Signum Magnum
x
Informatie over dit document
Signum Magnum
Over de verering en navolging van de heilige maagd Maria, moeder van de Kerk en toonbeeld van alle deugden
Paus Paulus VI
13 mei 1967
Pauselijke geschriften - Apostolische Exhortaties
1967, Katholiek Archief 22e jrg nr 33 p. 812-821
Titels, alineaverdeling en -nummering: naar de editie in het Portugees op de Vaticaanse website
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
13 mei 1967
Katholiek Archief
14 januari 2023
765
nl
Referenties naar dit document: 4
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Eerbiedwaardige broeders, heil en apostolische zegenHet grote teken dat de heilige apostel Johannes aan de hemel heeft gezien, namelijk een vrouw, bekleed met de zon, (Openb. 12, 1) [[b:Openb. 12, 1]] wordt in de heilige liturgie van de katholieke Kerk niet ten onrechte uitgelegd als een teken van de allerzaligste maagd Maria, door de genade van Christus de Verlosser moeder van alle mensen. Vgl. het epistel van de mis.. Vgl. het epistel van de mis van het feest van de verschijning van de hl. onbevlekte maagd Maria, 11 februari
Wij herinneren ons, eerbiedwaardige broeders, nog levendig de aandoening die wij gevoelden, toen wij aan het slot van de derde zitting van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, na de afkondiging van de dogmatische constitutie die Lumen Gentium [617] als titel draagt, de verheven moeder van God uitriepen tot geestelijke moeder van de Kerk, Post Duos Menses [[1612|27]] dat betekent: van alle gelovigen en van alle gewijde herders. Wij weten, dat op die dag de talrijke concilievaders- en gelovigen die bij de plechtigheid in de basiliek van Sint Pieter aanwezig waren, evenals de menigte Christenen die over de wereld verspreid leeft, daarom van vreugde gejuicht hebben. Toen is immers bij velen weer die eerste en overheerlijke triomf van de nederige dienstmaagd der Heren (Lc. 1, 38) [[b:Lc. 1, 38]] in herinnering geroepen, toen de bisschoppen van Oost en West, in het jaar 431 in oecumenisch concilie te Efeze [d:249] bijeen, Maria als Theotokos, dat is: als moeder van God, hebben begroet. Tot vreugde van de vaders hebben de burgers van die heerlijke stad die de christelijke leer beleden, door een opwelling van geloof gedreven, hen toen met brandende fakkels in de hand naar hun huis begeleid. O, met welk een moederlijke genegenheid heeft de maagd Maria in dat schitterend uur van de geschiedenis van de Kerk vanaf haar hemelse zetel op herders en gelovigen neergezien; want hun lofzangen en hymnen, op de eerste plaats ter ere van haar Zoon, maar daardoor ook tot haar eigen eer, moeten hebben geklonken als de echo van het profetisch lied dat zijzelf, gedreven door de Heilige Geest, voor de Allerhoogste heeft gezongen: Mijn hart prijst hoog de Heer ... daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd: en zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig, omdat aan mij zijn wonderwerken deed, Die machtig is ... (Lc. 1, 46.48-49) [[b:Lc. 1, 46.48-49]]
De aanleiding tot onze adhortatie vormen de religieuze plechtigheden die dezer dagen ter ere van de maagd en moeder van God te Fatima, in Portugal, worden gehouden, waar zij door talrijke scharen gelovigen omwille van haar moederlijk en tot erbarming geneigd Radioboodschap van Pius XII op 13 mei 1946, tot de gelovigen van Portugal, bij gelegenheid van de plechtige viering in de kerk van de hl. Maria te Fatima, uit naam van de heilige vader met een gouden kroon bekranst: A.A.S. 35 (1946), blz. 264 [[5274]] hart wordt vereerd; wij willen daarom alle kinderen van de Kerk nog eens opnieuw op de allerhechtste band wijzen waardoor het geestelijk moederschap van Maria, dat zo uitvoerig is uiteengezet in de dogmatische constitutie Lumen Gentium [617|60-65] en de verplichtingen van de verloste mensen jegens haar, als moeder van de Kerk, worden verbonden. Als wij immers aannemen, op grond van de talrijke getuigenissen van de Heilige Schrift zowel als van de heilige vaders, die in voornoemde constitutie tegelijk met recentere uitspraken van de Pausen worden aangehaald, dat Maria, de moeder van God en van de Verlosser, vgl: Lumen Gentium [[[617|53]]] met Hem door een nauwe en onverbrekelijke band verenigd vgl: Lumen Gentium [[[617|53]]] is geweest en dat haar een zeer bijzondere functie is toebedeeld in het mysterie van het mens geworden Woord en van het mystieke lichaam, vgl: Lumen Gentium [[[617|54]]] dat is in de heilseconomie, vgl: Lumen Gentium [[[617|55]]] dan volgt daar duidelijk uit, dat de maagd en moeder van God niet alleen als de allerheiligste moeder van God die aan de mysteries van Christus heeft deel gehad, vgl: Lumen Gentium [[[617|66]]] maar ook als moeder van de Kerk vgl: Post Duos Menses [[[1612|27]]] terecht met een bijzondere verering door de Kerk moet worden geëerd, vgl: Lumen Gentium [[[617|66]]] en wel vooral met een liturgische eredienst. vgl: Lumen Gentium [[[617|67]]]
En men hoeft er niet voor te vrezen, dat de liturgische hervorming - mits deze formule op haar wordt toegepast: de wet van het geloof bepaalt de wet van het gebed vgl: Mediator Dei et hominum [[[419|47]]] - afbreuk zou doen aan de volkomen unieke vgl: Lumen Gentium [[[617|66]]] eredienst die wij aan de allerheiligste maagd Maria verschuldigd zijn op grond van haar unieke voorrechten, waarin de waardigheid van de moeder van God tot uiting komt. Van de andere kant hoeft men evenmin ervoor te vrezen, dat een toeneming van de liturgische of individuele verering van de moeder van God de eredienst van aanbidding, die aan het mens geworden Woord wordt gebracht in gelijke mate als aan de Vader en de Heilige Geest, vgl: Lumen Gentium [[[617|66]]] zou overschaduwen of verminderen.
