Eenheid in de waarheid en de liefde voor een consequente verwezenlijking van het concilie
x
Informatie over dit document
Eenheid in de waarheid en de liefde voor een consequente verwezenlijking van het concilie
Tot de algemene vergadering van Kardinalen
Paus Johannes Paulus II
5 november 1979
Pauselijke geschriften - Toespraken
1980, Archief van de Kerken 35 (1980), nr 9 p. 409-421
5 november 1979
27 juli 2020
7780
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Eerbiedwaardige broeders, leden van het heilig college! De kardinaal-deken heeft ons met zijn gebruikelijke vriendelijkheid en waarheidszin ook uit uw naam geluk willen wensen met onze naamdag. Op onze beurt dienen wij hem op de eerste plaats openlijk van onze beste wensen te verzekeren en hem oprecht te danken, niet alleen voor zijn verslag over het verloop van ons eerste ambtsjaar als herder van de universele kerk, maar ook voor wat hij, eveneens uit uw naam, onszelf toegewenst heeft alsmede aan de kerk, ja aan heel de mensheid, namelijk een algemene vernieuwing die door de praktijk van het leven tot aansluiting bij Christus' leer moge leiden. Ligt hier, om het kort samen te vatten, niet het geestelijk doel dat het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] voor ogen stond, dat grote kerkgebeuren van deze eeuw, dat door heel het volk van God in praktijk dient te worden gebracht? Onze beminde kardinaal Confalonieri, die dezelfde doopnaam draagt als wij, heeft terecht melding gemaakt van de heilige Carolus Borromeüs, onze hemelse patroon. Wat een werk heeft deze niet verzet en wat een moeite heeft hij niet gedaan om in het enorme aartsbisdom Milaan de wijze richtlijnen op leerstellig, moreel, pastoraal en liturgisch gebied in te voeren die het concilie van Trente [d:21] had vastgelegd!
Op dit ogenblik van dank en zegening, waarop wij allen bijeen zijn, willen wij onze patroonheilige vurig bidden om ons hart te vervullen van het vuur en de ijver waarmee hij zich zelf aan de kerk en de zielen heeft gewijd.
Op dit ogenblik van dank en zegening, waarop wij allen bijeen zijn, willen wij onze patroonheilige vurig bidden om ons hart te vervullen van het vuur en de ijver waarmee hij zich zelf aan de kerk en de zielen heeft gewijd.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 1 De beoefening van de collegialiteit
1
Aan het begin van onze bijeenkomst willen wij voor alles onze blijdschap erover uitspreken dat wij hier heel het kardinalencollege verenigd zien, dat tot belangrijkste taak heeft de bisschop van de kerk van Rome te kiezen, zoals vorig jaar tot tweemaal toe is gebeurd. De droeve plicht om de overleden pausen vaarwel te zeggen heeft ons in korte tijd tweemaal in Rome bijeengebracht: eerst Paulus VI, na een pontificaat van vijftien jaar, vervolgens Johannes Paulus I, na een pauselijke bediening van slechts drieëndertig dagen. In overeenstemming met de bepalingen van de apostolische constitutie Romano Pontifici Eligendo [4447] zijn wij toen in de dagen vóór het conclaaf in voltallige vergadering bijeen geweest, onder voorzitterschap van de eerbiedwaardige deken van het heilig college en van de camerlengo, kardinaal Jean Villot, die door de Heer in het begin van de maand maart tot zich werd geroepen.
Die herhaalde bijeenkomsten van heel het kardinalencollege maakten duidelijk dat het wenselijk zou zijn dat dit college ook buiten de tijd van het conclaaf minstens af en toe bijeen zou komen. In overeenstemming met dit voorstel hebben we dus besloten de eerbiedwaardige vaders kardinalen bijeen te roepen tot de ontmoeting die we met deze toespraak openen. We beseffen dat deze reis naar Rome u verhindert andere belangrijke zaken in uw eigen land of bisdom te behartigen. Des te hartelijker danken wij ieder van u daarom vandaag voor uw aanwezigheid.
