Tot de jongens van de Italiaanse Katholieke Actie
x
Informatie over dit document
Tot de jongens van de Italiaanse Katholieke Actie
Paus Pius XII
10 november 1940
Pauselijke geschriften - Toespraken
1940, Ecclesia Docens 0136, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum, pag. 53-68
10 november 1940
20 juli 2020
4002
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Paragraaf 1 Het vaderhart van de Paus is verheugd over het bijeen zijn van deze groepen
1
Op deze schitterende bijeenkomst van de Italiaanse jeugd der Katholieke Actie, tot ons geleid door haar dierbaren algemene president, vereerd ook met de aanwezigheid van den ijverige en welsprekende kardinaal, bisschop van Palestrina, en de verdienstelijke bisschop, die uw algemene directeur is, gevoelen wij, geliefde kinderen, de echte en diepe vreugde van een groot geestelijk vaderschap, waarvan onze Heer Jezus Christus in Zijn goedheid ons, Zijn plaatsbekleder, de hartenklop en de genegenheid heeft willen instorten. Deze genegenheid, al strekt zij zich ook uit tot alle gelovigen en tot alle volkeren, stort zich toch te midden van u uit met een vonk van dat vuur, waarmee Hij zelf een voorliefde had voor de kleine en die jongeman beminde, die vanaf zijn jeugd alle goddelijke geboden had onderhouden. (Mc. 10, 20-21) [b:Mc. 10, 20-21] Is deze bijeenkomst, waarnaar wij uitzagen, een vreugde voor u, zij is het ook voor ons; en wij danken daarvoor uw onvermoeibare president, de geestelijke moderatoren, uw meesters en leiders, die zich zo verdienstelijk hebben gemaakt door hun ijver voor de ”Wedkamp in godsdienstige ontwikkeling”; en het is ons aangenaam de dapperste kampioenen daarin heden als overwinnaars uit te roepen en te begroeten.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Ook het leven is een wedkamp
2
Al wat spreekt van lichaamsoefeningen, van wedstrijd, van wedijver, van sport, heeft de belangstelling van de jeugd van vandaag en trekt haar aan. Maar christenjongens weten, dat het voortsnellen in het rijk van den geest en vooral de wedloop naar het licht van het redelijk inzicht, het voortrukken op het geheimvolle en dikwijls moeilijke terrein van de openbaring, de drang naar goedheid en heiligheid zoveel mooier zijn, edeler en geestdriftwekkender, als kennis en adel van gemoed de spierkracht en de vergankelijke lenigheid en bewegelijkheid der ledematen te boven gaan en overtreffen.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De kracht van het lichaam, welke den bloei van uw jeugd begeleidt en siert, wordt er door uw ijver voor godsdienstige ontwikkeling en deugdbeoefening, welke de hartstochten in bedwang houdt, niet minder om of zwakker, maar wordt daardoor veeleer verheven en geadeld; ook in dien zin kan men het gezegde van den Latijnse dichter verstaan, dat ”de deugd aantrekkelijker is in een schoon lichaam.” V, 344 [[4019]] In de jeugd schittert evenzeer durf in ontplooiing van lichaamskracht als sterkte van ziel, wanneer maar op den bodem van het hart de wil kiemt, die in de vreze Gods het begin vindt der wijsheid, welke ons verlichten moet op den weg van het leven Ook het leven is een wedloop, een wedloop naar de toekomst, die gij voelt in uw bloed, in de kloppingen van uw hart en in de droombeelden van uw geest. Gij richt bij den eersten stap op den weg uw oog naar een doel dat gij veroveren wilt. Gij zoekt naast u naar iemand om uw gids en gezel te zijn, om u tussen het kwaad en het goed op het beste te wijzen en u op het pad der deugd te geleiden. Gij zoekt naar een moeder om uw leermeesteresse te zijn meer naar de ziel en den geest dan naar het lichaam en de stof. En waar hebt gij die liefhebbende moeder en meesteresse gevonden? Waar hebt gij van haar een leven, niet naar het bloed, maar naar den geest ontvangen? Een onderricht dat u de hoge afkomst en de buitengewoon verheven bestemming van uw ziel onthult?
