De theologische visie van de Brieven aan de Kolossenzen en aan de Efeziërs
x
Informatie over dit document
De theologische visie van de Brieven aan de Kolossenzen en aan de Efeziërs
18e catechese in de reeks over de Heilige Apostel Paulus
Paus Benedictus XVI
14 januari 2009
Pauselijke geschriften - Audiënties
2009, Libreria Editrice Vaticana
Vertaling, alineaverdeling en -nummering: Past. Chr. van Buijtenen, pr.
Vertaling, alineaverdeling en -nummering: Past. Chr. van Buijtenen, pr.
14 januari 2009
15 maart 2010
2820
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Beste broeders en zusters,onder de Brieven van het zogenaamde paulinisch “epistolarium” zijn er twee, - namelijk die aan de Kolossenzen en aan de Efeziërs -, die tot op zekere hoogte als tweeling beschouwd kunnen worden. Beide hebben zegswijzen die alleen daar in te vinden zijn, en men heeft berekend dat meer dan een derde van de woorden van de Brief aan de Kolossenzen ook voorkomt in die aan de Efeziërs. Terwijl bijvoorbeeld in Kolossenzen de uitnodiging staat te lezen “elkander te vermanen met psalmen, hymnen en geestelijke liederen, en in dank voor God te zingen met uw hart” (Kol. 3, 16; letterlijk) [b:Kol. 3, 16], wordt in Efeziërs aanbevolen “elkaar toe te spreken in psalmen, hymnen en geestelijke liederen, en de Heer toe te zingen en te loven met uw hart” (Ef. 5, 19; letterlijk) [b:Ef. 5, 19]. We zouden over deze woorden kunnen mediteren: het hart moet, net zoals de stem, zingen met psalmen en hymnen om toegang te krijgen tot de gebedstraditie van heel de Kerk van het Oude en het Nieuwe Testament; zo leren we samen te zijn met en onder elkaar en met God. Bovendien staat in beide Brieven een zogenaamde “codex domesticus” - een wetboek voor thuis - dat in de andere paulinische Brieven ontbreekt: een reeks van aanbevelingen aan gehuwde mannen en vrouwen, aan ouders en kinderen, aan meesters en slaven (Kol. 3, 18-4, 1; Ef. 5, 22-6, 9) [[b:Kol. 3, 18-4, 1; Ef. 5, 22-6, 9]].
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Belangrijker nog is de constatering dat alleen in deze twee Brieven er bewijsmateriaal is voor de toekenning van de titel van “hoofd”, kefalè, aan Christus. En deze titel wordt op twee niveaus gebruikt. In een eerste betekenis wordt Christus begrepen als hoofd van de Kerk (Kol. 2, 18-19; Ef. 4, 15-16) [[b:Kol. 2, 18-19; Ef. 4, 15-16]], wat twee dingen betekent: vooreerst dat Hij de bestuurder, de leider, de verantwoordelijke is die leiding geeft aan de christelijke gemeenschap als haar “leader” en haar Heer (Vgl. Kol. 1, 18; “Hij is het hoofd van het Lichaam dat de Kerk is”) [[b:Kol. 1, 18]]; de andere betekenis vervolgens is, dat Hij is als het hoofd dat aan de ledenmaten van het lichaam waar het tot hoofd over is gesteld, impulsen en leven geeft (zoals men zich dan ook volgens Kol. 2, 19 “moet houden aan Christus, die het hoofd is, van wie het hele lichaam, door gewrichten en banden gesteund en bijeengehouden, zijn goddelijke wasdom moet ontvangen”): dat wil zeggen dat Hij niet enkel Iemand is die bevelen geeft, maar een die organisch met ons verbonden is, van Wie ook de kracht komt om op een juiste wijze te handelen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
In beide gevallen wordt de Kerk als ondergeschikt gezien aan Christus, ofwel om zijn hogere leiding - zijn geboden - te volgen, of ook om de levengevende invloed die van Hem uitgaat te ontvangen. Zijn geboden zijn niet enkel maar woorden, bevelen, maar zijn vitale krachten die van Hem komen en ons helpen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Deze idee is in het bijzonder ontwikkeld in de Efeziërsbrief, waar zelfs de ambten in de Kerk, in plaats van herleid te worden tot de Heilige Geest (zoals 1 Kor. 12), verleend worden door de verrezen Christus: Hij is het die “sommigen apostelen (maakte), anderen profeten, anderen evangelisten, anderen herders en leraars” (Ef. 4, 11) [b:Ef. 4, 11]. En het is van Hem “dat heel het lichaam kracht ontvangt”, zodat het “als een welsluitend geheel, bijeengehouden door de steun van al zijn gewrichten, zijn wasdom bereikt door de werkzaamheid die ieder deel is toegemeten” en zodat het “zichzelf opbouwt in liefde” (Ef. 4, 16) [b:Ef. 4, 16]. Christus ziet er inderdaad met heel zijn hart naar uit “de Kerk tot zich te voeren als een heerlijke bruid, zonder vlek of rimpel of fout, heilig en onbesmet” (Ef. 5, 27) [b:Ef. 5, 27]. Hiermee zegt hij dat de kracht waarmee Hij de Kerk opbouwt, waarmee Hij de Kerk leidt, waarmee Hij ook de juiste leiding geeft aan de Kerk, precies zijn liefde is.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
De eerste betekenis is dus Christus als Hoofd van de Kerk: zowel wat betreft de leiding als ook en vooral wat betreft de inspiratie en de organische vitalisering uit kracht van Zijn liefde. In een tweede betekenis, vervolgens, wordt Christus niet alleen als hoofd van de Kerk beschouwd, maar als hoofd van de hemelse machten en van de hele kosmos. Zo lezen we in Kolossenzen dat Christus “de heerschappijen en de machten heeft ontwapend en publiek tentoongesteld. Hij heeft over hen getriomfeerd” (Kol. 2, 15) [b:Kol. 2, 15]. Op analoge wijze vinden we in de Efeziërs geschreven staan dat God Christus, door Zijn verrijzenis, neerzette “hoog boven alle heerschappijen, machten en krachten en hoogheden, en boven elke naam die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomstige tijd” (Ef. 1, 21) [b:Ef. 1, 21]. Met deze woorden dragen de beide Brieven ons een boodschap over die in hoge mate positief is en vruchtbaar. Namelijk deze: Christus hoeft voor geen enkele eventuele concurrent te vrezen, want Hij is verheven boven elke vorm van macht die de mens zou willen vernederen. Hij alleen “heeft ons bemind en zichzelf voor ons overgeleverd” (Ef. 5, 2) [b:Ef. 5, 2]. Wij hoeven dan ook geen enkele vijand of tegenslag te vrezen, zolang wij met Christus verenigd zijn; maar dat betekent dan ook dat wij ons vast moeten klampen aan Hem, zonder de greep te laten verslappen!
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Op de heidense wereld, die in een wereld geloofde vol geesten, die grotendeels gevaarlijk waren en waartegen men zich te verdedigen had, kwam dan ook de verkondiging dat Christus de enige overwinnaar was en dat wie met Christus was niemand te vrezen had, als een ware bevrijding over. Hetzelfde geldt ook voor het heidendom van vandaag, want ook de huidige volgelingen van soortgelijke ideologieën zien de wereld vol van gevaarlijke machten. Aan hun moet worden verkondigd dat Christus zozeer de overwinnaar is, dat wie met Christus is, met Hem verenigd blijft, niets en niemand hoeft te vrezen. Mij lijkt dit ook belangrijk voor ons, die moeten leren aan alle angsten het hoofd te bieden, want Hij is boven alle heerschappij verheven, Hij is waarlijk Heer van de wereld.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Zelfs het heelal, de hele kosmos is aan Hem onderworpen, en is op Hem gericht als op haar eigen hoofd. Beroemd zijn de woorden van de Brief aan de Efeziërs, die spreekt over het plan van God om “het heelal in Christus onder één Hoofd te brengen, alle wezens in de hemelen en alle wezens op aarde” (Ef. 1, 10) [b:Ef. 1, 10]. Op analoge wijze is in de Brief aan de Kolossenzen te lezen dat “in Hem alles is geschapen in de hemelen en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare” (Kol. 1, 16) [b:Kol. 1, 16] en dat Hij “door het bloed aan het kruis vergoten alles in de hemel en op aarde heeft verzoend” (Kol. 1, 20) [b:Kol. 1, 20]. Er is dus niet van de ene kant de grote materiële wereld en van de andere kant deze kleine werkelijkheid van de