Geest die levend maakt. Wanneer wij de heilige Communie nuttigen, wordt aan ons lichaam verrijzenis en leven geschonken. Hetzelfde Lichaam van Christus dat geboren is uit de Maagd, door de mensen gekruisigd onder Pontius Pilatus en door de Vader verheerlijkt op de derde dag, en dat onder sacramentele gedaanten op substantiële wijze aanwezig is in de Eucharistie, is voor ons het overtuigende bewijs van de verrijzenis van het lichaam, zelfs van ons eigen lichaam, zoals Christus bij zijn verrijzenis weer bezit nam van zijn eigen lichaam.
Referenties naar alinea 47: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 6 De eucharistische gebeden van het Romeins Missaal
48
De liturgie is inderdaad een van de vindplaatsen voor de theologie die men geenszins mag scheiden van de Heilige Schrift, de leer van de vaders van de Kerk en het kerkelijk leergezag. Want het is helder dat daaruit als uit een bron onze geloofsbelijdenis voortvloeit volgens het adagium "lex orandi, lex credendi" (de wet van het gebed is de wet van het geloof). Daarom geven wij hier een korte uiteenzetting over de Romeinse eucharistische gebeden waarbij wij de gewijde riten voor ogen houden. Als wij de vier eucharistische gebeden of anafora's en hun ordening bezien, dan zien we allereerst dat het lofprijzingen zijn, gericht tot God de Vader, vanwege de wondertekenen die Hij omwille van ons heil heeft bewerkt en voltooid in het mysterie van Christus, die aanwezig is in de Eucharistie. Deze grote lofprijzing begint met de prefatie en het gezang Heilig (Sanctus). Het heil dat wij van God ontvangen kan in één woord worden samengevat, en wel in de naam Jezus Christus. Daarom licht in de lofprijzing die aan de Vader gebracht wordt steeds de christologische dimensie op. Door het Paasmysterie van zijn dood en verrijzenis heeft Hij het menselijk geslacht van zonden en dood bevrijd en gezorgd dat ze kinderen van God konden worden. Het Paasmysterie van Christus heeft ons bovenal het heil gebracht. En hoewel Hij dit eens voor al voltrokken heeft toen Hij stierf op het kruis en op de derde dag verrees (Hebr. 8-9) [b:Hebr. 8-9], wordt dit heilsmysterie dagelijks op onze altaren werkelijk tegenwoordig gesteld. De Heiland heeft immers bepaald dat wij deze heilige handelingen zouden stellen tot gedachtenis aan Hem (1 Kor. 11, 23-26) [b:1 Kor. 11, 23-26], waardoor het offer aanwezig zou zijn dat wij als ons offer naar behoren aan de Vader kunnen brengen. Wij Christenen hebben het heil ontvangen van de ware God, Drie en Eén, en door Hem gered, worden wij tot God zelf geleid, zodat ons heil trinitair genoemd kan worden. Dit heil dat ook nu nog in de Kerk door middel van de Heilige Geest geschonken wordt, is natuurlijk pneumatologisch van aard, zodat de Eucharistie helemaal niet los gezien mag worden van de Heilige Geest. Wij roepen de Heilige Geest immers niet alleen aan, opdat het brood verandert in het Lichaam van Christus en de wijn in zijn kostbaar Bloed, maar ook opdat de afzonderlijke christenen door het Lichaam en Bloed één lichaam worden in Christus. Ten slotte bidden in het eucharistische gebed de particuliere Kerken voor elkaar en zo blijven zij in gemeenschap, omdat de Kerk overal dezelfde Eucharistie viert en hetzelfde offer opdraagt, dat Christus eens voor al opdroeg op het kruis. De deelname aan dit offer hernieuwen wij dagelijks zodat wij in de plechtigheden van de Mis ons verenigen zowel met de pelgrimerende Kerk op aarde, als met de Kerk van de overledenen die gelouterd worden, alsook met de gelukzalige Kerk in de hemel. Daarom is heel de Kerk in de Eucharistie aanwezig en anticiperen wij nu al vol vreugde met onze eenvoudige plechtigheden de hemelse liturgie.
Referenties naar alinea 48: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 1 De oorsprong van het eucharistisch gebed
49
Als we de oorsprong van het eucharistisch gebed willen bespreken, is het noodzakelijk te verwijzen naar het instellingsverhaal van de Eucharistie (Mt. 14, 22-25; Mt. 26, 26-29; Lc. 22, 14-20; 1 Kor. 11, 23-26) [b:Mt. 14, 22-25; Mt. 26, 26-29; Lc. 22, 14-20; 1 Kor. 11, 23-26], ook al worden de woorden uit het Evangelie in de liturgie geenszins letterlijk overgenomen. Daardoor zijn bij de consecratie van de gaven de beide riten meer gelijkvormig geworden.
Degenen die onderzoek verrichten naar de Joodse oorsprong van deze gebeden, verzekeren dat zij hun oorsprong vinden in een bepaalde zegen die "berakah" genoemd wordt en waarin God geprezen wordt vanwege zijn wondere heilsdaden. Deze lofprijzing Gods werd ofwel door de priester ofwel door de koning verricht (1 Kron. 16, 4-36; 1 Kron. 29, 10-20; 1 Kon. 8; Neh. 8-9) [b:1 Kron. 16, 4-36; 1 Kron. 29, 10-20; 1 Kon. 8; Neh. 8-9] en over het volk daalde Gods zegen neer wanneer diens grote wonderdaden plechtig werden herdacht. Anderen evenwel verwijzen voor de instelling van de Eucharistie naar de zegeningen die vrome Israëlieten na de maaltijd baden (Birkah-ha-mazon). Er zijn er ook nog die beweren dat de lof- en offergebeden van de todah zeer waarschijnlijk aan de oorsprong liggen van de christelijke anafora's.
