La Solennità
x
Informatie over dit document
La Solennità
Op het Hoogfeest van Pinksteren ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van Rerum Novarum
Paus Pius XII
1 juni 1941
Pauselijke geschriften - Radiotoespraken
1941, Ecclesia Docens 0144, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
1 juni 1941
18 augustus 2013
778
nl
Referenties naar dit document: 13
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- === Inleiding
1
Terwijl uit andere antennen klanken vliegen van vijandschap en verbittering klinken uit de Vaticaanse antenne woorden van verzoening en liefde
Het hoogfeest van Pinksteren, roemvolle geboortedag van Christus' Kerk, is voor onze ziel, geliefde zonen over heel de wereld, een zoete uitnodiging, een gunstige gelegenheid, en een hoge vermaning tevens, om te midden van de moeilijkheden en tegenstellingen van de huidige tijden tot u een boodschap te richten van liefde, van bemoediging en van troost. Wij spreken tot u op een ogenblik, waarop alle geestelijke, lichamelijke en verstandelijke krachten van een aldoor groeiend gedeelte van de mensheid in een mate en met een heftigheid, tot op heden ongekend, gespannen staan door de ijzeren onverbiddelijke wet van de oorlog; terwijl uit andere antennen klanken vliegen barstensvol van verbittering en verbetenheid, van tweespalt en strijd.
Het hoogfeest van Pinksteren, roemvolle geboortedag van Christus' Kerk, is voor onze ziel, geliefde zonen over heel de wereld, een zoete uitnodiging, een gunstige gelegenheid, en een hoge vermaning tevens, om te midden van de moeilijkheden en tegenstellingen van de huidige tijden tot u een boodschap te richten van liefde, van bemoediging en van troost. Wij spreken tot u op een ogenblik, waarop alle geestelijke, lichamelijke en verstandelijke krachten van een aldoor groeiend gedeelte van de mensheid in een mate en met een heftigheid, tot op heden ongekend, gespannen staan door de ijzeren onverbiddelijke wet van de oorlog; terwijl uit andere antennen klanken vliegen barstensvol van verbittering en verbetenheid, van tweespalt en strijd.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Maar de antennen van de Vaticaanse heuvel - van dien grond, die door het bloedgetuigenis en het graf van de eerste Petrus gewijd werd tot het onwankelbaar middelpunt van het Evangelie en diens zegenrijke uitbreiding over heel de wereld - kunnen niets anders uitzenden dan woorden, die hun vorm en hun leven ontlenen aan die geest van verzoening, die in de prediking van het eerste Pinksterfeest door middel van Petrus' stem Jeruzalem doortrilde en beroerde. En die geest is een geest van brandende apostolische liefde; een geest, die geen vuriger begeren en geen heiliger vreugde kent dan het blij verlangen allen, vrienden en vijanden, te voeren naar de voet van het kruis op Golgotha, naar het graf van de verheerlijkte Zoon van God en de Verlosser van het menselijk geslacht, om allen te overtuigen, dat alleen in Hem, in de waarheid door Hem onderwezen, in de liefde door Hem getoond, toen Hij weldoende en allen genezend rondging, en zó intens beoefend, dat Hij Zichzelf slachtoffer maakte voor het leven van de wereld: dat alleen in Hem, Zijn waarheid en Zijn liefde, de waarachtige redding en het bestendig geluk kan gevonden worden voor enkeling en voor volkeren.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De Paus is blij en dankbaar dat de radio hem ondanks de toestand gelegenheid biedt tot de gelovigen te spreken ter herdenking van de vijftigste verjaardag van de uitvaardiging van Rerum novarum
Op dit ogenblik, zwanger van gebeurtenissen, die onderworpen zijn aan de goddelijke raadsbesluiten, welke de geschiedenis van de volkeren beheersen en waken over de Kerk, is het voor ons een vreugde en een diepgevoelde voldoening, in staat te zijn u, beminde zonen, de stem te doen horen van uw aller vader, en u daardoor als het ware op te roepen tot een bijeenkomst van heel de katholieke wereld, opdat gij, omgeven door de band van de vrede, persoonlijk zoudt kunnen proeven de zoetheid welke besloten ligt in dat één-zijn ”van hart en ziel”, waardoor onder de invloed van de Heilige Geest, de eerste gemeente van Jeruzalem op de Pinksterdag werd aaneengeklonken. Hoe meer de omstandigheden, door de oorlog veroorzaakt, in vele gevallen het onmiddellijk contact tussen de opperherder en zijn kudde bemoeilijken: des te groter is de dankbaarheid, waarmee wij dit zo snelle verbindingsmiddel begroeten, dat het uitvindend vernuft van onze tijd als een bliksem door de ether slingert, om over bergen en zeeën en vasteland heen alle uithoeken van de wereld te verbinden. Wat echter voor velen een strijdmiddel is, wordt in onze handen tot een providentieel werktuig van krachtdadig en vreedzaam apostolaat, waardoor verwerkelijkt en tot een hogere betekenis opgeheven worden de woorden van de Schrift: Over heel de aarde klonk hun geluid; en tot aan de uiteinden van de aarde hun woorden. Zo zien wij het grote wonder hernieuwd van Pinksteren, toen de verschillende volkeren, uit allerlei gewesten met allerlei tongval in Jeruzalem bijeengekomen, in hun eigen taal de stem hoorden van Petrus en de apostelen. Met oprechte vreugde bedienen wij ons heden van dit wonderbaar middel, om de aandacht van heel de katholieke wereld te trekken op een jaargetij, dat met gouden letters verdient geschreven te worden in de annalen van de Kerk: op de gedenkdag dat, vijftig jaar geleden, dat wil zeggen de 15e mei 1891, de encycliek Rerum Novarum [651] van Leo XIII het licht zag als een beginselverklaring op sociaal gebied.
Op dit ogenblik, zwanger van gebeurtenissen, die onderworpen zijn aan de goddelijke raadsbesluiten, welke de geschiedenis van de volkeren beheersen en waken over de Kerk, is het voor ons een vreugde en een diepgevoelde voldoening, in staat te zijn u, beminde zonen, de stem te doen horen van uw aller vader, en u daardoor als het ware op te roepen tot een bijeenkomst van heel de katholieke wereld, opdat gij, omgeven door de band van de vrede, persoonlijk zoudt kunnen proeven de zoetheid welke besloten ligt in dat één-zijn ”van hart en ziel”, waardoor onder de invloed van de Heilige Geest, de eerste gemeente van Jeruzalem op de Pinksterdag werd aaneengeklonken. Hoe meer de omstandigheden, door de oorlog veroorzaakt, in vele gevallen het onmiddellijk contact tussen de opperherder en zijn kudde bemoeilijken: des te groter is de dankbaarheid, waarmee wij dit zo snelle verbindingsmiddel begroeten, dat het uitvindend vernuft van onze tijd als een bliksem door de ether slingert, om over bergen en zeeën en vasteland heen alle uithoeken van de wereld te verbinden. Wat echter voor velen een strijdmiddel is, wordt in onze handen tot een providentieel werktuig van krachtdadig en vreedzaam apostolaat, waardoor verwerkelijkt en tot een hogere betekenis opgeheven worden de woorden van de Schrift: Over heel de aarde klonk hun geluid; en tot aan de uiteinden van de aarde hun woorden. Zo zien wij het grote wonder hernieuwd van Pinksteren, toen de verschillende volkeren, uit allerlei gewesten met allerlei tongval in Jeruzalem bijeengekomen, in hun eigen taal de stem hoorden van Petrus en de apostelen. Met oprechte vreugde bedienen wij ons heden van dit wonderbaar middel, om de aandacht van heel de katholieke wereld te trekken op een jaargetij, dat met gouden letters verdient geschreven te worden in de annalen van de Kerk: op de gedenkdag dat, vijftig jaar geleden, dat wil zeggen de 15e mei 1891, de encycliek Rerum Novarum [651] van Leo XIII het licht zag als een beginselverklaring op sociaal gebied.
