Cum heri
x
Informatie over dit document
Cum heri
Het Heilig Priesterambt vordert een heilig leven - Op de 1e dag van de Romeinse Synode
Paus Johannes XXIII
25 januari 1960
Pauselijke geschriften - Toespraken
1960, Katholiek Archief pag 201-207
februari 1960
Katholiek Archief
16 december 2022
2931
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Voordat Wij deze eerste en plechtige zitting, die allen ontroerd heeft, besloten hadden, scheen als het ware de oude H. Zacharias, profeet en psalmist, ook tot Ons de heilige voorspelling te richten, die hij gedaan had over zijn pasgeboren zoon: „En gij zult uitgaan voor het aanschijn van de Heer om Zijn wegen te bereiden, om Zijn volk het heil te doen kennen" (Lc. 1, 76-77) [b:Lc. 1, 76-77]; Wij noemen dit een heilige voorspelling, omdat het ook op Ons van toepassing is en omdat Wij sterk verlangen en Ons verplicht gevoelen dit met de hulp van Gods' genade voort te zetten.
Vandaag nu zijn Wij bij de Vaticaanse heuvel samengekomen, bij het heilige en gedenkwaardige graf van Petrus, de Prins der Apostelen, die vanzelf Paulus, de Apostel der heidenen, in de geest oproept; gisteren reeds hebben Wij over beide lichten van de Kerk terloops iets gezegd, toen Wij in het kort hebben gesproken over het z.g. Concilie van Jeruzalem, dat men wel de eerste Synodale bijeenkomst [d:59] kan noemen. Het verheugt Ons bovendien in deze verheven Stad, eertijds hun verblijfplaats, Ons als het ware met hen te onderhouden en hun leer tot Onze grootste vertroosting, om zo te zeggen, te smaken.
Eerbiedwaardige Broeders en beminde zonen,Toen Wij gisteren de bijeenkomst van de Romeinse Synode [d:255] op plechtige wijze hebben geopend, hebben Wij een bewijs willen geven van Onze bijzondere verering voor de roemvolle Heiligen Johannes de Doper en Johannes de Evangelist, met wier naam deze H. Aartsbasiliek van Lateranen wordt getooid, de Kathedrale Zetel van Ons Diocees, die toegewijd is aan Jezus Christus, onze Verlosser.
Voordat Wij deze eerste en plechtige zitting, die allen ontroerd heeft, besloten hadden, scheen als het ware de oude H. Zacharias, profeet en psalmist, ook tot Ons de heilige voorspelling te richten, die hij gedaan had over zijn pasgeboren zoon: „En gij zult uitgaan voor het aanschijn van de Heer om Zijn wegen te bereiden, om Zijn volk het heil te doen kennen" (Lc. 1, 76-77) [b:Lc. 1, 76-77]; Wij noemen dit een heilige voorspelling, omdat het ook op Ons van toepassing is en omdat Wij sterk verlangen en Ons verplicht gevoelen dit met de hulp van Gods' genade voort te zetten.
Vandaag nu zijn Wij bij de Vaticaanse heuvel samengekomen, bij het heilige en gedenkwaardige graf van Petrus, de Prins der Apostelen, die vanzelf Paulus, de Apostel der heidenen, in de geest oproept; gisteren reeds hebben Wij over beide lichten van de Kerk terloops iets gezegd, toen Wij in het kort hebben gesproken over het z.g. Concilie van Jeruzalem, dat men wel de eerste Synodale bijeenkomst [d:59] kan noemen. Het verheugt Ons bovendien in deze verheven Stad, eertijds hun verblijfplaats, Ons als het ware met hen te onderhouden en hun leer tot Onze grootste vertroosting, om zo te zeggen, te smaken.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Uitgenodigd bij de Heilige Apostelen Petrus en Paulus
O H. Petrus, o Simon, zoon van Joannes, zoals gij zelf tot dit hoge ambt verheven zijt, ben ook ik, uw laatste en onwaardige Opvolger, tot het tweevoudig ambt geroepen van Plaatsbekleder van Jezus Christus op aarde en van Bisschop van de Stad Rome; en evenals gij nederig en eenvoudig voor uw Goddelijke Meester hebt gestaan, die uw voeten wilde gaan wassen alvorens het grootste Sacrament in te stellen, en deze woorden hebt gesproken: „niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd" (Joh. 13, 9) [b:Joh. 13, 9], zo ook hebben Wij in het besef van Onze nederigheid op het bewogen uur, waarop Wij tot de hoogste waardigheid van het Herdersambt zijn verheven, vol ernst Ons hoofd gebogen. Wees Ons dus genadig, die de gewichtige taak van Herder en Vader te dragen hebben, en verleen welwillend uw bijstand ook aan al uw dierbaarste zonen, die met de priesterlijke waardigheid bekleed zijn en Ons een waardevolle steun verlenen. En gij, H. Paulus, vat van uitverkiezing en Leraar der heidenen, die als medewerker van Petrus in het apostolaat nauw met hem verbonden zijt in het leraarsambt en deelt in zijn eer en glorie, verkrijg voor ons allen, die hier bijeen zijn, uw vurigheid van geest, waarvan uw 14 brieven doordrongen zijn en schitteren, en die nog heden ten dage, zoals door alle eeuwen, als lichten in de Kerk stralen.