Het ligt niet in onze bedoeling, eerbiedwaardige broeders, hier nog eens de gehele traditionele leer uiteen te zetten over de functie van de moeder van God binnen de eeuwige heilsorde of over haar verhouding tot de Kerk; wij menen echter, dat wij de gelovigen een grote dienst kunnen bewijzen, als wij hier twee belangrijke hoofdstukken van het geloof bespreken, die op de vernieuwing van het christelijk leven betrekking hebben.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 De cultus door Maria als Moeder van de Kerk
1
Heilige Maria: perfecte spirituele Moeder van de Kerk
Op de eerste plaats vinden wij deze waarheid: Maria is moeder van de Kerk, niet alleen omdat zij de moeder van Jezus Christus is en zijn allernaaste medewerkster in de nieuwe ... economie, toen de Zoon van God de menselijke natuur uit haar heeft aangenomen, om door de mysteries van zijn vlees de mens van zonde te bevrijden, vgl: Lumen Gentium [[[617|55]]] maar ook omdat zij als een toonbeeld van deugden schittert voor heel de gemeenschap van uitverkorenen. vgl: Lumen Gentium [[[617|65.63]]] Want zoals geen enkele menselijke moeder haar rol slechts tot het voortbrengen van een nieuwe mens kan beperken, maar hierin ook de taak van voeding en opvoeding moet begrijpen, evenzo is het bij de heilige maagd Maria. Nadat zij heeft deelgenomen aan het offer van haar Zoon, aan de zaak van onze verlossing, en wel op zo intieme wijze, dat zij door Hem terecht als moeder is aangewezen, niet van de apostel Johannes alleen, maar tegelijk - laten wij het hier mogen zeggen - van het menselijk geslacht dat hij in zekere zin vertegenwoordigde, vgl: Lumen Gentium [[[617|58]]] vgl: Acta Leonis XIII 15, 1896, blz. 302 [[[1137]]] zet zij nu in de hemel de vervulling van haar moederlijke taak voort, die hierin bestaat, dat zij het goddelijk leven in elk van de verloste mensen afzonderlijk helpt verwekken en groeien, Deze zo troostrijke waarheid maakt, vanuit een vrije wilsbeschikking van de allerwijste God, integraal deel uit van het mysterie van het menselijk heil; zij moet daarom door alle Christenen in geloof worden aanvaard.
Op de eerste plaats vinden wij deze waarheid: Maria is moeder van de Kerk, niet alleen omdat zij de moeder van Jezus Christus is en zijn allernaaste medewerkster in de nieuwe ... economie, toen de Zoon van God de menselijke natuur uit haar heeft aangenomen, om door de mysteries van zijn vlees de mens van zonde te bevrijden, vgl: Lumen Gentium [[[617|55]]] maar ook omdat zij als een toonbeeld van deugden schittert voor heel de gemeenschap van uitverkorenen. vgl: Lumen Gentium [[[617|65.63]]] Want zoals geen enkele menselijke moeder haar rol slechts tot het voortbrengen van een nieuwe mens kan beperken, maar hierin ook de taak van voeding en opvoeding moet begrijpen, evenzo is het bij de heilige maagd Maria. Nadat zij heeft deelgenomen aan het offer van haar Zoon, aan de zaak van onze verlossing, en wel op zo intieme wijze, dat zij door Hem terecht als moeder is aangewezen, niet van de apostel Johannes alleen, maar tegelijk - laten wij het hier mogen zeggen - van het menselijk geslacht dat hij in zekere zin vertegenwoordigde, vgl: Lumen Gentium [[[617|58]]] vgl: Acta Leonis XIII 15, 1896, blz. 302 [[[1137]]] zet zij nu in de hemel de vervulling van haar moederlijke taak voort, die hierin bestaat, dat zij het goddelijk leven in elk van de verloste mensen afzonderlijk helpt verwekken en groeien, Deze zo troostrijke waarheid maakt, vanuit een vrije wilsbeschikking van de allerwijste God, integraal deel uit van het mysterie van het menselijk heil; zij moet daarom door alle Christenen in geloof worden aanvaard.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Maria, de geestelijke Moeder door Haar voorspraak bij de Zoon
Maar op welke wijze draagt de verheven moeder van God bij tot de groei van de leden van de Kerk in het genadeleven? Allereerst door haar onophoudelijk gebed, dat door een brandende liefde wordt geïnspireerd. Want hoewel deze maagd zich verheugt in de aanschouwing van de heilige Drie-eenheid, vergeet zij toch haar kinderen niet, die zoals zijzelf eenmaal nog op de pelgrimstocht van het geloof Lumen Gentium [[617|58]] zijn; ja zij aanschouwt hen juist in God, en verbonden met Jezus Christus, die altijd leeft om onze voorspraak te zijn, (Hebr. 7, 25) [b:Hebr. 7, 25] gevoelt zij hun noden en maakt zich tot hun voorspraak, helpster, bijstand en middelares. vgl: Lumen Gentium [[[617|62]]] Van deze nooit aflatende voorspraak bij haar Zoon voor het volk van God is de Kerk van de vroegste eeuwen af overtuigd geweest; getuige die overoude antifoon die met slechts geringe verschillen zowel in het oosten als in het westen deel uitmaakt van het liturgisch gebed:
Maar op welke wijze draagt de verheven moeder van God bij tot de groei van de leden van de Kerk in het genadeleven? Allereerst door haar onophoudelijk gebed, dat door een brandende liefde wordt geïnspireerd. Want hoewel deze maagd zich verheugt in de aanschouwing van de heilige Drie-eenheid, vergeet zij toch haar kinderen niet, die zoals zijzelf eenmaal nog op de pelgrimstocht van het geloof Lumen Gentium [[617|58]] zijn; ja zij aanschouwt hen juist in God, en verbonden met Jezus Christus, die altijd leeft om onze voorspraak te zijn, (Hebr. 7, 25) [b:Hebr. 7, 25] gevoelt zij hun noden en maakt zich tot hun voorspraak, helpster, bijstand en middelares. vgl: Lumen Gentium [[[617|62]]] Van deze nooit aflatende voorspraak bij haar Zoon voor het volk van God is de Kerk van de vroegste eeuwen af overtuigd geweest; getuige die overoude antifoon die met slechts geringe verschillen zowel in het oosten als in het westen deel uitmaakt van het liturgisch gebed:
Onder de bescherming van uw barmhartigheid nemen wij onze toevlucht,
o moeder van God:
verstoot onze gebeden niet in onze nood,
maar behoed ons voor de ondergang, o (gij) die alleen gezegend (zijt). Vgl. dom F. Mercenier.,.. Vgl. dom F. Mercenier., L' Antienne Marialee grecque la plus ancienne, in Le Muséon 52, 1939, blz. 229-233.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Evenwel, verre van dat de moederlijke voorspraak van Maria iets af zou doen aan de overheersende en onvervangbare werkzaamheid van Christus, onze Verlosser, put zij daaruit veeleer haar eigen kracht en vormt deze voor haar een schitterend bewijs. vgl: Lumen Gentium [[[617|62]]] De bijstand van de moeder van de Kerk bestaat echter niet alleen in de voorspraak bij haar Zoon om toeneming van het goddelijk leven in de zielen; zij helpt de verloste mensen immers ook nog op een andere wijze: door haar voorbeeld, dat van de allergrootste invloed is, volgens het spreekwoord: Woorden wekken, voorbeelden trekken. Want zoals het onderricht van de ouders veel werkdadiger is, als het steunt op een voorbeeldig leven in overeenstemming met de menselijke en goddelijke wijsheid, evenzo brengen de bevalligheid en beminnelijkheid die uit de voortreffelijke deugden van de onbevlekte moeder van God uitstralen de harten op wonderlijke wijze tot navolging van het goddelijk voorbeeld, Jezus Christus, van wie zijzelf de meest getrouwe afbeelding is geweest. Het concilie verklaart daarom: Wanneer de Kerk in genegenheid aan haar denkt en haar beschouwt in het licht van het mens geworden Woord, dringt zij vol eerbied dieper in het grote mysterie van de menswording door en richt zij zichzelf steeds meer naar haar Bruidegom. vgl: Lumen Gentium [[[617|65]]]
Bovendien is het van belang te laten zien, dat de schitterende heiligheid van de heilige maagd Maria niet alleen een uniek geschenk is geweest van de goddelijke vrijgevigheid, maar tegelijk de vrucht van haar levenshouding, die hierin bestond, dat zij uit vrije wil onafgebroken en edelmoedig de innerlijke impulsen van de Heilige Geest heeft gevolgd. Op grond van deze volmaakte en harmonische overeenstemming tussen de goddelijke genade en het werk van haar menselijke natuur, brengt zij de hoogste eer aan de allerheiligste Drie-eenheid, en is zij het kostbare sieraad van de Kerk geworden, zodat zij in de liturgie wordt aangesproken als: Gij zijt de roem van Jeruzalem, de vreugde van Israël, de luister van ons volk. Tweede antifoon van de Lauden.. Tweede antifoon van de Lauden van het feest van de H. Maagd Maria, Onbevlekt Ontvangen
Bovendien is het van belang te laten zien, dat de schitterende heiligheid van de heilige maagd Maria niet alleen een uniek geschenk is geweest van de goddelijke vrijgevigheid, maar tegelijk de vrucht van haar levenshouding, die hierin bestond, dat zij uit vrije wil onafgebroken en edelmoedig de innerlijke impulsen van de Heilige Geest heeft gevolgd. Op grond van deze volmaakte en harmonische overeenstemming tussen de goddelijke genade en het werk van haar menselijke natuur, brengt zij de hoogste eer aan de allerheiligste Drie-eenheid, en is zij het kostbare sieraad van de Kerk geworden, zodat zij in de liturgie wordt aangesproken als: Gij zijt de roem van Jeruzalem, de vreugde van Israël, de luister van ons volk. Tweede antifoon van de Lauden.. Tweede antifoon van de Lauden van het feest van de H. Maagd Maria, Onbevlekt Ontvangen
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Laten wij dus de getuigenissen bewonderen die de bladzijden van het evangelie ons van een zo buitengewone harmonische overeenstemming geven. Zodra de stem van de aartsengel Gabriël aan Maria had meegedeeld, dat zij door God was uitgekozen tot onbevlekte moeder van zijn eengeboren Zoon, heeft zij zonder uitstel ingestemd met het werk dat alle krachten van haar broze natuur zou opeisen, met de woorden: Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord. (Lc. 1, 38) [b:Lc. 1, 38] Vanaf dat ogenblik heeft zij zich geheel aan het dienstwerk gewijd, niet alleen van de hemelse Vader en van het mens geworden Woord, dat haar Zoon was geworden, maar tegelijk van heel het menselijk geslacht, toen zij namelijk eenmaal had begrepen, dat Jezus zijn volk uit de slavernij van de zonde zou bevrijden en Koning zou zijn van het messiaanse rijk, dat universeel is en waaraan nooit een einde komt. (Mt. 1, 21; Lc. 1, 33) [[b:Mt. 1, 21; Lc. 1, 33]]
