Informatie over dit document
Span u in om te veranderen
14e Zondag door het Jaar (Jaar B) - Sint Pietersplein
Pauselijke geschriften - Angelus/Regina Caeli
2021, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nederlandse Bisschoppenconferentie
Vert. uit het Frans (zenit.org); alineaverdeling en -nummering: redactie
4 juli 2021
Maranatha-gemeenschap, kro-ncrv.nl/katholiek
Toon meerReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzicht
Extra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord
Reageer op dit document
Deel op social media
Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Dierbare broeders en zusters, goeie dag!
Het Evangelie van deze zondag verhaalt ons het ongeloof van Jezus’ stadgenoten. Na in andere dorpen van Galilea gepredikt te hebben, komt Hij opnieuw in Nazareth, waar Hij bij Maria en Jozef opgroeide. En op een zaterdag gaat Hij in de synagoge onderricht geven. Velen vragen zich af: “Wat is dat voor een wijsheid die Hem geschonken is? ... Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria” , dat wil zeggen van onze buren, die wij goed kennen? Tegenover die reactie zegt Jezus een waarheid die een volkswijsheid geworden is: “Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en in zijn eigen kring” . Dat zeggen wij dikwijls.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Laten wij stilstaan bij de houding van Jezus’ stadgenoten. Wij zouden kunnen zeggen dat zij Jezus kennen, maar ze herkennen Hem niet. Er is een verschil tussen kennen en herkennen. Dit verschil doet ons namelijk begrijpen dat wij verschillende dingen over iemand kunnen kennen, er ons een idee van vormen, vertrouwen op wat anderen ervan zeggen, hem misschien al eens ontmoeten in onze buurt, maar dat volstaat niet. Dat is oppervlakkige kennis, die het unieke van een persoon niet kent. Het is een gevaar dat wij allemaal lopen: wij denken veel van iemand te kennen, en het ergste is dat wij een etiket op hem plakken en opsluiten in onze vooroordelen. Zo kennen Jezus’ stadgenoten Hem al dertig jaar en zij denken alles van Hem te weten. Is Hij niet de jongen die wij zagen opgroeien, de zoon van de timmerman en van Maria? Maar vanwaar komt dat allemaal? - Wantrouwen. In feite hebben zij zich nooit gerealiseerd wie Hij echt is. Zij blijven staan bij de buitenkant en wijzen het nieuwe van Jezus af.
Hier raken we de kern van het probleem: wanneer wij het comfort van de gewoonte en de dictatuur van vooroordelen laten gelden, is het moeilijk zich open te stellen voor het nieuwe en zich te laten verwonderen. Wij oefenen controle uit, door de gewoontes en de vooroordelen. Eigenlijk zoeken wij in het leven, in ervaringen en zelfs bij mensen dikwijls bevestiging van onze gedachten en schema’s, om niet de inspanning te moeten doen van te veranderen. Dat kan ons ook overkomen met God, ons gelovigen, die denken Jezus te kennen, die denken al veel van Hem te kennen en het volstaat de dingen van altijd te herhalen. Dat volstaat niet, met God. Zonder openheid voor het nieuwe en vooral – luister goed – voor de verrassingen van God, zonder verwondering, wordt het geloof een saaie litanie die langzaam uitdooft en een gewoonte wordt, een sociale gewoonte. Ik gebruik het woord: verwondering. Wat is verwondering? Verwondering doet zich voor als men God ontmoet: ik heb de Heer ontmoet. Lezen wij het Evangelie: zo dikwijls voelen mensen die Jezus ontmoeten en Hem herkennen, verwondering. Wij moeten in de ontmoeting met God ook deze weg gaan: verwondering voelen. Het is als een certificaat dat de echtheid van deze ontmoeting waarborgt, dat zij geen routine is.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Waarom herkennen Jezus’ stadgenoten hem uiteindelijk niet en geloven zij niet in Hem? Waarom? Om welke reden? Wij kunnen kort zeggen, dat zij de ergernis van de menswording niet aanvaarden. Zij kennen het mysterie van de menswording niet, zij aanvaarden het mysterie niet. Zij kennen het niet en de reden daarvoor is onbewust, zij voelen dat het ergernisgevend is dat de oneindigheid van God zich openbaart in de kleinheid van ons vlees, dat de Zoon van God de zoon is van de timmerman, dat de godheid zich verbergt in de mensheid, dat God in een gelaat leeft, in woorden, in de handelingen van een gewone man. Dat is de ergernis: de menswording van God, het feit dat Hij concreet wordt, Zijn “dagelijksheid”. God is in een mens concreet geworden, Jezus van Nazareth, Hij is reisgezel geworden, Hij werd één van ons. Gij zijt één van ons: dat tot Jezus zeggen, is een mooi gebed! En omdat Hij één van ons is, begrijpt Hij ons, vergezelt Hij ons, vergeeft Hij ons, bemint Hij ons zozeer. Het is feitelijk gemakkelijker een abstracte en afstandelijke god te hebben, die zich niet mengt met onze situaties en die een geloof aanvaardt dat ver van het leven, de problemen en de samenleving staat. Ofwel geloven wij graag in een god “met bijzondere effecten”, die alleen uitzonderlijke dingen doet en steeds grote emoties opwekt. Dierbare broeders en zusters, God is integendeel mens geworden: God is nederig, God is teder, God is verborgen, Hij is dicht bij ons gekomen door in de normaliteit van ons dagelijks leven te wonen. Zoals de stadgenoten van Jezus, riskeren ook wij Hem niet te herkennen als Hij voorbijgaat. Ik herhaal deze mooie uitspraak van de heilige Augustinus: “Ik ben bang van God, van de Heer, als Hij voorbijgaat”. Maar Augustinus, waarom zijt ge bang? Ik ben bang dat ik Hem niet zou herkennen. Ik ben bang dat de Heer voorbijgaat. Timeo Dominum transeuntem. Wij herkennen Hem niet, wij ergeren ons aan Hem. Stellen wij ons de vraag hoe ons hart tegenover die werkelijkheid staat.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Vragen wij vandaag aan de Maagd Maria, die het mysterie van God in het dagelijkse leven van Nazareth aanvaard heeft, de ogen van het hart te hebben die vrij zijn van vooroordelen en open staan voor de verwondering: Heer, moge ik U ontmoeten! Als wij de Heer ontmoeten, is er die verwondering. Wij ontmoeten Hem in de normaliteit: de ogen open voor de verrassingen van God, voor Zijn nederige en verborgen aanwezigheid in het leven van alledag.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Ná het bidden van het Angelus
{...}
En ik ben blij te kunnen aankondigen dat ik van 12 tot 15 september aanstaande, als God het wil, naar Slowakije zal gaan voor een pastoraal bezoek. Daarvóór zal ik in Boedapest de afsluitende mis van het celebreren. Ik dank van harte hen die deze reis voorbereiden en ik bid voor hen. Laten wij allen bidden voor deze reis en voor de mensen die eraan werken om hem te organiseren.
{...}
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/8324-span-u-in-om-te-veranderen-nl