Op welke wijze dit ook gegaan is, het eerste en voornaamste is dat het Paasmysterie van Christus aanwezig is in de Eucharistie. Dat immers leert ons het instellingsverhaal en daarom loven wij God en brengen wij Hem dank; want Hij schenkt ons door Christus een dergelijk wonderlijk heil.
In diverse streken van Oost en West zijn aan het begin van de derde eeuw diverse anafora's samengesteld. Er bestaat al een volledig eucharistisch gebed in het kleine werk met de naam Traditio Apostolica [1159]; dit vormde de grondslag voor het tweede eucharistische gebed in het Romeinse Missaal dat na het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] werd uitgegeven. Het handelt over het mysterie van de menswording van Christus, die - ontvangen van de Heilige Geest en geboren uit de Maagd - de macht van de dood en de boeien van de duivel heeft gebroken en verrees. We vinden in dit gebed een gedachtenis die gemeenschappelijk is aan alle andere gebeden: "Daarom, Heer, gedenken wij zijn dood en verrijzenis en dragen wij U op ... ", en een epiclese waarin de Heilige Geest wordt aangeroepen over de gaven en over het volk, is geplaatst voor resp. na het instellingsverhaal.
In dezelfde eeuw vond de compositie plaats van de Liturgie van Addaï en Mari (ofwel de anafora van de apostelen van Syrië). Kort nadien verschenen er andere eucharistische gebeden: in het Oosten bijv. de Antiocheense, Alexandrijnse en Chaldeeuwse, en in het Westen, buiten Rome, bijv. de Gallicaanse, Milanese en Spaanse. Niet te vergeten is de Romeinse Canon, die in de zesde eeuw van kracht werd, terwijl men bewezen acht dat reeds bij de H. Ambrosius een zeer gelijkluidende tekst voorkomt.
Nu zullen we alleen de opbouwen de inhoud van de vier eucharistische gebeden beschrijven zoals ze zijn opgenomen in het Romeins Missaal dat na het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] werd uitgegeven. vgl: Institutio Generalis Missalis Romani [[[1798|78-79]]]
Degenen die onderzoek verrichten naar de Joodse oorsprong van deze gebeden, verzekeren dat zij hun oorsprong vinden in een bepaalde zegen die "berakah" genoemd wordt en waarin God geprezen wordt vanwege zijn wondere heilsdaden. Deze lofprijzing Gods werd ofwel door de priester ofwel door de koning verricht (1 Kron. 16, 4-36; 1 Kron. 29, 10-20; 1 Kon. 8; Neh. 8-9) [b:1 Kron. 16, 4-36; 1 Kron. 29, 10-20; 1 Kon. 8; Neh. 8-9] en over het volk daalde Gods zegen neer wanneer diens grote wonderdaden plechtig werden herdacht. Anderen evenwel verwijzen voor de instelling van de Eucharistie naar de zegeningen die vrome Israëlieten na de maaltijd baden (Birkah-ha-mazon). Er zijn er ook nog die beweren dat de lof- en offergebeden van de todah zeer waarschijnlijk aan de oorsprong liggen van de christelijke anafora's.
Op welke wijze dit ook gegaan is, het eerste en voornaamste is dat het Paasmysterie van Christus aanwezig is in de Eucharistie. Dat immers leert ons het instellingsverhaal en daarom loven wij God en brengen wij Hem dank; want Hij schenkt ons door Christus een dergelijk wonderlijk heil.
In diverse streken van Oost en West zijn aan het begin van de derde eeuw diverse anafora's samengesteld. Er bestaat al een volledig eucharistisch gebed in het kleine werk met de naam Traditio Apostolica [1159]; dit vormde de grondslag voor het tweede eucharistische gebed in het Romeinse Missaal dat na het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] werd uitgegeven. Het handelt over het mysterie van de menswording van Christus, die - ontvangen van de Heilige Geest en geboren uit de Maagd - de macht van de dood en de boeien van de duivel heeft gebroken en verrees. We vinden in dit gebed een gedachtenis die gemeenschappelijk is aan alle andere gebeden: "Daarom, Heer, gedenken wij zijn dood en verrijzenis en dragen wij U op ... ", en een epiclese waarin de Heilige Geest wordt aangeroepen over de gaven en over het volk, is geplaatst voor resp. na het instellingsverhaal.
In dezelfde eeuw vond de compositie plaats van de Liturgie van Addaï en Mari (ofwel de anafora van de apostelen van Syrië). Kort nadien verschenen er andere eucharistische gebeden: in het Oosten bijv. de Antiocheense, Alexandrijnse en Chaldeeuwse, en in het Westen, buiten Rome, bijv. de Gallicaanse, Milanese en Spaanse. Niet te vergeten is de Romeinse Canon, die in de zesde eeuw van kracht werd, terwijl men bewezen acht dat reeds bij de H. Ambrosius een zeer gelijkluidende tekst voorkomt.
