3e vraag door Moeder Maria Paola Paganoni, OSC (UrsulinVraag: {...}
De Paus antwoordt:
Ik hou van het woord "minorieten". Het is waar, het is het charisma van de Franciscanen, maar wij moeten allemaal “minorieten” zijn: het is een geestelijke houding, het zegel van de christenen. Ik ben blij dat u dit woord gebruikte. Ik ga dat als vertrekpunt nemen: kleinheid, minderheid.
Normaal – maar ik zeg niet dat dit het geval is – is het een woord dat gepaard gaat met een gevoel: “Het lijkt dat we talrijk zijn, maar velen zijn bejaard, we zijn met weinigen ...”. Wat is het onderliggend gevoel? Berusting. Een slecht gevoel. Zonder ons daar rekenschap van te geven, telkens we denken of vaststellen dat we weinig talrijk zijn of in vele gevallen bejaard, en we eerder last, kwetsbaarheid ervaren dan schittering, wordt onze geest door berusting bedorven. En berusting leidt vervolgens naar
acedia ... Ik raad u aan, als u tijd heeft, te lezen wat de woestijnvaders over
acedia zeggen: het is vandaag zo actueel. Ik geloof dat dit het eerste is waarop we moeten letten: weinig ja, een minderheid ja, berusting nee! Het gaat om subtiliteiten die we maar herkennen wanneer we ons innerlijk tegenover de Heer onderzoeken. De kardinaal gebruikte twee woorden die me sterk geraakt hebben. Toen hij over barmhartigheid sprak, zei hij dat barmhartigheid “de vrede herstelt en geeft”. Een goede remedie tegen berusting is deze barmhartigheid die de vrede herstelt en geeft. Wanneer wij tot berusting vervallen, verwijderen wij ons van de barmhartigheid: laat ons dan onmiddellijk tot de Heer gaan en om erbarmen vragen, opdat ze ons herstelt en vrede geeft.
Wanneer berusting ons treft, beelden we ons een glorievol verleden in dat het oorspronkelijk charisma echter niet doet herleven, maar ons nog meer wegzuigt in een spiraal van existentiële zwaarte. Alles wordt lastiger en moeilijker om op te tillen. Wat volgt, heb ik niet geschreven, maar ik ga het zeggen, al is het niet mooi, maar het gebeurt, dus excuseer mij dat ik het ga zeggen. Structuren beginnen zwaar te wegen, leeg te worden, we weten niet wat ermee aan te vangen, we denken ze te verkopen om geld te hebben, geld voor onze oude dag ... Het geld dat we op de bank hebben, begint te wegen ... En wat met de armoede? Maar de Heer is goed, en wanneer een religieuze congregatie de weg van de armoede verlaat, stuurt Hij haar gewoonlijk een slechte econoom of econome die alles doet ineenvallen! En dat is genade!
(de paus lacht en de bijeenkomst applaudisseert) Ik zei dat alles begint te wegen en moeilijk om op te tillen. En de bekoring ligt steeds in het zoeken van menselijke zekerheden. Ik sprak over geld, één van de menselijke zekerheden die het dichtst bij de hand liggen. Daarom doet het ons allemaal goed terug naar de oorsprong te gaan, een pelgrimstocht naar het begin, een herinnering die ons bevrijdt van elke verbeelding aan een irreële glorie uit het verleden.
"De blik van het geloof is in staat het licht van de Heilige Geest te zien dat altijd schijnt in de duisternis, zonder te vergeten dat 'waar de zonde heeft gewoekerd, de genade mateloos werd' ”,
De vaders en moeders die onze stichters waren, hebben er nooit aan gedacht een menigte te zijn of een grote meerderheid. Onze stichters voelden zich op een concreet ogenblik van de geschiedenis door de Heilige Geest bewogen om voor hun broeders een vreugdevolle aanwezigheid te zijn van het Evangelie; om de Kerk te vernieuwen en op te bouwen als gist in de massa, als zout en licht in de wereld. Een duidelijke uitspraak van een stichter schiet me te binnen, maar velen hebben hetzelfde gezegd: “wees bang voor de menigte”. Bang ze niet goed op te leiden, bang het charisma niet door te geven ... iemand noemde het
turba multa. Nee. Zij dachten er gewoon aan het Evangelie, het charisma te brengen. Ik geloof dat daar één van de redenen ligt die ons tegenhouden en ons de vreugde ontnemen.
Onze congregaties zijn niet ontstaan om de massa te zijn, maar een beetje zout en een beetje gist, die hun eigen bijdrage leveren om de massa te doen groeien; om het volk Gods de smaak te geven die het mist. Vele jaren hebben wij geloofd en zijn wij opgegroeid met de idee dat religieuze families eerder ruimten moeten innemen dan plannen op gang brengen. Aangezien we talrijk waren, dachten we dat het conflict het kon halen op de eenheid, dat de ideeën (of onze onmogelijkheid om te veranderen) belangrijker waren dan de realiteit, dat het onderdeel (ons klein deel of onze kijk op de wereld) boven het geheel van de Kerk stond. Het is een bekoring. Wat mij betreft, ik heb nooit een
pizzaiolo gezien die 500 gram gist neemt en 100 gram meel om een pizza te worden, nee. Integendeel. Weinig gist, zodat het meel rijst.