Referenties naar alinea 3: 1
Mater et Magistra ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Het werk van Leo XIII en Pius XI
4
Leo XIII bedoelde niet de technische zijde van de sociale orde te bespreken
Bewogen door de diepe overtuiging, dat de Kerk niet alleen gerechtigd maar ook verplicht is een gezaghebbend woord te spreken over de sociale vraagstukken, richtte Leo XIII aan de wereld zijn boodschap. Niet dat het in zijn bedoeling lag regels vast te stellen voor de zuiver praktische, laten wij liever zeggen, technische zijde van de sociale orde: hij wist immers heel goed en het was voor hem zonneklaar - zoals ook onze voorganger Pius XI roemrijker gedachtenis nu tien jaar geleden verklaarde in zijn herinneringsencycliek Quadragesimo Anno [652] - dat de Kerk zichzelf zulk een zending niet toeschrijft. Voor een gezonde en verantwoordelijke ontwikkeling van alle fysieke en geestelijke krachten van de enkelingen en voor hun vrije verenigingen opent zich, binnen het algemeen bereik van de arbeid, een zeer uitgestrekt terrein van veelsoortige werkzaamheid, waar de openbare macht ingrijpt met een haar eigen actie om te ordenen en om aan te vullen. En dit geschiedt allereerst door middel van de plaatselijke en professionele verenigingen, en ten slotte door de staat zelf, bij wiens hoger sociaal gezag en hogere sociale leiding de gewichtige taak rust, de verstoringen van het sociaal evenwicht te voorkomen; verstoringen welke ontspringen uit de veelheid en de tegenstellingen van concurrerende eigenbelangen zowel van enkelingen als van verenigingen.
Bewogen door de diepe overtuiging, dat de Kerk niet alleen gerechtigd maar ook verplicht is een gezaghebbend woord te spreken over de sociale vraagstukken, richtte Leo XIII aan de wereld zijn boodschap. Niet dat het in zijn bedoeling lag regels vast te stellen voor de zuiver praktische, laten wij liever zeggen, technische zijde van de sociale orde: hij wist immers heel goed en het was voor hem zonneklaar - zoals ook onze voorganger Pius XI roemrijker gedachtenis nu tien jaar geleden verklaarde in zijn herinneringsencycliek Quadragesimo Anno [652] - dat de Kerk zichzelf zulk een zending niet toeschrijft. Voor een gezonde en verantwoordelijke ontwikkeling van alle fysieke en geestelijke krachten van de enkelingen en voor hun vrije verenigingen opent zich, binnen het algemeen bereik van de arbeid, een zeer uitgestrekt terrein van veelsoortige werkzaamheid, waar de openbare macht ingrijpt met een haar eigen actie om te ordenen en om aan te vullen. En dit geschiedt allereerst door middel van de plaatselijke en professionele verenigingen, en ten slotte door de staat zelf, bij wiens hoger sociaal gezag en hogere sociale leiding de gewichtige taak rust, de verstoringen van het sociaal evenwicht te voorkomen; verstoringen welke ontspringen uit de veelheid en de tegenstellingen van concurrerende eigenbelangen zowel van enkelingen als van verenigingen.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Apostolicam Actuositatem ->=geentekst=
De Kerk heeft zeggingsmacht betreffende de zedelijke kant van de sociale orde
Maar daartegenover staat de onaanvechtbare zeggingsmacht van de Kerk daar waar de sociale orde zich vertoont van een andere zijde. Daar namelijk, waar de morele orde de sociale terzijde komt en gaat beroeren, eist de Kerk voor zich de macht op te beoordelen of de grondslagen van een gegeven sociale ordening in overeenkomst zijn met de onveranderlijke orde, die God als Schepper en Verlosser heeft kenbaar gemaakt zowel door middel van het natuurrecht als van de openbaring. En op deze tweevoudige kondgeving beroept zich Leo XIII in zijn encycliek. En terecht: want de leringen van het natuurrecht en de waarheid van de openbaring vloeien langs verschillende wegen, als twee rivieren die zich eendrachtig in dezelfde richting voortbewegen, uit dezelfde goddelijke bron; en de Kerk, als behoedster van de bovennatuurlijke christelijke orde, waarin natuur en genade samenwerken, heeft de plicht de gewetens te vormen, ook van hen, die geroepen zijn om een oplossing te vinden voor de vraagstukken en verplichtingen door het sociale leven opgelegd.
Maar daartegenover staat de onaanvechtbare zeggingsmacht van de Kerk daar waar de sociale orde zich vertoont van een andere zijde. Daar namelijk, waar de morele orde de sociale terzijde komt en gaat beroeren, eist de Kerk voor zich de macht op te beoordelen of de grondslagen van een gegeven sociale ordening in overeenkomst zijn met de onveranderlijke orde, die God als Schepper en Verlosser heeft kenbaar gemaakt zowel door middel van het natuurrecht als van de openbaring. En op deze tweevoudige kondgeving beroept zich Leo XIII in zijn encycliek. En terecht: want de leringen van het natuurrecht en de waarheid van de openbaring vloeien langs verschillende wegen, als twee rivieren die zich eendrachtig in dezelfde richting voortbewegen, uit dezelfde goddelijke bron; en de Kerk, als behoedster van de bovennatuurlijke christelijke orde, waarin natuur en genade samenwerken, heeft de plicht de gewetens te vormen, ook van hen, die geroepen zijn om een oplossing te vinden voor de vraagstukken en verplichtingen door het sociale leven opgelegd.
Referenties naar alinea 5: 2
Mater et Magistra ->=geentekst=Apostolicam Actuositatem ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Van de al of niet overeenstemming van de gemeenschap met de goddelijke wetten hangt ook het heil van de zielen af
Van het feit, of de gemeenschap gevormd is of niet gevormd is in overeenstemming met de goddelijke wetten, hangt af en gaat ook uit het wel en het wee van de zielen; anders gezegd, dat wel en wee houd innig verband met de vraag, of de mensen, die allen geroepen zijn om een nieuw leven te leiden uit kracht van Christus' genade, te midden van de aardse wisselvalligheden van hun bestaan inademen de gezonde levenslucht van de waarheid en van de zedelijke deugd of de dikwerf dodelijke ziektebacil van de dwaling en de verwording. Hoe zou het, met deze waarheden en haar gevolgen voor ogen, aan de Kerk, liefdevolle moeder als ze is en vol zorg voor het welzijn van haar kinderen, geoorloofd kunnen zijn als een onverschillige toeschouwster te blijven kijken naar de gevaren van haar kroost; te zwijgen en den schijn aan te nemen of ze geen oog en geen dieper inzicht had voor sociale toestanden, waardoor met of zonder opzet een christelijke levenswijze naar de verordeningen van de hoogste Wetgever, moeilijk of feitelijk onmogelijk worden gemaakt?
Van het feit, of de gemeenschap gevormd is of niet gevormd is in overeenstemming met de goddelijke wetten, hangt af en gaat ook uit het wel en het wee van de zielen; anders gezegd, dat wel en wee houd innig verband met de vraag, of de mensen, die allen geroepen zijn om een nieuw leven te leiden uit kracht van Christus' genade, te midden van de aardse wisselvalligheden van hun bestaan inademen de gezonde levenslucht van de waarheid en van de zedelijke deugd of de dikwerf dodelijke ziektebacil van de dwaling en de verwording. Hoe zou het, met deze waarheden en haar gevolgen voor ogen, aan de Kerk, liefdevolle moeder als ze is en vol zorg voor het welzijn van haar kinderen, geoorloofd kunnen zijn als een onverschillige toeschouwster te blijven kijken naar de gevaren van haar kroost; te zwijgen en den schijn aan te nemen of ze geen oog en geen dieper inzicht had voor sociale toestanden, waardoor met of zonder opzet een christelijke levenswijze naar de verordeningen van de hoogste Wetgever, moeilijk of feitelijk onmogelijk worden gemaakt?
Referenties naar alinea 6: 2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Vandaar Leo's verwerping van dwalingen en uiteenzetting van de ware beginselen
Zich wel bewust van zo'n overgrote verantwoordelijkheid, richtte Leo XIII zijn encycliek tot de wereld, en wees het christelijk geweten op de dwalingen en gevaren van een materieel socialisme en de noodlottige gevolgen van een economisch liberalisme, dat dikwerf de sociale verplichtingen niet kende; of vergeten had, of verachtte. Met magistrale duidelijkheid en bewonderenswaardige nauwkeurigheid zette hij de princiepen uiteen, die geschikt en geëigend waren om langs geleidelijke vreedzame weg de materiële en geestelijke condities van de arbeider te verbeteren.