Nu zullen we alleen de opbouwen de inhoud van de vier eucharistische gebeden beschrijven zoals ze zijn opgenomen in het Romeins Missaal dat na het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] werd uitgegeven. vgl: Institutio Generalis Missalis Romani [[[1798|78-79]]]
Referenties naar alinea 49: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De voornaamste delen van de eucharistische gebeden
50
Het eerste eucharistische gebed wordt de Romeinse canon genoemd welke inderdaad van alle het meest Romeins is, omdat ze als enige gebruikt werd in de Romeinse liturgie tot aan de tijd van de liturgische vernieuwing die door het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] werd voorgeschreven en omdat zonder deze canon de eucharistische devotie van de Westerse Christenen niet goed begrepen kan worden. Het gebed munt uit door zijn ouderdom en door de veelheid aan prefaties die op de diverse feesten en tijden van het liturgische jaar gebruikt werden. Het heeft twee epiclesen. De eerste, over brood en wijn, vindt men vlak vóór het instellingsverhaal. Daarin wordt de Heilige Geest slechts impliciet vermeld: "Gewaardig U, God, deze offerande ten volle te zegenen, te bevestigen, te bekrachtigen, haar waarachtig en aanvaardbaar te maken; dat zij aldus voor ons worde het Lichaam en Bloed van uw zeerbeminde Zoon, onze Heer Jezus Christus". Na de consecratie wordt de tweede epiclese gebeden voor hen die aan de Eucharistie deelnemen. Er zijn twee intercessiegebeden, het eerste voor de levenden en het tweede voor de overledenen waarbij het ene vóór de consecratie staat en het andere na de consecratie. De canon laat voldoende duidelijk zien dat de Mis een offer is: "Aanvaard genadig - vragen wij, Heer - dit offer van ons, uw dienaars"; "brengen wij .... het volmaakte offer, het heilig offer, het vlekkeloze offer"; "Gewaardig U op deze offeranden met welgevallen neer te zien en ze te aanvaarden ..... gaven .... het offer. .. U opgedragen". Na deze korte notitie over de Romeinse canon zullen wij uiteenzetten uit welke delen alle eucharistische gebeden steeds bestaan.
Referenties naar alinea 50: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 1 Prefatie
51
"In de prefatie brengt de Kerk door Christus in de Heilige Geest dank aan de Vader voor al zijn werken, voor de schepping, de verlossing en de heiliging. Heel de gemeenschap sluit zich vervolgens aan bij de onophoudelijke lofzang die de hemelse Kerk, de engelen en alle heiligen, de driewerf heilige God toezingt." Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1352]]
De anafora begint bij de prefatie ofwel de bijzondere lofzang en dankzegging waarmee wij God op vrome en heilige wijze eren door Hem te loven en te prijzen opdat Hij hier op uitmuntende wijze in de Eucharistie zijn Naam bekrachtigt. Eerst begroet de priester het volk ("Dominus vobiscum"- "De Heer zij met u") en nodigt het uit actief deel te nemen ("Sursum corda"- "Verheft uw hart") en God dank te zeggen ("Gratias agamus Domino Deo nostro"- "Brengen wij dank aan de Heer onze God").
Wij brengen dank aan de Vader, door Christus in de Heilige Geest omdat wij altijd eerst lof brengen aan de Vader vanwege de heilsgebeurtenissen die Christus tot voltooiing heeft gebracht. In de eigen prefaties evenwel van de feesten eren wij God vanwege het mysterie dat op dat feest gevierd wordt. Hiervoor dient men een geschikte prefatie te kiezen zoals is voorgeschreven bijvoorbeeld met Kerstmis, Pasen en Pinksteren. Op deze wijze gedenken wij de gebeurtenissen uit onze heilsgeschiedenis verenigd in de vreugde om dezelfde mysteries met de hemelse Kerk van engelen en heiligen.
De anafora begint bij de prefatie ofwel de bijzondere lofzang en dankzegging waarmee wij God op vrome en heilige wijze eren door Hem te loven en te prijzen opdat Hij hier op uitmuntende wijze in de Eucharistie zijn Naam bekrachtigt. Eerst begroet de priester het volk ("Dominus vobiscum"- "De Heer zij met u") en nodigt het uit actief deel te nemen ("Sursum corda"- "Verheft uw hart") en God dank te zeggen ("Gratias agamus Domino Deo nostro"- "Brengen wij dank aan de Heer onze God").
Wij brengen dank aan de Vader, door Christus in de Heilige Geest omdat wij altijd eerst lof brengen aan de Vader vanwege de heilsgebeurtenissen die Christus tot voltooiing heeft gebracht. In de eigen prefaties evenwel van de feesten eren wij God vanwege het mysterie dat op dat feest gevierd wordt. Hiervoor dient men een geschikte prefatie te kiezen zoals is voorgeschreven bijvoorbeeld met Kerstmis, Pasen en Pinksteren. Op deze wijze gedenken wij de gebeurtenissen uit onze heilsgeschiedenis verenigd in de vreugde om dezelfde mysteries met de hemelse Kerk van engelen en heiligen.