Die herhaalde bijeenkomsten van heel het kardinalencollege maakten duidelijk dat het wenselijk zou zijn dat dit college ook buiten de tijd van het conclaaf minstens af en toe bijeen zou komen. In overeenstemming met dit voorstel hebben we dus besloten de eerbiedwaardige vaders kardinalen bijeen te roepen tot de ontmoeting die we met deze toespraak openen. We beseffen dat deze reis naar Rome u verhindert andere belangrijke zaken in uw eigen land of bisdom te behartigen. Des te hartelijker danken wij ieder van u daarom vandaag voor uw aanwezigheid.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Onze bijeenkomst wordt ten volle gerechtvaardigd door de aard van de waardigheid die u draagt en door de plichten die berusten bij het kardinalencollege dat door u allen wordt gevormd. U dient immers, eerbiedwaardige broeders, de bisschop van de kerk van Rome niet alleen te verkiezen, maar hem ook in zijn pastorale werk bij te staan, met name voorzover dit op schaal van de wereldkerk geschiedt. Die zorg wordt op blijvende, rechtstreekse en voortdurende wijze gedragen door de kardinalen onder u, die in de Romeinse curie werkzaam zijn en daar de hoogste functies vervullen. Maar naast deze verdienstelijke medewerkers delen ook alle andere leden van het heilig college met de opperherder in de gemeenschappelijke zorg voor de kerk. Een bijzondere band houdt u immers met deze Romeinse zetel verbonden, en de uitwendige tekenen daarvan zijn bijvoorbeeld de kerken van de eeuwige stad die de titel, waardigheid en bescherming van ieder van u genieten. Die bijzondere band met de Romeinse kerk vormt de oorzaak en reden waarom de bisschop van Rome vaker met u wil samenkomen om van uw adviezen en ervaring in vele zaken te kunnen profiteren. Bovendien is de bijeenkomst van de leden van het kardinalencollege de vorm, waarin de uitoefening van de reeds meer dan duizend jaar bestaande bisschoppelijke en pastorale 'collegialiteit' is gegoten; het is dus niet meer dan juist dat we er ook in onze tijd gebruik van maken. Dit doet allerminst afbreuk aan noch vermindert de taken en plichten van de bisschoppensynode, waarvan de komende gewone zitting al voor de herfst van het volgend jaar is vastgelegd. De voorbereidingen voor die bijeenkomst zijn al in volle gang. Het thema ervan, 'De functies van het christelijk gezin', werd, op voorstel van meerdere bisschoppenconferenties en andere organen, nog door Paulus VI zaliger gedachtenis vastgesteld.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Het komt ons dus voor dat de bijeenkomst van het kardinalencollege van de herfst van dit jaar er goed aan doet minstens op beknopte wijze een aantal kwesties te behandelen die buiten het thema van de bisschoppensynode [d:81] vallen. Deze kwesties, die we hier bij wijze van inleiding kort willen schetsen, zijn, gezien de situatie van de universele kerk, van groot belang; en hangen ons inziens bovendien nauwer met het ambt van de bisschop van Rome samen dan het thema van de bisschoppensynode. Maar het is duidelijk dat hier geen scherpe afbakeningen gelden.
Om te beginnen willen we opmerken dat we, afgezien van de problemen die we dadelijk zelf te berde zullen brengen, ook raadgevingen en voorstellen verwachten van de afzonderlijke leden van deze bijeenkomst. Er is daarvoor ruimschoots tijd uitgetrokken op onze dagorde. In tegenstelling tot de bisschoppensynode, volgt deze dagorde namelijk geen bijzonder statuut; ze wordt ad hoc opgesteld overeenkomstig de voorziene eisen van deze bijeenkomst zelf (enigszins naar het voorbeeld van de voltallige vergaderingen voor de beide conclaven van vorig jaar). We willen daar nog aan toevoegen dat we, afgezien van de mondelinge interventies, ook veel gewicht hechten aan de meningen en voorstellen die schriftelijk worden ingediend. We begrijpen dat dit werk niet al te veel tijd van de eerbiedwaardige leden van het heilig college in beslag mag nemen; we hebben dat voor ogen proberen te houden bij de vaststelling van program en dagorde van onze bijeenkomst.
Om te beginnen willen we opmerken dat we, afgezien van de problemen die we dadelijk zelf te berde zullen brengen, ook raadgevingen en voorstellen verwachten van de afzonderlijke leden van deze bijeenkomst. Er is daarvoor ruimschoots tijd uitgetrokken op onze dagorde. In tegenstelling tot de bisschoppensynode, volgt deze dagorde namelijk geen bijzonder statuut; ze wordt ad hoc opgesteld overeenkomstig de voorziene eisen van deze bijeenkomst zelf (enigszins naar het voorbeeld van de voltallige vergaderingen voor de beide conclaven van vorig jaar). We willen daar nog aan toevoegen dat we, afgezien van de mondelinge interventies, ook veel gewicht hechten aan de meningen en voorstellen die schriftelijk worden ingediend. We begrijpen dat dit werk niet al te veel tijd van de eerbiedwaardige leden van het heilig college in beslag mag nemen; we hebben dat voor ogen proberen te houden bij de vaststelling van program en dagorde van onze bijeenkomst.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 2 De weg van de Kerk