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 De Katholieke Kerk is uw moeder
4
Nauwelijks waar gij geboren of gij werdt naar een kerk gedragen; het gewijde water bevochtigde uw hoofd en voorhoofd; men legde het zout der wijsheid op uw lippen; uw borst werd gezalfd met de olie des heils; uw ziel, gewassen van de erfschuld, werd bovenmenselijk omgevormd tot een engel des hemels. Wie bewerkte dat wonder in u? Wie deed u opnieuw geboren worden? Wie gaf u een nieuw leven, dat noch uw vader noch uw moeder u met hun bloed konden geven? De bruid van Christus, de H. Kerk, was de moeder van uw ziel, zij, die u als kind op het voorhoofd kuste met een genegenheid als van het paradijs; zij, die u tegen zich aandrukte als haar zonen, haar gegeven door het bloed, dat haar goddelijke Bruidegom stortte: Hij immers heeft u bemind en Zichzelf voor u ter dood overgeleverd. Zij was het, die in u door de handen en de woorden van haar priester een zo groot wonder van Gods genade voltrok; het geheim van de verloste ziel, afgrond van de gerechtigheid en de barmhartigheid Gods, welke zicht, dank het bad der wedergeboorte, toonde in uw uitverkiezing tot het eeuwig heil. Toen maakte de genade, samen met de eerste goddelijke uitwerking van het geloof, van de hoop en van de liefde en van iedere andere deugd die u werd ingestort, u tot deelgenoten aan de goddelijke natuur. En toen onze moeder de H. Kerk u de belijdenis van uw geloof vroeg, hebt gij bij monde van uw peter en meter haar geantwoord, dat gij geloofde in God den almachtige Vader, schepper van hemel en aarde; dat gij geloofde in Jezus Christus, Zijn enige Zoon, onze Heer, die geboren werd en geleden heeft; dat gij ook geloofde in de Heiligen Geest, de heilige katholieke Kerk, de gemeenschap van de heiligen, de vergeving van de zonden, de verrijzenis van het lichaam en het eeuwige leven.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 De Kerk is ook leermeesteres. Zij toont dat door haar leer en leiding
5
Maar was de Kerk u een liefdevolle Moeder in het Doopsel, zij werd uw meesteresse en sterkende hulpe in het Vormsel. Daar versterkte zij u en bevestigde u opnieuw in het geloof en in de deugden tegen de vijanden van het geestelijke leven, die uw geest en uw wil om het goed te doen belagen. Door de wonderbare gaven van den Heiligen Geest bekleedde zij u – die soldaten van Christus, kruistochters, paladijnen van het geloof en de deugd – met die goddelijke wapenrusting, waarvan de apostel Paulus in zijn brief aan de Effesiërs zo hoog opgeeft, als hij de eerste Christenen aanspoort tot den strijd tegen de machten der duisternis. (Vgl. Ef. 6, 10; vlg.) [[b:Ef. 6, 10]] Ziedaar, jongens, het strijdperk, waarin gij uw christelijke moed moet bewijzen, en waarop u voorbereidt, waartoe u opvoedt en waartoe u op weg brengt de Kerk, moeder en meesteresse van helden.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
De jeugd, altijd geneigd er op te roemen dat zij geen vrees kent, is toch dikwijls bevreesd en bang niet modern genoeg te zijn, niet op de hoogte van haar tijd te schijnen, of, zoals sommigen zeggen niet ”up to date”. Maar de ware Christen is altijd op de hoogte van iedere tijd. En de jeugd, zou zij dan niet tot moedige strijdbaarheid kunnen opgroeien, niet alleen voor het vaderland, dat zij vurig liefheeft en dat zij met alle krachten steunt en verdedigt, maar ook voor het geloof, in den krijgsdienst van het christelijk leven? Wilt gij katholieke jonge mensen zijn, zoals het tegenwoordig ogenblik het vereist? Zoals het van u vraagt de eeuw waarin God u heeft geplaatst om te leven en te werken? Hebt dan boven alles dat geloof, waardoor ”men gelooft met het hart ter rechtvaardiging -en belijdt met den mond ter redding” (Rom. 10, 10) [b:Rom. 10, 10]; dat verlichte geloof, ”een redelijke eredienst” (Rom. 12, 1) [b:Rom. 12, 1], dat de vlam in het hart en het licht in de geest draagt; dat licht, dat aan uzelf en aan anderen wel niet de onuitsprekelijk