
26 oktober 2004
De kerkvaders hebben nooit de arbeid als een "opus servile" beschouwd - hoewel de cultuur van hun tijd dit wel deed - maar steeds als een "opus humanum", en zij streefden ernaar om al de verschillende uitdrukkingen van arbeid in ere te houden. Dankzij de arbeid bestuurt de mens de wereld samen met God; samen met God is hij er heer over en brengt hij goede dingen voor hem zelf en voor de anderen voort. Ledigheid schaadt het wezen van de mens terwijl activiteit goed is voor zijn lichaam en ziel Vgl. H. Johannes Chrysostomos, In Acta Apostolorum Homiliae. 35, 3: PG 60, 258. Christenen zijn geroepen om niet alleen te werken om zichzelf van brood te voorzien, maar ook vanuit de zorg voor de armere naaste: God heeft bevolen om hem voedsel, kleding, onderdak, verzorging en gezelschap te geven Vgl. H. Basilius van Caesarea, Kleine Regels, Regulae fusius tractatae - Regulae Brevius Tractatae. 42: PG 31, 1023-1027 Vgl. H. Athanasius van Alexandrië, Het leven van de heilige Antonius, Vita Antonii. hfdst. 3: PG 26, 846 Vgl. Mt. 25, 35-36 . De heilige Ambrosius beweert dat elke arbeider de hand van Christus is die verder blijft scheppen en goed doen Vgl. H. Ambrosius van Milaan, De obitu Valentiniani consolatio. 62: PL 16, 1438.