
26 oktober 2004
Het sociale magisterium van de Kerk ziet ook een uitdrukking van de relatie tussen arbeid en kapitaal in de instelling van de privé-eigendom, in het recht op en het gebruik van privé-eigendom. Het recht op privé-eigendom is ondergeschikt aan het principe van de universele bestemming van de goederen en mag geen reden vormen voor het beletten van de arbeid of de ontwikkeling van anderen. Eigendom, die in de eerste plaats wordt verworven door arbeid, moet ten dienste worden gesteld van de arbeid. Dit geldt vooral met betrekking tot het bezit van de productiemiddelen, maar hetzelfde principe slaat evenzeer op de goederen eigen aan de wereld van de financiën, de technologie, de kennis en aan de persoon.
De eigendom van productiemiddelen "zou nooit tégen de arbeid mogen spelen; geen bezit om het bezit" H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 14. De eigendom van productiemiddelen wordt onwettig wanneer hij "niet ten nutte gemaakt wordt, of dient om de arbeid van anderen te verhinderen, om een winst te maken die niet voortkomt uit het geheel van de uitbreiding van de arbeid en van de maatschappelijke rijkdom, maar veeleer uit de concentratie daarvan, uit de ongeoorloofde uitbuiting, uit de speculatie en uit de verbreking van de solidariteit in de wereld van de arbeid" H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 43