4
Met behulp van de genade van de allerhoogste God en onder bescherming van de moeder van Christus en de kerk zijn we op 16 oktober van het vorig jaar begonnen met de uitoefening van onze universele bediening als paus, waartoe we door uw verkiezing, eerbiedwaardige broeders, tijdens het jongste conclaaf zijn geroepen. Zo veel als in ons vermogen ligt en met zoveel mogelijk goede wil maar vooral gesteund door het licht en de kracht van de Geest, de helper willen wij dus proberen deze bediening te vervullen en zonder ophouden willen wij allen tezamen en elk afzonderlijk, en vooral u, eerbiedwaardige en dierbare broeders, verzoeken om God tot die intentie te bidden. We hoeven u hier niet mee te delen welke initiatieven het eerste jaar van ons pontificaat zijn genomen, aangezien dat alles u overbekend is. We willen u daarentegen nogmaals in herinnering brengen wat we al in onze eerste toespraak [97], op de dag na onze verkiezing, naar voren hebben gebracht, namelijk dat een samenhangende verwezenlijking van de leer en de voorschriften van het Tweede Vaticaans Concilie de voornaamste zorg van ons pontificaat is en blijft. Dat was de kern van ons betoog. Want het concilie heeft een 'algemeen overzicht van de taken' die moeten worden verricht, uitgewerkt en aan de kerk voorgelegd, met nadruk op hun rangorde en hun onderlinge samenhang en met verwijzing naar een veelheid van concrete methoden, steeds vanuit een eigen theologisch en historisch zicht.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
In de constitutie Gaudium et Spes [575] lezen we: 'Wanneer de Heer Jezus zijn Vader bidt, dat 'allen één mogen zijn ... zoals Wij één zijn' (Joh. 17, 21-22) [b:Joh. 17, 21-22], opent Hij perspectieven die voor de menselijke geest ontoegankelijk zijn en zinspeelt Hij op een zekere gelijkheid tussen de eenheid van de goddelijke personen en de eenheid van de kinderen van God in waarheid en liefde' Gaudium et Spes [[575|24]] Het verlangen naar de eenheid van de mensen, 'als kinderen van God in waarheid en liefde verbonden', blijft een perspectief voor het leven en de werken van heel de kerk, zowel in haar eigen midden, als in de 'dialoog' naar buiten, zoals paus Paulus VI dat in zijn eerste encycliek [91] uitdrukte. We beseffen allen heel goed dat dat verlangen naar eenheid in waarheid en liefde tegelijk een verlangen is dat streeft naar de waarheid van onze onderlinge betrekkingen en naar de liefde die ons tot eenheid moeten brengen. Gezien de situatie van het menselijk leven op aarde kan dat niet anders. In die zin hebben we in onze encycliek Redemptor Hominis [237] proberen duidelijk te maken dat Christus steeds weer, en in onze tijd met name door de stem van het Concilie, aan de kerk laat zien waar de weg naar de mens, naar iedere mens, ligt en dat de mens in Christus dus in zekere zin tot de weg van de kerk wordt.
Zo komen we steeds weer opnieuw terecht bij het historisch perspectief van de taak van de kerk, dat, wat ons betreft, samenhangt met een theologisch geloofsperspectief, aangezien aan elke mens afzonderlijk en aan alle mensen tesamen de 'eenheid in waarheid en liefde' is getoond, dat wil zeggen de geestelijke eenheid die samenhangt met de waardigheid van de 'kinderen van God'. We moeten er dus voor zorgen dat die samenvattende uitspraak van de pastorale constitutie van het concilie werkelijk alle pogingen in zich verenigt die de verwezenlijking van het concilie uitmaken. Dit werk kan ten diepste worden vergeleken met het beeld van de boom van het leven, waarmee de mens door de erfzonde heeft gebroken (Gen. 3, 1-7) [[b:Gen. 3, 1-7]] maar die dank zij Christus opnieuw in de geschiedenis van de mensheid is beginnen te bloeien. Het concilie heeft ons niet alleen het eeuwig geheim van die groei voor ogen gehouden, maar er vooral op indringende wijze de huidige toestand van laten zien. Gehoorzaamheid aan de leer van het Tweede Vaticaans Concilie betekent daarom gehoorzaamheid aan de Heilige Geest zelf, die aan de kerk is gegeven om haar in elk tijdperk van haar geschiedenis te herinneren aan wat Christus heeft gezegd. (Joh. 14, 26) [[b:Joh. 14, 26]] De gehoorzaamheid aan de Heilige Geest blijkt uit de serieuze, gewettigde vervulling van de taken die het concilie heeft aangegeven, in volledige overeenstemming met de voorschriften ervan.
