Hoop is niet voor eeuwig verloren (Psalm 9, 19)
x
Informatie over dit document
Hoop is niet voor eeuwig verloren (Psalm 9, 19)
3e Werelddag van de Armen (17-11-2019)
Paus Franciscus
13 juni 2019
Pauselijke geschriften - Boodschappen
2019, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nederlandse Bisschoppenconferentie
Vert. uit het Italiaans: drs. H.M.G. Kretzers
Vert. uit het Italiaans: drs. H.M.G. Kretzers
13 juni 2019
25 augustus 2020
7411
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
1
“Nooit wordt de hoop van de behoeftige beschaamd” (Ps. 9, 19) [b:Ps. 9, 19]. De woorden van de psalm laten een ongelooflijke actualiteit zien. Zij brengen een diepe waarheid tot uitdrukking die het geloof in het hart van de armsten weet te prenten: de hoop teruggeven die verloren is gegaan ten overstaan van het onrecht, het lijden en de onbestendigheid van het leven.
De psalmist beschrijft de toestand van de arme en de aanmatiging van wie hem onderdrukt. (Ps. 10, 1-10) [[b:Ps. 10, 1-10]] Hij roept het oordeel van God aan, opdat de gerechtigheid wordt hersteld en de ongerechtigheid wordt overwonnen. (Ps. 10, 14-15) [[b:Ps. 10, 14-15]] Het lijkt erop dat in zijn woorden de vraag terugkeert die in de loop van de eeuwen tot in onze dagen steeds weer wordt gesteld: hoe kan God deze ongelijkheid toelaten? Hoe kan Hij het toestaan dat de arme wordt vernederd zonder tussen beide te komen om hem te helpen? Waarom staat Hij het toe dat wie onderdrukt, een gemakkelijk leven heeft, terwijl zijn gedrag, juist ten opzichte van de arme, veroordeeld zou moeten worden? Toen deze psalm werd gecomponeerd, beleefde men een grote economische ontwikkeling die, zoals vaak gebeurt, ook een groot gebrek aan maatschappelijk evenwicht teweeg bracht. De onevenredige verdeling bracht talrijke behoeftigen voort, wier toestand nog dramatischer bleek, wanneer die werd vergeleken met de bereikt rijkdom van een kleine groep bevoorrechten. Wanneer de gewijde schrijver deze toestand in ogenschouw neemt, schildert hij een even realistisch als waarachtig beeld. Het was de tijd dat arrogante mensen zonder enig benul van God jaagden op de armen om zich meester te maken van zelfs het weinige dat zij hadden en ze tot slavernij te brengen. Dat is vandaag niet veel anders. De economische crisis heeft grote groepen mensen er niet van weerhouden zich te verrijken, wat des te abnormaler blijkt, naarmate we in de straten van onze steden het buitengewoon aantal armen zien, die het aan het noodzakelijke ontbreekt en die soms onderdrukt en uitgebuit worden. Dit doet denken aan de woorden van de Apocalyps: “Gij zegt: Ik ben rijk, want ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek - en beseft niet dat gij meer dan allen ellendig zijt en erbarmelijk, een blinde en naakte bedelaar” (Openb. 3, 17) [b:Openb. 3, 17]. De eeuwen gaan voorbij, maar de toestand van rijk en arm blijft onveranderd, alsof de ervaring van de geschiedenis ons niets heeft geleerd. De woorden van de psalm betreffen dus niet het verleden, maar onze huidige positie ten opzichte van het oordeel van God.
