Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
We weten heel goed dat het grote gebod dat de Heer Jezus ons nagelaten heeft dat van het beminnen is: God beminnen met heel het hart, met heel de ziel, met heel de geest en de naaste beminnen als onszelf , met andere woorden we zijn geroepen tot de liefde, tot naastenliefde. Dat is onze hoogste roeping, onze roeping bij uitnemendheid; en daarmee is ook de vreugde van de christelijke hoop verbonden. Wie liefheeft bezit de vreugde van de hoop er in te slagen de grote liefde te vinden welke de Heer is.
De Apostel Paus waarschuwt ons, in de passage uit de brief aan de Romeinen die we zojuist hebben gehoord, het gevaar bestaat dat onze naastenliefde schijnheilig is, dat onze liefde schijnheilig zou zijn. We moeten ons dus de vraag stellen: wanneer is er sprake van schijnheiligheid? En hoe kunnen we zeker zijn dat onze liefde oprecht is, dat onze naaste liefde waarachtig is? Dat we niet doen alsof we naastenliefde betonen of dat onze liefde een tv soap zou zijn: maar oprechte, sterke liefde…
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Huichelarij kan overal doordringen, ook in onze wijze van beminnen. Dat gebeurt wanneer onze liefde getekend wordt door eigenbelang, gedreven door persoonlijke belangen; veel liefdes zijn getekend door eigenbelang… veel caritatieve dienstverlening waarin we ons volop inzetten, wordt geleverd om onszelf op het voorplan te zetten of om ons gewaardeerd te voelen: “Maar kijk eens hoe bekwaam ik ben”! Neen, dat is huichelarij! Of ook wanneer we dingen nastreven die “zichtbaar” zijn om onze intelligentie of onze bekwaamheid te tonen. Achter al deze dingen schuilt een valse, misleidende opvatting, te weten: beminnen doen we omdat we goed zijn; als ware de naastenliefde een uitvinding van de mens, een vrucht van ons hart. De naastenliefde is op de eerste plaats een genade, een geschenk; kunnen beminnen is een gave van God en we moeten er om vragen. En, als wij erom vragen, schenkt God ze graag. Naastenliefde is een genade: ze bestaat er niet in zichtbaar te maken wat wij zijn, maar wat de Heer ons schenkt en wat wij in alle vrijheid aanvaarden; men kan ze niet vertolken in de ontmoeting met de anderen als ze niet eerst geboren is uit de ontmoeting met het milde en barmhartige gelaat van Jezus.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Paulus nodigt ons uit te erkennen dat we zondaars zijn, en dat ook onze wijze van beminnen getekend is door de zonde. Maar, tegelijkertijd, is hij ook woordvoerder van een nieuwe boodschap, een boodschap van hoop: de Heer opent voor ons een weg van bevrijding, een weg van verlossing. Het is de mogelijkheid dat ook wij het grote gebod van de liefde kunnen beleven, dat ook wij werktuigen van de naastenliefde van God kunnen worden. Dat heeft plaats wanneer we ons laten genezen en ons hart laten vernieuwen door de verrezen Christus. De verrezen Heer die in ons midden leeft, die met ons leeft, kan ons hart genezen: en Hij doet het als wij erom vragen. Hij is het die ons bekwaam maakt, zelfs in onze kleinheid en armoede, het medelijden van de Vader te ervaren en de wonderen van zijn liefde te vieren. Zo verstaan we dat alles wat we kunnen beleven en doen voor de broeders niets anders is dan het antwoord op wat God voor ons heeft gedaan en blijft doen. Meer nog, het is God zelf die, door in ons hart en in ons leven te komen wonen, dicht bij de anderen komt en dienaar blijft van allen die wij elke dag op onze weg ontmoeten, te beginnen met de laatsten en met de meest behoeftigen waarin God zich vooral herkent.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Met zijn woorden wil de Apostel Paulus ons niet zozeer berispen als wel aanmoedigen om in ons de hoop te verlevendigen. We hebben inderdaad allen de ervaring dat we het gebod van de liefde niet voluit of naar behoren beleven. Maar ook dat is genade, want het doet ons beseffen dat we uit onszelf niet in staat zijn echt te beminnen: we hebben er nood aan dat de Heer, door de ervaring van zijn oneindige barmhartigheid, deze gave in ons zou vernieuwen. Pas dan zullen we de kleine eenvoudige, gewone dingen opnieuw waarderen; we zullen opnieuw de kleine dingen van elke dag waarderen en we zullen bekwaam worden de anderen te beminnen zoals God hen bemint, door hen goed te willen, wat wil zeggen dat ze heiligen, vrienden van God zouden zijn; en we zullen blij zijn om de mogelijkheid dicht bij de arme en de eenvoudige te zijn zoals Jezus met elk van ons doet wanneer we ver van Hem zijn, aan de voeten van de broeders knielen zoals Hij, de Barmhartige Samaritaan, voor ons doet met zijn medelijden en zijn vergiffenis.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Dierbare broeders, wat de Apostel Paulus ons in herinnering heeft gebracht is het geheim – ik gebruik zijn woorden – het geheim om “blij te zijn in de hoop” : verheugd in de hoop. Vreugde in de hoop omdat we beseffen dat in elke situatie, ook de meeste negatieve en ook bij onze eigen tekortkomingen, de liefde van God nooit ontbreekt. Daarom, met een hart geraakt en bewoond door zijn genade en zijn trouw, beleven we de vreugdevolle hoop, met het weinige dat we kunnen het vele dat we elke dag van God ontvangen, aan onze broeders terug te geven. Dankjewel.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Voor andere catecheses in deze reeks, zie dossier
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/5790-hoop-14-blij-in-de-hoop-vgl-rom-12-9-13-nl