Zo komen we steeds weer opnieuw terecht bij het historisch perspectief van de taak van de kerk, dat, wat ons betreft, samenhangt met een theologisch geloofsperspectief, aangezien aan elke mens afzonderlijk en aan alle mensen tesamen de 'eenheid in waarheid en liefde' is getoond, dat wil zeggen de geestelijke eenheid die samenhangt met de waardigheid van de 'kinderen van God'. We moeten er dus voor zorgen dat die samenvattende uitspraak van de pastorale constitutie van het concilie werkelijk alle pogingen in zich verenigt die de verwezenlijking van het concilie uitmaken. Dit werk kan ten diepste worden vergeleken met het beeld van de boom van het leven, waarmee de mens door de erfzonde heeft gebroken (Gen. 3, 1-7) [[b:Gen. 3, 1-7]] maar die dank zij Christus opnieuw in de geschiedenis van de mensheid is beginnen te bloeien. Het concilie heeft ons niet alleen het eeuwig geheim van die groei voor ogen gehouden, maar er vooral op indringende wijze de huidige toestand van laten zien. Gehoorzaamheid aan de leer van het Tweede Vaticaans Concilie betekent daarom gehoorzaamheid aan de Heilige Geest zelf, die aan de kerk is gegeven om haar in elk tijdperk van haar geschiedenis te herinneren aan wat Christus heeft gezegd. (Joh. 14, 26) [[b:Joh. 14, 26]] De gehoorzaamheid aan de Heilige Geest blijkt uit de serieuze, gewettigde vervulling van de taken die het concilie heeft aangegeven, in volledige overeenstemming met de voorschriften ervan.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
We mogen niet doen alsof die taken niet bestaan. En niemand mag de kerk in de geschiedenis van de mensheid een aantal slagen terugdraaien. Anderzijds is het ook fataal stoutmoedig over te gaan tot vormen van beleving, begrip en prediking van de christelijke waarheid of van christelijk, priesterlijk of religieus gedrag, die niet in de 'volledige' leer van het concilie vervat liggen: 'volledig' namelijk voorzover ze in het licht van de heilige overlevering wordt begrepen en voortdurend naar het leergezag van de kerk verwijst. Deze noodzaak het concilie uit te voeren legt ons een grote en veelzijdige taak op! Het vraagt dat we voortdurend blijven waken over de waarheid en de gewettigdheid van de initiatieven waartoe de verwezenlijking van het concilie leidt. Als levende gemeenschap van de kinderen van God in waarheid en liefde dient de kerk er heden ten dage uit alle macht naar te streven dat de juiste weg wordt bewandeld bij de verwezenlijking van het Tweede Vaticaans Concilie en dient zij zich af te keren van de tegenovergestelde projecten, waarvan sommige van de rechte weg af schijnen te leiden. Alleen die weg namelijk de eerlijke, oprechte gehoorzaamheid aan de geest van waarheid kan zowel de eenheid als de geestelijke kracht van de kerk dienen.
Bovendien kan op deze weg alleen het oecumenisch werk vooruitgaan, dat wil zeggen voor de vernieuwde eenheid, die we allereerst als een liefdeseenheid zien, maar die we in diepere zin opvatten als een geleidelijke groei naar de volheid van de waarheid, samen met al degenen die met ons in Christus geloven. Die weg namelijk de weg van de innerlijke eenheid van de kerk, het volk van God kan in dienst staan van de evangelieverkondiging, die voor alle mensen de concrete uiting vormt van Hem die de waarheid en het leven is, Christus zelf. Die eenheid in waarheid en liefde vormt een bijzonder vereiste van onze tijd, ook omdat we heden ten dage zoveel ontkenning van die waarheid en zoveel algehele twijfel aan het evangelie en aan de godsdienst in het algemeen tegenkomen.
Bovendien kan op deze weg alleen het oecumenisch werk vooruitgaan, dat wil zeggen voor de vernieuwde eenheid, die we allereerst als een liefdeseenheid zien, maar die we in diepere zin opvatten als een geleidelijke groei naar de volheid van de waarheid, samen met al degenen die met ons in Christus geloven. Die weg namelijk de weg van de innerlijke eenheid van de kerk, het volk van God kan in dienst staan van de evangelieverkondiging, die voor alle mensen de concrete uiting vormt van Hem die de waarheid en het leven is, Christus zelf. Die eenheid in waarheid en liefde vormt een bijzonder vereiste van onze tijd, ook omdat we heden ten dage zoveel ontkenning van die waarheid en zoveel algehele twijfel aan het evangelie en aan de godsdienst in het algemeen tegenkomen.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Dit zicht op de hele situatie brengt ons tot enige belangrijke gevolgtrekkingen welke men 'praktisch' kan noemen (het Tweede Vaticaans Concilie heeft vanuit evangelie en traditie immers slechts de algemene structuur van de christelijke 'praxis' van onze tijd, de praxis van het volk van God, naar voren gebracht).
De eerste gevolgtrekking betreft het juiste begrip en het gebruik van de vrijheid in de kerk. In navolging van Gods woord wil het concilie de ontwikkeling bevorderen van die vrijheid, de vrijheid van de kinderen Gods, die vooral voor onze tijd belangrijk is, aangezien we zelf getuigen zijn van allerlei vormen van onderdrukking van de mensen, en dwang van hun geweten en hart. Nooit mogen we de woorden van de Heer vergeten: 'Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken' (Joh. 8, 32) [b:Joh. 8, 32]. Daarom dient de kerk de waarheid van die vrijheid in het hart en het geweten van al haar kinderen en zo mogelijk van alle mensen te bewaren. Maar al te vaak wordt de vrijheid van de wil en de vrijheid van de persoon echter opgevat als het recht om wat dan ook te doen, als het recht om in het leven geen enkele definitieve norm of plicht te aanvaarden: bijvoorbeeld de plichten die voortkomen uit de huwelijksbeloften of uit de priesterwijding. Christus heeft ons zulk een uitleg en praktijk van de vrijheid echter allerminst voorgehouden. De vrijheid van ieder mens schept verplichtingen, vraagt om inachtneming van de rangorde van de waarden en staat in aanleg gericht op het goede zonder einde: God. In de opvatting van Christus is de vrijheid niet op de eerste plaats een 'vrijheid van', maar 'vrijheid tot'. Een volledig gebruik van de vrijheid betekent liefde, vooral die liefde waarin de mens zich volledig geeft. Want zoals we in hetzelfde hoofdstuk van Gaudium et Spes [575] lezen, kan de mens 'zichzelf alleen volledig vinden in de oprechte gave van zichzelf' Gaudium et Spes [[575|24]]
Deze verklaring en deze uitoefening van de vrijheid dient de grondslag te vormen van heel het vernieuwingswerk. Alleen de mens die zijn vrijheid op de door Christus voorgestelde wijze opvat en uitoefent, stelt zijn geest open voor het werk van de Heilige Geest, die een Geest van waarheid en liefde is. Van een authentieke bevordering van de vrijheid van de kinderen Gods hangt heel veel af: namelijk het grote werk van de roepingen tot het priesterschap, het kloosterleven en het huwelijk; de vooruitgang van de oecumene ook en elk christelijk getuigenis, dat wil zeggen de deelneming van de christenen aan de vermenselijking van de wereld. Dit is de eerste voorwaarde.