O H. Petrus, o Simon, zoon van Joannes, zoals gij zelf tot dit hoge ambt verheven zijt, ben ook ik, uw laatste en onwaardige Opvolger, tot het tweevoudig ambt geroepen van Plaatsbekleder van Jezus Christus op aarde en van Bisschop van de Stad Rome; en evenals gij nederig en eenvoudig voor uw Goddelijke Meester hebt gestaan, die uw voeten wilde gaan wassen alvorens het grootste Sacrament in te stellen, en deze woorden hebt gesproken: „niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd" (Joh. 13, 9) [b:Joh. 13, 9], zo ook hebben Wij in het besef van Onze nederigheid op het bewogen uur, waarop Wij tot de hoogste waardigheid van het Herdersambt zijn verheven, vol ernst Ons hoofd gebogen. Wees Ons dus genadig, die de gewichtige taak van Herder en Vader te dragen hebben, en verleen welwillend uw bijstand ook aan al uw dierbaarste zonen, die met de priesterlijke waardigheid bekleed zijn en Ons een waardevolle steun verlenen. En gij, H. Paulus, vat van uitverkiezing en Leraar der heidenen, die als medewerker van Petrus in het apostolaat nauw met hem verbonden zijt in het leraarsambt en deelt in zijn eer en glorie, verkrijg voor ons allen, die hier bijeen zijn, uw vurigheid van geest, waarvan uw 14 brieven doordrongen zijn en schitteren, en die nog heden ten dage, zoals door alle eeuwen, als lichten in de Kerk stralen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Bij de verwezenlijking van deze zeer moeilijke maar tevens zeer schone taak, vervult de priester ongetwijfeld de voornaamste rol wegens zijn persoonlijk optreden en wegens de speciale aard en waardigheid van zijn levensstaat.
En daarbij, zoals gij goed weet, is de persoon van de priester heilig; ook zijn leven moet dus met heiligheid uitgerust worden.
Staat Ons dus toe, Eerbiedwaardige Broeders en geliefde zonen, deze beide waarheden als een vader met u te bespreken.
Eerbiedwaardige Broeders en beminde zonen,na deze twee aanroepingen wensen Wij in het kort met u te spreken over de belangrijke aangelegenheden, waarvoor Wij hier gekomen zijn. Men heeft Ons en ook u stellingen onder de ogen gebracht, die men, na diepgaande en intense studie, tot voorschrift of richtlijn heeft uitgeroepen ter regeling van de levenswandel van iedere gelovige in het bijzonder, maar ook tot bevordering van de zielzorg. Daarbij heeft men blijk gegeven van zulk een wijsheid en van zulk een helder inzicht, dat mannen, die toch niet de eerste de beste zijn en aan wier oordeel en kritiek Wij dit alles onderworpen hebben, reeds luide hun goedkeuring en bewondering erover hebben uitgesproken. Zoals gij weet, is er sprake van een aanzienlijke reeks voorschriften, die betrekking hebben op de leer en de tucht: indien — zoals Wij vertrouwen dat met God's hulp zal geschieden — de geestelijkheid en het volk van Rome deze met zorgzame ijver in praktijk brengen, dan zullen deze voorschriften inderdaad ook bijdragen tot het godsdienstig leven en tot een werkelijke sociale vooruitgang, daar zij beantwoorden aan de denk- en handelwijzen van onze tijd. De zorg van de Bisschop moet niet alleen uitgaan naar het goed besturen van zijn Diocees, maar zij moet ook tot doel hebben bij de hem toevertrouwde kudde goede verlangens op te wekken en ze te bezielen, opdat, wat verouderd is, hernieuwd wordt, wat vermoeid en onverschillig is geworden, vurig wordt gemaakt, en opdat allen door toevoer van nieuwe krachten gevoed en versterkt worden.