De psalmist beschrijft de toestand van de arme en de aanmatiging van wie hem onderdrukt. (Ps. 10, 1-10) [[b:Ps. 10, 1-10]] Hij roept het oordeel van God aan, opdat de gerechtigheid wordt hersteld en de ongerechtigheid wordt overwonnen. (Ps. 10, 14-15) [[b:Ps. 10, 14-15]] Het lijkt erop dat in zijn woorden de vraag terugkeert die in de loop van de eeuwen tot in onze dagen steeds weer wordt gesteld: hoe kan God deze ongelijkheid toelaten? Hoe kan Hij het toestaan dat de arme wordt vernederd zonder tussen beide te komen om hem te helpen? Waarom staat Hij het toe dat wie onderdrukt, een gemakkelijk leven heeft, terwijl zijn gedrag, juist ten opzichte van de arme, veroordeeld zou moeten worden? Toen deze psalm werd gecomponeerd, beleefde men een grote economische ontwikkeling die, zoals vaak gebeurt, ook een groot gebrek aan maatschappelijk evenwicht teweeg bracht. De onevenredige verdeling bracht talrijke behoeftigen voort, wier toestand nog dramatischer bleek, wanneer die werd vergeleken met de bereikt rijkdom van een kleine groep bevoorrechten. Wanneer de gewijde schrijver deze toestand in ogenschouw neemt, schildert hij een even realistisch als waarachtig beeld. Het was de tijd dat arrogante mensen zonder enig benul van God jaagden op de armen om zich meester te maken van zelfs het weinige dat zij hadden en ze tot slavernij te brengen. Dat is vandaag niet veel anders. De economische crisis heeft grote groepen mensen er niet van weerhouden zich te verrijken, wat des te abnormaler blijkt, naarmate we in de straten van onze steden het buitengewoon aantal armen zien, die het aan het noodzakelijke ontbreekt en die soms onderdrukt en uitgebuit worden. Dit doet denken aan de woorden van de Apocalyps: “Gij zegt: Ik ben rijk, want ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek - en beseft niet dat gij meer dan allen ellendig zijt en erbarmelijk, een blinde en naakte bedelaar” (Openb. 3, 17) [b:Openb. 3, 17]. De eeuwen gaan voorbij, maar de toestand van rijk en arm blijft onveranderd, alsof de ervaring van de geschiedenis ons niets heeft geleerd. De woorden van de psalm betreffen dus niet het verleden, maar onze huidige positie ten opzichte van het oordeel van God.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Ook vandaag moeten wij veel vormen van nieuwe slavernij opsommen waaraan miljoenen mannen, vrouwen, jongeren en kinderen worden onderworpen.
Wij komen iedere dag gezinnen tegen die gedwongen worden hun land te verlaten om elders een bestaan te zoeken; wezen die hun ouders hebben verloren of op gewelddadige wijze van hen zijn gescheiden om bruut te worden uitgebuit; jongeren die op zoek zijn naar vervulling in een beroep en die door een kortzichtige economische politiek toegang tot werk wordt belet; slachtoffers van zeer veel vormen van geweld, van prostitutie tot drugs, die innerlijk worden vernederd. Hoe kunnen wij bovendien de miljoenen immigranten vergeten, die het slachtoffer zijn van zoveel verborgen belangen en vaak voor politiek gebruik worden geïnstrumentaliseerd en aan wie solidariteit en gelijkheid worden ontzegd? En zoveel daklozen en gemarginaliseerden, die in de straten van onze steden rondzwerven?
Hoe vaak zien wij de armen op de afvalstortplaatsen de resten van wat wordt weggegooid en van overvloed verzamelen om iets te vinden waarmee ze zich kunnen voeden of kleden! Zelf deel geworden van een menselijke stortplaats, worden ze behandeld als vuil, zonder dat al degenen die aan dit schandaal medeplichtig zijn, zich schuldig voelen. Omdat zij vaak worden beschouwd als de parasieten van de maatschappij, vergeeft men de armen zelfs hun armoede niet. Het oordeel ligt altijd op de loer. Ze kunnen het zich niet veroorloven schuchter of moedeloos te zijn, ze worden gezien als bedreigend of onbekwaam, alleen omdat ze arm zijn.
Als een drama in een drama is het hun niet toegestaan het einde van de tunnel van de ellende te zien. Het is zelfs zover gekomen dat men een vijandig systeem heeft opgezet om zich zo ook in de straten, de laatste plaatsen die hen opnemen, van hun aanwezigheid te ontdoen. Zij zwerven van de ene naar de andere kant van de stad in de hoop werk, een huis, genegenheid te vinden... Iedere eventuele geboden mogelijkheid geeft een sprankje hoop; echter, waar minstens sprake zou moeten zijn van gerechtigheid, gaat men vaak tegen hen tekeer met het geweld van machtsmisbruik. Ze worden gedwongen eindeloze uren onder een brandende zon te werken om de vruchten van het seizoen te oogsten maar worden met een hongerloon afgescheept; ze hebben geen zekerheid betreffende werk, noch menswaardige omstandigheden die het mogelijk maken zich aan anderen gelijkwaardig te voelen. Er bestaat voor hen geen uitkering, vergoeding, zelfs geen gelegenheid om ziek te worden.