Zich wel bewust van zo'n overgrote verantwoordelijkheid, richtte Leo XIII zijn encycliek tot de wereld, en wees het christelijk geweten op de dwalingen en gevaren van een materieel socialisme en de noodlottige gevolgen van een economisch liberalisme, dat dikwerf de sociale verplichtingen niet kende; of vergeten had, of verachtte. Met magistrale duidelijkheid en bewonderenswaardige nauwkeurigheid zette hij de princiepen uiteen, die geschikt en geëigend waren om langs geleidelijke vreedzame weg de materiële en geestelijke condities van de arbeider te verbeteren.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Het succes van Rerum Novarum is voor den Paus een reden om zich dankbaar tot de wereld te richten
Wanneer gij nu, beminde zonen, vandaag, vijftig jaren na het verschijnen van de encycliek [651], ons vraagt in hoeverre en in welke mate de uitwerking van haar woorden heeft beantwoord aan de nobele bedoelingen, aan de gedachten vol van waarheid, aan de heilzame richtlijnen die de Paus er in aangaf en voorstelde, dan menen wij u te moeten antwoorden: juist om aan den almachtige God, uit het diepst van ons hart nederig dank te zeggen voor de gave, die Hij nu vijftig jaar geleden met deze encycliek van Zijn plaatsbekleder op aarde aan de Kerk heeft geschonken, en Hem te prijzen voor den verfrissende adem van de Geest van de hernieuwing, die Hij door middel van die encycliek in steeds stijgende mate over de gehele mensheid heeft uitgezonden, hebben wij het plan opgevat om op dit hoogfeest van Pinksteren tot u ons woord te richten.
Wanneer gij nu, beminde zonen, vandaag, vijftig jaren na het verschijnen van de encycliek [651], ons vraagt in hoeverre en in welke mate de uitwerking van haar woorden heeft beantwoord aan de nobele bedoelingen, aan de gedachten vol van waarheid, aan de heilzame richtlijnen die de Paus er in aangaf en voorstelde, dan menen wij u te moeten antwoorden: juist om aan den almachtige God, uit het diepst van ons hart nederig dank te zeggen voor de gave, die Hij nu vijftig jaar geleden met deze encycliek van Zijn plaatsbekleder op aarde aan de Kerk heeft geschonken, en Hem te prijzen voor den verfrissende adem van de Geest van de hernieuwing, die Hij door middel van die encycliek in steeds stijgende mate over de gehele mensheid heeft uitgezonden, hebben wij het plan opgevat om op dit hoogfeest van Pinksteren tot u ons woord te richten.
Referenties naar alinea 8: 1
Mater et Magistra ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
De gunstige gevolgen van Rerum Novarum
Reeds onze voorganger Pius XI wees in het eerste gedeelte van zijn herdenkingsencycliek op de schitterende en rijke oogst, die Rerum Novarum [651] had doen rijpen, als een vruchtbaar zaad waaruit zich een katholieke sociale leer ontwikkelde, die aan de kinderen van de Kerk, priesters en leken, richtlijnen en middelen verschafte voor een socialen wederopbouw die overvloedige vruchten droeg: zo ontstonden er onder haar invloed in het katholieke kamp talrijke en veelsoortige weldadige instellingen en bloeiende centra van wederkerig hulpbetoon, ten voordele zowel van zichzelf als van anderen. Wat hebben de katholieke verenigingen niet een stoffelijke en natuurlijke voorspoed en wat een geestelijke en bovennatuurlijke vruchten gebracht aan de arbeiders en hun gezinnen! Hoe krachtig en aangepast aan de behoeften van de tijd is niet het aandeel gebleken dat de vakverenigingen en de organisaties hebben gehad, die gesticht werden voor de landbouwers en de middenstand, om hun zorgen te verlichten, hun verdediging en hun rechten te verzekeren, en op die wijze, door de hartstochten te bedaren, de sociale vrede voor verstoring te vrijwaren.
Reeds onze voorganger Pius XI wees in het eerste gedeelte van zijn herdenkingsencycliek op de schitterende en rijke oogst, die Rerum Novarum [651] had doen rijpen, als een vruchtbaar zaad waaruit zich een katholieke sociale leer ontwikkelde, die aan de kinderen van de Kerk, priesters en leken, richtlijnen en middelen verschafte voor een socialen wederopbouw die overvloedige vruchten droeg: zo ontstonden er onder haar invloed in het katholieke kamp talrijke en veelsoortige weldadige instellingen en bloeiende centra van wederkerig hulpbetoon, ten voordele zowel van zichzelf als van anderen. Wat hebben de katholieke verenigingen niet een stoffelijke en natuurlijke voorspoed en wat een geestelijke en bovennatuurlijke vruchten gebracht aan de arbeiders en hun gezinnen! Hoe krachtig en aangepast aan de behoeften van de tijd is niet het aandeel gebleken dat de vakverenigingen en de organisaties hebben gehad, die gesticht werden voor de landbouwers en de middenstand, om hun zorgen te verlichten, hun verdediging en hun rechten te verzekeren, en op die wijze, door de hartstochten te bedaren, de sociale vrede voor verstoring te vrijwaren.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Rerum Novarum nog altijd vitaal en geldig ->=geentekst=
En daarmee is nog niet ieder voordeel genoemd. De encycliek Rerum Novarum [651] richtte zich tot het volk, dat zij met achting en liefde omvatte en drong door tot in het hart en in de geest van de arbeidersklasse en vervulde ze met christelijke gevoelens en besef van burgerlijke waardigheid; deze werkdadige invloed breidde zich in de loop van de jaren in de diepte en in de breedte zover uit, dat zijn richtlijnen als een gemeenschappelijk erfdeel werden van de mensenfamilie. En terwijl de staat gedurende de negentiende eeuw vanwege een buitensporige overschatting van de vrijheid, het als zijn enige doel beschouwde de vrijheid door het recht te beschermen, vermaande Leo XIII hem, dat het eveneens zijn plicht was om zich toe te leggen op de sociale voorzorg, door het welzijn van het gehele volk en val al zijn leden, heel bijzonder van de zwakken en onterfden, te behartigen met een ruime sociale politiek en door het scheppen van een arbeidsrecht. Zijn stem vond een machtige echo; en het is een ware plicht van rechtvaardigheid dat wij de vooruitgang erkennen, die er door de zorg van de burgerlijke overheid van vele volken is gekomen in de toestand van de arbeiders. Vandaar dat men terecht heeft gezegd dat Rerum Novarum [651] de Magna Charta is geworden van de christelijke sociale werkdadigheid.
Referenties naar alinea 10: 2
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=Rerum Novarum nog altijd vitaal en geldig ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
De encycliek Quadragesimo Anno van Pius XI
Intussen verliep er een halve eeuw, die diepe voren heeft gegraven in de bodem van de volken en van de maatschappij, en daar op bedroevende wijze gisting heeft verwekt. De problemen, die uit de sociale en vooral uit de economische veranderingen en ontwikkelingen rezen, en na Rerum Novarum [651] om een beoordeling vroegen in moreel opzicht, zijn met een doordringende scherpte behandeld door onze onmiddellijke voorganger in de encycliek Quadragesimo Anno [652]. De 10 jaren die erop volgden waren niet minder rijk dan de voorafgaande jaren aan onverwachte gebeurtenissen in het sociale en economische leven; hun onrustige en donkere wateren zijn uitgemond in de hoge zee van een oorlog, waaruit onvoorziene golven kunnen opstijgen die de economie en de samenleving omverwerpen.