Referenties naar alinea 51: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 2 Heilig
52
Op de laatste toejuiching in de prefatie volgt het gezang Sanctus - Heilig dat ter ere van God gezongen wordt en waarvan de woorden ontleend zijn aan het boek Jesaja (Jes. 6, 3) [b:Jes. 6, 3] en waaraan de lofprijzing is toegevoegd die de kinderen de Heer Jezus toezongen bij zijn intocht in Jeruzalem (Mt. 21, 9) [b:Mt. 21, 9].
Na het Sanctus - Heilig en vóór de epiclese wordt de Vader opnieuw geprezen voordat we Hem smeken de gaven door de Geest te heiligen. Vooral het vierde eucharistische gebed belijdt dat Hij alle dingen in wijsheid en liefde gemaakt heeft. De heilsdaden die de afstraling zijn van zijn heiligheid en liefde worden er verhaald: de schepping van de mens, de goddelijke barmhartigheid jegens de mens toen hij in zonde gevallen was, de sluiting van het verbond, de zending van de profeten, en - toen de volheid van de tijd gekomen was - de menswording van het goddelijk Woord en de maagdelijke ontvangenis van de Heer Jezus door de kracht van de Heilige Geest, het Paasmysterie van zijn kruis en verrijzenis, en ten slotte met Pinksteren de komst van de Geest die wij van de Vader afsmeken om de gaven te heiligen.
Na het Sanctus - Heilig en vóór de epiclese wordt de Vader opnieuw geprezen voordat we Hem smeken de gaven door de Geest te heiligen. Vooral het vierde eucharistische gebed belijdt dat Hij alle dingen in wijsheid en liefde gemaakt heeft. De heilsdaden die de afstraling zijn van zijn heiligheid en liefde worden er verhaald: de schepping van de mens, de goddelijke barmhartigheid jegens de mens toen hij in zonde gevallen was, de sluiting van het verbond, de zending van de profeten, en - toen de volheid van de tijd gekomen was - de menswording van het goddelijk Woord en de maagdelijke ontvangenis van de Heer Jezus door de kracht van de Heilige Geest, het Paasmysterie van zijn kruis en verrijzenis, en ten slotte met Pinksteren de komst van de Geest die wij van de Vader afsmeken om de gaven te heiligen.
Referenties naar alinea 52: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 3 Epiclese
53
"In de epiclese vraagt de Kerk de Vader zijn Heilige Geest (of de kracht van zijn zegen) te zenden over het brood en de wijn, opdat zij door zijn kracht worden tot Lichaam en Bloed van Jezus Christus, en opdat zij die aan de Eucharistie deelnemen één lichaam en één geest mogen zijn (sommige liturgische tradities plaatsen de epiclese na de anamnese)" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1353]]. Het woord epiclese komt van het Griekse epi-kaleo wat aanroepen betekent, want wij roepen de scheppende kracht van de Geest aan om de eucharistische gaven te veranderen in het Lichaam en Bloed van Christus. Toen in de vierde eeuw sommigen twijfelden aan de godheid van de Heilige Geest - welke evenwel duidelijk door het Eerste Concilie van Constantinopel in 381 bevestigd was -, werd zijn godheid in de gebeden van de eredienst tot uitdrukking gebracht, en leverde de liturgie een niet onbelangrijk bewijs voor de aanspraak op een zo grote waarheid. De Heilige Geest waardoor de Zoon incarneerde en mens werd, de Geest ook die de Zoon van doden heeft opgewekt (Rom. 8, 11) [b:Rom. 8, 11] en rijkelijk leven schenkt aan de Kerk bij haar ontstaan, Hij is ten slotte in onze tijd in de Kerk dagelijks werkzaam door het mysterie van de Eucharistie.
In de tweede epiclese vragen wij dat "wij die delen in het Lichaam en Bloed van Christus, door de Heilige Geest tot eenheid worden samengebracht", dat wil zeggen tot het mystieke Lichaam van Christus dat de Kerk is. Daarom spoort de epiclese ons aan ontvankelijk te blijven en gehoorzaam aan God, omdat het duidelijk is dat alleen God ons het heil verleent - zoals de geschiedenis van de daden des Heren ons voldoende leert: niemand kan zeggen dat Jezus de Heer is tenzij door de Heilige Geest (1 Kor. 12, 4) [b:1 Kor. 12, 4]. Alleen God is in staat dergelijke grote heilsdaden dagelijks in de Kerk tegenwoordig te stellen. Wij dienen te bedenken dat dit als het allergrootste wonder beschouwd moet worden.
In onze dagen waardeert men de epiclese zeer sterk, omdat men ziet dat zij een verklaring is van de eenheid van heel de canon of het eucharistisch gebed, van het belang van de instellingswoorden die door Christus zijn uitgesproken en van de geweldige rijkdom ervan.
In de tweede epiclese vragen wij dat "wij die delen in het Lichaam en Bloed van Christus, door de Heilige Geest tot eenheid worden samengebracht", dat wil zeggen tot het mystieke Lichaam van Christus dat de Kerk is. Daarom spoort de epiclese ons aan ontvankelijk te blijven en gehoorzaam aan God, omdat het duidelijk is dat alleen God ons het heil verleent - zoals de geschiedenis van de daden des Heren ons voldoende leert: niemand kan zeggen dat Jezus de Heer is tenzij door de Heilige Geest (1 Kor. 12, 4) [b:1 Kor. 12, 4]. Alleen God is in staat dergelijke grote heilsdaden dagelijks in de Kerk tegenwoordig te stellen. Wij dienen te bedenken dat dit als het allergrootste wonder beschouwd moet worden.
