
26 oktober 2004
Te midden van de vele implicaties van het algemeen welzijn, heeft het principe van de universele bestemming van de goederen een onmiddellijk belang: “God heeft de aarde met alles wat daarin is bestemd voor het gebruik van alle mensen en volken, zodat de geschapen goederen in een billijke verdeling aan allen moeten toekomen, onder de schutse van de rechtvaardigheid, vergezeld van de liefde” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 69. Dit principe is gebaseerd op het feit dat “de eerste oorsprong van al wat goed is, de daad van God zelf is die de aarde en de mens geschapen heeft en de aarde aan de mens gegeven heeft om haar door zijn werk te onderwerpen en er de vruchten van te genieten Vgl. Gen. 1, 28-29 . God heeft de aarde aan heel het mensengeslacht gegeven, om alle leden ervan te onderhouden zonder iemand uit te sluiten of te bevoorrechten. Hier ligt de wortel van de universele bestemming van de goederen van de aarde. Om reden van haar vruchtbaarheid en haar vermogen om de behoeften van de mens te bevredigen is zij de eerste gave van God voor het onderhoud van het menselijke leven” H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 31. De menselijke persoon kan niet zonder de materiële goederen die beantwoorden aan zijn primaire behoeften en die de basisvoorwaarden vormen voor zijn bestaan; deze goederen heeft hij absoluut nodig om zich te voeden, om te groeien, om te communiceren, om zich te verbinden met anderen en om de hoogste doelen te bereiken waartoe hij is geroepen Vgl. Paus Pius XII, Radiotoespraak, Op het Hoogfeest van Pinksteren ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van Rerum Novarum, La Solennità (1 juni 1941).