Intussen verliep er een halve eeuw, die diepe voren heeft gegraven in de bodem van de volken en van de maatschappij, en daar op bedroevende wijze gisting heeft verwekt. De problemen, die uit de sociale en vooral uit de economische veranderingen en ontwikkelingen rezen, en na Rerum Novarum [651] om een beoordeling vroegen in moreel opzicht, zijn met een doordringende scherpte behandeld door onze onmiddellijke voorganger in de encycliek Quadragesimo Anno [652]. De 10 jaren die erop volgden waren niet minder rijk dan de voorafgaande jaren aan onverwachte gebeurtenissen in het sociale en economische leven; hun onrustige en donkere wateren zijn uitgemond in de hoge zee van een oorlog, waaruit onvoorziene golven kunnen opstijgen die de economie en de samenleving omverwerpen.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Verdere richtlijnen van Pius XII aangaande drie fundamentele waarden voor het sociale en economische leven
12
Het is op het ogenblik nog zeer moeilijk om vast te stellen en te voorzien welke, misschien volledig nieuwe, problemen en bijzondere opgaven het sociale leven aan de zorg van de Kerk zal stellen, na het conflict waarin zo vele volkeren tegenover elkaar staan. Maar wanneer het waar is, dat de toekomst wortelt in het verleden, wanneer de ondervinding van de laatste jaren ons een richtsnoer moet zijn voor de toekomst, dan willen wij van de herdenking van vandaag gebruik maken om verdere zedelijke richtlijnen te geven ten aanzien van drie fundamentele waarden van het sociale en economische leven; en wij zullen dit doen bezield met dezelfde geest als Leo XIII, door een verdere ontwikkeling van zijn meningen, waarin hij vooruitzag, en meer nog een waar voorgevoel had van de beginnende sociale ontwikkeling van de komende tijden. Die drie fundamentele waarden, de elkaar doordringen, elkaar wederkerig steunen en helpen, zijn:
- het gebruik van de stoffelijke goederen,
- de arbeid,
- het gezin.
Referenties naar alinea 12: 1
Mater et Magistra ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 Het gebruik van de stoffelijke goederen
13
Gaudium et Spes ->=geentekst=
Gaudium et Spes ->=geentekst=
De beginselen van Rerum novarum zijn nog even waar en vruchtbaar
De encycliek Rerum Novarum [651] geeft over den eigendom en over het onderhoud van de mens beginselen aan, die met het verloop van de tijd niets hebben ingeboet van hun oorspronkelijke kracht en die ook heden nog, na vijftig jaren, hun innerlijke vruchtbaarheid bewaard hebben en hun levenwekkende kracht uitstralen. Wij zelf hebben in onze encycliek Sertum Laetitiae [1668], die gericht was tot de Bisschoppen van de Verenigde Staten van Noord Amerika, ieders aandacht gevraagd voor hun grondslag, die, zoals wij zeiden, gelegen is in de opstelling van de onvervreemdbare eis: ”dat de goederen die God heeft geschapen voor alle mensen, op billijke wijze aan allen ten goede komen, volgens de beginselen van de rechtvaardigheid en de liefde.”
De encycliek Rerum Novarum [651] geeft over den eigendom en over het onderhoud van de mens beginselen aan, die met het verloop van de tijd niets hebben ingeboet van hun oorspronkelijke kracht en die ook heden nog, na vijftig jaren, hun innerlijke vruchtbaarheid bewaard hebben en hun levenwekkende kracht uitstralen. Wij zelf hebben in onze encycliek Sertum Laetitiae [1668], die gericht was tot de Bisschoppen van de Verenigde Staten van Noord Amerika, ieders aandacht gevraagd voor hun grondslag, die, zoals wij zeiden, gelegen is in de opstelling van de onvervreemdbare eis: ”dat de goederen die God heeft geschapen voor alle mensen, op billijke wijze aan allen ten goede komen, volgens de beginselen van de rechtvaardigheid en de liefde.”
Referenties naar alinea 13: 3
Mater et Magistra ->=geentekst=Gaudium et Spes ->=geentekst=
Gaudium et Spes ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Het fundamentele recht van allen op het gebruik van de stoffelijke goederen
Ieder mens, als redelijk wezen, heeft inderdaad van nature het fundamentele recht om van de stoffelijke goederen van de aarde gebruik te maken, terwijl het aan de menselijke wil en aan de rechtsvormen van de volken wordt overgelaten om de daadwerkelijke verwezenlijking hiervan nader te regelen. Dat recht van de enkeling kan op geen enkele wijze worden opgeheven, ook niet door andere, zekere en erkende rechtstitels op de stoffelijke goederen. De natuurlijke orde, die in God haar oorsprong vindt, vraagt zonder twijfel ook het privaat eigendomsbezit en de vrijheid van onderlinge uitwisseling van de goederen door middel van ruil en schenking, evenals de regelende bevoegdheid van het openbaar gezag ten aanzien van die beide instellingen. Dit alles blijft echter ondergeschikt aan het natuurlijke doel van de stoffelijke goederen, en het kan niet los gemaakt worden van het oorspronkelijke en fundamentele recht, dat voor allen het gebruik van de goederen openstelt; veeleer moet het dienen om er de verwezenlijking van mogelijk te maken in overeenstemming met zijn doel. Alleen zó zal men kunnen en moeten bereiken, dat eigendom en gebruik van de stoffelijke goederen voor de samenleving vruchtbare vrede en bestendigheid van leven betekenen, en geen onzekere toestanden te voorschijn roepen, die strijd en afgunst verwekken, en overgelaten worden aan het geweld van het onbarmhartig spel tussen kracht en zwakheid.
Ieder mens, als redelijk wezen, heeft inderdaad van nature het fundamentele recht om van de stoffelijke goederen van de aarde gebruik te maken, terwijl het aan de menselijke wil en aan de rechtsvormen van de volken wordt overgelaten om de daadwerkelijke verwezenlijking hiervan nader te regelen. Dat recht van de enkeling kan op geen enkele wijze worden opgeheven, ook niet door andere, zekere en erkende rechtstitels op de stoffelijke goederen. De natuurlijke orde, die in God haar oorsprong vindt, vraagt zonder twijfel ook het privaat eigendomsbezit en de vrijheid van onderlinge uitwisseling van de goederen door middel van ruil en schenking, evenals de regelende bevoegdheid van het openbaar gezag ten aanzien van die beide instellingen. Dit alles blijft echter ondergeschikt aan het natuurlijke doel van de stoffelijke goederen, en het kan niet los gemaakt worden van het oorspronkelijke en fundamentele recht, dat voor allen het gebruik van de goederen openstelt; veeleer moet het dienen om er de verwezenlijking van mogelijk te maken in overeenstemming met zijn doel. Alleen zó zal men kunnen en moeten bereiken, dat eigendom en gebruik van de stoffelijke goederen voor de samenleving vruchtbare vrede en bestendigheid van leven betekenen, en geen onzekere toestanden te voorschijn roepen, die strijd en afgunst verwekken, en overgelaten worden aan het geweld van het onbarmhartig spel tussen kracht en zwakheid.
Referenties naar alinea 14: 2
Gaudium et Spes ->=geentekst=Compendium van de Sociale Leer van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Het verband tussen dit recht en den plicht van godsdienstige en zedelijke volmaking van de mens
Het ingeboren recht op het gebruik van de stoffelijke goederen, juist omdat het nauw samenhangt met de waardigheid en de andere rechten van de mens, geeft hem, in de vorm dien wij boven aangaven, een zekere stoffelijke basis, die voor hem van het hoogste belang is om zijn zedelijke plichten te kunnen vervullen. De bescherming van dat recht zal de persoonlijke waardigheid van de mens verzekeren, en zal het hem vergemakkelijken zich in billijke vrijheid toe te leggen op die reeks vaststaande verplichtingen en beslissingen, waarvoor hij onmiddellijk verantwoordelijk is tegenover zijn Schepper, en er ook aan te voldoen. Er rust namelijk op de mens de volstrekt persoonlijke plicht om zijn stoffelijk en geestelijk leven te bewaren en het zo volmaakt mogelijk te ordenen, om het godsdienstige en zedelijke doel te bereiken, dat God aan alle mensen heeft aangewezen en hun heeft gesteld tot hoogste norm, die altijd en in alle omstandigheden verplichtend blijft en aan alle andere verplichtingen voorafgaat.