In onze dagen waardeert men de epiclese zeer sterk, omdat men ziet dat zij een verklaring is van de eenheid van heel de canon of het eucharistisch gebed, van het belang van de instellingswoorden die door Christus zijn uitgesproken en van de geweldige rijkdom ervan.
Referenties naar alinea 53: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 4 Instellingswoorden
54
"Met de instellingswoorden stellen de kracht van de woorden en van de handeling van Christus en de kracht van de Heilige Geest, zijn Lichaam en Bloed onder de gedaanten van brood en wijn, zijn offer dat eens voor altijd op het kruis gebracht werd, sacramenteel tegenwoordig" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1353]].
De anafora is in zich dankzegging en lofprijzing voor God de Vader die ons heeft geschapen en verlost door zijn Zoon, van wie we de dood en het mysterie van zijn verrijzenis vieren. En het voornaamste gedeelte ervan bestaat in het verhalen van de instelling van de Eucharistie waardoor het mysterie van Christus aanwezig komt door de verandering van de substantie van de gaven in de substantie van zijn Lichaam en Bloed.
De instellingswoorden mogen niet losgemaakt worden van de aanroeping van de scheppende Geest en van het mysterie van de verrijzenis; want in de Eucharistie is de verrezen Christus aanwezig en door de kracht van de almachtige Geest zijn ook het Lichaam van Christus en zijn Bloed onder de gedaanten van brood en wijn tegenwoordig, en door middel van de geldig gewijde priester offert zich tegelijk de eeuwige Hogepriester aan de Vader. Door de heilige geheimen verlost Hij ons, maakt Hij ons zalig, maakt Hij ons door de genade deelachtig aan het goddelijk leven dat Hij als de Zoon van nature bezit.
De anafora is in zich dankzegging en lofprijzing voor God de Vader die ons heeft geschapen en verlost door zijn Zoon, van wie we de dood en het mysterie van zijn verrijzenis vieren. En het voornaamste gedeelte ervan bestaat in het verhalen van de instelling van de Eucharistie waardoor het mysterie van Christus aanwezig komt door de verandering van de substantie van de gaven in de substantie van zijn Lichaam en Bloed.
De instellingswoorden mogen niet losgemaakt worden van de aanroeping van de scheppende Geest en van het mysterie van de verrijzenis; want in de Eucharistie is de verrezen Christus aanwezig en door de kracht van de almachtige Geest zijn ook het Lichaam van Christus en zijn Bloed onder de gedaanten van brood en wijn tegenwoordig, en door middel van de geldig gewijde priester offert zich tegelijk de eeuwige Hogepriester aan de Vader. Door de heilige geheimen verlost Hij ons, maakt Hij ons zalig, maakt Hij ons door de genade deelachtig aan het goddelijk leven dat Hij als de Zoon van nature bezit.
Referenties naar alinea 54: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 5 Anamnese en oblatio (opdracht)
55
"Vervolgens gedenkt de Kerk in de anamnese het lijden, de verrijzenis en de glorievolle wederkomst van Christus Jezus; zij draagt aan de Vader het offer van zijn Zoon op, die ons met Hem verzoent." Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1354]]
Jezus Christus heeft aan de Kerk de macht gegeven om zijn verlossingsmysterie bij ons aanwezig te laten blijven, toen Hij tot zijn apostelen zei: "Doet dit tot mijn gedachtenis" (1 Kor. 11, 26) [b:1 Kor. 11, 26]. Hij stelde het offer in van het nieuwe en eeuwige verbond dat Hij daags erna met zijn bloed zou bezegelen. Zo zorgde Hij ervoor dat de Kerk de gedachtenisviering van zijn dood en verrijzenis voor altijd zou bezitten. Het woord gedachtenisviering (memoriale - zikkaron) had reeds een belangrijke betekenis in het Oude Testament: het sluit nl. een loutere herinnering uit, en bij de viering van het Pacha - de voornaamste gedachtenisviering -, beleefde men in liturgische riten voor Gods aanschijn opnieuw de heilsdaden die Hij eertijds had verricht en wel op zo'n wijze dat Hij, getrouw aan zichzelf en aan zijn plan, dergelijke grote dingen opnieuw zou verrichten voor het volk (Ex. 13, 3-10) [b:Ex. 13, 3-10].
De Kerk is er zich van bewust dat zij de gedachtenis viert van het lijden en de verrijzenis van Christus en dat zij dit doet om te offeren; want de priester zegt na de consecratie wanneer het mysterie van Christus werkelijk reeds aanwezig is: "wij bieden U vol dankbaarheid dit offer aan, zo levend en heilig". Toch voltrekt alleen de geldig gewijde priester het offer van de Eucharistie, terwijl hij handelt in de persoon van Christus en hij brengt het offer in diens naam en in naam van heel de Kerk. De christengelovigen nu, begiftigd met het priesterschap van het doopsel, moeten zich verenigen met de gewijde bedienaar om zichzelf als een heilig en Godwelgevallig offer aan te bieden samen met het offer van Christus waarmee zij hun offer vooral moeten verenigen. Het is wellicht nuttig eraan.. Het is wellicht nuttig eraan te de denken dat het volk na de consecratie Christus een acclamatie toeroept; deze acclamatie wordt door de priester niet uitgesproken als hij celebreert zonder volk, want de priester die handelt in de persoon van Christus, het Hoofd, bidt in het eucharistisch gebed alleen tot de Vader.
