
26 oktober 2004
Man en vrouw staan bovenal in relatie met de anderen als zij aan wie het leven van anderen werd toevertrouwd. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de waarde en de onaantastbaarheid van het menselijk leven, Evangelium Vitae (25 mrt 1995), 19 “Ook uw eigen bloed zal ik terugeisen (...) van de mensen onderling zal Ik het leven van de mens terugeisen” (Gen. 9, 5), vertelt God aan Noach na de zondvloed. In dit perspectief vereist de relatie met God dat het leven van de mens heilig en onaantastbaar is Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2258. Het vijfde gebod, “U zult niet doden” (Ex. 20, 13)(Deut. 5, 17), heeft geldingskracht omdat alleen God Heer is van leven en dood Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 27 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2259-2261. Het verschuldigde respect voor de onschendbaarheid en de integriteit van het fysieke leven vindt zijn hoogtepunt in het positieve gebod: “U zult uw naaste liefhebben als uzelf” (Lev. 19, 18), waarmee Jezus verplicht om rekening te houden met de noden van de naaste Vgl. Mt. 22, 37-40 Vgl. Mc. 12, 29-31 Vgl. Lc. 10, 27-28 .