De parel van de hymne van de vreugde - De Jubelzang van Jezus
x
Informatie over dit document
De parel van de hymne van de vreugde - De Jubelzang van Jezus
Vaticaan, Aula Paulus VI
Paus Benedictus XVI
7 december 2011
Pauselijke geschriften - Audiënties
2011, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie
Vert.: Sorores Christi; alineaverdeling en -nummering: redactie
7 december 2011
9 december 2011
4377
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
Dierbare broeders en zusters,De evangelisten Matteüs (Mt. 11, 25-30) [b:Mt. 11, 25-30] en Lucas (Lc. 10, 21-22) [b:Lc. 10, 21-22] hebben ons een juweeltje nagelaten van Jezus gebed, dat dikwijls de “Jubelzang” of “Messiaanse Jubelzang” genoemd wordt. Het is een dank- en lofgebed. In de Griekse originele tekst van de Evangeliën, begint deze hymne met “exomologoumai”, een werkwoord dat Jezus’ houding tot de Vader uitdrukt, en dikwijls vertaald wordt door “Ik prijs” (Mt. 11, 25 ;Lc. 10, 21) [b:Mt. 11, 25 ;Lc. 10, 21]. Doch in de geschriften van het Nieuwe Testament wijst dit werkwoord hoofdzakelijk naar twee dingen: het eerste is “ten einde toe erkennen” – bv. Johannes de Doper vroeg aan degenen die zich door hem lieten dopen, hun zonden ten einde toe te erkennen (Mt. 3, 6) [[b:Mt. 3, 6]]; het tweede is “in te stemmen met”. De woorden waarmee Jezus Zijn gebed begint, bevat dus het feit dat Hij het optreden van God de Vader ten einde toe, ten volle erkent, en tegelijk het feit van geheel, bewust en met vreugde in te stemmen met het optreden, met het plan van de Vader. De Jubelzang is het hoogtepunt van een gebedsweg, waaruit duidelijk de diepe en innige gemeenschap blijkt van Jezus met het leven van de Vader in de Heilige Geest, evenals Zijn Goddelijk Zoonschap.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Jezus richt zich tot God en noemt Hem “Vader”. Deze term drukt het besef en de zekerheid van Jezus uit dat Hij “de Zoon” is, in innige en standvastige gemeenschap met Hem, en dat is het kernpunt en de bron van ieder gebed van Jezus. We zien het duidelijk in het laatste deel van de hymne, dat heel de tekst verlicht. Jezus zegt: “Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand weet wie de Zoon is tenzij de Vader; en wie de Vader is tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon het wil openbaren” (Lc. 10, 22) [b:Lc. 10, 22]. Jezus zegt dus dat alleen “de Zoon” de Vader werkelijk kent. Iedere kennis tussen personen – we ervaren dat allemaal in onze menselijke relaties – heeft een implicatie, een innerlijke band tussen degene die kent en degene die, diep of minder diep, gekend wordt: men kan niet kennen zonder een gemeenschap van zijn. In de Jubelzang, zoals in ieder ander gebed, toont Jezus dat ware kennis van God gemeenschap veronderstelt met Hem: het is alleen door in gemeenschap te zijn met de andere dat ik hem begin te kennen; zo is het ook met God: alleen wanneer ik echt contact heb, wanneer ik in gemeenschap ben, kan ik Hem ook kennen. Ware kennis is voorbehouden aan de “Zoon”, de enige Zoon die sinds eeuwig in de schoot van de Vader is (Joh. 1, 18) [[b:Joh. 1, 18]], volmaakt met Hem verenigd. Alleen de Zoon kent God echt omdat Zij in een innige wezensgemeenschap zijn; alleen de Zoon kan werkelijk openbaren wie God is.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De naam “Vader” wordt door een andere titel gevolgd: “Heer van hemel en aarde”. Met deze uitdrukking recapituleert Jezus het geloof in de schepping en laat Hij de eerste woorden van de heilige Schrift weerklinken: “in het begin schiep God hemel en aarde” (Gen. 1, 1) [b:Gen. 1, 1]. In Zijn gebed herinnert Hij zich het grote Bijbelverhaal van de geschiedenis van Gods liefde voor de mens, die met de schepping begint. Jezus voegt zich in deze liefdesgeschiedenis, Hij is er het hoogtepunt en de voltooiing van. In Zijn gebedservaring wordt de Heilige Schrift verlicht en herbeleefd in haar meest volledige omvang: de aankondiging van het mysterie van God en het antwoord van de getransformeerde mens. Maar in de uitdrukking “Heer van hemel en aarde” kunnen wij ook erkennen dat zich in Jezus, die de Vader kenbaar maakt, voor de mens de mogelijkheid ontsluit toegang te krijgen tot God.