Het is verkeerd te beweren dat wat dagelijks in de Mis gebeurt, los staat van Christus' offer op het kruis of dat er door ons een ander offer wordt aangeboden. Want het lijdt geen twijfel dat de Kerk in de plechtigheden van de Mis het nu onder tekenen tegenwoordig gestelde offer van Christus, dat zij aan de Vader aanbiedt om ermee ook zichzelf aan te bieden, tot het hare maakt. Daarom blijven wij belijden dat de liefde en de welwillendheid waarmee de Vader het offer van zijn Zoon gaarne aanvaardt, over de Kerk worden uitgestort. Voor een zo grote gave kunnen wij Christus nooit genoeg danken door de Vader te prijzen omwille van het herstel van ons heil, ja, ook Christus maakt ons tot zijn deelgenoten als wij ons en al wat van ons is, verbinden met zijn offer.
Jezus Christus heeft aan de Kerk de macht gegeven om zijn verlossingsmysterie bij ons aanwezig te laten blijven, toen Hij tot zijn apostelen zei: "Doet dit tot mijn gedachtenis" (1 Kor. 11, 26) [b:1 Kor. 11, 26]. Hij stelde het offer in van het nieuwe en eeuwige verbond dat Hij daags erna met zijn bloed zou bezegelen. Zo zorgde Hij ervoor dat de Kerk de gedachtenisviering van zijn dood en verrijzenis voor altijd zou bezitten. Het woord gedachtenisviering (memoriale - zikkaron) had reeds een belangrijke betekenis in het Oude Testament: het sluit nl. een loutere herinnering uit, en bij de viering van het Pacha - de voornaamste gedachtenisviering -, beleefde men in liturgische riten voor Gods aanschijn opnieuw de heilsdaden die Hij eertijds had verricht en wel op zo'n wijze dat Hij, getrouw aan zichzelf en aan zijn plan, dergelijke grote dingen opnieuw zou verrichten voor het volk (Ex. 13, 3-10) [b:Ex. 13, 3-10].
De Kerk is er zich van bewust dat zij de gedachtenis viert van het lijden en de verrijzenis van Christus en dat zij dit doet om te offeren; want de priester zegt na de consecratie wanneer het mysterie van Christus werkelijk reeds aanwezig is: "wij bieden U vol dankbaarheid dit offer aan, zo levend en heilig". Toch voltrekt alleen de geldig gewijde priester het offer van de Eucharistie, terwijl hij handelt in de persoon van Christus en hij brengt het offer in diens naam en in naam van heel de Kerk. De christengelovigen nu, begiftigd met het priesterschap van het doopsel, moeten zich verenigen met de gewijde bedienaar om zichzelf als een heilig en Godwelgevallig offer aan te bieden samen met het offer van Christus waarmee zij hun offer vooral moeten verenigen. Het is wellicht nuttig eraan.. Het is wellicht nuttig eraan te de denken dat het volk na de consecratie Christus een acclamatie toeroept; deze acclamatie wordt door de priester niet uitgesproken als hij celebreert zonder volk, want de priester die handelt in de persoon van Christus, het Hoofd, bidt in het eucharistisch gebed alleen tot de Vader.
Het is verkeerd te beweren dat wat dagelijks in de Mis gebeurt, los staat van Christus' offer op het kruis of dat er door ons een ander offer wordt aangeboden. Want het lijdt geen twijfel dat de Kerk in de plechtigheden van de Mis het nu onder tekenen tegenwoordig gestelde offer van Christus, dat zij aan de Vader aanbiedt om ermee ook zichzelf aan te bieden, tot het hare maakt. Daarom blijven wij belijden dat de liefde en de welwillendheid waarmee de Vader het offer van zijn Zoon gaarne aanvaardt, over de Kerk worden uitgestort. Voor een zo grote gave kunnen wij Christus nooit genoeg danken door de Vader te prijzen omwille van het herstel van ons heil, ja, ook Christus maakt ons tot zijn deelgenoten als wij ons en al wat van ons is, verbinden met zijn offer.
Referenties naar alinea 55: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Subparagraaf 6 Intercessiegebeden
56
"In de intercessiegebeden brengt de Kerk tot uitdrukking dat de Eucharistie gevierd wordt in gemeenschap met heel de hemelse en de aardse Kerk, levenden en doden; in gemeenschap met de herders van de Kerk, de paus, de plaatselijke bisschop, zijn priesters en diakens, en alle bisschoppen van de gehele wereld met hun Kerken" Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|1354]]. Met Maria, de Moeder van de Kerk, met de schare van alle heiligen in de hemel smeken wij ons te mogen verheugen in hun voorspraak en tegelijk bidden wij voor de paus, voor de bisschop, voor de hele geestelijkheid en het hele volk, ja ook voor vrede en heil in heel de wereld en wij vergeten daarbij niet alle overleden gelovigen.
