Heel bekend is vervolgens, tot aan het spreekwoordelijke toe, de scène van de ongelovige Thomas, die plaats vond acht dagen na Pasen. In eerste instantie had hij niet geloofd dat Jezus verschenen was in zijn afwezigheid, en had hij gezegd: "
Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie, en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken en mijn hand in zijn zijde steken, zal ik het niet geloven" . Ten diepste spreekt uit deze woorden de overtuiging dat Jezus voortaan niet zozeer herkenbaar is aan het zien dan wel aan de wonden. Thomas vindt dat echte tekenen van de identiteit van Jezus nu vooral de wonden zijn, waarin zich openbaart tot aan welk punt Hij van ons gehouden heeft. Hierin vergist de Apostel zich niet. Zoals wij weten verschijnt Jezus acht dagen later weer temidden van zijn leerlingen, en deze keer is Thomas er wel bij, en Jezus spreekt hem aan: "
Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde, en wees niet langer ongelovig maar gelovig" . Thomas reageert daarop met de schitterendste geloofsbelijdenis van heel het Nieuwe Testament: "
Mijn Heer en mijn God!" . De heilige Augustinus geeft hierop het volgende commentaar: "Hij zag en raakte aan: de mens, maar beleed zijn geloof in God, die hij niet zag en niet aanraakte. Maar wat hij zag en aanraakte, bracht hem ertoe te geloven in hetgeen hij tot dan toe had betwijfeld" .
De evangelist vervolgt met het laatste woord van Jezus tot Thomas: "
Omdat ge Mij gezien hebt gelooft ge? Zalig die ofschoon zij niet gezien hebben, toch zullen geloven" . Deze zin kan ook in de tegenwoordige tijd worden gezet: "Zalig die niet zien en toch geloven". Hoe dan ook: Jezus spreekt hier een fundamenteel beginsel uit voor de christenen die na Thomas komen, en dus voor ons allemaal. Het is interessant te bemerken hoe een andere Thomas, de grote middeleeuwse theoloog uit Aquino met deze zaligspreking die andere in verband brengt die door Lucas wordt vermeld en die naar het schijnt eraan tegengesteld is: "
Zalig de ogen die zien wat gij ziet" . Maar de Aquinijn geeft als commentaar: "Veel verdienstelijker wie gelooft zonder te zien, dan wie ziet en gelooft" . Wanneer de Brief aan de Hebreeën heel de reeks bijbelse aartsvaders opsomt die in God geloofden zonder de vervulling van zijn beloften te zien, bepaalt hij het geloof als "
een vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen" .
Deze gebeuren met de apostel Thomas is belangrijk voor ons om minstens drie redenen: ten eerste omdat het ons sterkt bij onze onzekerheden; ten tweede, omdat het ons laat zien dat elke twijfel kan uilopen op een lichtrijke uitkomst die boven elke onzekerheid uitstijgt; en tenslotte omdat de woorden die Jezus tot hem heeft gericht de ware betekenis openbaren van het rijpe geloof en ons aanmoedigen om ondanks de moeilijk-heden te volharden op onze weg van adhesie aan Hem.