De psalmist beschrijft met wreed realisme de houding van de rijken die de armen plunderen: “Hij aast op buit zoals een leeuw vanuit zijn hol, hij zoekt de weerloze te overvallen, hij jaagt de zwakken op en vangt ze in zijn net”. (Ps. 10, 9) [[b:Ps. 10, 9]] Het is alsof het in hun geval een drijfjacht betreft, waarbij jacht wordt gemaakt op de armen en zij gevangen worden genomen en tot slaaf worden gemaakt. In een dergelijke toestand sluit het hart van velen zich en krijgt het verlangen onzichtbaar te worden de overhand. Kortom, wij erkennen dat er een menigte armen is die vaak het onderwerp van loze woorden zijn en met afkeer worden verdragen. Zo worden zij als het ware onzichtbaar en hun stem heeft geen kracht meer, noch gewicht in de maatschappij. Het zijn mannen en vrouwen die steeds meer vreemdeling zijn tussen onze huizen en randfiguren in onze wijken.
Wij komen iedere dag gezinnen tegen die gedwongen worden hun land te verlaten om elders een bestaan te zoeken; wezen die hun ouders hebben verloren of op gewelddadige wijze van hen zijn gescheiden om bruut te worden uitgebuit; jongeren die op zoek zijn naar vervulling in een beroep en die door een kortzichtige economische politiek toegang tot werk wordt belet; slachtoffers van zeer veel vormen van geweld, van prostitutie tot drugs, die innerlijk worden vernederd. Hoe kunnen wij bovendien de miljoenen immigranten vergeten, die het slachtoffer zijn van zoveel verborgen belangen en vaak voor politiek gebruik worden geïnstrumentaliseerd en aan wie solidariteit en gelijkheid worden ontzegd? En zoveel daklozen en gemarginaliseerden, die in de straten van onze steden rondzwerven?
Hoe vaak zien wij de armen op de afvalstortplaatsen de resten van wat wordt weggegooid en van overvloed verzamelen om iets te vinden waarmee ze zich kunnen voeden of kleden! Zelf deel geworden van een menselijke stortplaats, worden ze behandeld als vuil, zonder dat al degenen die aan dit schandaal medeplichtig zijn, zich schuldig voelen. Omdat zij vaak worden beschouwd als de parasieten van de maatschappij, vergeeft men de armen zelfs hun armoede niet. Het oordeel ligt altijd op de loer. Ze kunnen het zich niet veroorloven schuchter of moedeloos te zijn, ze worden gezien als bedreigend of onbekwaam, alleen omdat ze arm zijn.
Als een drama in een drama is het hun niet toegestaan het einde van de tunnel van de ellende te zien. Het is zelfs zover gekomen dat men een vijandig systeem heeft opgezet om zich zo ook in de straten, de laatste plaatsen die hen opnemen, van hun aanwezigheid te ontdoen. Zij zwerven van de ene naar de andere kant van de stad in de hoop werk, een huis, genegenheid te vinden... Iedere eventuele geboden mogelijkheid geeft een sprankje hoop; echter, waar minstens sprake zou moeten zijn van gerechtigheid, gaat men vaak tegen hen tekeer met het geweld van machtsmisbruik. Ze worden gedwongen eindeloze uren onder een brandende zon te werken om de vruchten van het seizoen te oogsten maar worden met een hongerloon afgescheept; ze hebben geen zekerheid betreffende werk, noch menswaardige omstandigheden die het mogelijk maken zich aan anderen gelijkwaardig te voelen. Er bestaat voor hen geen uitkering, vergoeding, zelfs geen gelegenheid om ziek te worden.