Het ingeboren recht op het gebruik van de stoffelijke goederen, juist omdat het nauw samenhangt met de waardigheid en de andere rechten van de mens, geeft hem, in de vorm dien wij boven aangaven, een zekere stoffelijke basis, die voor hem van het hoogste belang is om zijn zedelijke plichten te kunnen vervullen. De bescherming van dat recht zal de persoonlijke waardigheid van de mens verzekeren, en zal het hem vergemakkelijken zich in billijke vrijheid toe te leggen op die reeks vaststaande verplichtingen en beslissingen, waarvoor hij onmiddellijk verantwoordelijk is tegenover zijn Schepper, en er ook aan te voldoen. Er rust namelijk op de mens de volstrekt persoonlijke plicht om zijn stoffelijk en geestelijk leven te bewaren en het zo volmaakt mogelijk te ordenen, om het godsdienstige en zedelijke doel te bereiken, dat God aan alle mensen heeft aangewezen en hun heeft gesteld tot hoogste norm, die altijd en in alle omstandigheden verplichtend blijft en aan alle andere verplichtingen voorafgaat.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Gaudium et Spes ->=geentekst=
Dignitatis Humanae ->=geentekst=
De plicht van de openbare macht om de onaantastbare rechten van de mens te beschermen
Het is de wezenlijke taak van iedere openbare macht om het onaantastbare gebied van de rechten van de mens te beschermen en hem de vervulling van zijn plichten te vergemakkelijken. Is het wellicht niet juist dat, wat mede beoogd wordt met de zuivere betekenis van het algemeen welzijn, welks bevordering de staat tot taak heeft? Hieruit volgt, dat de zorg voor een dusdanig algemeen welzijn niet een zó uitgebreide macht over de leden van de gemeenschap met zich meebrengt, dat het openbaar gezag uit kracht daarvan het recht zou hebben om de ontwikkeling van de boven beschreven handelwijze van de enkeling te beknotten, om rechtstreeks te beslissen over het begin of (tenzij in geval van rechtmatige straf) over het einde van het menselijke leven, om volgens eigen inzicht de wijze te bepalen van zijn lichamelijk, geestelijk, godsdienstig en zedelijk leven in tegenstelling met de persoonlijke plichten en rechten van de mens, noch ook om tot dat doel het natuurlijke recht op de stoffelijke goederen af te schaffen of van zijn uitwerking te beroven. Als men een dergelijke uitgebreidheid van zijn macht afleidt uit de zorg voor het algemeen welzijn, betekent dat, men den zin zelf van het algemeen welzijn verdraait, en men komt tot de dwaling te beweren, dat het eigenlijke doel van de mens op aarde de gemeenschap is, dat de gemeenschap doel in zicht is, dat de mens geen ander leven heeft dat hem wacht buiten het leven, dat hier beneden eindigt.
Het is de wezenlijke taak van iedere openbare macht om het onaantastbare gebied van de rechten van de mens te beschermen en hem de vervulling van zijn plichten te vergemakkelijken. Is het wellicht niet juist dat, wat mede beoogd wordt met de zuivere betekenis van het algemeen welzijn, welks bevordering de staat tot taak heeft? Hieruit volgt, dat de zorg voor een dusdanig algemeen welzijn niet een zó uitgebreide macht over de leden van de gemeenschap met zich meebrengt, dat het openbaar gezag uit kracht daarvan het recht zou hebben om de ontwikkeling van de boven beschreven handelwijze van de enkeling te beknotten, om rechtstreeks te beslissen over het begin of (tenzij in geval van rechtmatige straf) over het einde van het menselijke leven, om volgens eigen inzicht de wijze te bepalen van zijn lichamelijk, geestelijk, godsdienstig en zedelijk leven in tegenstelling met de persoonlijke plichten en rechten van de mens, noch ook om tot dat doel het natuurlijke recht op de stoffelijke goederen af te schaffen of van zijn uitwerking te beroven. Als men een dergelijke uitgebreidheid van zijn macht afleidt uit de zorg voor het algemeen welzijn, betekent dat, men den zin zelf van het algemeen welzijn verdraait, en men komt tot de dwaling te beweren, dat het eigenlijke doel van de mens op aarde de gemeenschap is, dat de gemeenschap doel in zicht is, dat de mens geen ander leven heeft dat hem wacht buiten het leven, dat hier beneden eindigt.
Referenties naar alinea 16: 3
Pacem in Terris ->=geentekst=Gaudium et Spes ->=geentekst=
Dignitatis Humanae ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Het ware doel van de nationale economie
Ook het nationale economie, zoals ze de vrucht is van de werkzaamheid van mensen, die samenwerken in een staatsverband, heeft geen ander doel dan zonder onderbreking de stoffelijke omstandigheden te verzekeren, waarin zich het individuele leven van de burgers volledig kan ontwikkelen. Waar dit op een duurzame wijze wordt bereikt, daar zal een volk in waarheid economisch rijk zijn, omdat het algemene welzijn en, als gevolg daarvan, het persoonlijke recht dat allen bezitten op het gebruik van de aardse goederen, op die wijze verwezenlijkt worden in overeenstemming met de bedoeling van de Schepper.
Ook het nationale economie, zoals ze de vrucht is van de werkzaamheid van mensen, die samenwerken in een staatsverband, heeft geen ander doel dan zonder onderbreking de stoffelijke omstandigheden te verzekeren, waarin zich het individuele leven van de burgers volledig kan ontwikkelen. Waar dit op een duurzame wijze wordt bereikt, daar zal een volk in waarheid economisch rijk zijn, omdat het algemene welzijn en, als gevolg daarvan, het persoonlijke recht dat allen bezitten op het gebruik van de aardse goederen, op die wijze verwezenlijkt worden in overeenstemming met de bedoeling van de Schepper.
Referenties naar alinea 17: 1
Mater et Magistra ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Waarin de economische rijkdom van een volk eigenlijk bestaat
Vandaar, beminde zonen, zal het u gemakkelijk vallen om in te zien, dat de economische rijkdom van een volk eigenlijk niet bestaat in de overvloed van goederen, gemeten volgens een waardeschatting die louter en alleen stoffelijk is, maar veeleer hierin, dat een zodanige overvloed de stoffelijke basis betekent en ook inderdaad legt, die voldoende is voor de nodige persoonlijke ontwikkeling van zijn leden. Als een dergelijke rechtvaardige verdeling van de goederen niet zou worden verwezenlijkt of slechts op onvolmaakte wijze tot stand zou worden gebracht, dan zou het ware doel van de nationale economie niet worden bereikt; immers, al zou er ook een gelukkige overvloed van goederen ter beschikking staan, als het volk niet in de gelegenheid zou worden gesteld om er in te delen, dan zou het economisch niet rijk maar arm zijn. Laat men er zich echter op toe leggen om die rechtvaardige verdeling werkelijk en op een duurzame wijze te verwezenlijken, en men zal een volk krijgen, dat, ook al beschikt het over minder goederen, economisch gezond zal worden en blijven.
Vandaar, beminde zonen, zal het u gemakkelijk vallen om in te zien, dat de economische rijkdom van een volk eigenlijk niet bestaat in de overvloed van goederen, gemeten volgens een waardeschatting die louter en alleen stoffelijk is, maar veeleer hierin, dat een zodanige overvloed de stoffelijke basis betekent en ook inderdaad legt, die voldoende is voor de nodige persoonlijke ontwikkeling van zijn leden. Als een dergelijke rechtvaardige verdeling van de goederen niet zou worden verwezenlijkt of slechts op onvolmaakte wijze tot stand zou worden gebracht, dan zou het ware doel van de nationale economie niet worden bereikt; immers, al zou er ook een gelukkige overvloed van goederen ter beschikking staan, als het volk niet in de gelegenheid zou worden gesteld om er in te delen, dan zou het economisch niet rijk maar arm zijn. Laat men er zich echter op toe leggen om die rechtvaardige verdeling werkelijk en op een duurzame wijze te verwezenlijken, en men zal een volk krijgen, dat, ook al beschikt het over minder goederen, economisch gezond zal worden en blijven.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Hoe nuttig de herinnering aan deze fundamentele begrippen is
Het lijkt ons bijzonder opportuun om die fundamentele begrippen, die betrekking hebben op de rijkdom en de armoede van de volkeren, op de huidige dag in uw overweging aan te bevelen, nu de neiging bestaat om die rijkdom en armoede af te meten en te beoordelen volgens een zuiver kwantitatieve maatstaf en norm, die uitgaan ofwel van de ruimte, ofwel van de overvloed van de goederen. Als men daarentegen het doel van de nationale economie zuiver afmeet, dan zal het een lichtbaken worden voor het streven van de staatslieden en de volken, en het zal voor hen uitstralen, zodat ze uit eigen beweging een weg zullen betreden, die niet een voortdurend aantasten zal vragen van goed en bloed, maar vruchten van vrede en algemeen welzijn zal opleveren.