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Het leven van de allerzuiverste bruid van de heilige Jozef, die zowel tijdens als na de geboorte maagd is gebleven, zoals de katholieke Kerk altijd heeft geloofd en beleden vgl: PL 54, 759 [[[401]]] vgl: ad Iulianum Ep, Coënsem Licet per nostros: PL 54, 803 [[[913]]] vgl: PL 63, 514 [[[1578|(10)]]] vgl: PL 69, 407 [[[1002]]] vgl: Caspar, ZKG, 51, 1932, blz. 88 [[[1003|(3)]]] vgl: J, Madoz, El Simbolo del Concilio XVI de Toledo, in Estudios Onienses, ser. I, vol. 3, 1946 [[[1004|(22)]]] vgl: Lumen Gentium [[[617|52.56.57.59.68]]] - en zoals trouwens passend was voor de vrouw die tot de uitzonderlijke eer was verheven moeder van God te zijn vgl: ia q. 25 a. 6 ad 4 [[[t:ia q. 25 a. 6 ad 4]]] -, heeft zich dus door een zo volledige gemeenschap met haar Zoon gekenmerkt, dat zij zowel vreugde als lijden en tenslotte de overwinning met Hem heeft gedeeld. Ook nadat Jezus tot de rechterhand van de Vader was opgestegen, is zij voortdurend door een brandende liefde met haar Zoon verbonden gebleven en heeft zij gelovig en standvastig haar nieuwe taak vervuld, door namelijk als een geestelijke moeder de meest geliefde leerling en de jonge Kerk bij te staan. Men mag dus met het volste recht zeggen, dat heel het nederige leven van de dienstmaagd der Heren, vanaf het ogenblik dat de engel haar begroette tot het ogenblik waarop zij met ziel en lichaam vanaf deze aarde in de hemelse glorie werd opgenomen, een leven van liefdevolle dienstbaarheid is geweest.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Samen met de evangelisten, kerkvaders en kerkleraars, die het oecumenisch concilie in de dogmatische constitutie Lumen Gentium (hoofdstuk VIII) (De Heilige Maagd en Moeder Gods Maria in het geheim van Christus en de Kerk) [617 |+ 110 ] heeft opgesomd, zien wij daarom met bewonderende ogen naar Maria op, standvastig als zij was in haar geloof, bereid om te gehoorzamen, eenvoudig in haar nederigheid, juichend in haar verheerlijking van de Heer, vurig in haar liefde, en zo sterk en bestendig in de aanvaarding van haar opdracht, dat zij zichzelf prijsgaf in volledige gemeenschap van gezindheid met haar Zoon, die op het kruis is gestorven om de mensen nieuw leven te geven.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
De juiste cultus van het vereren en danken van de Moeder van de Kerk
Waar dus zo'n grote gloed van deugden van haar uitstraalt, is het zeker de eerste plicht van hen die in Christus' moeder de volmaakte vorm van de Kerk erkennen, om zich nauwer met haar te verenigen in de dankzegging aan de Allerhoogste, die grote dingen in haar heeft gedaan tot welzijn van heel het menselijk geslacht. Maar men mag hiermee niet volstaan. Want er rust een tweede verplichting op alle gelovigen: om namelijk een bijzondere eredienst van lof, dank en liefde aan de getrouwe dienstmaagd des Heren te wijden, omdat immers, volgens een wijze en heerlijke beschikking van God, de vrije instemming van haar wil samen met haar edelmoedige medewerking veel hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van de goddelijke plannen, en nog steeds meewerken aan het heilswerk onder de mensen. vgl: Lumen Gentium [[[617|56]]]
Elke gelovige kan daarom deze aanroeping van de heilige Anselmus tot de zijne maken:
Waar dus zo'n grote gloed van deugden van haar uitstraalt, is het zeker de eerste plicht van hen die in Christus' moeder de volmaakte vorm van de Kerk erkennen, om zich nauwer met haar te verenigen in de dankzegging aan de Allerhoogste, die grote dingen in haar heeft gedaan tot welzijn van heel het menselijk geslacht. Maar men mag hiermee niet volstaan. Want er rust een tweede verplichting op alle gelovigen: om namelijk een bijzondere eredienst van lof, dank en liefde aan de getrouwe dienstmaagd des Heren te wijden, omdat immers, volgens een wijze en heerlijke beschikking van God, de vrije instemming van haar wil samen met haar edelmoedige medewerking veel hebben bijgedragen tot de verwezenlijking van de goddelijke plannen, en nog steeds meewerken aan het heilswerk onder de mensen. vgl: Lumen Gentium [[[617|56]]]
Elke gelovige kan daarom deze aanroeping van de heilige Anselmus tot de zijne maken:
Roemrijke vrouwe, geef dat wij door u waardig worden op te stijgen naar Jezus, uw Zoon, die zich gewaardigd heeft door u naar ons af te dalen. 54: PL 158, 961 [[2162]]
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Getrouwe imitatie van de deugden van de Heilige Maria
8
De ware toewijding aan de Heilige Maria leidt tot navolging van haar deugden
Evenwel, noch de genade van de goddelijke Verlosser, noch de machtige voorspraak van zijn moeder en van ons aller geestelijke moeder, noch haar hoog verheven heiligheid vermogen ons de haven van het heil binnen te trekken, als daar niet onze onveranderlijke wil aan beantwoordt om zowel Jezus Christus als de maagd en moeder van God te eren door een godvruchtige navolging van de deugden waarin beiden zich hebben onderscheiden.
Wij moeten dus allen vol eerbied de voorbeelden van goedheid navolgen die de hemelse moeder ons heeft nagelaten; dat is het tweede aspect waarop wij, eerbiedwaardige broeders, uw aandacht zouden willen vestigen en die van de gelovigen die aan uw herderlijke zorg zijn toevertrouwd, opdat zij zonder moeite gehoorzamen aan de aansporing van de vaders van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie:
Evenwel, noch de genade van de goddelijke Verlosser, noch de machtige voorspraak van zijn moeder en van ons aller geestelijke moeder, noch haar hoog verheven heiligheid vermogen ons de haven van het heil binnen te trekken, als daar niet onze onveranderlijke wil aan beantwoordt om zowel Jezus Christus als de maagd en moeder van God te eren door een godvruchtige navolging van de deugden waarin beiden zich hebben onderscheiden.