De psalmist beschrijft met wreed realisme de houding van de rijken die de armen plunderen: “Hij aast op buit zoals een leeuw vanuit zijn hol, hij zoekt de weerloze te overvallen, hij jaagt de zwakken op en vangt ze in zijn net”. (Ps. 10, 9) [[b:Ps. 10, 9]] Het is alsof het in hun geval een drijfjacht betreft, waarbij jacht wordt gemaakt op de armen en zij gevangen worden genomen en tot slaaf worden gemaakt. In een dergelijke toestand sluit het hart van velen zich en krijgt het verlangen onzichtbaar te worden de overhand. Kortom, wij erkennen dat er een menigte armen is die vaak het onderwerp van loze woorden zijn en met afkeer worden verdragen. Zo worden zij als het ware onzichtbaar en hun stem heeft geen kracht meer, noch gewicht in de maatschappij. Het zijn mannen en vrouwen die steeds meer vreemdeling zijn tussen onze huizen en randfiguren in onze wijken.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De context die de psalmist beschrijft, krijgt een kleur van droefenis door de ongerechtigheid, het lijden en de bitterheid die de armen treft. Desondanks biedt hij een mooie definitie van de arme. Hij is degene die “vertrouwt op de Heer”. (Ps. 10, 11) [[b:Ps. 10, 11]], omdat hij de zekerheid heeft dat hij nooit in de steek wordt gelaten. De arme is in de Heilige Schrift een mens van vertrouwen! De gewijde schrijver geeft ook de reden van een dergelijk vertrouwen: hij “kent zijn Heer” (Ps. 10, 11) [[b:Ps. 10, 11]] en in de taal van de Bijbel wijst dit “kennen” op een persoonlijke relatie van genegenheid en liefde. Deze onverwachte, maar waarlijk indrukwekkende beschrijving, drukt echter slechts de grootheid van God uit, wanneer Hij zich tegenover een arme bevindt. Zijn scheppende kracht gaat boven iedere menselijke verwachting uit en wordt concreet in de “herinnering” die Hij heeft aan iedere persoon. (Ps. 10, 13) [[b:Ps. 10, 13]] Juist dit vertrouwen op de Heer, deze zekerheid niet in de steek te worden gelaten, verwijst naar de hoop. De arme weet dat God hem niet in de steek kan laten; daarom leeft hij altijd in tegenwoordigheid van de God die zich hem herinnert. Zijn hulp strekt zich verder uit dan de huidige toestand van lijden om een weg van bevrijding aan te geven die het hart verandert, omdat God hem ten diepste steunt.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
De beschrijving van Gods handelen ten gunste van de armen is een voortdurend refrein in de Heilige Schrift. Hij is degene die ”luistert”, “ingrijpt”, “beschermt”, “verdedigt”, “loskoopt”, “redt”... Kortom, een arme zal nooit een onverschillige of stilzwijgende God ten opzichte van zijn gebed vinden. God is degene die recht doet en niet vergeet (Ps. 40, 18; Ps. 70, 6) [[b:Ps. 40, 18; Ps. 70, 6]]; wat meer is, Hij is voor hem een toevlucht en Hij verzuimt niet hem te hulp te komen. (Ps. 10, 14) [[b:Ps. 10, 14]]
Men kan nog zoveel muren bouwen en deuren blokkeren om de illusie te hebben zich met eigen rijkdom veilig te voelen ten koste van degenen die worden buitengesloten. Dat zal niet altijd zo zijn. De “dag des Heren”, zoals beschreven door de profeten (Amos 5, 18; Jes. 2-5; Joel 1-3) [[b:Amos 5, 18; Jes. 2-5; Joel 1-3]], zal de tussen landen aangebrachte grenzen neerhalen en de aanmatiging van weinigen vervangen door de solidariteit van zeer velen. De toestand van marginalisering, waarin miljoenen mensen worden gekweld, zal niet veel langer kunnen duren. Hun kreet wordt luider en omvat heel de aarde. Zoals don Primo Mazzolari schreef: “De arme is een voortdurend protest tegen onze ongerechtigheid; de arme is een kruitvat. Als je dat aansteekt, ontploft de wereld”.
