Jezus Christus heeft macht om de zonden te vergeven
x
Informatie over dit document
Jezus Christus heeft macht om de zonden te vergeven
41e catechese in deze reeks
Paus Johannes Paulus II
7 oktober 1987
Pauselijke geschriften - Audiënties
1992, Centrum voor Katholiek Vormingswerk, Lanklaar
7 oktober 1987
26 maart 2015
2338
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
In de vorige catechese [2339] zagen we hoe Jezus Christus zich de goddelijke macht om te oordelen toeëigent; de evangelisten, vooral Johannes, weiden erover uit. Die goddelijke oordeelsmacht staat in nauw verband met de macht om zonden te vergeven. Wij zagen al dat deze goddelijke macht om allen en ieder te oordelen - zoals ze vooral in het licht gesteld wordt in de apocalyptische beschrijving van het laatste Oordeel- ten nauwste verbonden is met de goddelijke wil de mens te redden in en door Christus. De eerste realisatie van dat heil vindt plaats in de vergeving van de zonden. Men mag zeggen dat de geopenbaarde waarheid van de oordeelsmacht haar voortzetting vindt in de leer van het Evangelie over de macht om zonden te vergeven. Die macht komt alleen aan God toe. Als Jezus Christus - de Mensenzoon - dezelfde macht bezit, dan betekent dit dat Hij God is, zoals Hij het zelf verklaarde: "Ik en de Vader, Wij zijn één" (Joh. 10, 30) [b:Joh. 10, 30]. Vanaf het begin van zijn messiaanse zending beperkt Jezus er zich niet alleen toe, de noodzaak van de bekering te prediken: "Bekeer u en geloof in de Blijde Boodschap" (Mc. 1, 15) [b:Mc. 1, 15], en te leren dat de Vader ertoe bereid is, de zonden te vergeven als men er berouw over heeft, maar Hijzelf vergeeft de zonden.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Juist in die momenten schittert met de grootste helderheid de macht die Jezus beweert te bezitten en die Hij zich zonder aarzelen toe-eigent. Zo verklaart Hij bijv.: "De Mensenzoon heeft de macht op aarde zonden te vergeven" (Mc. 2, 10) [b:Mc. 2, 10]. Dat zegt Hij tot de schriftgeleerden in Kafarnaüm, als de mensen een lamme bij Hem brengen, opdat Hij hem zou genezen. De evangelist Marcus vertelt dat, als Jezus het geloof ziet van die mensen die de lamme gebracht hebben - ze hadden een gat in het dak gemaakt, waardoor ze de lamme voor Jezus' voeten neerlieten - Hij tot die lamme zegt: "Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven" (Mc. 2, 5) [b:Mc. 2, 5]. De schriftgeleerden dachten bij zichzelf: "Wat zegt die man daar? Hij spreekt godslasterlijk. Wie anders kan er zonden vergeven dan God alleen?" (Mc. 2, 7) [b:Mc. 2, 7]. Jezus die hun gedachten doorzag, wil ze aan hun woord houden: "Wat redeneert gij toch bij uzelf? Wat is gemakkelijker, tot de lamme te zeggen: uw zonden zijn u vergeven, of sta op, neem uw bed en loop? Welnu, opdat gij zult weten dat de Mensenzoon macht heeft op aarde zonden te vergeven, sprak Hij tot de lamme: Ik zeg u, sta op, neem uw bed en ga naar huis" (Mc. 2, 8-11) [b:Mc. 2, 8-11]. De mensen die het mirakel zagen, stonden er versteld van en verheerlijkten God en zeiden: "Zoiets hebben wij nog nooit gezien" (Mc. 2, 12) [b:Mc. 2, 12]. De verwondering over die buitengewone genezing is begrijpelijk, en ook het gevoel van ontzag en eerbied, dat zich volgens Matteüs meester maakte van de menigte bij het zien dat God zulk een macht had gegeven aan mensen (Mt. 9, 8) [[b:Mt. 9, 8]]. Lucas spreekt van ongehoorde dingen die ze hebben meegemaakt (Lc. 5, 26) [b:Lc. 5, 26]. Maar voor wie over dat gebeuren wil nadenken, komt het mirakel van de genezing over als de bevestiging van de waarheid die Jezus verkondigt: "De Mensenzoon heeft macht om de zonden op aarde te vergeven".