De eerste gevolgtrekking betreft het juiste begrip en het gebruik van de vrijheid in de kerk. In navolging van Gods woord wil het concilie de ontwikkeling bevorderen van die vrijheid, de vrijheid van de kinderen Gods, die vooral voor onze tijd belangrijk is, aangezien we zelf getuigen zijn van allerlei vormen van onderdrukking van de mensen, en dwang van hun geweten en hart. Nooit mogen we de woorden van de Heer vergeten: 'Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken' (Joh. 8, 32) [b:Joh. 8, 32]. Daarom dient de kerk de waarheid van die vrijheid in het hart en het geweten van al haar kinderen en zo mogelijk van alle mensen te bewaren. Maar al te vaak wordt de vrijheid van de wil en de vrijheid van de persoon echter opgevat als het recht om wat dan ook te doen, als het recht om in het leven geen enkele definitieve norm of plicht te aanvaarden: bijvoorbeeld de plichten die voortkomen uit de huwelijksbeloften of uit de priesterwijding. Christus heeft ons zulk een uitleg en praktijk van de vrijheid echter allerminst voorgehouden. De vrijheid van ieder mens schept verplichtingen, vraagt om inachtneming van de rangorde van de waarden en staat in aanleg gericht op het goede zonder einde: God. In de opvatting van Christus is de vrijheid niet op de eerste plaats een 'vrijheid van', maar 'vrijheid tot'. Een volledig gebruik van de vrijheid betekent liefde, vooral die liefde waarin de mens zich volledig geeft. Want zoals we in hetzelfde hoofdstuk van Gaudium et Spes [575] lezen, kan de mens 'zichzelf alleen volledig vinden in de oprechte gave van zichzelf' Gaudium et Spes [[575|24]]
Deze verklaring en deze uitoefening van de vrijheid dient de grondslag te vormen van heel het vernieuwingswerk. Alleen de mens die zijn vrijheid op de door Christus voorgestelde wijze opvat en uitoefent, stelt zijn geest open voor het werk van de Heilige Geest, die een Geest van waarheid en liefde is. Van een authentieke bevordering van de vrijheid van de kinderen Gods hangt heel veel af: namelijk het grote werk van de roepingen tot het priesterschap, het kloosterleven en het huwelijk; de vooruitgang van de oecumene ook en elk christelijk getuigenis, dat wil zeggen de deelneming van de christenen aan de vermenselijking van de wereld. Dit is de eerste voorwaarde.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
De tweede voorwaarde voor de vernieuwing van de kerk volgens de geest van het evangelie (in overeenstemming met de bedoeling van het Tweede Vaticaans Concilie), bestaat in een voortdurende groei van de zogenaamde 'solidariteit', of van de gemeenschappelijke (sociale) liefde, zowel binnen de kerk als jegens alle mensen zonder onderscheid van geloof of overtuiging. Op dit gebied is de laatste jaren al veel gebeurd, zoals blijkt uit het werk van de Pauselijke Raad 'Justitia et Pax' [d:94] en van de Pauselijke Raad 'Cor Unum' [d:95]. Het is duidelijk dat de kerk maar een beperkte financiële steun kan verlenen, gezien de talrijke en uiteenlopende materiële noden die er in de wereld bestaan. Maar ook hier dienen we eraan te herinneren dat de 'solidariteit' 'buiten' de kerk tevens om een 'solidariteit' 'binnen' haar vraagt. In onze toespraken op de woensdagen van de afgelopen veertigdagentijd hebben we daar vooral op gewezen. De kerk vormt immers zelf een grote gemeenschap, waarin de verschillende kleinere gemeenschappen een grote verscheidenheid aan situaties kennen: er zijn er die het materieel moeilijk hebben, maar andere worden onderdrukt en vervolgd. In heel de katholieke gemeenschap en in alle plaatselijke kerken moet daarom een besef van bijzondere 'solidariteit' en verbondenheid met onze broeders in het geloof groeien, vooral met hen die tot de kerken van de oosterse ritus behoren, waar deze zelfs geen wettig erkend bestaan hebben. In onze hedendaagse wereld, die op haar eigen wijze wordt beheerst door de uitwisseling van informatie, is het al even noodzakelijk dat er, hetzij binnen de kerk hetzij buiten haar ten overstaan van heel de wereldopinie voortdurend informatie wordt gebracht over degenen die noodlijdend zijn of die omwille van hun geloof worden vervolgd. Laatstgenoemden dienen ervan overtuigd te kunnen zijn dat ze in hun lijden niet in de steek worden gelaten, maar dat de kerk aan hen denkt, voor hen bidt en dat ze als het ware in het middelpunt van de belangstelling staan en geen marginale positie innemen.