Bij de verwezenlijking van deze zeer moeilijke maar tevens zeer schone taak, vervult de priester ongetwijfeld de voornaamste rol wegens zijn persoonlijk optreden en wegens de speciale aard en waardigheid van zijn levensstaat.
En daarbij, zoals gij goed weet, is de persoon van de priester heilig; ook zijn leven moet dus met heiligheid uitgerust worden.
Staat Ons dus toe, Eerbiedwaardige Broeders en geliefde zonen, deze beide waarheden als een vader met u te bespreken.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
De persoon van de priester is heilig
Om u niet te vermoeien met een lange en geleerde uiteenzetting, slaan Wij datgene over, wat de meeste geschriften van de Vaders hierover opmerken en wat de moderne schrijvers over een nieuwe opvatting en een nieuwe stijl hebben gepubliceerd. Wij geven er de voorkeur aan de leer van het Evangelie en van de Kerk, doordrongen van hemelse inspiratie, uit twee bronnen te putten: namelijk uit de brieven van de HH. Petrus en Paulus, en uit de voorschriften en decreten van de Synode van Trente [d:21], die zo'n duidelijke en kundige uiteenzetting gevonden hebben in de „ Romeinse Catechismus van het Concilie van Trente [830]", op gezag van Onze Voorganger de H. Pius V (in 1566) voor 't eerst verschenen, en door Onze andere Voorganger Clemens XIII uit Venetië (1758-1769) opnieuw uitgegeven. Kardinaal Augustinus Valerio, een intieme vriend van de H. Carolus Borromaeus, heeft zelfs verklaard dat deze Romeinse Catechismus [830] „door God aan de Kerk gegeven" is. Ook omdat dit werk de stad tot eer strekt, die eerst de zetel was van Ons bisschoppelijk ambt, wensen Wij de verdienste, het nut en het voordeel van deze Catechismus te doen uitkomen, vooral voor hen, die bij het voorbereiden van hun gewijde predicaties vanwege de beperkte tijd geen diepere studies kunnen ter hand nemen; maar ook voor wie duidelijk gedefinieerde en juiste uitspraken zoeken over de theologie en de moraal. Terwijl Wij dit werk aanbevelen, denken Wij terug aan die jaren van Onze gelukkige en druk bezette jeugd — vergeeft Ons deze korte uitweiding — waarin Wij er volgaarne toe hebben bijgedragen om dit werk, deze zeer kostbare schat, uit te geven en aan zovelen, als mogelijk is, te leren kennen. „Wij zien, dat deze Catechismus door God is gegeven ten dienste van de christelijke maatschappij en om de voormalige kerkelijke tucht te herstellen...... -deze woorden ontlenen Wij aan de oude Bisschop van Verona - gij, die reeds enigszins in leeftijd zijt gevorderd — dit nu slaat op Ons en op anderen onder u — leest deze catechismus 7 maal en meer dan 7 maal: want gij zult er wonderlijke vruchten uit plukken."
Om u niet te vermoeien met een lange en geleerde uiteenzetting, slaan Wij datgene over, wat de meeste geschriften van de Vaders hierover opmerken en wat de moderne schrijvers over een nieuwe opvatting en een nieuwe stijl hebben gepubliceerd. Wij geven er de voorkeur aan de leer van het Evangelie en van de Kerk, doordrongen van hemelse inspiratie, uit twee bronnen te putten: namelijk uit de brieven van de HH. Petrus en Paulus, en uit de voorschriften en decreten van de Synode van Trente [d:21], die zo'n duidelijke en kundige uiteenzetting gevonden hebben in de „ Romeinse Catechismus van het Concilie van Trente [830]", op gezag van Onze Voorganger de H. Pius V (in 1566) voor 't eerst verschenen, en door Onze andere Voorganger Clemens XIII uit Venetië (1758-1769) opnieuw uitgegeven. Kardinaal Augustinus Valerio, een intieme vriend van de H. Carolus Borromaeus, heeft zelfs verklaard dat deze Romeinse Catechismus [830] „door God aan de Kerk gegeven" is. Ook omdat dit werk de stad tot eer strekt, die eerst de zetel was van Ons bisschoppelijk ambt, wensen Wij de verdienste, het nut en het voordeel van deze Catechismus te doen uitkomen, vooral voor hen, die bij het voorbereiden van hun gewijde predicaties vanwege de beperkte tijd geen diepere studies kunnen ter hand nemen; maar ook voor wie duidelijk gedefinieerde en juiste uitspraken zoeken over de theologie en de moraal. Terwijl Wij dit werk aanbevelen, denken Wij terug aan die jaren van Onze gelukkige en druk bezette jeugd — vergeeft Ons deze korte uitweiding — waarin Wij er volgaarne toe hebben bijgedragen om dit werk, deze zeer kostbare schat, uit te geven en aan zovelen, als mogelijk is, te leren kennen. „Wij zien, dat deze Catechismus door God is gegeven ten dienste van de christelijke maatschappij en om de voormalige kerkelijke tucht te herstellen...... -deze woorden ontlenen Wij aan de oude Bisschop van Verona - gij, die reeds enigszins in leeftijd zijt gevorderd — dit nu slaat op Ons en op anderen onder u — leest deze catechismus 7 maal en meer dan 7 maal: want gij zult er wonderlijke vruchten uit plukken."
