De wederzijdse autonomie van de Kerk en de politieke gemeenschap houdt geen scheiding in die samenwerking uitsluit. Beide, hoewel op een verschillende wijze, dienen de persoonlijke en sociale roeping van dezelfde mensen. De Kerk en de politieke gemeenschap drukken zichzelf immers uit door georganiseerde structuren die geen doelen op zich zijn maar die gericht zijn op de dienst aan de mens, om hem te helpen zijn rechten, die inherent zijn aan zijn identiteit als burger en als christen, ten volle uit te oefenen en om zijn overeenkomstige plichten behoorlijk te vervullen. De Kerk en de politieke gemeenschap zullen dit dienstwerk des te meer doeltreffend "tot welzijn van allen uitoefenen, naarmate zij beide meer een gezonde onderlinge samenwerking tot stand brengen, met inachtneming van de omstandigheden van plaats en tijd" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 76.