Wij moeten dus allen vol eerbied de voorbeelden van goedheid navolgen die de hemelse moeder ons heeft nagelaten; dat is het tweede aspect waarop wij, eerbiedwaardige broeders, uw aandacht zouden willen vestigen en die van de gelovigen die aan uw herderlijke zorg zijn toevertrouwd, opdat zij zonder moeite gehoorzamen aan de aansporing van de vaders van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie:
Laten de gelovigen, eraan denken, dat de echte devotie niet uit een steriele en voorbijgaande gemoedsstemming, noch uit bedrieglijke lichtgelovigheid bestaat, maar dat zij voortkomt uit het ware geloof waardoor wij tot de erkenning worden gebracht van de verhevenheid van de moeder van God en tot een kinderlijke liefde jegens haar en tot navolging van haar deugden worden opgewekt. Lumen Gentium [[617|67]] vgl: iia-iiae q. 81 a. 1 ad 1 [[[t:iia-iiae q. 81 a. 1 ad 1]]] vgl: III, q. 25, a. 1 + a. 5 [[[t:III, q. 25, a. 1 + a. 5]]]De navolging van Jezus Christus is ongetwijfeld de koninklijke weg die wij moeten afleggen om heiligheid van leven te verkrijgen en om naargelang van onze krachten de absolute volmaaktheid van de hemelse Vader in ons te laten afspiegelen. Heeft de katholieke Kerk steeds aan deze allerhoogste waarheid vastgehouden, zij heeft van de andere kant niet minder bevestigd, dat de navolging van de heilige maagd, verre van dat zij ons afleidt van de trouwe navolging van Christus, deze juist aangenamer en gemakkelijker maakt, omdat de allerheiligste maagd immers, door zich steeds naar Gods wil te schikken, verdiend heeft om als eerste van allen die lof te horen die haar Zoon aan zijn leerlingen heeft gebracht:
Want mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil volbrengen van mijn Vader in de hemel. (Mt. 12, 50) [b:Mt. 12, 50]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
"Door Maria tot Jezus"
Daarom geldt ook voor de navolging van Christus deze algemene regel: door Maria tot Jezus. Laat ons geloof hierdoor niet in verwarring worden gebracht, alsof een dergelijke hulp van haar die ons in alles behalve in zonde gelijk is onze waardigheid te kort zou doen en de intimiteit en directheid van onze verhouding van aanbidding en vriendschap met de Zoon van God zou hinderen. Laten wij veeleer erkennen, dat de goedheid en mensenliefde van God, onze Heiland, (Tit. 3, 4) [[b:Tit. 3, 4]] die genadig heeft neergezien op onze ellende, zo wezensvreemd aan zijn oneindige heiligheid, ons in zijn moeder een navolgenswaardig voorbeeld heeft gegeven van diezelfde heiligheid. Vóór alle mensen vormt zij immers het schitterendste en aan ons meest nabije voorbeeld van die volledige gehoorzaamheid, waarmee wij ons in liefde en van harte aan de besluiten van de eeuwige Vader onderwerpen; en zoals wij heel goed weten, heeft Christus zelf deze volmaakte gehoorzaamheid aan de goddelijke wil tot het ideaal van de menselijke levenshouding gemaakt, toen hij zei: Ik doe altijd wat Hem behaagt. (Joh. 8, 29) [b:Joh. 8, 29]
Daarom geldt ook voor de navolging van Christus deze algemene regel: door Maria tot Jezus. Laat ons geloof hierdoor niet in verwarring worden gebracht, alsof een dergelijke hulp van haar die ons in alles behalve in zonde gelijk is onze waardigheid te kort zou doen en de intimiteit en directheid van onze verhouding van aanbidding en vriendschap met de Zoon van God zou hinderen. Laten wij veeleer erkennen, dat de goedheid en mensenliefde van God, onze Heiland, (Tit. 3, 4) [[b:Tit. 3, 4]] die genadig heeft neergezien op onze ellende, zo wezensvreemd aan zijn oneindige heiligheid, ons in zijn moeder een navolgenswaardig voorbeeld heeft gegeven van diezelfde heiligheid. Vóór alle mensen vormt zij immers het schitterendste en aan ons meest nabije voorbeeld van die volledige gehoorzaamheid, waarmee wij ons in liefde en van harte aan de besluiten van de eeuwige Vader onderwerpen; en zoals wij heel goed weten, heeft Christus zelf deze volmaakte gehoorzaamheid aan de goddelijke wil tot het ideaal van de menselijke levenshouding gemaakt, toen hij zei: Ik doe altijd wat Hem behaagt. (Joh. 8, 29) [b:Joh. 8, 29]
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Maria, de nieuwe Eva, glans van het Nieuwe Testament
Als wij dus de nederige maagd van Nazareth beschouwen, schitterend in het licht van haar eigenschappen en deugden, zien wij haar als de nieuwe Eva, vgl: III, 22, 4: PG 7, 959 [[[848]]] vgl: Lumen Gentium [[[617|56]]] als de verheven dochter van Sion, als het hoogtepunt van het Oude Verbond en de dageraad van het Nieuwe Verbond, waarin die volheid van de tijd (Gal. 4, 4) [b:Gal. 4, 4] gestalte heeft gekregen, die God de Vader reeds vooraf heeft vastgesteld om zijn Zoon in deze wereld te zenden. Want meer dan ooit de aartsvaders en profeten, meer dan die wetsgetrouwe en vrome Simeon, heeft zij Israëls vertroosting... de Gezalfde des Heren (Lc. 2, 25-26) [b:Lc. 2, 25-26] afgesmeekt en verwacht en zijn komst in de grote lofzang Magnificat bezongen, toen Hijzelf in haar vlekkeloze schoot afdaalde om het vlees aan te nemen. Terecht stelt Christus' Kerk Maria dus als het voorbeeld waarvan de navolging voor ons de meest waardige wijze vormt om het Woord van God in ons te ontvangen; zoals de heilige Augustinus het zeer juist heeft uitgedrukt:
Ik mag u dus aansporen: volgt mij na, zoals ook ik Christus navolg. (1 Kor. 4, 16) [b:1 Kor. 4, 16] Ongetwijfeld kan de Moeder van de Kerk met nog groter recht dan de heilige apostel Paulus, die deze woorden heeft geschreven, hiermee de menigten christenen aansporen die haar, in gelovige en liefdevolle harmonie met vroegere geslachten, eensgezind zalig prijzen. (Lc. 1, 48) [[b:Lc. 1, 48]] Het is een uitnodiging die wij met open hart dienen te aanvaarden.