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Om nu op Ons onderwerp terug te komen: zoals Wij reeds hebben gezegd, is de persoon van de priester heilig: deze heiligheid wordt immers door de plechtige ritus van de Priesterwijding in hem bewerkt. De eerste en voornaamste taak, die aan de priester wordt toevertrouwd, eist dat hij zichzelf als een vlekkeloos offer wegschenkt om de Verlossing van het menselijk geslacht, door de Goddelijke Zaligmaker volbracht, tot zijn volle recht te doen komen. Over deze verbondenheid van de priester met Christus, waardoor hetzelfde Kruisoffer op het altaar wordt herhaald, zegt de Synode van Trente het volgende: „Het heilig priesterambt is iets goddelijks" Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis [[695|3]]. Deze waardigheid van de priesterstand wordt verhoogd, wanneer daaraan de macht wordt toegevoegd om de zonden kwijt te schelden: „Wie kan de zonden vergeven tenzij God alleen?" (Mc. 2, 7) [b:Mc. 2, 7].
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Deze goddelijke offerande en dit beoefenen van de barmhartigheid, waardoor de zonden in naam van Jezus Christus worden vergeven, die Zich stervend voor de zondaars heeft opgeofferd en die ook nu nog met de woorden van Joannes de Doper wordt begroet als het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt, wordt dan ook met des te meer liefde aan God aangeboden, wanneer de priester onschuldig, rein, onbevlekt en vrij van zonden is en dagelijks zijn geest op de hemel gericht houdt, terwijl hij zichzelf in vereniging met zijn Goddelijke Verlosser opoffert en in diens naam zijn broeders de zonden vergeeft. Want -en dit kan men met recht verzekeren - zoals Christus God is, zo wordt de bedienaar van de heilige geheimen door de God Christus gedreven en als 't ware in bezit genomen en geleid.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Wanneer de profeet Malachias over de priester van het Oude Testament schrijft, dan noemt hij hem terecht en met ere de Engel van de Heer. Indien Wij dus nu over die gewijde bedienaar gaan spreken, waarvan de priesters van het Oud Verbond een voorafbeelding zijn, wordt het steeds duidelijker dat zijn gehele leven met de hoogste heiligheid uitgerust dient te zijn. Als de Apostel Petrus zijn Eerste Brief schrijft „aan de uitverkoren vreemdelingen der Verstrooiing van Pontus, Galatië, Cappadocië, Azië en Bithynië", dan stelt hij hem in het begin ervan voor als uitmuntend door zijn heiligheid: de volkeren van deze streken zijn Ons zeer zeker dierbaar, maar zij zijn helaas van Jezus Christus weggerukt, hoezeer zij ook Zijn volgelingen nog met een zekere eerbied en minzame dienstvaardigheid behandelen, omdat zij daarheen gekomen zijn. Tot hen immers zendt de Prins der Apostelen de boodschap der goddelijke genade: „in de heiliging van de Geest, tot gehoorzaamheid en tot besprenkeling met het bloed van Jezus Christus: genade en vrede zij in overvloed uw deel" (1 Pt. 2) [b:1 Pt. 2]. Wat nu betekent deze „besprenkeling met bloed" anders dan het Offer van het lichaam en bloed, dat de priester van Jezus Christus opdraagt krachtens zijn roeping en zijn wijding? Een latere Kerkleraar heeft deze uitspraak, die niet alleen in zich waar is, maar die ook als een soort voorteken een geheim aankondigt, als volgt geïnterpreteerd: „Christus is het grote gewaad van de priesters". De Goddelijke Zaligmaker kan immers in zekere zin een gewaad genoemd worden, in zoverre de heilige dienaar van Jezus Christus diep doordrongen en gevormd moet worden door de heiligheid volgens dit woord van de Apostel Paulus: „omkleedt u met de Heer Jezus Christus" (Rom. 13, 14) [b:Rom. 13, 14].
