
H. Paus Johannes Paulus II - 6 januari 2001
NOVO MILLENNIO INEUNTE Een nieuw millennium |
|||
► | INLEIDING |
Bij de aanvang van het nieuwe millennium, nu het grote Jubeljaar ten einde loopt waarin wij de voorbije tweeduizend jaar vierden sinds Jezus' geboorte, breekt er voor de Kerk een nieuwe etappe aan. Nogmaals weerklinkt in ons hart het woord dat Jezus na zijn onderricht van de menigte, vanuit de boot van Simon, tot deze apostel richtte. Hiermee nodigt Hij hem uit . naar het diepe te varen. voor de visvangst: "Duc in altum" (Lc. 5, 4). Petrus en zijn gezellen vertrouwden op het woord van Christus en wierpen de netten uit: "... en ze vingen zo'n massa vis dat hun netten ervan scheurden" (Lc. 5, 6).
Duc in altum! Dit woord wordt ook vandaag tot ons gericht en nodigt ons uit om dankbaar voor het verleden, met geestdrift het heden te beleven en om met vertrouwen open te staan voor wat komt: "Jezus Christus is dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid" (Hebr. 13, 8).
Met grote vreugde heeft de Kerk dit voorbije jaar het gelaat van haar bruidegom en Heer beschouwd. Meer dan ooit werd ze een volk onderweg, geleid door Hem die "de grote herder van de schapen" is (Hebr. 13, 20). Vanuit een uitzonderlijke dynamiek waarin velen werden opgenomen, is het Volk van God in Rome, in Jeruzalem en in alle lokale Kerken door 'de heilige deur' die Christus is, binnengetreden. Hij is de eindbestemming van de geschiedenis en de enige Verlosser van de wereld; tot Hem hebben de Kerk en de Geest geroepen "Maranatha" - "Kom, Heer Jezus" Vgl. Openb. 22, 17.20 Vgl. 1 Kor. 16, 22 . Het is onmogelijk om te evalueren wat de genade in de loop van het jaar in de harten heeft bewerkt. Maar het staat vast dat "een stroom van leven", die voortdurend ontspringt aan de "troon van het Lam" Vgl. Openb. 22, 1 , de hele Kerk heeft doordrenkt. Het is het water van de Geest dat de dorst lest en ons nieuw maakt Vgl. Joh. 4, 14 . Het is de barmhartige liefde van de Vader die zich nogmaals aan ons heeft geopenbaard in Christus. Aan het eind van dit jaar mogen we opnieuw met het oude danklied jubelen: "Dank de Heer, want Hij is goed, zijn liefde kent geen grenzen" (Ps. 118, 1).
Kwam het Jubeljaar daaraan tegemoet? Onze edelmoedige inzet en onze onvermijdelijke zwakheden vertrouwen we toe aan God. Toch kunnen we alleen maar dankbaar zijn voor "wat de liefde van de Heer heeft gedaan". "Misericordias Domini in aeternum cantabo" (Ps. 89, 2).
Tevens moet alles wat we hebben zien gebeuren, opnieuw bekeken en, in zekere zin, ontcijferd worden zodat wij zouden luisteren naar wat de Geest, tijdens dit intens beleefd jaar, aan de Kerk heeft gezegd Vgl. Openb. 2, 7.11.17. vv.
Het geworteld zijn van de Kerk in tijd en ruimte weerspiegelt in laatste instantie de beweging zelf van de Incarnatie. Daarom is de tijd aangebroken voor elke Kerk om na te denken over wat de Geest in dit bijzonder genadejaar aan het Godsvolk heeft gezegd en ook in de langere periode tussen het Tweede Vaticaans Concilie en het grote Jubeljaar. Iedere Kerk dient haar vurigheid te onderzoeken en een nieuw elan voor een spiritueel en pastoraal engagement te ontwikkelen. Daarom wil ik, vanuit het dienstambt van Petrus, tot besluit van dit Jubeljaar met deze brief er toe bijdragen dat de Kerk zich steeds meer manifesteert in de verscheidenheid van haar gaven en de eenheid van haar zending.