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Ook valt op hoe Jezus de zaken scherp stelt: zijn macht om de zonden te vergeven oefent Hij al uit hier op aarde. Het is een macht die Hij al uitoefent tijdens zijn historisch leven, wanneer Hij als Mensenzoon rondgaat door de dorpen en over de wegen van Palestina, en niet alleen op het uur van het laatste Oordeel, nadat Hij in zijn mensheid verheerlijkt is. Op aarde al is Jezus "God met ons", de Godmens die zonden vergeeft. Eveneens moet worden opgemerkt dat, telkens als Jezus spreekt van het vergeven van zonden, de omstanders uiting geven aan hun afkeuring en hun ergernis. Zo bijv. in de tekst waarin de episode wordt verteld van de zondares die naar de Heer toegaat, terwijl Hij de maaltijd gebruikt ten huize van de Farizeeër: "Uw zonden zijn vergeven" (Lc. 7, 48) [b:Lc. 7, 48]. De reactie van de tafelgenoten is veelzeggend; ze vragen zich af: "Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?" (Lc. 7, 49) [b:Lc. 7, 49].
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Evenzo bij de vrouw die op overspel was betrapt en door schriftgeleerden en Farizeeën bij Jezus was gebracht om van Hem zijn oordeel te horen, daar waar de wet van Mozes zeer duidelijk was. Hier vinden we ook weer enkele betekenisvolle details die de evangelist Johannes heeft aangestipt. Bij het eerste woord van Jezus blijkt al hoe realistisch zijn kijk op de mensen is, te beginnen met zijn gesprekspartners zelf, die dan ook de ene na de andere afdropen. Hij zei: "Laat degene onder u die zonder zonde is het eerst een steen werpen" (Joh. 8, 7) [b:Joh. 8, 7]. Het is opmerkelijk, met welke diepe menselijkheid Hij die ongelukkige vrouw behandelt. Hij keurt zeker haar gedrag af. Hij zegt immers: "Ga heen en zondig van nu af niet meer" (Lc. 8, 11) [b:Lc. 8, 11], maar Hij verplettert haar niet onder een meedogenloze veroordeling. In Jezus' woorden horen we de bevestiging van zijn macht om de zonden te vergeven, bijgevolg ook van de transcendentie van zijn goddelijk Ik, als Hij aan de vrouw vraagt: "Heeft niemand u veroordeeld?", en op haar antwoord: "Niemand, Heer", verklaart: "Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer" (Joh. 8, 10-11) [b:Joh. 8, 10-11]. In dat "ook Ik niet" klinkt de macht door om te oordelen en te vergeven, een macht die het Woord bezit in gemeenschap met de Vader en die Hij uitoefent na zijn menswording tot heil van ieder van ons.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Wat voor ons allen in dit heilsbestel belangrijk is betreffende de vergeving van de zonden, is dat men met heel zijn hart Hem liefheeft, die naar ons toekomt als de uiting van Gods eeuwige wil om ons te beminnen en te vergeven. Jezus zelf leert ons dat, wanneer Hij aan tafel zit met de Farizeeën en ziet hoe verwonderd ze zijn, Hij de vrome uitingen van verering aanvaardt vanwege de zondares. Hij vertelt hun dan de parabel van de twee schuldenaars, van wie de ene aan de geldschieter 500 denariën schuldig was en de andere 50, terwijl de schuldeiser ze aan allebei kwijtschold. "Wie van hen zal nu het meest van hem houden?" (Lc. 7, 42) [b:Lc. 7, 42]. En Simon antwoordde: "Ik veronderstel, degene aan wie hij het meest heeft kwijtgescholden". Jezus zei: "Uw oordeel is juist Ge ziet die vrouw daar? .. Haar zonden zijn haar vergeven, al waren ze vele, want zij heeft veel liefde betoond. Aan wie weinig vergeven