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Het leven van de priester moet dus met heiligheid uitgerust worden
In dezelfde Brief echter vermaant de H. Petrus al zijn uitverkoren zonen, die, zoals hij zelf zegt, smaken dat de Heer goedertieren is (1 Pt. 2, 3) [[b:1 Pt. 2, 3]], met de vurigste ijver van zijn apostolische ziel als 't ware tot de hoogste graad van heiligheid op te stijgen als hij hen aldus toespreekt: „Wanneer gij nadert tot Hem, de levende steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar, wordt gij ook zelf, als levende stenen, opgebouwd als een geestelijk huis tot een heilig priesterschap om geestelijke offers op te dragen, welgevallig aan God door Jezus Christus" (1 Pt. 2, 4-5) [b:1 Pt. 2, 4-5]. En tenslotte: „Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een natie tot eigendom verworven om te verkondigen de deugden van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht" (1 Pt. 2, 9) [b:1 Pt. 2, 9]. Zoals gij licht opmerkt, Eerbiedwaardige Broeders en geliefde zonen, hebben deze woorden van de Apostel niet speciaal betrekking op het priesterlijk ambt, maar zij strekken zich in wijdere betekenis uit tot het gehele christenvolk, daar immers ook iedere gelovige afzonderlijk zichzelf aan God moet offeren. Vandaar deze wijze uitspraak van de H. Thomas van Aquino: „Geheel de ritus van de christelijke godsdienst wordt afgeleid van het priesterschap van Christus. En daarom is het duidelijk, dat het sacramenteel merkteken op bijzondere wijze het merkteken van Christus is; door Zijn priesterschap worden de gelovigen volgens de sacramentele merktekenen mede gevormd; zij zijn niets anders dan een zekere deelname aan het priesterschap van Christus, die van Christus Zelf wordt afgeleid" iiia q. 63 a. 3 co. [[t:iiia q. 63 a. 3 co.]].
In dezelfde Brief echter vermaant de H. Petrus al zijn uitverkoren zonen, die, zoals hij zelf zegt, smaken dat de Heer goedertieren is (1 Pt. 2, 3) [[b:1 Pt. 2, 3]], met de vurigste ijver van zijn apostolische ziel als 't ware tot de hoogste graad van heiligheid op te stijgen als hij hen aldus toespreekt: „Wanneer gij nadert tot Hem, de levende steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar, wordt gij ook zelf, als levende stenen, opgebouwd als een geestelijk huis tot een heilig priesterschap om geestelijke offers op te dragen, welgevallig aan God door Jezus Christus" (1 Pt. 2, 4-5) [b:1 Pt. 2, 4-5]. En tenslotte: „Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een natie tot eigendom verworven om te verkondigen de deugden van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht" (1 Pt. 2, 9) [b:1 Pt. 2, 9]. Zoals gij licht opmerkt, Eerbiedwaardige Broeders en geliefde zonen, hebben deze woorden van de Apostel niet speciaal betrekking op het priesterlijk ambt, maar zij strekken zich in wijdere betekenis uit tot het gehele christenvolk, daar immers ook iedere gelovige afzonderlijk zichzelf aan God moet offeren. Vandaar deze wijze uitspraak van de H. Thomas van Aquino: „Geheel de ritus van de christelijke godsdienst wordt afgeleid van het priesterschap van Christus. En daarom is het duidelijk, dat het sacramenteel merkteken op bijzondere wijze het merkteken van Christus is; door Zijn priesterschap worden de gelovigen volgens de sacramentele merktekenen mede gevormd; zij zijn niets anders dan een zekere deelname aan het priesterschap van Christus, die van Christus Zelf wordt afgeleid" iiia q. 63 a. 3 co. [[t:iiia q. 63 a. 3 co.]].