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Stellen we nu de vraag: aan wie wil de Zoon Gods mysteries openbaren? In het begin van de hymne verwoordt Jezus Zijn vreugde omdat het de wil is van de Vader al deze dingen verborgen te houden voor wijzen en verstandigen en ze te openbaren aan kleinen (Lc. 10, 21) [[b:Lc. 10, 21]]. In deze woorden van Zijn gebed, manifesteert Jezus Zijn inwilliging met de beslissing van de Vader die deze geheimen openbaart aan wie eenvoudig is van hart: de wil van de Zoon is één met die van de Vader. De Goddelijke openbaring gebeurt niet volgens de logica van de aarde, volgens dewelke ontwikkelde en machtige mensen in het bezit zijn van belangrijke kennis, die ze dan doorgeven aan meer eenvoudige, kleine mensen. Dat is de wil van de Vader en de Zoon deelt die wil met vreugde. De Catechismus van de Katholieke Kerk [1] zegt: “Zijn juichend ‘Ja, Vader!’ komt uit het diepste van zijn hart, uit zijn instemming met het ‘welgevallen’ van de Vader, als een echo van het ‘fiat’ van zijn moeder bij haar ontvangenis en als een voorspel op het ‘fiat’ van Jezus gericht tot zijn Vader tijdens zijn doodstrijd. Het hele gebed van Jezus ligt vervat in deze liefdevolle instemming van zijn menselijke hart met het ‘geheim raadsbesluit’ van de Vader (Ef. 1, 9) [b:Ef. 1, 9]” Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|2603]]. Vandaar de aanroeping die wij tot God onze Vader richten: “Uw wil geschiede op aarde als in de hemel”: met Christus en in Christus, vragen ook wij om tot harmonie te geraken met de wil van de Vader, en ook zo Zijn kinderen te worden. In deze Jubelzang drukt Jezus aldus Zijn wil uit om in Zijn kennis van God als Zoon, iedereen te betrekken die de Vader erin wil laten delen; en degenen die deze gave aanvaarden, zijn de “kleinen”.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Maar wat betekent “klein zijn”, eenvoudig zijn? Wat is de kleinheid die de mens openstelt voor de kinderlijke intimiteit met God en het aanvaarden van Zijn wil? Wat moet de basishouding zijn van ons gebed? Kijken we naar de bergrede waarin Jezus zegt: “Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien” (Mt. 5, 8) [b:Mt. 5, 8]. Het is de zuiverheid van hart die iemand in staat stelt Gods gelaat te zien in Jezus Christus: het is een eenvoudig hart hebben als dat van een kind, zonder de verwaandheid van wie zich opsluit in zichzelf en denkt niemand nodig te hebben, zelfs God niet.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Het is interessant op te merken bij welke gelegenheid Jezus zich met deze hymne tot de Vader richt. In het evangelieverhaal van Matteüs is het de vreugde, want ondanks tegenstellingen en afwijzing, zijn er de "kleinen" die Zijn woord aanvaarden en zich openstellen voor de gave van het geloof in Hem. De Jubelzang wordt inderdaad voorafgegaan door het contrast tussen Jezus’ lof voor Johannes de Doper, één van deze kleinen die Gods optreden in Jezus Christus heeft erkend (Mt. 11, 2-19) [[b:Mt. 11, 2-19]] en Zijn verwijt voor het ongeloof van de steden aan het meer “waar de meeste van zijn wonderen waren gebeurd” (Mt. 11, 20-24) [[b:Mt. 11, 20-24]]. De jubel wordt door Matteüs dus in relatie gebracht met de woorden waarmee Jezus de doeltreffendheid van Zijn woord en optreden vaststelt: “Gaat aan Johannes zeggen wat gij hoort en ziet: blinden zien en lammen lopen, melaatsen genezen en doven horen, doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd. Gelukkig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt” (Mt. 11, 4-6) [b:Mt. 11, 4-6].