Het lijkt ons bijzonder opportuun om die fundamentele begrippen, die betrekking hebben op de rijkdom en de armoede van de volkeren, op de huidige dag in uw overweging aan te bevelen, nu de neiging bestaat om die rijkdom en armoede af te meten en te beoordelen volgens een zuiver kwantitatieve maatstaf en norm, die uitgaan ofwel van de ruimte, ofwel van de overvloed van de goederen. Als men daarentegen het doel van de nationale economie zuiver afmeet, dan zal het een lichtbaken worden voor het streven van de staatslieden en de volken, en het zal voor hen uitstralen, zodat ze uit eigen beweging een weg zullen betreden, die niet een voortdurend aantasten zal vragen van goed en bloed, maar vruchten van vrede en algemeen welzijn zal opleveren.
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De arbeid
20
Pacem in Terris ->=geentekst=
De samenhang tussen den arbeid en het gebruik van de stoffelijke goederen; de arbeid is persoonlijk en noodzakelijk
Gij begrijpt, beminde zonen, hoe de arbeid samenhangt met het gebruik van de stoffelijke goederen. Rerum Novarum [651] leert, dat de menselijke arbeid twee eigenschappen heeft: hij is persoonlijk en hij is noodzakelijk. Persoonlijk is hij, omdat hij verricht wordt door de krachten van iedere mens afzonderlijk; noodzakelijk, omdat de mens zich zonder te arbeiden niet datgene kan verschaffen, wat onontbeerlijk is voor het leven, welke handhaving een natuurlijke, zware, individuele plicht is. Aan deze persoonlijke, door de natuur opgelegde plicht tot arbeiden beantwoordt als een gevolg het natuurlijk recht van ieder individu om door middel van de arbeid te voorzien in de behoeften van zijn eigen leven en dat van zijn kinderen: zozeer is het rijk van de natuur gericht op het behoud van de mens.
Gij begrijpt, beminde zonen, hoe de arbeid samenhangt met het gebruik van de stoffelijke goederen. Rerum Novarum [651] leert, dat de menselijke arbeid twee eigenschappen heeft: hij is persoonlijk en hij is noodzakelijk. Persoonlijk is hij, omdat hij verricht wordt door de krachten van iedere mens afzonderlijk; noodzakelijk, omdat de mens zich zonder te arbeiden niet datgene kan verschaffen, wat onontbeerlijk is voor het leven, welke handhaving een natuurlijke, zware, individuele plicht is. Aan deze persoonlijke, door de natuur opgelegde plicht tot arbeiden beantwoordt als een gevolg het natuurlijk recht van ieder individu om door middel van de arbeid te voorzien in de behoeften van zijn eigen leven en dat van zijn kinderen: zozeer is het rijk van de natuur gericht op het behoud van de mens.
Referenties naar alinea 20: 2
Pacem in Terris ->=geentekst=Pacem in Terris ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Aan wie komt de plicht en het recht om den arbeid van het volk te regelen op de eerste plaats toe?
Maar bedenkt, dat deze plicht en het daaraan beantwoordend recht op arbeid aan het individu wordt opgelegd en gegeven allereerst door de natuur en niet door de gemeenschap, alsof de mens niets anders ware dan een eenvoudige slaaf of functionaris van de maatschappij. Hieruit volgt dat de plicht en het recht om de arbeid van het volk te regelen op de eerste plaats toekomt aan hen, die daarbij onmiddellijk belang hebben, aan de werkgevers namelijk en de arbeiders. Als deze dan hun taak niet vervullen of door bijzondere buitengewone omstandigheden niet vervullen kunnen, dan is het de taak van de staat, in de verdeling en uitdeling van de arbeid, tussenbeide te komen in die mate en in die vorm, die door het goed begrepen algemeen welzijn wordt vereist.
Maar bedenkt, dat deze plicht en het daaraan beantwoordend recht op arbeid aan het individu wordt opgelegd en gegeven allereerst door de natuur en niet door de gemeenschap, alsof de mens niets anders ware dan een eenvoudige slaaf of functionaris van de maatschappij. Hieruit volgt dat de plicht en het recht om de arbeid van het volk te regelen op de eerste plaats toekomt aan hen, die daarbij onmiddellijk belang hebben, aan de werkgevers namelijk en de arbeiders. Als deze dan hun taak niet vervullen of door bijzondere buitengewone omstandigheden niet vervullen kunnen, dan is het de taak van de staat, in de verdeling en uitdeling van de arbeid, tussenbeide te komen in die mate en in die vorm, die door het goed begrepen algemeen welzijn wordt vereist.
Referenties naar alinea 21: 1
Mater et Magistra ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Welke rechten voor staatsinmenging onaantastbaar zijn
In ieder geval moet iedere wettige en heilzame staatsinmenging op het gebied van de arbeid zodanig zijn, dat het persoonlijk karakter daarvan bewaard blijft en geëerbiedigd wordt, zowel wat betreft de beginselen als - binnen de grenzen van het mogelijke - wat betrekking heeft op de uitvoering. Dit zal geschieden als de voorschriften van de staat de uitvoering van andere evenzeer persoonlijke plichten en rechten niet afschaffen, noch de verwezenlijking er van onmogelijk maken. Zulke rechten zijn het recht op de ware dienst van God; op het huwelijk; het recht van de echtgenoten, van vader en moeder, om het echtelijk en huiselijk leven te leiden; het recht op een redelijke vrijheid in de keuze van een levensstaat en in het volgen van een werkelijke roeping; dit laatste is een verheven en, meer dan enig ander, persoonlijk recht van de menselijke geest, wanneer er nog bijkomen de hogere en onvervreemdbare rechten van God en van de Kerk, zoals bij de keuze en de uitoefening van priester- en kloosterroeping.
In ieder geval moet iedere wettige en heilzame staatsinmenging op het gebied van de arbeid zodanig zijn, dat het persoonlijk karakter daarvan bewaard blijft en geëerbiedigd wordt, zowel wat betreft de beginselen als - binnen de grenzen van het mogelijke - wat betrekking heeft op de uitvoering. Dit zal geschieden als de voorschriften van de staat de uitvoering van andere evenzeer persoonlijke plichten en rechten niet afschaffen, noch de verwezenlijking er van onmogelijk maken. Zulke rechten zijn het recht op de ware dienst van God; op het huwelijk; het recht van de echtgenoten, van vader en moeder, om het echtelijk en huiselijk leven te leiden; het recht op een redelijke vrijheid in de keuze van een levensstaat en in het volgen van een werkelijke roeping; dit laatste is een verheven en, meer dan enig ander, persoonlijk recht van de menselijke geest, wanneer er nog bijkomen de hogere en onvervreemdbare rechten van God en van de Kerk, zoals bij de keuze en de uitoefening van priester- en kloosterroeping.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Het gezin
23
Verband tussen privaateigendom en gezin; conclusies daaruit
Volgens de leer van Rerum Novarum [651] heeft de natuur zelf de privaateigendom aller-innigst verbonden met het bestaan van de menselijke maatschappij en haar ware beschaving, en bovenal met het bestaan en de ontwikkeling van het gezin. Deze band blijkt meer dan duidelijk. Moet het privaateigendom niet aan de huisvader die gezonde vrijheid verzekeren, de hij nodig heeft om de hem door de Schepper opgelegde plichten te vervullen, die betrekking hebben op het stoffelijk, geestelijk, godsdienstig welzijn van het gezin?
Volgens de leer van Rerum Novarum [651] heeft de natuur zelf de privaateigendom aller-innigst verbonden met het bestaan van de menselijke maatschappij en haar ware beschaving, en bovenal met het bestaan en de ontwikkeling van het gezin. Deze band blijkt meer dan duidelijk. Moet het privaateigendom niet aan de huisvader die gezonde vrijheid verzekeren, de hij nodig heeft om de hem door de Schepper opgelegde plichten te vervullen, die betrekking hebben op het stoffelijk, geestelijk, godsdienstig welzijn van het gezin?