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Laten wij nu luisteren naar wat de H. Paulus uitvoerig hierover schrijft. Want in zijn brief aan de Hebreeën en in zijn 2de brief aan Timotheus spreekt hij met de hoogste lof over de verheven waardigheid van het priesterschap der bedienaren van God's Kerk, die immers uit mensen genomen worden en ten behoeve van mensen worden aangesteld in de dingen, die op God betrekking hebben, om gaven en offers te brengen voor de zonden (Hebr. 5, 1) [[b:Hebr. 5, 1]]. Wegens deze hoge waardigheid vermaant hij hen met deze ernstige woorden: „Wie krijgsdienst voor God verricht, bemoeit zich niet met levensonderhoud, om slechts de krijgsheer te behagen" (2 Tim. 2, 4) [b:2 Tim. 2, 4]. Daar hij duidelijk genoeg betoogt dat de persoon van de priester heilig is, laat deze heldere uitspraak de voornaamste gronden en de duidelijke kentekenen zien, waarop zijn heiligheid moet steunen en waarnaar zij gevormd moet worden. O, mogen wij, priesters van God, deze woorden steeds voor ogen hebben, ja zelfs er altijd goed en bereidwillig gehoor aan geven! Laten wij het voorbeeld van Jezus Christus navolgen, die op 12-jarige leeftijd aan Zijn angstige Moeder en aan de H. Jozef, die onder diepe droefheid in de waan verkeerden dat zij Hem verloren hadden, deze vermaning heeft gegeven, die ook de toekomstige priesters dienen te overwegen: „Wist ge dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moet zijn?" (Lc. 2, 49) [b:Lc. 2, 49]. Zoals gij inderdaad weet, spreekt de H. Evangelist Lucas, die dit verhaal weergeeft, ook op andere bladzijden van zijn Evangelie van de edelmoedige afstand door de priesters van de aardse zaken, en over hun kalme en rustige geestesgesteldheid en houding temidden van de wederwaardigheden en stormen van deze wereld. De bedienaar der heilige geheimen is wel verplicht tussen de mensen te leven en met hen om te gaan: dan vooral, wanneer zijn bezorgdheid voor de zielen hem verontrust en kwelt, en wanneer zijn plicht van naastenliefde hem bindt; ofschoon deze plicht voor hem een ernstig gebod is, kan het soms toch gevaren met zich meebrengen voor de heiligheid van zijn priesterleven.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Eerbiedwaardige Broeders en geliefde zonen, gij moogt er niet tegen opzien om gedurende deze dagen geheel het twaalfde hoofdstuk van het Evangelie van St. Lucas te lezen en te overwegen: de bekende bijbel-exegeet P. Hetzenauer verklaart dit hoofdstuk en behandelt het onder de algemene titel: „Over de ware gesteltenis van de leerlingen en het volk", en hij bespreekt dan de volgende zeer belangrijke onderworpen:
- „Over de oprechtheid en de onverschrokkenheid
- Over het vermijden van de hebzucht
- Over de overdreven bezorgdheid
- Over de waakzaamheid
- Over de uitdeling van de geloofsgenade
- Over de verdeeldheid onder de mensen
- Over de beoordeling van de tijd"
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
In het Brevier, dat de door de Kerk voorgeschreven gebeden bevat, nodigde zij ons op de dagen na het plechtig Kerstfeest uit, de Brief van de H. Paulus aan de Romeinen te lezen en te smaken (Rom. 8) [[b:Rom. 8]]. Op welk een bewonderenswaardige, prachtige en voortreffelijke wijze straalt hieruit de leer over de apostolische en priesterlijke activiteit! Deze leer nu bevat twee gedeelten, die zich als blanke vleugels over de kinderen van de Verlossing uitspreiden. In het eerste deel is er sprake van het Evangelie, in zoverre dit duidelijk maakt en openbaart, dat de rechtvaardigheid van God, waaraan wij allen moeten voldoen, niet ontstaan is of bewezen wordt vanuit de menselijke wijsheid of de Oude Wet, maar dat zij door het woord van Jezus Christus wordt aangetoond; in het tweede deel echter wordt er gesproken over de deugd, die hen, die geloven, zalig maakt en die ons bevrijdt van de erfzonde, van onze persoonlijke fouten, van de slavernij der Oude Wet en van de straf des doods; en dit alles krachtens het leven van Jezus Christus, dat ons geschonken is, n.l. Zijn genadeleven, en krachtens de bijstand van de H. Geest, die onze ziekten geneest en die „voor ons optreedt met onuitsprekelijke verzuchtingen" (Rom. 8, 26) [b:Rom. 8, 26]. Van deze buitengewoon duidelijke leer hangt de heiliging van de priester af: n.l. van de goddelijke ingeving en van de genade van de H. Geest „omdat Hij voor de heiligen het woord doet naar Gods' Wil" (Rom. 8, 27) [b:Rom. 8, 27]. Immers „Hij doet alles ten goede samenwerken voor hen, die God beminnen, die naar Zijn voorbeschikking geroepen zijn tot heiligheid" (Rom. 8, 28) [b:Rom. 8, 28]. Dit nu gebeurt omdat de H. Geest onze wil versterkt en ons aanspoort om de heiligheid te bereiken. Deze woorden nu nodigen ons uit om het geheim van het priesterambt te overwegen; wij zijn geroepen om dit op ons te nemen en het voert ons omhoog. „Want die Hij tevoren heeft gekend, heeft Hij ook tevoren bestemd om gelijkvormig te worden aan het beeld van Zijn Zoon, opdat Deze de eerstgeborene onder vele broeders zou zijn. Welnu, die Hij heeft voorbestemd, heeft Hij ook repen; en die Hij heeft geroepen, heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij heeft gerechtvaardigd, heeft ook verheerlijkt" (Rom. 8, 29-30) [b:Rom. 8, 29-30].