Vandaag interpelleert de realiteit ons, vandaag nodigt de realiteit ons uit opnieuw een beetje gist, een beetje zout te zijn. Gisteren, in de avondeditie van
L’Osservatore Romano, staat iets over het vertrek van de twee laatste Kleine Zusters van Jezus uit Afganistan, midden onder de moslims. Omdat er geen zusters meer waren en ze reeds oud zijn, moesten ze terugkeren. Zij spraken Afgaans. Iedereen hield van hen : moslims, katholieken, christenen ... Waarom ? Omdat zij getuigen zijn. Waarom ? Omdat zij gewijd zijn aan God, de Vader van iedereen. En ik dacht, ik heb tot de Heer gezegd toen ik dat las – zoek het eens op in
L’Osservatore Romano – het doet ons denken aan de vraag die u stelde: “Maar Jezus, waarom laat Gij deze mensen zo achter?”. En ik dacht aan het volk in Korea, die in het begin drie of vier Chinese missionarissen hadden – in het begin – en daarna werd de boodschap eeuwenlang alleen door leken uitgedragen. De wegen van de Heer zijn zoals Hij het wil.Maar een akte van vertrouwen zal ons goed doen: Hij is het die de geschiedenis leidt! Het is waar. Wij doen alles om groot, om sterk te zijn ... Doch, geen berusting. Plannen maken. Vandaag interpelleert de realiteit ons – ik herhaal – de realiteit nodigt ons uit opnieuw een beetje gist, een beetje zout te zijn. Een gerecht met veel zout, of deeg die helemaal gegist is, kunt ge u dat indenken? Niemand zou ervan eten. Vandaag roept de realiteit ons eerder op om plannen te maken dan ruimten in te nemen, eerder om eenheid te bewerken, om naar de realiteit te luisteren, om ons open te stellen voor de massa, het heilig volk van de trouwe God, het geheel van de Kerk. Ons openstellen voor het geheel van de Kerk. Een gezegende minderheid, uitgenodigd om opnieuw te ‘rijzen’, te rijzen in harmonie met de inspiratie van de Heilige Geest in het hart van uw stichters en in uw eigen hart. Dat is vandaag nodig.
Gaan we nu over naar een laatste zaak. Ik zou niet durven zeggen naar welke periferieën van het bestaan, uw zending zich moet richten, want het is normaal de Geest die de charisma’s voor de periferieën inspireert, de plaatsen en hoeken die men gewoonlijk links laat liggen. Ik denk niet dat de paus u kan zeggen: u bent weinig talrijk, weinig talrijk, houdt u hier of daar mee bezig. Wat de paus u kan zeggen, is dit: u bent weinig talrijk, u bent weinig talrijk, u bent wat u bent, ga naar de periferieën, ga de Heer aan de uiteinden ontmoeten, vernieuw de missie van het begin, ga naar het Galilea van de eerste ontmoeting. Kies de periferieën, maak plannen, en het zal iedereen goed doen, het zal ons doen groeien, het zal van ons een menigte maken.
Nu komt mij de ontsteltenis voor de geest die onze vader Abraham gekend heeft. Hij moest naar de hemel kijken: tel de sterren! Maar hij kon ze niet tellen. Zo zal uw nageslacht zijn. En dan: uw enige zoon. De enige, de andere was reeds vertrokken, maar deze droeg de belofte: breng hem de berg op en offer hem op aan Mij. Een menigte aan sterren en zijn enige zoon offeren: Gods logica is niet te begrijpen. Er valt alleen te gehoorzamen. Ziedaar, de weg die u moet nemen. Kies de periferieën, maak plannen, ontsteek de hoop van een samenleving die uitgeblust en verzwakt is, ongevoelig als zij geworden is voor het leed van anderen. In onze kwetsbaarheid kunnen wij als congregaties aandachtiger zijn voor de kwetsbaarheid die ons omringt, ze transformeren en tot ruimte van zegening maken. Dit is het ogenblik waarop de Heer u zal zeggen: stop, daar is een ram; offer uw enige zoon niet.
Ga en breng de zalving van Christus, ga! Ik jaag u niet weg, maar zeg u alleen: ga de zending van Christus, ga uw charisma brengen.
En vergeten wij niet dat “wanneer men Jezus in het midden van Zijn volk plaatst, het volk vreugde zal vinden. Ja, dat alleen kan ons vreugde en hoop geven, dat alleen zal ons behoeden voor een houding van overleving: nee, alstublieft, dat is berusting. Niet overleven, maar leven! Dat alleen zal ons leven vruchtbaar maken en ons hart levendig houden. Jezus plaatsen waar Hij moet zijn: te midden van Zijn volk”. Dat is uw taak. Dank u, moeder. Dank u.