De Kerk heeft zich steeds moederlijk bekommerd om en aandacht besteed aan de pastorale zorg voor migranten. In de loop der eeuwen is zij steeds op alle mogelijke manieren mensen blijven bijstaan die, zoals de met zijn gezin naar Egypte verbannen Christus, gedwongen werden hun vaderland te verlaten om naar verre streken te emigreren. De Apostolische Constitutie , door Onze voorganger Pius XII, roemrijker gedachtenis, op 1 augustus 1952 gepubliceerd, is nog steeds een duidelijk bewijs van deze aandachtige zorg van de Kerk. Ze moet worden beschouwd als fundamenteel document uit de moderne tijd aangaande de met migratie samenhangende vraagstukken. De Vaders van het Tweede Vaticaans Concilie hebben duidelijk de ernst en het belang van dit verschijnsel ingezien. Met de bedoeling om beter en doeltreffender de geestelijke bijstand aan de migranten te organiseren, hebben zij het vraagstuk vanuit alle oogpunten bestudeerd, en gaven daarbij bijzondere aandacht aan het godsdienstig aspect ervan, omdat dit nauw verbonden is met de eigen doelstelling van de Kerk die gericht is op het heil van de zielen. Het Oecumenisch Concilie heeft allereerst aanbevolen om bijzondere zorg te besteden aan gelovigen 'die wegens hun levensomstandigheden onvoldoende profijt hebben van de gewone algemene zielzorg van de parochieherders of daar zelfs geheel en al buiten vallen, zoals het geval is met zeer veel immigranten, met ballingen en vluchtelingen'. Vervolgens werden de Bisschoppenconferenties, met name op nationaal niveau, krachtig aangespoord 'aandacht te schenken aan de meer urgente vragen rond deze mensen, en met vereende krachten eensgezind hun geestelijke verzorging te behartigen'. Het Concilie heeft dezelfde aanbeveling gedaan aan de bisschoppen: 'ze dienen hun herderlijke zorg te betonen jegens allen, van welke leeftijd, stand of natie ook. Zowel jegens hen die zich allang of sinds kort hebben gevestigd, alsook jegens de vreemdelingen' Vanzelfsprekend kan men deze pastorale zorg niet doeltreffend uitoefenen als men niet naar behoren rekening houdt met het geestelijk erfgoed en de eigen cultuur van de migranten. Wat dit betreft is hun landstaal erg belangrijk, want daarmee brengen zij hun gedachten, wat erin hen omgaat en hun godsdienstig leven onder woorden. Natuurlijk dient vermeden te worden dat deze verschillen en de op zich gewettigde aanpassingen aan de verschillende etnische groepen de eenheid schaden waartoe allen in de Kerk geroepen zijn volgens Paulus' woord: "
Want wij allen, Joden en Grieken, slaven en vrijen, zijn in de kracht van een en dezelfde Geest tot één lichaam gedoopt, en allen zijn we doordrenkt van één Geest" ; "
U bent allemaal één in Christus" . Het was dus noodzakelijk dat deze apostolische Stoel in aansluiting bij de bekommernissen van het oecumenisch Concilie aan de bisschoppen en de Bisschoppenconferenties de mogelijkheid zou bieden om beter de geestelijke zorg voor de groepen migranten uit te oefenen. Dezen zijn immers niet alleen op gelijke voet met de andere gelovigen aan hun pastoraal ambt toevertrouwd, maar vanwege de speciale omstandigheden waarin ze verkeren, verdienen ze ook een aan hun behoeften beantwoordende bijzondere aandacht. Van de andere kant zijn de omstandigheden waaronder het migratieverschijnsel zich voordoet sterk veranderd. Daardoor is het meer dan ooit noodzakelijk de normen te herzien die voorheen door de apostolische Stoel werden gegeven; ze hebben een
aggiornamento nodig en moeten worden aangepast aan de nieuwe omstandigheden. Dat betekent dat de organisatie en de structuren van de pastorale zorg voor de migranten vernieuwd en verbeterd moeten worden zodat men erbij kan profiteren van de velerlei ervaringen die in het verleden zijn opgedaan en van de medewerking van allen. Daartoe kunnen de bisschoppen, rekening houdend met de verschillende omstandigheden van tijd en plaats, gebruik maken van bepaalde bijzondere vormen van apostolaat die hun waarde in de praktijk van de pastoraal reeds hebben bewezen. En omdat het zo wijde gebied van het apostolaat der migranten vraagt dat het door allen juist wordt verstaan en dat al hun krachten daartoe effectief worden gebundeld, is het absoluut noodzakelijk dat naast de priesters die rechtstreeks bij dit dienstwerk betrokken zijn, ook religieuzen en leken daaraan hun hartelijke medewerking verlenen. Na nauwkeurig bestudering van alle facetten van het probleem, en met inachtneming van de wensen van de verschillende Bisschoppenconferenties en van de leden van de Heilige Congregatie van de Bisschoppen, beslissen wij uit eigen beweging en krachtens ons apostolisch gezag dat de pastorale normen die betrekking hebben op de geestelijke zorg voor de migranten, zoals die beschreven staan in de Apostolische Constitutie op geschikte wijze herzien zullen worden door de Heilige Congregatie van de Bisschoppen. Vandaar machtigen wij hen om genoemde normen in een af te kondigen. Elke andere beschikking ten spijt, die daarmee in strijd is.
Gegeven te Rome, bij Sint Pieter, op het feest van de Tenhemelopneming van de Heilige Maagd Maria, 15 augustus 1969, het zevende jaar van ons pontificaat. Paus Paulus VI