verborgen waarheid der door God geopenbaarde geheimen vermag aan te tonen, maar de redelijke beweeggronden van geloofwaardigheid, daar men niet zou geloven als het verstand niet inzag dat men moet geloven. Hebt een breed en ruimhartig geloof, dat houdt van iedere lichtstraal van de natuur en dat, wel verre van vijandig te staan tegenover de vorderingen van wetenschap en kunst, integendeel met belangstelling voortschrijdt naar het grote gebied, dat voor de rede openligt, om met haar samen te werken bij het zoeken naar het ware, het goede en het schone, doch dat haar daarbij vrijwaart van gevaarlijke afdwalingen. Gij zijt in uw jeugd, maar zoals de apostel Paulus zeide aan de Effesiërs, weest ”geen kinderen meer die heen en weer worden geslingerd en voortgestuwd door elke windvlaag van lering, door het bedrog van de mensen, door sluwe verleiding tot dwaling.” (Ef. 4, 14) [b:Ef. 4, 14] Hebt een rechtschapen en standvastig geloof, dat vrij is van vooroordelen, dat bijgelovigheden veracht, dat het menselijk opzicht met voeten treedt, dat zich nooit laat ontmoedigen door bedreigingen of spotternijen, noch laat lokken door vluchtig gewin of eerbetuiging. Hebt een blijmoedig en broederlijk geloof en moge in ieder van u, tegelijk met uw immer groeiend geloof, de liefde tot vollen overvloed komen. (2 Tess. 1, 3) [b:2 Tess. 1, 3] Laat uw geloof niet zo zijn, dat het zich opsluit in zijn ivoren toren, maar laat het in aangename ”kameraadschap” zich bevlijtigen de harten en de zielen rond zich heen te verenigen om ze voor Christus te winnen. Hebt ten slotte een dapper en strijdend geloof, als van iemand, die vertrouwt op Christus, de overwinnaar van de wereld. Zulke jongens, zulke strijders heeft het tegenwoordig ogenblik nodig. Zeker, er was een tijd, toen de katholieke jongen zonder moeite en gevaar zijn geloof kon beleven: toen kon hij zich, om zo te zeggen, laten wiegen en dragen door alles wat hem omgaf en waarin hij zich bewoog: meegaande bloem aan den rand van den stroom van het christendom; de politieke en sociale instellingen, de openbare zeden zelf – niettegenstaande men er afwijkingen en verleidingen van enkelingen kon waarnemen – werkten als doordrongen van evangelische geest; de aandrang van wat men zou kunnen noemen een godsdienstige neiging tot nadoen was voldoende om, zo al niet den vrede van het geweten, dan toch de rust van het uitwendig leven te verzekeren. Tegenwoordig heeft de wind van de ”verleking” over de wereld gewaaid, is overal binnengedrongen en is ten slotte zozeer de ziel der volkeren, ook van de meest traditioneel katholieke volkeren, binnengeslopen, dat, wil de christenjongen in de maatschappij zijn geloof levend bewaren, hij de stoutmoedigheid moet hebben om op te roeien tegen een geweldigen stroom van materialisme, van onverschilligheid op godsdienstig gebied, van heidense zinnendienst en van teugelloze genotzucht. Maar waar zal zulk een stoutmoedigheid – welke niets anders is dan heilige onversaagdheid – welke niets anders is dan heilige onversaagdheid – echt wortel schieten, waar anders dan in een jeugd vol koene moed en verwachting, in een jeugd sterk en verstandig, edel en rein, zoals de uwe? ”Wijk gij niet voor het kwaad, maar ga daarentegen des te stoutmoediger voort.” VI, 95 [[4019]] Ziet eens om u heen en zegt eens of gij, die voor hemelse dingen zijt opgegroeid, voor den dienst en de liefde van Jezus Christus niet zoudt durven, wat andere jongens durven en dulden om wille van hartstochtelijke gehechtheid aan een aards en vergankelijk ideaal. Ziet om u heen en zegt eens, of het niet een schandelijk schouwspel zou zijn te zien, dat de ”godloze jeugd” meer en intenser aan God zou denken om Hem te ontkennen en te doen ontkennen, te haten en te doen haten, dan gij, katholieke jongens, om Hem te beminnen. Laat ons, geliefde kinderen tot ieder van u herhalen wat gezegd werd tot een jonge winnende boogschutter: ”Knaap, wapen u met nieuwen moed: zo gaat men naar de sterren.” IX, 641 [[4019]]