Referenties naar alinea 23: 1
Mater et Magistra ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
In het gezin vindt het volk de natuurlijke en vruchtbare wortel van zijn grootheid en macht. Als de privaateigendom het welzijn moet dienen van het gezin, dan moeten alle publieke voorschriften, en bovenal die van de staat, welke bezit van die eigendom regelen, deze functie niet slechts mogelijk maken, en in stand houden - deze functie, die in de natuurlijke orde in zeker opzicht iedere andere te boven gaat - maar haar ook steeds meer vervolmaken. Onnatuurlijk zou inderdaad een zogenaamde vooruitgang van de beschaving zijn, die of door de overvloed van ambten of door overmatige, onmiddellijke inmenging, de betekenis van de privaateigendom zou uithollen, en zo aan het gezin en aan het gezinshoofd praktisch de vrijheid zou ontnemen om te streven naar het doel, dat God aan de vervolmaking van het gezinsleven heeft gesteld.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Met name verband tussen privaat bezit van grond en gezin
Onder alle goederen, die voorwerp van privaateigendom kunnen zijn, is er, volgens de leer van Rerum Novarum [651], geen méér overeenkomstig de natuur, dan de bodem, het erf, waarop het gezin woont en van welke vruchten het geheel of gedeeltelijk leeft. En het is overeenkomstig de geest van Rerum Novarum [651] te bevestigen, dat in de regel alleen die bestendigheid, die in eigen grondbezit wortelt, van de familie de volmaaktste en vruchtbaarste levenscel van de maatschappij maakt, die door haar voortschrijdende samenhang de tegenwoordige en toekomende geslachten schitterend verbindt. Als tegenwoordig het begrip van levensruimten en de schepping daarvan het middelpunt vormt van de sociale en politieke doelstellingen, moest men dan misschien niet vóór alles denken aan de levensruimte van het gezin, en dit bevrijden van de boeien van omstandigheden, die niet toelaten zelf maar aan een eigen huisje te denken?
Onder alle goederen, die voorwerp van privaateigendom kunnen zijn, is er, volgens de leer van Rerum Novarum [651], geen méér overeenkomstig de natuur, dan de bodem, het erf, waarop het gezin woont en van welke vruchten het geheel of gedeeltelijk leeft. En het is overeenkomstig de geest van Rerum Novarum [651] te bevestigen, dat in de regel alleen die bestendigheid, die in eigen grondbezit wortelt, van de familie de volmaaktste en vruchtbaarste levenscel van de maatschappij maakt, die door haar voortschrijdende samenhang de tegenwoordige en toekomende geslachten schitterend verbindt. Als tegenwoordig het begrip van levensruimten en de schepping daarvan het middelpunt vormt van de sociale en politieke doelstellingen, moest men dan misschien niet vóór alles denken aan de levensruimte van het gezin, en dit bevrijden van de boeien van omstandigheden, die niet toelaten zelf maar aan een eigen huisje te denken?
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
26
Apostolicam Actuositatem ->=geentekst=
Beginselen omtrent ontginning van bewoonbare streken en emigratie
Onze planeet, met haar uitgestrekte oceanen, zeeën en meren, met bergen en vlakten bedekt door eeuwige sneeuw en ijs, met grote woestijnen en onherbergzame en onvruchtbare landstreken, is toch niet arm aan bewoonbare gebieden en plaatsen, die nog overgelaten zijn aan de grillige vegetatie van de natuur en zich goed zouden eigenen voor ontginning door mensenhand, voor zijn behoeften en voor zijn beschavingswerk; en meer dan eens is het onvermijdelijk, dat enige gezinnen van hier of daar emigreren, en elders een nieuw vaderland zoeken. Dan moet, volgens de leer van Rerum Novarum [651], het recht van het gezin op levensruimte worden geëerbiedigd. Waar dit geschiedt, zal het natuurlijk doel van de emigratie, zoals de ervaring vaak bevestigt, worden bereikt, namelijk de gunstigere verdeling van de mensen over de oppervlakte van de aarde, die zich eigent voor landbouwkoloniën; over die oppervlakte, die God schiep en bereidde voor het gebruik van allen. Indien beide partijen, die welke toestemming geeft om de geboortegrond te verlaten, en die welke die nieuwaangekomene opneemt, eerlijk zorg dragen alles uit den weg te ruimen, wat het ontstaat en de ontplooiing van een waarachtig vertrouwen tussen het land van emigratie en dat van immigratie kan belemmeren, dan zullen allen die aan een dergelijke verandering van plaatsen en personen deelhebben, er voordeel van genieten; de gezinnen ontvangen een erf, dat voor hen vaderland zal zijn in de ware zin des woords; de dichtbewoonde gebieden zullen hun lasten verminderd gevoelen en hun volkeren zullen zich op vreemd grondgebied nieuwe vrienden maken; en de staten, die de emigranten opnemen, zullen nijvere burgers winnen. Zo zullen de volken en de staten bijdragen leveren tot de vermeerdering van het menselijk welzijn en de vooruitgang van de menselijke beschaving.
Onze planeet, met haar uitgestrekte oceanen, zeeën en meren, met bergen en vlakten bedekt door eeuwige sneeuw en ijs, met grote woestijnen en onherbergzame en onvruchtbare landstreken, is toch niet arm aan bewoonbare gebieden en plaatsen, die nog overgelaten zijn aan de grillige vegetatie van de natuur en zich goed zouden eigenen voor ontginning door mensenhand, voor zijn behoeften en voor zijn beschavingswerk; en meer dan eens is het onvermijdelijk, dat enige gezinnen van hier of daar emigreren, en elders een nieuw vaderland zoeken. Dan moet, volgens de leer van Rerum Novarum [651], het recht van het gezin op levensruimte worden geëerbiedigd. Waar dit geschiedt, zal het natuurlijk doel van de emigratie, zoals de ervaring vaak bevestigt, worden bereikt, namelijk de gunstigere verdeling van de mensen over de oppervlakte van de aarde, die zich eigent voor landbouwkoloniën; over die oppervlakte, die God schiep en bereidde voor het gebruik van allen. Indien beide partijen, die welke toestemming geeft om de geboortegrond te verlaten, en die welke die nieuwaangekomene opneemt, eerlijk zorg dragen alles uit den weg te ruimen, wat het ontstaat en de ontplooiing van een waarachtig vertrouwen tussen het land van emigratie en dat van immigratie kan belemmeren, dan zullen allen die aan een dergelijke verandering van plaatsen en personen deelhebben, er voordeel van genieten; de gezinnen ontvangen een erf, dat voor hen vaderland zal zijn in de ware zin des woords; de dichtbewoonde gebieden zullen hun lasten verminderd gevoelen en hun volkeren zullen zich op vreemd grondgebied nieuwe vrienden maken; en de staten, die de emigranten opnemen, zullen nijvere burgers winnen. Zo zullen de volken en de staten bijdragen leveren tot de vermeerdering van het menselijk welzijn en de vooruitgang van de menselijke beschaving.