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Waarachtige Broeders en geliefde zonen, overdenkt aandachtig wat voor een voorrecht en welk een hoge eer onze priesterlijke ziel, ons leven ontvangen hebben: dit brengt voor ons wel de plicht mee om op de eerste plaats onszelf en daarna ook al degenen, die onze naasten zijn, tot de heiligheid te voeren!
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Het werk van de Verlossing voortzetten
Jezus, de Zoon van God en de eeuwige Priester, is onze eerstgeboren broeder geworden; juist omdat wij daarom samen met hem priester zijn, n.l. om het werk der Verlossing gedurende de loop der eeuwen en over alle delen van de wereld voort te zetten, verleent dit aan onze bescheiden naam en onze ziel een onvergelijkelijke luister en waardigheid, die als het ware nog verhevener is dan welke de engelen genieten. Als God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus vóór ons zijn — aldus merkt de Leraar der heidenen op in deze Brief tot onze voorouders te Rome — indien de Zoon van God, in wiens priesterschap wij delen, vóór ons is, „wie is dan tegen ons?" (Rom. 8, 31) [b:Rom. 8, 31]. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus, die onze Voorspreker is bij de Vader? „Wederwaardigheid of benauwdheid, vervolging, honger, naaktheid, gevaar of zwaard?" (Rom. 8, 35) [b:Rom. 8, 35]. Laten wij dus niet vrezen. Wij zullen altijd overwinnen; wij zullen zelfs iets meer dan overwinnaars zijn krachtens de hulp en de werking van Hem, die ons als Zijn broeders tot het priesterschap heeft geroepen en ons altijd heeft liefgehad.
Jezus, de Zoon van God en de eeuwige Priester, is onze eerstgeboren broeder geworden; juist omdat wij daarom samen met hem priester zijn, n.l. om het werk der Verlossing gedurende de loop der eeuwen en over alle delen van de wereld voort te zetten, verleent dit aan onze bescheiden naam en onze ziel een onvergelijkelijke luister en waardigheid, die als het ware nog verhevener is dan welke de engelen genieten. Als God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus vóór ons zijn — aldus merkt de Leraar der heidenen op in deze Brief tot onze voorouders te Rome — indien de Zoon van God, in wiens priesterschap wij delen, vóór ons is, „wie is dan tegen ons?" (Rom. 8, 31) [b:Rom. 8, 31]. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus, die onze Voorspreker is bij de Vader? „Wederwaardigheid of benauwdheid, vervolging, honger, naaktheid, gevaar of zwaard?" (Rom. 8, 35) [b:Rom. 8, 35]. Laten wij dus niet vrezen. Wij zullen altijd overwinnen; wij zullen zelfs iets meer dan overwinnaars zijn krachtens de hulp en de werking van Hem, die ons als Zijn broeders tot het priesterschap heeft geroepen en ons altijd heeft liefgehad.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
De boodschap van Paulus, die ons in deze Brief wordt medegedeeld, vermaant ons in het tweede gedeelte, waarvan, zoals Wij zeiden, de leer zich als een blanke vleugel over de kinderen van de Verlossing uitspreidt en dat door zijn bewonderenswaardige aansporingen en raadgevingen uitmunt, en het wekt ons op, met wijsheid en met kracht, om alles te vermijden wat onze plichten jegens God, jegens onze naasten en jegens onszelf kan benadelen: en met name het onrechtvaardig of lichtvaardig oordeel, de aanstoot die men geeft aan zwakkeren of de ergernis en nog veel meer. Eveneens spoort hij ons aan om „de zwakheden van hen, die niet sterk zijn" (Rom. 15, 1) [b:Rom. 15, 1] te dragen en hen te helpen; aan deze aansporing beantwoordt deze heerlijke en zeer ontroerende uitspraak: „ieder van u zoeke zijn naaste te behagen ten goede, om hem te stichten" (Rom. 15, 2) [b:Rom. 15, 2] zoals hij ook ons vermaant om, in navolging van het voorbeeld van Jezus Christus „door het geduld en de vertroosting der Schriften de hoop te bezitten" (Rom. 15, 4) [b:Rom. 15, 4].