wordt, hij betoont weinig liefde" (Lc. 7, 42-47) [b:Lc. 7, 42-47]. De complexe psychologie van de relatie tussen de geldschieter en de schuldenaar, tussen de liefde die vergeving krijgt en de vergeving die nieuwe liefde teweegbrengt, tussen het nauwgezette evenwicht tussen geven en nemen en de edelmoedigheid van het dankbare hart dat geven wil zonder maat, wordt hier in enkele woorden samengevat. Deze woorden van Jezus blijven voor ons een uitnodiging om de juiste houding aan te nemen tegenover de Godmens, die zijn goddelijke macht om de zonden te vergeven uitoefent om ons te redden.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Daar wij in de schuld staan bij God, neemt Jezus in het gebed dat Hij zijn leerlingen leert - en die het aan alle gelovigen hebben doorgegeven - deze fundamentele bede op: "Vergeef ons onze schulden" (Mt. 6, 12) [b:Mt. 6, 12]. In de tekst van Lucas wordt dat: "Vergeef ons onze zonden" (Lc. 11, 4) [b:Lc. 11, 4]. Eens te meer wil Hij ons deze waarheid inprenten, dat alleen God macht heeft om de zonden te vergeven (Mc. 2, 7) [[b:Mc. 2, 7]]. Maar tegelijk oefent Jezus zelf die macht uit, krachtens die andere waarheid die Hij eveneens onderwezen heeft, namelijk dat de Vader niet alleen "het oordeel geheel en al in handen van de Zoon heeft gelegd" (Joh. 5, 22) [b:Joh. 5, 22], maar Hem ook de macht heeft geschonken om de zonden te vergeven. Hier gaat het vanzelfsprekend niet om een simpel "dienstwerk" dat aan een of andere mens wordt toevertrouwd en die het dan uitoefent in opdracht van God: de betekenis van de woorden waardoor Jezus zich de macht toe-eigent om de zonden te vergeven - en Hij vergeeft ze inderdaad in talrijke gevallen die door de evangelies worden verhaald - is sterker en gaat veel verder, zodat de toehoorders van Christus Hem dan ook verwijten dat Hij zich als God uitgeeft. Ze beschuldigen Hem zo hardnekkig van godslastering, dat ze Hem uiteindelijk doen sterven op het kruis.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Het dienstwerk van de vergeving van de zonden zal Jezus toevertrouwen aan de apostelen (en hun opvolgers), wanneer Hij na de verrijzenis aan hen verschijnt: "Ontvang de Heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven" (Joh. 20, 22) [b:Joh. 20, 22]. Als de Mensenzoon, die dezelfde Persoon is als de Zoon van God, vergeeft Jezus de zonden in zijn eigen naam. Die macht is Hem door de Vader gegeven in de schoot van de Drie-eenheid en krachtens de hypostatische vereniging. Als mens die in zijn menselijke natuur lijdt en sterft voor ons heil, boet Jezus onze zonden uit en Hij verkrijgt voor ons de vergeving van de Drie-ene God. Als Mensenzoon, die in zijn messiaanse zending zijn heilsdaad moet voortzetten tot aan de voleinding der tijden, schenkt Jezus aan de apostelen de macht om de zonden te vergeven - en aldus ook aan de mensen de gave om door het geloof te leven met de eeuwige wil van de Vader, die "rijk is aan erbarming" (Ef. 2, 4) [b:Ef. 2, 4]. Onze hoop op zaligheid rust op die oneindige barmhartigheid van de Vader, op het offer van Christus, Zoon van God en Mensenzoon die voor ons is gestorven, en op het werk van de Heilige Geest, dat door het dienstwerk van de Kerk voortdurend "de vergeving van de zonden" bewerkt vgl: Dominum et vivificantem [[[7]]].
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/2338-jezus-christus-heeft-macht-om-de-zonden-te-vergeven-nl