De praktijk van intercessiegebeden laat duidelijk zien dat de Eucharistie gevierd wordt in gemeenschap met heel de Kerk die in de hemel juicht en op aarde zwoegt, en dat ze opgedragen wordt voor haar en al haar leden, levenden zowel als overledenen. Aangezien het eucharistisch gebed een handeling is van Christus en de Kerk, kan zij geenszins beschouwd worden als een privé gebed - ja zelfs als er geen christengelovigen bij aanwezig zijn, behoudt zij hetzelfde karakter, omdat Christus, het Hoofd van het mystieke Lichaam, het offer brengt, dat genade bewerkt voor heel het Lichaam.
"Opdat elke particuliere Kerk volledig Kerk is, wordt de particuliere representatie van de universele Kerk met alle essentiële elementen vereist. En om gevormd te zijn naar het model van de universele Kerk, moet het hoogste gezag van de Kerk als eigen beginsel in haar aanwezig zijn: dat wil zeggen het bisschoppencollege 'wanneer zij in communio is met de Paus van Rome als haar hoofd en nooit zonder dit hoofd' . Het primaat van de bisschop van Rome en het bisschoppencollege zijn kenmerken van de universele Kerk die 'niet afgeleid zijn van het particuliere van de Kerken', maar wel tot het wezen van iedere particuliere Kerk behoren. Daarom 'moeten we het ambt van de opvolger van Petrus niet alleen zien als een ambt 'voor de wereld' dat de particuliere Kerk als het ware 'van buitenaf' bereikt, maar als een ambt dat 'van binnenuit' tot de essentie van iedere particuliere Kerk behoort'. Iedere rechtsgeldige viering van de Eucharistie geeft uitdrukking aan de universele communio met Petrus en met de gehele Kerk of vraagt hier objectief om, zoals het geval is bij de christelijke Kerken die van Rome gescheiden zijn." Communionis notio [[306|13-14]]
De praktijk van intercessiegebeden laat duidelijk zien dat de Eucharistie gevierd wordt in gemeenschap met heel de Kerk die in de hemel juicht en op aarde zwoegt, en dat ze opgedragen wordt voor haar en al haar leden, levenden zowel als overledenen. Aangezien het eucharistisch gebed een handeling is van Christus en de Kerk, kan zij geenszins beschouwd worden als een privé gebed - ja zelfs als er geen christengelovigen bij aanwezig zijn, behoudt zij hetzelfde karakter, omdat Christus, het Hoofd van het mystieke Lichaam, het offer brengt, dat genade bewerkt voor heel het Lichaam.
"Opdat elke particuliere Kerk volledig Kerk is, wordt de particuliere representatie van de universele Kerk met alle essentiële elementen vereist. En om gevormd te zijn naar het model van de universele Kerk, moet het hoogste gezag van de Kerk als eigen beginsel in haar aanwezig zijn: dat wil zeggen het bisschoppencollege 'wanneer zij in communio is met de Paus van Rome als haar hoofd en nooit zonder dit hoofd' . Het primaat van de bisschop van Rome en het bisschoppencollege zijn kenmerken van de universele Kerk die 'niet afgeleid zijn van het particuliere van de Kerken', maar wel tot het wezen van iedere particuliere Kerk behoren. Daarom 'moeten we het ambt van de opvolger van Petrus niet alleen zien als een ambt 'voor de wereld' dat de particuliere Kerk als het ware 'van buitenaf' bereikt, maar als een ambt dat 'van binnenuit' tot de essentie van iedere particuliere Kerk behoort'. Iedere rechtsgeldige viering van de Eucharistie geeft uitdrukking aan de universele communio met Petrus en met de gehele Kerk of vraagt hier objectief om, zoals het geval is bij de christelijke Kerken die van Rome gescheiden zijn." Communionis notio [[306|13-14]]
Referenties naar alinea 56: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 2 Celebreren van de liturgie
57
Onder de maaltijd nam Jezus brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het hun met de woorden: “Neemt, dit is mijn Lichaam.” Daarna nam Hij de beker en na het spreken van het dankgebed reikte Hij hun die toe en zij dronken alles daaruit. En Hij sprak tot hen: “Dit is mijn Bloed van het Verbond, dat vergoten wordt voor velen. Voorwaar, Ik zeg u: Ik zal niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt tot op de dag waarop Ik het, nieuw, zal drinken in het Koninkrijk van God.” Nadat zij de lofzang gezongen hadden, gingen zij naar de Olijfberg. Toen sprak Jezus tot hen: “Allen zult gij ten val komen, want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden. Maar na mijn verrijzenis zal ik u voorgaan naar Galilea.”
(Mc. 14, 22-28) [b:Mc. 14, 22-28]
Referenties naar alinea 57: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
58
{Bevat met name de teksten uit het Missaal, zowel in de Gewone Vorm (ook wel het Missaal van Paulus VI genoemd) als in de Bijzondere Vorm (het Missaal van Johannes XXIII ofwel 'Tridentijnse Mis') wordt hier niet overgenomen, maar beschrijving ervan volgt nog}
Referenties naar alinea 58: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 3 Gebeden
59
Broeders, door het bloed van Jezus hebben wij vrije toegang gekregen tot het heiligdom. In zijn eigen lichaam heeft Hij voor ons de nieuwe, levende weg gebaand, dwars door het voorhangsel heen. We hebben nu `die grote priester die over het huis van God is aangesteld.' Laten we dan dichterbij komen, maar met een oprecht hart en in de volle overtuiging van ons geloof, ons hart rein gesprenkeld van alle schuldbesef, ons lichaam gewassen met zuiver water. Laten wij onwrikbaar vasthouden aan de belijdenis van onze hoop, want Hij die de beloften deed is betrouwbaar. Laten we elkaar in het oog houden om met elkaar te wedijveren in liefde en daden van liefde. Wij moeten niet wegblijven van onze bijeenkomsten, zoals sommigen gewoon zijn te doen; laten we elkaar moed inspreken, en dit te meer naarmate gij de grote dag dichterbij ziet komen.