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Eerbiedwaardige Broeders en geliefde zonen, Wij verlangen ten zeerste ieder van u op vaderlijke wijze aan te sporen om deze Brief van Paulus, het buitengewoon bewonderenswaardig werk van zijn apostolische ijver, aandachtig te lezen en te overwegen. Ongetwijfeld zullen nieuwe en vroeger nog niet ontdekte lichtpunten ten gevolge van deze lezing te voorschijn komen, die u een onuitsprekelijke troost zullen verschaffen. Toen Wij in deze laatste dagen 's ochtends vroeg reeds overdachten wat Wij in Onze vertrouwelijke toespraak tot u zouden zeggen, en wel over de gesteltenissen van de priester, die zich door een heilig leven aan God moet wijden, hebben een zekere verwarring en verlegenheid zich langzamerhand van Ons meester gemaakt bij het zoeken en opsporen van die handelingen en woorden van Jezus Christus, die tot resultaat hebben dat de consecratie van de Bisschoppen en van alle priesters op de juiste wijze geschiedt. Wij lazen de canon van het H. Misoffer. Alle woorden en alle zegeningen en kruistekens waren volgens de liturgische voorschriften met zorg uitgesproken en volbracht; en Wij werden bewogen, wel niet door een engelachtige, maar toch door een nederige, oprechte en vurige eerbied. Wij spraken deze geheimzinnige woorden met zachte stem en aandachtig over de reine hostie en over de kelk, een weinig opgeheven: „Dit is Mijn Lichaam" en „dit is de kelk van Mijn Bloed......" Maar iets aangenaams, dat in Onze herinnering achterbleef, lichtte plotseling in Ons op, toen Wij met nog zachtere stem, alvorens te knielen en de kelk ten aanschouwe van het volk op te heffen, de overige woorden uitspraken, namelijk: „Zo dikwijls als gij dit doet, zult gij het doen ter Mijner gedachtenis"; waaraan inderdaad deze woorden van de H. Evangelist Lucas beantwoorden: „Doet dit tot Mijn gedachtenis" (Lc. 22, 19) [b:Lc. 22, 19]. Eerbiedwaardige Broeders en beminde zonen, het kan zo gemakkelijk gebeuren, zowel bij Ons als bij u als wij de heilige handelingen verrichten, dat Wij niet doordrongen worden van de betekenis van deze woorden.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Zegenwens
Wij beloven derhalve plechtig — en moge dit ook een van de vermaningen van deze Romeinse Synode [d:255] zijn, die we niet zullen vergeten — om ieder afzonderlijk de dagelijkse viering van het H. Misoffer met een buitengewone eerbied te volbrengen. Wij vragen eveneens onze engelbewaarder, die ons bij deze heilige handelingen beschermend ter zijde staat, dat hij ons welwillend helpt bij het zacht uitspreken van deze heilige woorden, zoals de liturgie voorschrijft, maar toch vastberaden, liefdevol, als met een zekere schroom en ontroering: Wij bedoelen vooral de heilige woorden, die als het ware het zegel zijn van het testament van Jezus' goddelijke liefde voor ons, die in werkelijkheid het bewijs en een soort bekrachtiging zijn van Zijn en ons priesterschap, en die voor ons een belofte zijn van de onuitsprekelijke en altijddurende vreugde, die wij in dit leven en in de eeuwigheid zullen genieten. Amen!
Wij beloven derhalve plechtig — en moge dit ook een van de vermaningen van deze Romeinse Synode [d:255] zijn, die we niet zullen vergeten — om ieder afzonderlijk de dagelijkse viering van het H. Misoffer met een buitengewone eerbied te volbrengen. Wij vragen eveneens onze engelbewaarder, die ons bij deze heilige handelingen beschermend ter zijde staat, dat hij ons welwillend helpt bij het zacht uitspreken van deze heilige woorden, zoals de liturgie voorschrijft, maar toch vastberaden, liefdevol, als met een zekere schroom en ontroering: Wij bedoelen vooral de heilige woorden, die als het ware het zegel zijn van het testament van Jezus' goddelijke liefde voor ons, die in werkelijkheid het bewijs en een soort bekrachtiging zijn van Zijn en ons priesterschap, en die voor ons een belofte zijn van de onuitsprekelijke en altijddurende vreugde, die wij in dit leven en in de eeuwigheid zullen genieten. Amen!
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/2931-cum-heri-nl