In dit opzicht heeft de 'rijke en vrije' kerk (als we zo mogen spreken) heel veel verplichtingen en taken ten aanzien van de 'arme en vervolgde' kerk (als men deze woorden mag gebruiken). Onderlinge verbondenheid of 'solidariteit' betekent vóór alles een juist begrip en vervolgens een juist optreden, niet weliswaar volgens hetgeen de helper beoogt, maar volgens de werkelijke noden en de waardigheid van degene die wordt geholpen.
Laten we het grondbeginsel van de heilseconomie volgens welk de mens die anderen helpt, zichzelf redt, niet vergeten. Het kan derhalve zijn dat het geneesmiddel van veel meer interne moeilijkheden waarvan sommige plaatselijke kerken en christelijke gemeenschappen te lijden hebben, in deze zelfde 'solidariteit' moet worden gezocht. De moeilijkheden kunnen op doelmatige wijze worden overwonnen, wanneer zij beginnen anderen te dienen 'in waarheid en liefde' (zodat hun ogen enigszins van zichzelf worden afgewend). Dit beginsel verklaart op meer eenvoudige wijze de zendingsopdracht van de kerk en vormt zelfs een stimulerende eis en in zekere zin een missionaire plicht voor de generatie van onze tijd: de generatie waaraan de goddelijke voorzienigheid het grote vernieuwingswerk heeft toevertrouwd; voor de generatie die soms twijfelt en de moed verliest wanneer ze ziet dat bepaalde delen van het overgeleverde leven van de kerk verloren gaan, wanneer ze de crisis opmerkt in de fundamentele instellingen en meer nog de crisis welke de mensen zelf aantast, hun gedragswijze en hun geweten.
In dit opzicht heeft de 'rijke en vrije' kerk (als we zo mogen spreken) heel veel verplichtingen en taken ten aanzien van de 'arme en vervolgde' kerk (als men deze woorden mag gebruiken). Onderlinge verbondenheid of 'solidariteit' betekent vóór alles een juist begrip en vervolgens een juist optreden, niet weliswaar volgens hetgeen de helper beoogt, maar volgens de werkelijke noden en de waardigheid van degene die wordt geholpen.
Laten we het grondbeginsel van de heilseconomie volgens welk de mens die anderen helpt, zichzelf redt, niet vergeten. Het kan derhalve zijn dat het geneesmiddel van veel meer interne moeilijkheden waarvan sommige plaatselijke kerken en christelijke gemeenschappen te lijden hebben, in deze zelfde 'solidariteit' moet worden gezocht. De moeilijkheden kunnen op doelmatige wijze worden overwonnen, wanneer zij beginnen anderen te dienen 'in waarheid en liefde' (zodat hun ogen enigszins van zichzelf worden afgewend). Dit beginsel verklaart op meer eenvoudige wijze de zendingsopdracht van de kerk en vormt zelfs een stimulerende eis en in zekere zin een missionaire plicht voor de generatie van onze tijd: de generatie waaraan de goddelijke voorzienigheid het grote vernieuwingswerk heeft toevertrouwd; voor de generatie die soms twijfelt en de moed verliest wanneer ze ziet dat bepaalde delen van het overgeleverde leven van de kerk verloren gaan, wanneer ze de crisis opmerkt in de fundamentele instellingen en meer nog de crisis welke de mensen zelf aantast, hun gedragswijze en hun geweten.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
De vernieuwing van de kerk kan volgens het uitstekende 'programma' dat het Tweede Vaticaans Concilie voorstelde, in zijn oorspronkelijke structuren (en ook in haar concrete meer uiterlijke vormgeving) niets anders zijn dan een waarachtige bekering tot God, in overeenstemming met de noden van onze tijd. De uitnodiging tot bekering ('metanoiete'), dat wil zeggen tot boete, is niet alleen het eerste woord van het evangelie, maar zelfs zijn voortdurende en zeer dringende woord. Heel de kracht van de kerk vloeit immers uit dat woord voort. Hoe vollediger de kerk 'in missiestaat' is, dat wil zeggen, hoe vollediger ze haar taak vervult, des te meer bekeert zij zich tot God. Alleen door een dergelijke bekering van zichzelf wordt de kerk een krachtiger middelpunt van bekering van de mensen en van heel de wereld tot de Schepper en Verlosser.