(Hebr. 10, 19-25) [b:Hebr. 10, 19-25]
Referenties naar alinea 59: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Gebeden voor de priester bij het zich bekleden met de priesterlijke paramenten
66
Handenwassing
Da, Domine, virtutem manibus meis ad abstergendam omnem maculam; ut sine pollutione mentis et corporis valeam tibi servire.
Geef, o Heer, de kracht om mijn handen te reinigen van alle smet; opdat ik zuiver van geest en lichaam waardig ben U te dienen.
Amict
Impone, Domine, capiti meo galeam salutis, ad expugnandos diabolicos incursus.
Plaats o Heer, op mijn hoofd de helm van het heil, opdat ik alle duivelse aanvechtingen mag overwinnen.
Albe
Dealba me, Domine, et munda cor meum; ut, in sanguine Agni dealbatus, gaudiis perfruar sempiternis.
Bekleed mij, o Heer en reinig mijn hart, opdat ik door het Bloed van het Lam wit gewassen, de eeuwige vruchten mag genieten.
Cingel
Praecinge me, Domine, cingulo puritatis, et exstingue in lumbis meis humorem libidinis; ut maneat in me virtus continentiae et castitatis.
Omgordt mij Heer met de singel van de kuisheid en doof in mijn lendenen de drijfveer van de begeerte, opdat in mij blijve de deugd van onthouding en kuisheid.
Manipel
Merear, Domine, portare manipulum fletus et doloris; ut cum exsultatione recipiam mercedem laboris.
Moge ik, o Heer, waardig zijn de manipel van tranen en pijn te dragen opdat ik met jubel het loon van de arbeid mag ontvangen.
Stola
Redde mihi, Domine, stolam immortalitatis, quam perdidi in praevaricatione primi parentis: et, quamvis indignus accedo ad tuum sacrum mysterium, merear tamen gaudium sempiternum.
Geef mij, o Heer het kleed van de onsterfelijkheid terug, dat ik door de val van de stamouders heb verloren en ofschoon ik onwaardig ben tot uw geheim te naderen, dat ik toch de eeuwige vreugde verdiene
Kazuifel
Domine, qui dixisti: Iugum meum suave est et onus meum leve: fac, ut istud portare sic valeam, quod consequar tuam gratiam. Amen.
O Heer, U die gezegd hebt: mijn juk is zacht en mijn last is licht, geef mij dat ik dit juk en deze last zo mag dragen dat ik tot uw genade moge komen. Amen
Da, Domine, virtutem manibus meis ad abstergendam omnem maculam; ut sine pollutione mentis et corporis valeam tibi servire.
Geef, o Heer, de kracht om mijn handen te reinigen van alle smet; opdat ik zuiver van geest en lichaam waardig ben U te dienen.
Amict
Impone, Domine, capiti meo galeam salutis, ad expugnandos diabolicos incursus.
Plaats o Heer, op mijn hoofd de helm van het heil, opdat ik alle duivelse aanvechtingen mag overwinnen.
Albe
Dealba me, Domine, et munda cor meum; ut, in sanguine Agni dealbatus, gaudiis perfruar sempiternis.
Bekleed mij, o Heer en reinig mijn hart, opdat ik door het Bloed van het Lam wit gewassen, de eeuwige vruchten mag genieten.
Cingel
Praecinge me, Domine, cingulo puritatis, et exstingue in lumbis meis humorem libidinis; ut maneat in me virtus continentiae et castitatis.
Omgordt mij Heer met de singel van de kuisheid en doof in mijn lendenen de drijfveer van de begeerte, opdat in mij blijve de deugd van onthouding en kuisheid.
Manipel
Merear, Domine, portare manipulum fletus et doloris; ut cum exsultatione recipiam mercedem laboris.
Moge ik, o Heer, waardig zijn de manipel van tranen en pijn te dragen opdat ik met jubel het loon van de arbeid mag ontvangen.
Stola
Redde mihi, Domine, stolam immortalitatis, quam perdidi in praevaricatione primi parentis: et, quamvis indignus accedo ad tuum sacrum mysterium, merear tamen gaudium sempiternum.
Geef mij, o Heer het kleed van de onsterfelijkheid terug, dat ik door de val van de stamouders heb verloren en ofschoon ik onwaardig ben tot uw geheim te naderen, dat ik toch de eeuwige vreugde verdiene
Kazuifel
Domine, qui dixisti: Iugum meum suave est et onus meum leve: fac, ut istud portare sic valeam, quod consequar tuam gratiam. Amen.
O Heer, U die gezegd hebt: mijn juk is zacht en mijn last is licht, geef mij dat ik dit juk en deze last zo mag dragen dat ik tot uw genade moge komen. Amen
Referenties naar alinea 66: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 4 Appendices
70
{wordt hier niet overgenomen, maar beschrijving ervan volgt nog}
Referenties naar alinea 70: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 2
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/3226-compendium-eucharisticum-nl