geschiedenis van onze aarde, de wereld van de mensen: alles is één in Christus. Hij is het Hoofd van het heelal; ook de kosmos is door Hem geschapen, is voor ons geschapen in zoverre we met Hem verenigd zijn. Dat is een rationele en personalistische visie op het heelal. En, zou ik zeggen: een alomvattender visie dan deze had men onmogelijk kunnen bedenken, en zij komt alleen toe aan de verrezen Christus. Christus is de Pantokrator, aan wie alle dingen onderworpen zijn: de gedachten gaan als vanzelf uit naar de Christus Pantokrator die het apsisgewelf van de byzantijnse kerken vult, soms afgebeeld terwijl Hij in den hoge zetelt op heel de wereld, en zelfs op een regenboog om Zijn gelijkheid aan te geven met God zelf, aan wiens rechterhand Hij gezeten is (Ef. 1, 20; Kol. 3, 1) [[b:Ef. 1, 20; Kol. 3, 1]], en derhalve ook om naar Zijn onvergelijkelijke functie te verwijzen dat Hij beslist over de bestemming van de mens.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Een dergelijke visie is alleen denkbaar van de zijde van de Kerk, niet in de zin dat zij zich onterecht zou willen toe-eigenen wat haar niet toekomt, maar in een andere tweeledige zin: zowel in de zin dat de Kerk erkent dat Christus in zekere zin groter is dan zij, gegeven het feit dat zijn Heerschappij zich ook over haar grenzen heen uitstrekt, alsook in zoverre alleen de Kerk wordt gekwalificeerd als Lichaam van Christus en niet het heelal, de kosmos. Dit alles betekent dat wij de aardse werkelijkheid positief moeten beschouwen, omdat Christus haar in zichzelf onder één hoofd samenbrengt, en tegelijkertijd moeten wij ten volle onze specifieke identiteit als Kerk beleven, die het meest homogeen is met de identiteit van Christus zelf.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Dan is er nog een speciaal concept, een speciaal begrip dat typisch is voor deze twee Brieven, namelijk het begrip “mysterie”. Eén keer is er sprake van het “mysterie van de wil van God” - Zijn “geheim raadsbesluit” (Ef. 1, 9) [b:Ef. 1, 9] - en andere keren van het “mysterie van Christus” (Ef. 3, 4; Kol. 4, 3) [b:Ef. 3, 4; Kol. 4, 3] of zelfs van het “mysterie van God, waarin alle schatten van wijsheid en kennis verborgen liggen” (Kol. 2, 2-3) [b:Kol. 2, 2-3]. Dat begrip beoogt het ondoorgrondelijke plan van God aan te duiden met betrekking tot het lot van de mens, van de volkeren en van de wereld. Met deze taal zeggen de beide Brieven ons dat in Christus dit mysterie zijn vervulling vindt. Als wij in Christus zijn, weten wij - ook al kunnen we het intellectueel niet helemaal vatten -, dat wij in de kern van het “mysterie” zijn en op de weg van de waarheid. Hij in zijn totaliteit is het, en niet alleen in een aspect van zijn persoon of in een moment van zijn bestaan, die de volheid brengt van het ondoorgrondelijke goddelijke heilsplan. In Hem krijgt die, wat genoemd wordt “veelvoudige wijsheid van God” (Ef. 3, 10) [b:Ef. 3, 10] gestalte, want in Hem “is de godheid in heel haar volheid lijfelijk aanwezig”. Voortaan is het onmogelijk het goddelijk welbehagen te bedenken en te aanbidden, zonder zich persoonlijk te confronteren met Christus in eigen persoon, in wie dat “mysterie” zich incarneert en tastbaar waargenomen kan worden. Zo komt men tot het beschouwen van de “ondoorgrondelijke rijkdom van Christus” (Ef. 3, 8) [b:Ef. 3, 8], die alle menselijke begrip te boven gaat. Niet dat God geen sporen van Zijn voorbijgang heeft nagelaten, want Christus zelf is het spoor van God, zijn grootste afdruk; maar we geven er ons rekenschap van “wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is” van dit mysterie “dat alle kennis te boven gaat” (Ef. 3, 18-19) [b:Ef. 3, 18-19]. De louter intellectuele categorieën blijken hier te kort te schieten en in de erkenning dat veel dingen onze rationele vermogens te boven gaan, moeten wij ons overgeven aan de nederige en vreugdevolle contemplatie, niet alleen met de geest maar ook met het hart. De Kerkvaders zeggen ons overigens dat de liefde meer begrijpt dan de ratio, de rede alleen.