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 5 De leer van de H. Kerk is de leer van Christus, die kwam om ons het eeuwig leven te doen kennen en ons naar het eeuwig leven te voeren
7
Is de Kerk moeder en meesteresse, haar leer, die gij van de lippen van de moderatoren hebt vernomen, is geen andere dan de leer van Christus, de enige leermeester der Kerk, volgens het woord dat Hij zelf sprak tot Zijn apostelen, de toekomstige herauten van het Evangelie: ”Een is uw Meester, de Christus.” (Mt. 23, 10) [b:Mt. 23, 10] En welk een Meester! Een Meester, die de mensgeworden Wijsheid Gods zelve is, eeuwig, oneindig, ”waardoor alles is ontstaan, en zonder Haar is niets ontstaan wat ontstaan is.” (Joh. 1, 3) [b:Joh. 1, 3] Hij, die de sterren voor haar omwenteling aan het firmament voortstuwde, die de baan vaststelde aan zon, aarde en planeten, en aan het oog van het menselijk vernuft de wereld overleverde om, zonder daarin ooit volledig te slagen, de geheimen te ontdekken die door Zijn hand verborgen zijn in de schoot der natuur. En toch heeft deze Meester, in wien alle schatten zijn van wijsheid en wetenschap, (Kol. 2, 3) [b:Kol. 2, 3] ons niet geleerd de beweging der hemelen, noch de kringloop der sterren, noch de verborgen wonderen van het heelal; maar van de hemel naar de aarde gekomen, zocht Hij de ongelukkige kinderen van Adam slechts op, omwille van dat beeld en die gelijkenis, welke Hij met de Vader en de Heilige Geest ook zelf had ingedrukt op het voorhoofd van Adam met wiens natuur Hij zich eenmaal, om hem op te heffen uit zijn val, in het middelpunt der eeuwen zou bekleden. Gelijk geworden aan de mensen zocht Hij in de mensen de zielen, want de adel en de grootheid van den mens en zijn onsterfelijke losbestemming ligt in zijn ziel. Christus openbaarde aan de mens God in de drie-eenheid van Personen, en tevens de mens aan zichzelf, opdat hij zou aannemen en geloven dat het eeuwig leven bestaat in het kennen van de Vader, die in de hemelen is, als de enig ware God; alsook Hem, die Hij gezonden heeft, Jezus Christus. (Joh. 17, 3) [b:Joh. 17, 3]
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Maar het eeuwige leven, dat de gelukzaligende aanschouwing is van de goddelijke Drie-eenheid, begint hier beneden, in de staat van reiziger, waar wij pelgrims zijn naar de Heer, en wordt voltooid daarboven, in de hemel, in de staat van glorie en van vaderland. Geen andere is Koning van het eeuwig leven dan Jezus Christus, aan wien de Vader macht gaf over alle mensen, om het eeuwig leven te geven aan allen, die de Vader Hem heeft toevertrouwd. (Joh. 17, 2) [b:Joh. 17, 2] Voor het eeuwig leven hebben wij een brood nodig, dat niet bederft op de reis naar de eeuwigheid. Jezus zelf is ons brood geworden. Heeft Hij het niet uitgeroepen: ”Ik ben het levend brood, dat van de hemel is neergedaald. Wie van dit brood, eet, zal leven in eeuwigheid; en het brood, dat Ik zal geven, is Mijn Vlees voor het leven der wereld”? (Joh. 6, 51) [b:Joh. 6, 51] ”Wie Mijn Vlees eet en Mijn Bloed drinkt, hij heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem op de jongste dag doen verrijzen.” (Joh. 6, 55) [b:Joh. 6, 55]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 6 De weg naar het eeuwige leven gaat langs de communiebank
9
Ziet, beminde zonen, het levend brood des eeuwigen levens op de tafel van onze altaren; het brood door Christus zelf, op de vooravond van Zijn lijden, voor de eerste maal neergelegd op de tafel in het Cenakel, en uitgereikt aan Zijn apostelen, de eerste priesters die Hij zelf aanstelde, de eerste priesters van het nieuw en eeuwig verbond. vgl: Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio [[[694|15]]] In het Cenakel werd het eerste onbloedige offer van Christus den Vader aangeboden; een voorbode van de miljoenen HH. Missen, in de christenbijeenkomsten, in de catacomben en in onze kerkgebouwen; op Golgotha speelde zich ten aanschouwe van hemel en aarde het goddelijk drama