Daarom dienen we met een zekere beklemdheid de wijdverspreide verslapping van die fundamentele inspanningen onder ogen te zien, die steeds getuigenis afleggen van de geest van boete en bekeringsdynamiek onder de belijders van Christus. Van de andere kant moeten we God met vreugde danken voor alles waarin we werkelijk de 'adem van de Geest' ontdekken, voor het weer ontwakende gevoel van de noodzaak van het gebed en het sacramentele leven, met name van de deelneming aan de eucharistie, voor de terugkeer tot de Heilige Schrift, voor de toename tenminste op sommige plaatsen van de priesterroepingen en religieuze roepingen, voor heel die beweging die we het 'geestelijk reveil' mogen noemen. Dat alles moeten we, eerbiedwaardige broeders, met bijzondere zorg trachten te behoeden, terwijl we de noodzakelijke voorwaarden scheppen voor de verdere uitgroei van die heilzame bewegingen die de kerk zozeer nodig heeft, evenals het menselijk geslacht dat zich steeds meer rekenschap geeft van de gevolgen waartoe de verschillende vormen van materialisme in onze tijd leiden.
Daarom dienen we met een zekere beklemdheid de wijdverspreide verslapping van die fundamentele inspanningen onder ogen te zien, die steeds getuigenis afleggen van de geest van boete en bekeringsdynamiek onder de belijders van Christus. Van de andere kant moeten we God met vreugde danken voor alles waarin we werkelijk de 'adem van de Geest' ontdekken, voor het weer ontwakende gevoel van de noodzaak van het gebed en het sacramentele leven, met name van de deelneming aan de eucharistie, voor de terugkeer tot de Heilige Schrift, voor de toename tenminste op sommige plaatsen van de priesterroepingen en religieuze roepingen, voor heel die beweging die we het 'geestelijk reveil' mogen noemen. Dat alles moeten we, eerbiedwaardige broeders, met bijzondere zorg trachten te behoeden, terwijl we de noodzakelijke voorwaarden scheppen voor de verdere uitgroei van die heilzame bewegingen die de kerk zozeer nodig heeft, evenals het menselijk geslacht dat zich steeds meer rekenschap geeft van de gevolgen waartoe de verschillende vormen van materialisme in onze tijd leiden.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 3 Drie rapporten
10
In het voorgaande deel van onze toespraak hebben we niet op bijzondere vraagstukken willen ingaan, maar eerder de grondslagen willen belichten waarvan de uitvoering van de te vervullen taak ten aanzien van heel de kerk op dit historisch ogenblik afhangt. We hopen dat dit de kardinalen die hier samen zijn gekomen zal helpen hun opmerkingen en adviezen naar voren te brengen, die we ook in de loop van deze bijeenkomst verwachten. Na deze openingstoespraak van meer algemeen karakter zullen drie meer bijzondere rapporten worden voorgelezen. Deze betreffen concrete problemen waarover de Apostolische Stoel het nuttig acht het heilig college in te lichten, om zijn gefundeerde mening te vernemen. Om ieder de gelegenheid te geven te spreken zullen er onder andere kleinere groepsvergaderingen worden gehouden overeenkomstig verschillende talen.
Het eerste rapport, dat de kardinaal voor de openbare zaken van de kerk zal uitbrengen, handelt over de gezamenlijke structuren van de Romeinse curie [d:41], voorzover ze volgens de wensen van het Tweede Vaticaans Concilie door de apostolische constitutie Regimini Ecclesiae Universae [1311] van Paulus VI zijn vernieuwd. Deze structuren werden door een 'organisch' verband verbonden met het veelsoortige activiteitsterrein van de kerk in onze tijd. De verdere uitvoering van het Tweede Vaticaans Concilie, waaraan wordt gewerkt, hangt grotendeels af van de doelmatigheid van deze structuren en hun goed geordende samenwerking met soortgelijke structuren die binnen de plaatselijke kerken en de bisschoppenconferenties bestaan. Het onderwerp van het tweede rapport, dat de prefect van de heilige congregatie voor het katholiek onderwijs [d:119] zal aanbieden, betreft een meer specifiek, maar niet minder belangrijk probleem. Het gaat namelijk over de werkzaamheden van de afzonderlijke pauselijke academies en vooral van de Pauselijke Academie van Wetenschappen [d:167].
Dit door paus Pius XI gestichte instituut is van groot belang wat betreft de verhouding tussen geloof en kennis en tussen godsdienst en wetenschap. Ook op dit gebied, dat van niet gering belang is voor heel de kerk, dient een collegialer samenwerkingsverband te worden gevonden. In de pastorale constitutie Gaudium et Spes [575] wordt een afzonderlijk hoofdstuk gewijd aan het vraagstuk van de nauwe betrekking tussen kerk en cultuur (Een steeds grotere vooruitgang van de cultuur) [575 |+ 70 ]. In de geest van dit document dient te worden onderzocht hoe een passende uitdrukking kan worden gevonden voor de verhouding van de kerk tot het brede veld van de hedendaagse antropologie en de zogenaamde menswetenschappen, evenals Pius IX door de oprichting van de Pauselijke Academie van Wetenschappen [d:167] de band tussen de kerk en de mathematische wetenschappen en natuurwetenschappen tot uitdrukking trachtte te brengen.
En we zijn blij dat over enkele dagen een plechtige zitting van deze Pauselijke Academie zal plaatsvinden om de honderdste verjaardag van de geboorte van Albert Einstein te vieren in aanwezigheid van u allen, eerbiedwaardige en geliefde broeders.
