Een juiste uitoefening van de persoonlijke vrijheid vereist specifieke voorwaarden van economische, sociale, juridische en culturele aard “die dikwijls miskend en verkracht worden. Die toestanden van verblinding en onrecht belasten het morele leven en brengen zowel de sterken als de zwakken in verleiding om te zondigen tegen de liefde. Door zich af te keren van de morele wet tast de mens zijn eigen vrijheid aan, hij ketent zich aan zichzelf vast, verbreekt de solidariteit met zijn naaste en komt in opstand tegen de goddelijke waarheid” Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1740. Het bevrijden van onrechtvaardigheden bevordert menselijke vrijheid en waardigheid; niettemin moet men eerst “appelleren aan de geestelijke en morele hoedanigheden van het individu en aan de permanente noodzaak zich innerlijk te bekeren, als men die economische en sociale veranderingen wil bereiken die werkelijk ten dienste van de mens staan” Congregatie voor de Geloofsleer, Over de christelijke vrijheid en bevrijding, Libertatis conscientia (22 mrt 1986), 75.