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Een laatste woord dient gezegd te worden over het begrip, hierboven al aangeduid, aangaande de Kerk als huwelijkspartner van Christus. In de tweede Brief aan de Korintiërs had de apostel Paulus de christengemeenschap vergeleken met een verloofde toen hij aldus schreef: “Gij weet toch dat mijn na-ijver voor u de na-ijver van God zelf is. Met uw enige bruidegom Christus heb ik u verloofd om u als een ongerepte maagd tot Hem te voeren” (2 Kor. 11, 2). De Brief aan de Efeziërs ontwikkelt dit beeld door te preciseren dat de Kerk niet alleen een verloofde is maar de werkelijke bruid van Christus. Hij heeft haar om zo te zeggen voor zich veroverd en heeft dat gedaan ten koste van Zijn leven: zoals de tekst zeg: “Hij heeft zich voor haar gegeven, overgeleverd” (Ef. 5, 25) [b:Ef. 5, 25]. Welk bewijs van liefde kan groter zijn dat dit? Maar bovendien is Hij bekommerd om haar schoonheid: niet alleen om die schoonheid die reeds is verworven in de Doop, maar ook om die welke iedere dag groeien moet dank zij een onberispelijk leven, “zonder vlek of rimpel” in haar zedelijk gedrag (Ef. 5, 26-27) [[b:Ef. 5, 26-27]]. Van hier is het een kleine stap naar de gemeenschappelijk ervaring van het christelijk huwelijk; sterker nog, het is niet eens erg duidelijk wat voor de auteur van de Brief het aanvankelijk uitgangspunt was: of het de relatie tussen Christus en de Kerk was, in het licht waarvan de eenheid van man en vrouw gedacht kan worden, of dat het eerder het ervaringsgegeven van de huwelijksvereniging was, in het licht waarvan de relatie tussen Christus en de Kerk kan worden doordacht. Maar beide aspecten verlichten elkaar wederzijds: we leren wat het huwelijk is in het licht van de communio, de gemeenschap van Christus en de Kerk, en we leren hoe Christus zich met ons verenigt door aan het mysterie van het huwelijk te denken. In ieder geval brengt onze Brief ons als het ware halfweg tussen de profeet Hosea, die naar de relatie tussen God en Zijn volk verwees in termen van een bruiloft die al heeft plaatsgehad (Hos. 2, 4.16.21) [[b:Hos. 2, 4.16.21]], en de Ziener van de Apokalyps, die uitzicht zal bieden op de eschatologische ontmoeting tussen de Kerk en het Lam, als op een vreugdevolle bruiloft waar niets aan kan ontbreken (Openb. 19, 7-9; Openb. 21, 9) [[b:Openb. 19, 7-9; Openb. 21, 9]].
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Er zou nog veel te zeggen zijn, maar mij lijkt dat vanuit wat is uiteengezet, men kan begrijpen dat deze twee Brieven een grote catechese vormen, waaruit we niet alleen kunnen leren hoe men een goede christen kan zijn, maar ook hoe men werkelijk mens kan worden. Als we beginnen te begrijpen dat het heelal, de kosmos, een afdruk, een spoor is van Christus, dan leren we onze juiste omgang met de kosmos, en met alle problemen aangaande het bewaren van de kosmos. We leren er met de ratio naar te kijken, maar met een ratio die door de liefde wordt bewogen, en met nederigheid en respect die in feite de instemming zijn om er op een juiste wijze mee om te gaan. En als wij bedenken dat de Kerk het Lichaam van Christus is, dat Christus zichzelf voor haar gegeven heeft, leren wij hoe met Christus de wederzijdse liefde te beleven, de liefde die met God verenigt en die ons in de ander het beeld van Christus, Christus zelf laat zien. Bidden wij de Heer dat Hij ons helpt de Heilige Schift, zijn Woord, goed te overwegen en zo te leren goed te leven.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/2820-de-theologische-visie-van-de-brieven-aan-de-kolossenzen-en-aan-nl