
26 oktober 2004
In zijn prediking leert Jezus ons dat we de arbeid moeten waarderen. Hijzelf, die "volledig aan ons gelijk is geworden, het grootste deel van zijn leven op aarde gewijd heeft aan handenarbeid en aan zijn timmermanswerkbank heeft gestaan" H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 6 in het atelier van Jozef Vgl. Mt. 13, 55 Vgl. Mc. 6, 3 , aan wie hij gehoorzaamde Vgl. Lc. 2, 51 . Jezus veroordeelt het gedrag van de luie dienaar die zijn talent in de grond verstopt Vgl. Mt. 25, 14-30 en looft de trouwe en voorzichtige dienaar die de meester hardwerkend aan de hem toevertrouwde taak terugvindt Vgl. Mt. 24, 46 . Hij beschrijft zijn eigen zending als een werk: "Mijn Vader werkt ononderbroken, en zo werk ook Ik" (Joh. 5, 17); en zijn leerlingen beschrijft hij als arbeiders die worden ingezet voor de oogst van de Heer, die gelijk staat met de evangelisatie van de mensheid Vgl. Mt. 9, 37-38 . Voor deze arbeiders geldt het algemene principe: "de arbeider is zijn loon waard" (Lc. 10, 7). Het is hen bijgevolg toegestaan om te verblijven in de huizen waar ze worden verwelkomd en om te eten en te drinken wat hun wordt aangeboden Vgl. Lc. 10, 7 .