Door de eeuwen heen hebben de Romeinse pausen de samenstelling van het college van Vaders Kardinalen, speciaal geroepen om de verkiezing van de opperherder van de Kerk te ondernemen en hem bij te staan bij de behandeling van kwesties die van het grootste belang zijn voor de dagelijkse zorg van de universele Kerk, aangepast aan de behoeften van hun tijd.
De Heilige Vader Paulus VI, ter eeuwige herinnering, breidde met het Motu Proprio van 11 februari 1965 de samenstelling van het eerder genoemde College van Vaders Kardinalen uit, met het besluit om tot de Orde van Bisschoppen toe te laten, naast hen die de Titels van de suburbicaire Zetels van Rome bezetten, ook die Oosterse Patriarchen die tot de waardigheid van kardinaal zijn verheven.
Met het van 26 juni 2018 heb ook ik stappen ondernomen om de samenstelling van de leden van de genoemde Orde van Bisschoppen te verbreden, met daarin een aantal Kardinalen die aan het hoofd staan van de Roomse Dicasteries en hen in alle opzichten gelijk te stellen met Kardinalen die een suburbicaire kerk toegewezen krijgen en met de Oosterse Patriarchen die aan dezelfde Orde worden toegeschreven.
In dit opzicht voorziet het reglement van de Kerk, met duidelijke en precieze voorschriften, sinds enige tijd ook op verstandige wijze de bijzondere plaats binnen het College van Kardinalen, die toebehoort aan de Kardinaal-Deken, en in zijn plaats, aan de Sub-Deken, die geroepen is om onder de broeders Kardinalen een broederlijk en vruchtbaar primaatsvoorzitterschap “
inter pares” uit te oefenen. Deze normen schrijven ook de wijze van verkiezing voor door de broeders die lid zijn van de Bisschoppelijke Orde.
Nu echter het ontslag van de deken van het College van Kardinalen is aanvaard, aangeboden door Zijne Eminentie Kardinaal Angelo Sodano, die ik oprecht bedank voor de hoge diensten die hij gedurende de bijna vijftien jaar van zijn mandaat aan het College van Kardinalen heeft bewezen, en gezien het feit dat met de toename van het aantal kardinalen steeds meer verplichtingen worden opgelegd aan de persoon van de Kardinaal-Deken, leek het mij opportuun om vanaf nu de Kardinaal-Deken te kiezen uit de leden van de Orde van Bisschoppen op de wijze die door is vastgesteld, en dat deze in functie zal blijven voor een periode van vijf jaar, eventueel hernieuwbaar, en aan het einde van zijn diensttijd de titel van Emeritus Deken van het College van Kardinalen kan aannemen.
Aan alle leden van het College van Kardinalen van de Heilige Roomse Kerk wil ik tenslotte mijn diepe dankbaarheid uitspreken voor hun genereuze dienst aan de Kerk en aan mijn ambt als opvolger van Petrus, met mijn apostolische zegen.
Gegeven in Rome, bij de heilige Petrus, op 29 november van het Jaar van de Heer 2019, de zevende van ons Pontificaat.
FRANCIS