Als wij dus de nederige maagd van Nazareth beschouwen, schitterend in het licht van haar eigenschappen en deugden, zien wij haar als de nieuwe Eva, vgl: III, 22, 4: PG 7, 959 [[[848]]] vgl: Lumen Gentium [[[617|56]]] als de verheven dochter van Sion, als het hoogtepunt van het Oude Verbond en de dageraad van het Nieuwe Verbond, waarin die volheid van de tijd (Gal. 4, 4) [b:Gal. 4, 4] gestalte heeft gekregen, die God de Vader reeds vooraf heeft vastgesteld om zijn Zoon in deze wereld te zenden. Want meer dan ooit de aartsvaders en profeten, meer dan die wetsgetrouwe en vrome Simeon, heeft zij Israëls vertroosting... de Gezalfde des Heren (Lc. 2, 25-26) [b:Lc. 2, 25-26] afgesmeekt en verwacht en zijn komst in de grote lofzang Magnificat bezongen, toen Hijzelf in haar vlekkeloze schoot afdaalde om het vlees aan te nemen. Terecht stelt Christus' Kerk Maria dus als het voorbeeld waarvan de navolging voor ons de meest waardige wijze vormt om het Woord van God in ons te ontvangen; zoals de heilige Augustinus het zeer juist heeft uitgedrukt:
Maria is dus zaliger, omdat zij het geloof in Christus, dan omdat zij het vlees van Christus heeft ontvangen ... ; zelfs haar moederlijke verwantschap zou Maria niets gebaat hebben, als zij er haar geluk niet eerder in had gezocht Christus in haar hart dan Hem in haar schoot te dragen. 215, 1: PL 38, 1074 [[880]]Haar kunnen de Christenen dus als het voorbeeld beschouwen dat ten grondslag moet liggen aan de bescheiden en tegelijk edelmoedige vervulling van de plichten die ieder in dit leven van God krijgt toevertrouwd, teneinde voor zichzelf of voor de anderen het eeuwig heil te verwerven.
Ik mag u dus aansporen: volgt mij na, zoals ook ik Christus navolg. (1 Kor. 4, 16) [b:1 Kor. 4, 16] Ongetwijfeld kan de Moeder van de Kerk met nog groter recht dan de heilige apostel Paulus, die deze woorden heeft geschreven, hiermee de menigten christenen aansporen die haar, in gelovige en liefdevolle harmonie met vroegere geslachten, eensgezind zalig prijzen. (Lc. 1, 48) [[b:Lc. 1, 48]] Het is een uitnodiging die wij met open hart dienen te aanvaarden.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
De boodschap van Maria is uitnodiging tot gebed, tot boetedoening, tot vrees voor de Heer
Het komt ons voor, dat de christenen juist heden een boodschap van het hoogste belang ontvangen van haar, die vrij is van de erfsmet en in elk opzicht boven allen in heiligheid uitmunt en die met haar Zoon heeft meegewerkt bij het herstel van het bovennatuurlijk leven in de zielen. vgl: Lumen Gentium [[[617|61]]] Want in de religieuze aanschouwing van Maria ontvangen zij een stimulans tot vertrouwvol gebed, tot boete en tot de heilige vreze van God. En dit bewerkt tegelijkertijd, dat zij zich veelvuldiger in herinnering brengen, dat Jezus Christus de spoedige komst van het rijk van God met deze woorden heeft aangekondigd: Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap, (Mc. 1, 15) [b:Mc. 1, 15] (Mt. 3, 2; Mt. 4, 17) [[b:Mt. 3, 2; Mt. 4, 17]] en dat Hij evenzo ernstig heeft vermaand: Als gij niet tot bekering komt, zult ge allen op dezelfde wijze omkomen. (Lc. 13, 5) [b:Lc. 13, 5] Bewogen door het verlangen tot liefde en tot genoegdoening voor de beledigingen die Gods heiligheid en gerechtigheid in de wereld worden aangedaan, maar tegelijk door een groot vertrouwen in zijn oneindige erbarming bemoedigd, moeten wij het lijden naar ziel en naar lichaam op ons nemen, om onze eigen zonden en die van onze naasten uit te boeten en om zo de dubbele straf te vermijden, namelijk de zg. poena damni, het verlies van God, het hoogste Goed, en de poena sensus, het eeuwige vuur. (Mt. 25, 41) [[b:Mt. 25, 41]] vgl: Lumen Gentium [[[617|48]]]
Het komt ons voor, dat de christenen juist heden een boodschap van het hoogste belang ontvangen van haar, die vrij is van de erfsmet en in elk opzicht boven allen in heiligheid uitmunt en die met haar Zoon heeft meegewerkt bij het herstel van het bovennatuurlijk leven in de zielen. vgl: Lumen Gentium [[[617|61]]] Want in de religieuze aanschouwing van Maria ontvangen zij een stimulans tot vertrouwvol gebed, tot boete en tot de heilige vreze van God. En dit bewerkt tegelijkertijd, dat zij zich veelvuldiger in herinnering brengen, dat Jezus Christus de spoedige komst van het rijk van God met deze woorden heeft aangekondigd: Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap, (Mc. 1, 15) [b:Mc. 1, 15] (Mt. 3, 2; Mt. 4, 17) [[b:Mt. 3, 2; Mt. 4, 17]] en dat Hij evenzo ernstig heeft vermaand: Als gij niet tot bekering komt, zult ge allen op dezelfde wijze omkomen. (Lc. 13, 5) [b:Lc. 13, 5] Bewogen door het verlangen tot liefde en tot genoegdoening voor de beledigingen die Gods heiligheid en gerechtigheid in de wereld worden aangedaan, maar tegelijk door een groot vertrouwen in zijn oneindige erbarming bemoedigd, moeten wij het lijden naar ziel en naar lichaam op ons nemen, om onze eigen zonden en die van onze naasten uit te boeten en om zo de dubbele straf te vermijden, namelijk de zg. poena damni, het verlies van God, het hoogste Goed, en de poena sensus, het eeuwige vuur. (Mt. 25, 41) [[b:Mt. 25, 41]] vgl: Lumen Gentium [[[617|48]]]
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Christus wijst zelf naar de Moeder als het voorbeeld van de Kerk
