Kaderwet van het permanente diaconaat in Nederland gegeven door de bisschoppen

1. studie van de hedendaagse wijsgerige stromingen;
2. wijsgerige visie op de mens;
3. sociale wijsbegeerte;
4. godsdienst-wijsbegeerte;

1. vragen uit de fundamentele theologie: openbaring, geloof, traditie;
2. H. Schrift:
   1. Oude Testament: algemene inleiding
      • historische boeken
      • de profeten
      • wijsheidsliteratuur;
   2. Nieuwe Testament:
      • inleiding: evangelische traditie, literaire opbouw, inleiding op de evangelisten;
      • Schriftverklaring (exegese): een concrete beoefening van de exegese om de methode te leren, vereist om in de tekst door te dringen tot de boodschap zelf;
      • hoofdthema's uit het Nieuwe Testament;
3. dogmatiek:
   • menswording
   • verlossing
   • Christusmysterie (incl. Mariologie);
4. de Kerk;
5. sacramenten:
   • - algemeen;
   • - bijzonder, vooral de hoofdsacramenten (diaconaat);
6. moraaltheologie;
7. de liturgie wordt meestal bij elk sacrament afzonderlijk behandeld;
8. één werk van kerkgeschiedenis lezen (algemeen overzicht);

1. catechese: algemene cursus: grondvragen, catechese en milieu (schoolcatechese, parochiale catechese, gezinscatechese, enz.), vormen van catechese: Bijbelcatechese, liturgische catechese, enz.:
2. verkondiging: algemene cursus;
3. pastoraalpsychologie: groepsdynamiek, pastoraal gesprek, individuele begeleiding;
4. pastorale training.

1. studie van de hedendaagse wijsgerige stromingen;
2. wijsgerige visie op de mens;
3. sociale wijsbegeerte;
4. godsdienst-wijsbegeerte;

1. vragen uit de fundamentele theologie: openbaring, geloof, traditie;
2. H. Schrift:
   1. Oude Testament: algemene inleiding
      • historische boeken
      • de profeten
      • wijsheidsliteratuur;
   2. Nieuwe Testament:
      • inleiding: evangelische traditie, literaire opbouw, inleiding op de evangelisten;
      • Schriftverklaring (exegese): een concrete beoefening van de exegese om de methode te leren, vereist om in de tekst door te dringen tot de boodschap zelf;
      • hoofdthema's uit het Nieuwe Testament;
3. dogmatiek:
   • menswording
   • verlossing
   • Christusmysterie (incl. Mariologie);
4. de Kerk;
5. sacramenten:
   • - algemeen;
   • - bijzonder, vooral de hoofdsacramenten (diaconaat);
6. moraaltheologie;
7. de liturgie wordt meestal bij elk sacrament afzonderlijk behandeld;
8. één werk van kerkgeschiedenis lezen (algemeen overzicht);

1. catechese: algemene cursus: grondvragen, catechese en milieu (schoolcatechese, parochiale catechese, gezinscatechese, enz.), vormen van catechese: Bijbelcatechese, liturgische catechese, enz.:
2. verkondiging: algemene cursus;
3. pastoraalpsychologie: groepsdynamiek, pastoraal gesprek, individuele begeleiding;
4. pastorale training.

• zich toeleggen op lezing en meditatie van het woord Gods ter verrijking van hun leven en werken;
• zo mogelijk dagelijks deelnemen aan de viering van de eucharistie alsook het heilig Sacrament bezoeken en vereren;
• veelvuldig het sacrament van boetvaardigheid ontvangen als vrucht van het dagelijks gewetensonderzoek;
• een liefdevolle verering hebben tot de maagd Maria, de moeder van God;
• zich regelmatig bezinnen op hun leven en werken in de kring van collega's en, zo zij gehuwd zijn, ook met andere gehuwden;
• jaarlijks een retraite houden.

1. ofwel op titel van zijn eigen arbeid (ad titulum proprli laboris): het uitoefenen van een profaan beroep;
2. ofwel op titel van de dienst aan het bisdom (ad titulum servitii dioecesis): levensonderhoud dat door de Kerk verzekerd wordt voor diakens die al hun tijd aan de diaconale bediening wijden;
3. ofwel op titel van de zending (ad titulum missionis): dit is het geval voor de permanente diakens die zich ten dienste stellen van een missie-instituut voor een werk in het buitenland (cfr. Fidei donum);
4. er zullen doeltreffende interdiocesane maatregelen genomen worden om de verantwoordelijkheid van de bisdommen uit te werken in regelingen die voldoende sociale zekerheid aan de diakens en hun gezinnen garanderen.

1. gehuwd of ongehuwd, tenminste 35 jaar oud zijn;
2. reeds werkzaamheden in kerkelijk verband verricht hebben en daarin een zekere bekwaamheid hebben verworven;
3. een vorming hebben ontvangen die, naar het oordeel van de bisschop c.q. van een door de bisschop(pen) gedelegeerde commissie, voldoende is (overeenkomstig in art. 1215 [al:12.15] en 17 [al:17] gestelde), en deelgenomen hebben aan het diocesaan gemeenschapsleven van de kandidaten voor het diaconaat;
4. de aanstelling tot lector en acolyth hebben ontvangen en deze functies enige tijd hebben uitgeoefend (tenzij de H. Stoel hiervan heeft gedispenseerd);
5. bewust zijn van de verplichtingen die hij op zich neemt, nl. het celibaat of het verbod van een tweede huwelijk;
6. een beroep uitoefenen dat kan samengaan met een vruchtbare uitoefening van het diaconaat.

1. dagelijks het woord Gods leest en bemediteert;
2. regelmatig deelneemt aan de viering van de eucharistie en het H. Sacrament bezoekt;
3. regelmatig het boetesacrament ontvangt en dagelijks zijn geweten onderzoekt;
4. een bijzondere verering voor de H. Maagd Maria heeft.

1. de verkondiging en catechese; om in de liturgie te kunnen preken, zal de diaken evenwel een speciale vorming in Schrift en catechese ontvangen;
2. liturgie en sacramentenpastoraal; de diaken is mede verantwoordelijk voor de gestaltegeving en verzorging van de liturgische vieringen. Als speciale deeltaken in deze kan hij bepaalde sacramenten toedienen, voorgaan in woorddiensten en gebedsdiensten, het woord verkondigen, de H. Communie uitdelen en assisteren in plechtige diensten;
3. caritas en sociaal dienstbetoon; deze taak kan zowel op het vlak van de parochie, de regio, het dekenaat of diocees worden uitgeoefend.

1. Met toestemming van de plaatselijke ordinarius mag hij sommige diaconale functies uitoefenen met behoud van zijn eerste incardinatie.
2. Hij mag ook, indien hij zich definitief in dit bisdom vestigt, om incardinatie verzoeken. Deze kan hem slechts worden verleend, nadat de bisschop van het bisdom waarin hij voordien gevestigd was, schriftelijk zijn behoren tot de diocesane clerus voor geëindigd heeft verklaard (excardinatie).
3. Na vijf jaar zal hij, overeenkomstig de voorschriften van , Ecclesiae Sanctae [3976|(1-2)]' en par. 5 [3976|(3)], rechtens incardinatie kunnen verkrijgen.
4. In geval er geen permanent diaconaat bestaat in het bisdom waar hij zich vestigt, zal de diaken zich ter beschikking houden. vgl. art. 28 [[al:28]]

Utrecht, 5 juni 1975.

DE BISSCHOPPEN VAN NEDERLAND