Referenties naar alinea 26: 2
Mater et Magistra ->=geentekst=Apostolicam Actuositatem ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Slot
27
Aansporing om in de geest van Leo XIII te blijven werken voor een nieuwe orde
Dit dierbare zonen, zijn de beginselen, de opvattingen, de richtlijnen, volgens welke wij nu reeds zouden willen medewerken aan de toekomstige regeling van die nieuwe orde die - zo verwacht en wenst de wereld - zal oprijzen uit de onmenselijke gisting van de hedendaagse strijd, om in een rechtvaardige vrede rust te brengen onder de volken. Wat rest ons dan, zo niet, in de geest van Leo XIII en naar de bedoeling van zijn nobele vermaningen en doelstellingen, u aan te sporen om het werk, dat het vorige geslacht van uw broeders en zusters zo ijverig begonnen is, voort te zetten en te bevorderen? Moge van de twee Pausen van de sociale encyclieken de dringende stem niet uitsterven onder u of ook maar verzwakken, die hun, die geloven in de bovennatuurlijke wedergeboorte van de mensheid, luide wijst op de zedelijke plicht, mede te werken aan de ordening van de maatschappij, en, in het bijzonder, van het economisch leven, en niet minder dan de staat zelf, hen, die aan dat nieuwe leven deelnemen, tot daden aanvuurt. Is dat niet een heilige plicht voor iedere christen? Laat u toch, dierbare zonen, door de uitwendige moeilijkheden niet ontmoedigen, noch door de belemmering van het toenemend heidendom in het openbare leven ontzenuwen. Dat de uitvinders van dwalingen en ongezonde theorieën, betreurenswaardige stromingen, niet van vooruitgang, maar eerder van verwording en bederf van het godsdienstig leven, u niet om de tuin leiden; het zijn die gangbare meningen, die beweren, dat de verlossing, als behorende tot de orde van de bovennatuurlijke genade, en derhalve het uitsluitend werk van God, onze aardse medewerking niet behoeft. O ongelukkige onwetendheid omtrent het werk Gods! ”Zij noemden zich wijs, en werden dwaas.” (Rom. 1, 22) [b:Rom. 1, 22] Alsof de eerste uitwerking van de genade niet juist bestond in het versterken van onze krachtsinspanningen om dagelijks, als afzonderlijke personen en als leden van de maatschappij, de geboden van God te onderhouden; alsof niet in de ziel van de Kerk al tweeduizend jaar het gevoel van collectieve verantwoordelijkheid van allen tegenover allen leefde en voortduurde, een verantwoordelijkheidsgevoel, waardoor de geesten gedreven werden en worden tot de heldhaftige naastenliefde van de landbouwende monniken, van de slavenverlossers, van de ziekenverplegers, van de brengers van het geloof, van de beschaving en van de wetenschap in alle tijdperken en bij alle volken, teneinde sociale toestanden te scheppen, die, zij alleen, in staat zijn voor allen en mens- en christenwaardig leven mogelijk en gemakkelijk te maken. Maar gij, u bewust en diep overtuigd van deze heilige verantwoordelijkheid, weest in het binnenste van uw ziel nimmer tevreden met die algemene en publieke middelmatigheid, waarmee het merendeel van de mensen niet in staat is, tenzij met heldhaftige beoefening van deugd, de goddelijke wetten, altijd en in alle gevallen onaantastbaar, te onderhouden.
Dit dierbare zonen, zijn de beginselen, de opvattingen, de richtlijnen, volgens welke wij nu reeds zouden willen medewerken aan de toekomstige regeling van die nieuwe orde die - zo verwacht en wenst de wereld - zal oprijzen uit de onmenselijke gisting van de hedendaagse strijd, om in een rechtvaardige vrede rust te brengen onder de volken. Wat rest ons dan, zo niet, in de geest van Leo XIII en naar de bedoeling van zijn nobele vermaningen en doelstellingen, u aan te sporen om het werk, dat het vorige geslacht van uw broeders en zusters zo ijverig begonnen is, voort te zetten en te bevorderen? Moge van de twee Pausen van de sociale encyclieken de dringende stem niet uitsterven onder u of ook maar verzwakken, die hun, die geloven in de bovennatuurlijke wedergeboorte van de mensheid, luide wijst op de zedelijke plicht, mede te werken aan de ordening van de maatschappij, en, in het bijzonder, van het economisch leven, en niet minder dan de staat zelf, hen, die aan dat nieuwe leven deelnemen, tot daden aanvuurt. Is dat niet een heilige plicht voor iedere christen? Laat u toch, dierbare zonen, door de uitwendige moeilijkheden niet ontmoedigen, noch door de belemmering van het toenemend heidendom in het openbare leven ontzenuwen. Dat de uitvinders van dwalingen en ongezonde theorieën, betreurenswaardige stromingen, niet van vooruitgang, maar eerder van verwording en bederf van het godsdienstig leven, u niet om de tuin leiden; het zijn die gangbare meningen, die beweren, dat de verlossing, als behorende tot de orde van de bovennatuurlijke genade, en derhalve het uitsluitend werk van God, onze aardse medewerking niet behoeft. O ongelukkige onwetendheid omtrent het werk Gods! ”Zij noemden zich wijs, en werden dwaas.” (Rom. 1, 22) [b:Rom. 1, 22] Alsof de eerste uitwerking van de genade niet juist bestond in het versterken van onze krachtsinspanningen om dagelijks, als afzonderlijke personen en als leden van de maatschappij, de geboden van God te onderhouden; alsof niet in de ziel van de Kerk al tweeduizend jaar het gevoel van collectieve verantwoordelijkheid van allen tegenover allen leefde en voortduurde, een verantwoordelijkheidsgevoel, waardoor de geesten gedreven werden en worden tot de heldhaftige naastenliefde van de landbouwende monniken, van de slavenverlossers, van de ziekenverplegers, van de brengers van het geloof, van de beschaving en van de wetenschap in alle tijdperken en bij alle volken, teneinde sociale toestanden te scheppen, die, zij alleen, in staat zijn voor allen en mens- en christenwaardig leven mogelijk en gemakkelijk te maken. Maar gij, u bewust en diep overtuigd van deze heilige verantwoordelijkheid, weest in het binnenste van uw ziel nimmer tevreden met die algemene en publieke middelmatigheid, waarmee het merendeel van de mensen niet in staat is, tenzij met heldhaftige beoefening van deugd, de goddelijke wetten, altijd en in alle gevallen onaantastbaar, te onderhouden.
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Indien soms tussen het voornemen en uitvoering evident geen verhouding schijnt te bestaan; indien er fouten worden begaan, wat overigens het deel is van alle menselijk handelen; indien verschil van mening ontstaat over de gevolgde of nog te volgen weg, zo mag u dat niet de moed doen verliezen, noch vertraging noch klachten noch beschuldigingen, verwekken, noch u het troostend feit doen vergeten, dat uit de verheven boodschap van de Paus van de encycliek Rerum Novarum [651] een levendige en heldere bron ontsprong van krachtige, eerlijke, onbaatzuchtige sociale geest; een bron, die - zo ze heden dan ook al voor een deel bedekt wordt door een lawine van uiteenlopende en sterkere gebeurtenissen - morgen, wanneer de ruïnen van deze wereldorkaan zullen zijn weggeruimd, bij de aanvang van het herstelwerk van een nieuwe sociale orde, die, zo bidden wij, God en de mens waardig zal zijn - nieuwe en krachtige aandrang, en nieuwe stroom van heropleving en groei in heel de bloei van de menselijke beschaving zal uitstorten. Beschermt de edele vlam van de broederlijke sociale geest, die, nu een halve eeuw geleden, in de harten uwer vaderen de heldere en lichtverspreidende fakkel ontstak van het woord van Leo XIII; laat niet toe en gedoogt niet, dat aan die fakkel haar voedsel ontbreke, en dat ze, na een opflikkering bij gelegenheid van uw herdenkingshulde, uitsterve, gedoofd door een laffe, terughoudende en omzichtige onverschilligheid tegenover de noodwendigheden van de armsten van onze medebroeders, of neergeworpen in het stof en het slijk door de dwarrelwind van de antichristelijke of niet-christelijke geest. Voed ze, verlevendigt ze, heft ze op, vergroot ze, die vlam; brengt ze overal waar tot u doordringt een zucht van angst, een klacht van ellende, een kreet van smart; versterkt telkens opnieuw haar hitte met de gloed van de liefde, ontstoken aan het Hart van de Verlosser, waaraan de maand die heden begint, is toegewijd. Gaat tot dat goddelijk Hart, zachtmoedig en ootmoedig, toevlucht voor alle versterking bij vermoeienis en druk van de arbeid; het is het Hart van Hem, die aan elk onvervalst en zuiver werk, verricht in Zijn naam, ten bate van de bedrukten, van de door de wereld verlatenen, en van de misdeelden, de eeuwige beloning van de gelukzaligheid beloofd heeft: ”Gij, gezegende van Mijn Vader! Wat gij gedaan hebt aan de geringsten van Mijn medebroeders, dat hebt gij aan Mij gedaan.”
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 13
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/778-la-solennita-nl