Maar een nog veel grotere stimulans om de voorbeelden van de allerheiligste maagd te volgen, moet voor de Christenen zijn, dat Jezus zelf haar ons ten voorbeeld heeft gesteld, toen Hij haar ons tot moeder gaf. Het is immers normaal, dat kinderen dezelfde gevoelens hebben als hun moeder en dat haar verdiensten en deugden zich in hun karakter weerspiegelen. Zoals iedere mens dit woord van de heilige Paulus op zichzelf kan toepassen: Gods Zoon heeft mij liefgehad en zichzelf voor mij overgeleverd, (Gal. 2, 20) [b:Gal. 2, 20] (Ef. 5, 2) [[b:Ef. 5, 2]] evenzo kan hij er daarom vast op vertrouwen, dat de goddelijke Verlosser hem ook zijn moeder in geestelijke erfenis heeft nagelaten, te zamen met alle schatten van genade en deugden waarmee Hij haar heeft overstelpt, opdat wij deze door haar machtige voorspraak en door onze ijverige navolging zouden verwerven. Met het volste recht zegt de heilige Bernardus dan ook:
Maar een nog veel grotere stimulans om de voorbeelden van de allerheiligste maagd te volgen, moet voor de Christenen zijn, dat Jezus zelf haar ons ten voorbeeld heeft gesteld, toen Hij haar ons tot moeder gaf. Het is immers normaal, dat kinderen dezelfde gevoelens hebben als hun moeder en dat haar verdiensten en deugden zich in hun karakter weerspiegelen. Zoals iedere mens dit woord van de heilige Paulus op zichzelf kan toepassen: Gods Zoon heeft mij liefgehad en zichzelf voor mij overgeleverd, (Gal. 2, 20) [b:Gal. 2, 20] (Ef. 5, 2) [[b:Ef. 5, 2]] evenzo kan hij er daarom vast op vertrouwen, dat de goddelijke Verlosser hem ook zijn moeder in geestelijke erfenis heeft nagelaten, te zamen met alle schatten van genade en deugden waarmee Hij haar heeft overstelpt, opdat wij deze door haar machtige voorspraak en door onze ijverige navolging zouden verwerven. Met het volste recht zegt de heilige Bernardus dan ook:
Toen de Heilige Geest in haar kwam, geraakte zij geheel vervuld voor zichzelf; nu diezelfde Geest opnieuw komt, is zij ook voor ons overvol en overstromend van genade. n. 2: PL 183, 64 [[2637]]
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
De geschiedenis van de Kerk, altijd verlicht door de stichtelijke aanwezigheid van Maria
Uit datgene wat wij tot hier toe aan de hand van het heilig evangelie en van de katholieke overlevering ter overweging hebben gegeven, is duidelijk genoeg gebleken, dat het geestelijk moederschap van de maagd Maria plaats en tijd overstijgt en geldig is voor de gehele geschiedenis van de Kerk, waarin zij derhalve met haar moederlijke bijstand voortdurend actief tegenwoordig is geweest. Het zal dan ook duidelijk zijn, wat de opinie waard is die men heden ten dage herhaaldelijk hoort verdedigen: dat onze tijd namelijk bij uitstek de mariale tijd zou kunnen worden genoemd. Moet men al toegeven, dat het Christenvolk zich vandaag, door een buitengewone gunst van God, scherper dan vroeger bewust is van de zorgende taak die in het kader van de heilsgeschiedenis aan de allerheiligste maagd is toevertrouwd, men mag dit toch niet zo opvatten alsof vroegere tijden deze waarheid niet duidelijk zouden hebben ingezien en alsof toekomstige tijden haar ooit zouden kunnen ontkennen. Alle tijdperken van de Kerk hebben immers genoten of genieten nog van de moederlijke tegenwoordigheid van de moeder van God omdat de Kerk steeds in een onverbrekelijke band verbonden blijft met het geheim van het mystieke lichaam, van welks Hoofd staat geschreven: Jezus Christus is Dezelfde: gisteren, heden en in eeuwigheid. (Hebr. 13, 8) [b:Hebr. 13, 8]
Uit datgene wat wij tot hier toe aan de hand van het heilig evangelie en van de katholieke overlevering ter overweging hebben gegeven, is duidelijk genoeg gebleken, dat het geestelijk moederschap van de maagd Maria plaats en tijd overstijgt en geldig is voor de gehele geschiedenis van de Kerk, waarin zij derhalve met haar moederlijke bijstand voortdurend actief tegenwoordig is geweest. Het zal dan ook duidelijk zijn, wat de opinie waard is die men heden ten dage herhaaldelijk hoort verdedigen: dat onze tijd namelijk bij uitstek de mariale tijd zou kunnen worden genoemd. Moet men al toegeven, dat het Christenvolk zich vandaag, door een buitengewone gunst van God, scherper dan vroeger bewust is van de zorgende taak die in het kader van de heilsgeschiedenis aan de allerheiligste maagd is toevertrouwd, men mag dit toch niet zo opvatten alsof vroegere tijden deze waarheid niet duidelijk zouden hebben ingezien en alsof toekomstige tijden haar ooit zouden kunnen ontkennen. Alle tijdperken van de Kerk hebben immers genoten of genieten nog van de moederlijke tegenwoordigheid van de moeder van God omdat de Kerk steeds in een onverbrekelijke band verbonden blijft met het geheim van het mystieke lichaam, van welks Hoofd staat geschreven: Jezus Christus is Dezelfde: gisteren, heden en in eeuwigheid. (Hebr. 13, 8) [b:Hebr. 13, 8]
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
De Moeder van de Kerk, de standaard van eenheid, de aanmoediging van perfecte broederschap onder alle Christenen
Wij zijn ervan overtuigd, eerbiedwaardige broeders, dat de huidige leer van de Kerk over de eredienst van lof, dank en liefde die aan de allerzaligste maagd moet worden gebracht volledig met de leer van het evangelie overeenstemt, zoals zowel de oosterse als de westerse traditie deze nader hebben omschreven en uitgelegd. Daarom koesteren wij de hoop, dat de voorliggende herderlijke aansporing tot een vuriger en actiever vroomheid jegens Maria grootmoedig wordt aanvaard, niet alleen door de christenen die aan uw zorg zijn toevertrouwd, maar ook door hen die weliswaar niet in volledige gemeenschap met de katholieke Kerk leven, maar die niettemin te zamen met ons de dienstmaagd des Heren, de maagd Maria, als de moeder van Gods Zoon vereren.