af van de Mens-God, die als priester en slachtoffer stierf om Zich voor de mensen aan de Vader op te offeren en een eeuwige verlossing te vinden. Van het altaar van Golgotha verschilt niet het altaar van onze kerken: ook dat is een berg waar het kruis en de Gekruisigde boven uitsteken. In het onbloedige offer is eenzelfde de eeuwige priester en de eeuwige offerande; het lichaam en het bloed, sacramenteel gescheiden, bij de verandering van brood en wijn; en ook op onze altaren wordt de verzoening tussen God en de mens bewerkt. Och, waarom snelt niet heel het christenvolk, alle mensen en heel de jeugd naar het huis des Heren en zijn zij niet voor het altaar tegenwoordig bij dit goddelijk schouwtoneel van geloof en godsvrucht? Waarom werpen zij zich niet terneer om barmhartigheid en vergeving af te smeken? Waarom nemen zij geen deel aan het hemels gastmaal? Het is klaarblijkelijk omdat zij de oneindige liefde van de Verlosser Jezus niet kennen; omdat hun geloof koud en onverschillig is geworden; omdat de goederen en de genoegens van de wereld voor hen de waarde van hun onsterfelijke ziel met een nevel hebben omhuld en zij niet weten te smaken en te genieten de zoetheid van den Heer en van het brood des eeuwigen levens. U, jongens van de Katholieke Actie, prijzen wij echter grotelijks, dat gij, terwijl gij zoveel ijverige dienaren geeft aan het heiligdom en zoveel vurige leerlingen aan de seminaries, dat gij in iedere parochie hebt ontplooid en altijd wijder zult ontplooien de edele ”Actie voor de H. Mis”; een actie die u niet minder tot verdienste en eer strekt dan de Wedkamp in godsdienstige ontwikkeling, daar zij aantoont, hoe uw mond spreekt van den overvloed des harten.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Deze actie van u wil een wezenlijk apostolische onderneming zijn. Gij wilt u allereerst doen horen door het voorbeeld, zoals gij doet door bij de H. Mis tegenwoordig te zijn op de dagen van verplichting, of ook vaker; maar ook met de mond, want gij moet anderen er heen brengen en hen, die uit onverschilligheid niet terugkeren er weer opnieuw heen leiden. Gij moet hen met die beleefdheid, die bescheidenheid en die omzichtigheid, die aan jongelui past, herinneren aan de plicht die iedere christen is opgelegd om de feestdagen te heiligen; een ernstig gebod waarvan men zich niet lichtzinnig mag ontslaan, onder het voorwendsel van een zondagsuitstapje, van een jachtpartij, van een sportwedstrijd. Gij moet hen doen begrijpen welk een buitengewone weldaad de Parochiemis is, die de gelovigen verenigt rondom hun herder, die dien dag ”voor het volk” leest; welke hun in staat stelt de verklaring van het heilig Evangelie aan te horen, de uitleg van de onderrichtingen van de Kerk en de toepassing van de eeuwige beginselen op de noden en de toestanden van de moderne tijd.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Maar tot grote prikkeling van uzelf en de anderen moet gij er bijvoegen dat volledig deelnemen aan de Mis betekent: deelhebben aan heel de heilige ”Handeling”; dat het wil zeggen opgenomen worden onder het getal van alle omstanders, die de priester aan God aanbeveelt bij het Memento der levenden, en die met hem het goddelijk offer van lof opdragen voor zich en voor al de hunnen, voor de verlossing van hun zielen, voor de hoop op hun heil en behoud. Romeinse Canon [[7845]] Gij moet in herinnering brengen dat deze heilige ”Handeling” na de offerande van het slachtoffer ook het nuttigen er van insluit: de Communie van de priester en van de gelovigen. Verklaren soms niet de Handelingen der Apostelen (Hand. 2, 42) [b:Hand. 2, 42] dat de eerste Christenen volhardend waren in heilige leringen, in het breken van het brood, d.w.z. in de viering van de Eucharistie, en in het gebed? En leert ons de martelaar Justinus niet in zijn apologie, c. 65=67 [[1026]] dat het geconsacreerde brood en de geconsacreerde wijn, d.w.z.: het Vlees en het Bloed van het mensgeworden Woord, werd uitgedeeld