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Ook de heilige Lucas brengt de Jubelzang in verband met een ogenblik in de ontwikkeling van de verkondiging van het Evangelie. Jezus heeft de "tweeënzeventig leerlingen" (Lc. 10, 1) [b:Lc. 10, 1] uitgezonden; zij zijn vertrokken met een gevoel van angst voor een mogelijke mislukking van hun zending. Lucas onderlijnt ook de afwijzing die zij ervoeren in de steden waar de Heer gepredikt en wonderteken verricht had. Doch de tweeënzeventig keren vol vreugde terug omdat hun zending een succes geweest is; zij hebben vastgesteld dat door de macht van Jezus’ woord, de ziekten van de mens overwonnen werden. En Jezus deelt hun tevredenheid: “Op dat uur”, op dat ogenblik, jubelde Hij het uit van vreugde.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Er zijn nog twee elementen die ik zou willen onderlijnen. De evangelist Lucas begint het gebed met de opmerking: Jezus jubelde het uit “vervuld van de heilige Geest” (Lc. 10, 21) [b:Lc. 10, 21]. Jezus verheugt zich vanuit Zijn binnenste, van wat in Hem het diepste is: de unieke gemeenschap van kennis en liefde met de Vader, de volheid van de Heilige Geest. Door ons in Zijn Zoonschap te betrekken, nodigt Jezus ook ons uit ons open te stellen voor het licht van de Heilige Geest omdat, zoals de apostel Paulus zegt “want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen … naar Gods bedoeling” (Rom. 8, 26-27) [b:Rom. 8, 26-27] en Hij openbaart de liefde van de Vader. In het Evangelie van Matteüs, vinden wij na de Jubelzang, één van Jezus’ aangrijpendste oproepen: “Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken” (Mt. 11, 28) [b:Mt. 11, 28]. Jezus vraagt tot Hem te komen, Hij die de ware wijsheid is, tot Hem die “zachtmoedig en nederig van hart” is; Hij biedt “Zijn juk” aan, de weg van de Evangelische wijsheid die geen leer is die moet geleerd worden noch een moreel aanbod, maar een Persoon om te volgen: Hijzelf, de enige Zoon, in volmaakte gemeenschap met de Vader.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Dierbare broeders en zusters, wij hebben een ogenblik geproefd van de rijkdom van dit gebed van Jezus. Ook wij kunnen ons door de gave van Zijn Geest, in gebed tot God richten, met het vertrouwen van een kind en de naam van de Vader, “Abba”, aanroepen. Maar we moeten het hart hebben van een kind, van de “armen van geest” (Mt. 5, 3) [b:Mt. 5, 3], om te erkennen dat wij niet zelfgenoegzaam zijn, dat wij ons leven niet op ons eentje kunnen opbouwen, maar dat wij God nodig hebben, we hebben er nood aan Hem te ontmoeten, naar Hem te luisteren, met Hem te spreken. Het gebed stelt ons ervoor open God te ontvangen, Zijn wijsheid, die Jezus zelf is, om de wil te doen die de Vader over ons leven heeft en zo rust te vinden voor de inspanningen op onze weg. Dank u.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/4377-de-parel-van-de-hymne-van-de-vreugde-de-jubelzang-van-jezus-nl