COMPENDIUM VAN DE SOCIALE LEER VAN DE KERK
(Soort document: Pauselijke Raad "Justitia et Pax")
26 oktober 2004
De Kerk ziet in de mens, in elke mens, het levende beeld van God zelf. Dit beeld vindt zijn volledige verklaring in het mysterie van Christus en is geroepen het er steeds dieper terug te vinden, het perfecte beeld van God, Hij die God openbaart aan de mens en de mens aan zichzelf. Het is tot deze mens, die van God zelf een onvergelijkbare en een onvervreemdbare waardigheid heeft ontvangen, dat de Kerk zich richt en hem de meest verheven en bijzondere dienst bewijst door hem voortdurend aan zijn zeer hoge roeping te herinneren, zodat hij er zich steeds bewust van blijft en haar waardig is. Christus, de Zoon van God, “heeft zich door zijn menswording in zekere zin met iedere mens verenigd”
2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22; daarom ziet de Kerk het als haar fundamentele plicht om er voor te zorgen dat deze vereniging zich steeds opnieuw kan realiseren en hernieuwen. In Christus de Heer geeft de Kerk de weg van de mens aan en zij wil haar als eerste bewandelen
Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 14: zij nodigt alle mensen uit om in iedereen — nabij of ver, bekend of onbekend en bovenal in de arme en de lijdende — een broeder of zuster te zien “voor wie Christus gestorven is” (
1 Kor. 8, 11)(
Rom. 14, 15)
Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1931.
Gans het sociale leven is de uitdrukking van zijn onmiskenbare protagonist: de menselijke persoon. De Kerk is dikwijls en op verschillende manieren de geautoriseerde vertolker geweest van dit bewustzijn door het centrale karakter van de menselijke persoon in elk domein en in elke uitdrukking van het sociaal-zijn te erkennen en te bevestigen: “de menselijke maatschappij maakt dus het voorwerp uit van de sociale leer van de Kerk aangezien deze laatste zich niet buiten of boven de mensen bevindt die verenigd zijn in de maatschappij; zij bestaat integendeel uitsluitend in hen, en dus voor hen”
Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), Richtlijnen voor de studie en het onderricht van de sociale leer van de Kerk bij de vorming van priesters (30 dec 1988), 35. Deze belangrijke herkenning vindt haar uitdrukking in de bevestiging dat “de mens, ver van het object en een passief element van het sociale leven te zijn, veeleer het subject, het fundament en het doel ervan is en dit ook moet blijven”
Paus Pius XII, Radiotoespraak, Kerstboodschap 1944 (fragmenten), Benignitas et humanitas (24 dec 1944), 5. De oorsprong van het sociale leven wordt derhalve gevonden in de menselijke persoon en de samenleving kan niet weigeren om zijn actief en verantwoordelijk subject te erkennen; elke uitdrukkingsvorm van de samenleving moet gericht zijn op de menselijke persoon.