aan iedereen, die tegenwoordig was, en gebracht werd naar de afwezigen? Het is u zeker niet onbekend – al zijt gij er, gezien uw jeugd, geen getuige van geweest – met welke brandende bezorgdheid onze eerbiedwaardige voorganger Pius X de goddelijke waardigheid en de heilzame vruchten van de veelvuldige H. Communie zonneklaar heeft uiteengezet vgl: Sacra Tridentina Synodus [[[832]]]; en niet onbekend is het u, hoe op zijn oproep, sinds een kwart eeuw, het antwoord is gevolgd van het overal groeiend aantal personen – bijzonder onder de katholieke meisjes -, die dikwijls, sommigen ook dagelijks, tot de heilige tafel naderen. Het zou niet goed zijn dat de mannen, de katholieke jongens, minder godsvrucht en minder liefde voor de God der tabernakelen en minder zorg voor het geestelijk welzijn van hun zielen zouden hebben en aan den dag zouden leggen; zij voeden toch in zich hetzelfde geloof en dezelfde hoop en hebben toch geen andere, maar gewoonlijk wel zwaardere strijd te strijden en voelen dien in hun binnenste tegenover de gevaren der wereld. Ook zij moeten in deze grote en algemene eucharistische beweging hun pas sterk en moedig versnellen; niet weinigen zijn reeds vooruitgegaan of gaan vooruit; anderen houden vast aan Pasen of andere grote feestdagen. Dierbare jongens, onder welk getal wilt gij behoren? Zonder twijfel wilt gij liever onder het getal zijn van hen die vooruitgaan; en bovendien neemt gij u voor om op deze edele en heilige weg, hen ook voor te gaan als ”gangmakers der zielen”, om hen voor te lichten, hen aan te moedigen en hen er toe te brengen minstens eens in de maand te communiceren; door hen te versterken door uw goed voorbeeld en hen te behoeden tegen verslapping en de voorwendsels van het menselijk opzicht.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 7 Zorgt bij het voorgaan van anderen zelf te groeien in inwendig leven
12
Neemt dan toe, beminde kinderen, zo willen wij u zeggen met den apostel Petrus, ”Neemt toe in genade en kennis van onze Heer en Zaligmaker Jezus Christus.” (2 Pt. 3, 18) [b:2 Pt. 3, 18] Hoe meer gij zult toenemen in genade, des te meer zult gij Hem kennen; en hoe meer gij Hem zult kennen, des te meer zult gij Hem beminnen: want in de genade en in de kennis van Hem is het eeuwig leven gelegen. Leert Hem altijd meer kennen in Zijn Evangeliën, in Zijn leer, in Zijn sacramenten, in Zijn Kerk, in Zijn geboden. Weest dankbaar aan uw leiders, zoals wij hun onze welverdiende hulde brengen. Neemt toe in jaren, maar ook in wijsheid en deugd voor God en de mensen. En vergeet niet, dat men geen kennis verkrijgt zonder te behouden wat men heeft begrepen. Gij zult veel lezen, veel studeren, veel aanleren, maar aan de avond van het leven zult gij erkennen het grote en wezenlijke belang van de catechismus; dat wetboek der waarheid, door de goddelijke Verlosser van de hemel naar de aarde gebracht, om ons omhoog te heffen tot wij den hemel bereikt hebben.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 8 Slot. Dankbetuiging voor de gaven en wens voor de toekomst
13
Een edele en waardige wedkamp in de catechismus is uw wedkamp geweest in godsdienstige ontwikkeling. Wij verheugen er ons met vaderlijk welgevallen over, de winnaars daarvan te belonen: die voorhoede van zo vele rijen ijverige en dappere medestrijders. Wij zegenen hen allen tezamen met uw president en de moderatoren en leiders, die u geleiden en onderrichten. Wij danken u voor de edelmoedige gaven voor de arme kerken en roepen over ieder van u de overvloed van hemelse gunsten af, opdat het goede van de godsdienstige ontwikkeling, zo gelukkig aangevangen en bekroond, nog overvloediger en met nog meer succes die toename van vruchten moge blijven geven, welke de H. Kerk, moeder en meesteresse, verwacht en hoopt van het begeesterde geloof en de heilige wedijver van de dierbare Italiaanse jeugd.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/4002-tot-de-jongens-van-de-italiaanse-katholieke-actie-nl