Het derde onderwerp tenslotte, dat de rapporten omvatten en door de kardinalenvoorzitter van de prefectuur van economische zaken en van de administratie van het patrimonium van de Apostolische Stoel zal worden ingeleid, betreft heel de problematiek waarover tijdens de bijeenkomsten van de kardinalen die voor het conclaaf van augustus vorig jaar werden gehouden, is behandeld. Rekening houdend met de vele gebieden waarop de Apostolische Stoel werkzaam is en die ontwikkeld en bevorderd moeten worden wat betreft de uitvoering van het concilie en de huidige taken van de kerk zowel wat betreft de evangelisatie als dienst aan de mensen welke in evangelische geest bewezen moet worden, moet het probleem van de geldelijke middelen worden gesteld. Het kardinalencollege heeft heel in het bijzonder het recht en de plicht om nauwkeurig kennis te nemen van de stand van zaken.
Het eerste rapport, dat de kardinaal voor de openbare zaken van de kerk zal uitbrengen, handelt over de gezamenlijke structuren van de Romeinse curie [d:41], voorzover ze volgens de wensen van het Tweede Vaticaans Concilie door de apostolische constitutie Regimini Ecclesiae Universae [1311] van Paulus VI zijn vernieuwd. Deze structuren werden door een 'organisch' verband verbonden met het veelsoortige activiteitsterrein van de kerk in onze tijd. De verdere uitvoering van het Tweede Vaticaans Concilie, waaraan wordt gewerkt, hangt grotendeels af van de doelmatigheid van deze structuren en hun goed geordende samenwerking met soortgelijke structuren die binnen de plaatselijke kerken en de bisschoppenconferenties bestaan. Het onderwerp van het tweede rapport, dat de prefect van de heilige congregatie voor het katholiek onderwijs [d:119] zal aanbieden, betreft een meer specifiek, maar niet minder belangrijk probleem. Het gaat namelijk over de werkzaamheden van de afzonderlijke pauselijke academies en vooral van de Pauselijke Academie van Wetenschappen [d:167].
Dit door paus Pius XI gestichte instituut is van groot belang wat betreft de verhouding tussen geloof en kennis en tussen godsdienst en wetenschap. Ook op dit gebied, dat van niet gering belang is voor heel de kerk, dient een collegialer samenwerkingsverband te worden gevonden. In de pastorale constitutie Gaudium et Spes [575] wordt een afzonderlijk hoofdstuk gewijd aan het vraagstuk van de nauwe betrekking tussen kerk en cultuur (Een steeds grotere vooruitgang van de cultuur) [575 |+ 70 ]. In de geest van dit document dient te worden onderzocht hoe een passende uitdrukking kan worden gevonden voor de verhouding van de kerk tot het brede veld van de hedendaagse antropologie en de zogenaamde menswetenschappen, evenals Pius IX door de oprichting van de Pauselijke Academie van Wetenschappen [d:167] de band tussen de kerk en de mathematische wetenschappen en natuurwetenschappen tot uitdrukking trachtte te brengen.
En we zijn blij dat over enkele dagen een plechtige zitting van deze Pauselijke Academie zal plaatsvinden om de honderdste verjaardag van de geboorte van Albert Einstein te vieren in aanwezigheid van u allen, eerbiedwaardige en geliefde broeders.
Het derde onderwerp tenslotte, dat de rapporten omvatten en door de kardinalenvoorzitter van de prefectuur van economische zaken en van de administratie van het patrimonium van de Apostolische Stoel zal worden ingeleid, betreft heel de problematiek waarover tijdens de bijeenkomsten van de kardinalen die voor het conclaaf van augustus vorig jaar werden gehouden, is behandeld. Rekening houdend met de vele gebieden waarop de Apostolische Stoel werkzaam is en die ontwikkeld en bevorderd moeten worden wat betreft de uitvoering van het concilie en de huidige taken van de kerk zowel wat betreft de evangelisatie als dienst aan de mensen welke in evangelische geest bewezen moet worden, moet het probleem van de geldelijke middelen worden gesteld. Het kardinalencollege heeft heel in het bijzonder het recht en de plicht om nauwkeurig kennis te nemen van de stand van zaken.
Referenties naar alinea 10: 1
Aan Kardinaal Agostino Casaroli, staatssecretaris, waarmee de Pauselijke Raad voor de Cultuur ingesteld is ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Hiermee hebben wij u, eerbiedwaardige en geliefde broeders, het geheel van kwesties kort beschreven, die het onderwerp vormen van deze door ons zozeer verlangde bijeenkomst. We vertrouwen erop dat de zetel der wijsheid en de moeder van de kerk ons het nodige licht zal afsmeken om die problemen, al is het maar voor korte tijd, te kunnen onderzoeken en ze doelmatig op te lossen met het oog op de toekomstige bediening van de bisschop van de kerk van Rome.
Tenslotte verlenen wij u allen liefdevol onze apostolische zegen.
Tenslotte verlenen wij u allen liefdevol onze apostolische zegen.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/7780-eenheid-in-de-waarheid-en-de-liefde-voor-een-consequente-verwezenlijking-nl