Moge het onbevlekt hart van de maagd Maria voor alle Christenen schitteren als het voorbeeld van een volmaakte liefde jegens God en de naasten; moge het de gelovigen tot deelneming brengen aan de heilige sacramenten van de Kerk, die hun ziel van de zonde bevrijden en voor zonde vrijwaren; moge het hen opwekken om de ontelbare beledigingen uit te boeten die de goddelijke Majesteit worden aangedaan; Iaat het tenslotte een teken van eenheid zijn en een stimulans om de broederlijke banden te verstevigen tussen alle Christenen in de ene Kerk van Jezus Christus, die, onderricht door de Heilige Geest, in een gevoel van kinderlijke genegenheid (de maagd Maria) als hun allerliefste moeder erkennen en vereren. Lumen Gentium [[617|53]]
Wij zijn ervan overtuigd, eerbiedwaardige broeders, dat de huidige leer van de Kerk over de eredienst van lof, dank en liefde die aan de allerzaligste maagd moet worden gebracht volledig met de leer van het evangelie overeenstemt, zoals zowel de oosterse als de westerse traditie deze nader hebben omschreven en uitgelegd. Daarom koesteren wij de hoop, dat de voorliggende herderlijke aansporing tot een vuriger en actiever vroomheid jegens Maria grootmoedig wordt aanvaard, niet alleen door de christenen die aan uw zorg zijn toevertrouwd, maar ook door hen die weliswaar niet in volledige gemeenschap met de katholieke Kerk leven, maar die niettemin te zamen met ons de dienstmaagd des Heren, de maagd Maria, als de moeder van Gods Zoon vereren.
Moge het onbevlekt hart van de maagd Maria voor alle Christenen schitteren als het voorbeeld van een volmaakte liefde jegens God en de naasten; moge het de gelovigen tot deelneming brengen aan de heilige sacramenten van de Kerk, die hun ziel van de zonde bevrijden en voor zonde vrijwaren; moge het hen opwekken om de ontelbare beledigingen uit te boeten die de goddelijke Majesteit worden aangedaan; Iaat het tenslotte een teken van eenheid zijn en een stimulans om de broederlijke banden te verstevigen tussen alle Christenen in de ene Kerk van Jezus Christus, die, onderricht door de Heilige Geest, in een gevoel van kinderlijke genegenheid (de maagd Maria) als hun allerliefste moeder erkennen en vereren. Lumen Gentium [[617|53]]
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Uitnodiging om de persoonlijke toewijding aan het Onbevlekt Hart van Maria te vernieuwen
Bovendien is het dit jaar 25 jaar geleden, dat onze voorganger Pius XII, op 31 oktober 1942,·in een radioboodschap tot het Portugese volk [415], de Kerk en de mensheid plechtig aan de moeder van God, Maria, en aan haar onbevlekt hart heeft toegewijd - en wijzelf hebben dat op 21 november 1964 herhaald; vgl: Post Duos Menses [[[1612|40-49]]] daarom sporen wij alle kinderen van de Kerk aan, om deze toewijding aan het onbevlekt hart van de moeder van de Kerk persoonlijk te hernieuwen en om deze prachtige uiting van vroomheid in het dagelijks leven waar te maken door een steeds groter gehoorzaamheid aan de wil van God vgl. de oratie op het feest.. vgl. de oratie op het feest van het Onbevlekt Hart van de H. Maagd Maria, 22 augustus en door een kinderlijke dienstbaarheid en een getrouwe navolging van de hemelse koningin.
Tenslotte twijfelen wij er niet aan, eerbiedwaardige broeders, of de geestelijkheid en het volk die aan uw zorg zijn toevertrouwd, zullen dank zij uw enthousiasme bereidwillig aan onze aansporing gevolg geven, zodat zij voortaan een vuriger verering tonen jegens de . maagd en moeder van God en in vaster vertrouwen naar haar toegaan, in de zekerheid dat de verheven koningin des hemels en onze allerzoetste moeder nooit ophoudt elk van haar kinderen persoonlijk bij te staan, Christus' Kerk in haar geheel haar hemelse bescherming te verlenen en het gehele menselijk geslacht heilzame hulp te verschaffen. Aan uzelf en aan uw gelovigen verlenen wij volgaarne onze apostolische zegen, als teken van de goddelijke gaven en tot getuigenis van onze genegenheid.
Bovendien is het dit jaar 25 jaar geleden, dat onze voorganger Pius XII, op 31 oktober 1942,·in een radioboodschap tot het Portugese volk [415], de Kerk en de mensheid plechtig aan de moeder van God, Maria, en aan haar onbevlekt hart heeft toegewijd - en wijzelf hebben dat op 21 november 1964 herhaald; vgl: Post Duos Menses [[[1612|40-49]]] daarom sporen wij alle kinderen van de Kerk aan, om deze toewijding aan het onbevlekt hart van de moeder van de Kerk persoonlijk te hernieuwen en om deze prachtige uiting van vroomheid in het dagelijks leven waar te maken door een steeds groter gehoorzaamheid aan de wil van God vgl. de oratie op het feest.. vgl. de oratie op het feest van het Onbevlekt Hart van de H. Maagd Maria, 22 augustus en door een kinderlijke dienstbaarheid en een getrouwe navolging van de hemelse koningin.
Tenslotte twijfelen wij er niet aan, eerbiedwaardige broeders, of de geestelijkheid en het volk die aan uw zorg zijn toevertrouwd, zullen dank zij uw enthousiasme bereidwillig aan onze aansporing gevolg geven, zodat zij voortaan een vuriger verering tonen jegens de . maagd en moeder van God en in vaster vertrouwen naar haar toegaan, in de zekerheid dat de verheven koningin des hemels en onze allerzoetste moeder nooit ophoudt elk van haar kinderen persoonlijk bij te staan, Christus' Kerk in haar geheel haar hemelse bescherming te verlenen en het gehele menselijk geslacht heilzame hulp te verschaffen. Aan uzelf en aan uw gelovigen verlenen wij volgaarne onze apostolische zegen, als teken van de goddelijke gaven en tot getuigenis van onze genegenheid.
Gegeven te Rome, bij de Sint Pieter, 13 mei 1964 in het vierde jaar van ons pontificaat.
PAUS PAULUS VI
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 4
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/765-signum-magnum-nl