Men kan nog zoveel muren bouwen en deuren blokkeren om de illusie te hebben zich met eigen rijkdom veilig te voelen ten koste van degenen die worden buitengesloten. Dat zal niet altijd zo zijn. De “dag des Heren”, zoals beschreven door de profeten (Amos 5, 18; Jes. 2-5; Joel 1-3) [[b:Amos 5, 18; Jes. 2-5; Joel 1-3]], zal de tussen landen aangebrachte grenzen neerhalen en de aanmatiging van weinigen vervangen door de solidariteit van zeer velen. De toestand van marginalisering, waarin miljoenen mensen worden gekweld, zal niet veel langer kunnen duren. Hun kreet wordt luider en omvat heel de aarde. Zoals don Primo Mazzolari schreef: “De arme is een voortdurend protest tegen onze ongerechtigheid; de arme is een kruitvat. Als je dat aansteekt, ontploft de wereld”.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Het is nooit mogelijk de dringende oproep die de Heilige Schrift namens de armen doet, te omzeilen. Waar men ook kijkt, het Woord van God wijst erop dat armen het noodzakelijke om te leven niet hebben omdat ze afhankelijk zijn van anderen. Zij zijn de onderdrukte, de nederige, degene die uitgestrekt ter aarde ligt. Toch had Jezus ten opzichte van deze ontelbare schare van behoeftigen geen angst om zich met ieder van hen te vereenzelvigen: “Al wat gij gedaan hebt voor een van deze geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan” (Mt. 25, 40) [b:Mt. 25, 40]. Voor deze vereenzelviging vluchten, staat gelijk aan het evangelie mystificeren en de openbaring verdunnen. De God die Jezus heeft willen openbaren is deze: een edelmoedige, barmhartige Vader, onuitputtelijk in zijn goedheid en genade, die vooral aan degenen die teleurgesteld en zonder toekomst zijn, hoop geeft.
Hoe zouden wij hier niet naar voren kunnen brengen dat de zaligsprekingen, waarmee Jezus de prediking van het Rijk God is begonnen, openen met deze uitdrukking: “Zalig gij die arm zijt” (Lc. 6, 20) [b:Lc. 6, 20]? De betekenis van deze paradoxale verkondiging is dat het Rijk van God nu juist de armen toebehoort, omdat zij in staat zijn om dit te ontvangen. Hoeveel armen komen wij iedere dag tegen! Soms lijkt het wel dat het voorbijgaan van de tijd en de verworvenheden van de beschaving hun aantal eerder doet toenemen dan verminderen. De eeuwen gaan voorbij en deze zaligspreking uit het evangelie blijkt steeds paradoxaler; de armen zijn steeds armer en vandaag zijn zij nog weer armer. En toch wil Jezus die zijn Rijk is begonnen en de armen in het middelpunt heeft geplaatst, ons juist dit zeggen: Hij is het begonnen, maar heeft ons, zijn leerlingen, de taak toevertrouwd het voort te zetten met de verantwoordelijkheid de armen hoop te geven. Het is vooral in een tijd zoals de onze nodig de hoop nieuw leven in te blazen en het vertrouwen te herstellen. Het is een verantwoordelijkheid die de christelijke gemeenschap niet mag onderschatten. Het gaat om de geloofwaardigheid van onze boodschap en het getuigenis van de Christenen.
Hoe zouden wij hier niet naar voren kunnen brengen dat de zaligsprekingen, waarmee Jezus de prediking van het Rijk God is begonnen, openen met deze uitdrukking: “Zalig gij die arm zijt” (Lc. 6, 20) [b:Lc. 6, 20]? De betekenis van deze paradoxale verkondiging is dat het Rijk van God nu juist de armen toebehoort, omdat zij in staat zijn om dit te ontvangen. Hoeveel armen komen wij iedere dag tegen! Soms lijkt het wel dat het voorbijgaan van de tijd en de verworvenheden van de beschaving hun aantal eerder doet toenemen dan verminderen. De eeuwen gaan voorbij en deze zaligspreking uit het evangelie blijkt steeds paradoxaler; de armen zijn steeds armer en vandaag zijn zij nog weer armer. En toch wil Jezus die zijn Rijk is begonnen en de armen in het middelpunt heeft geplaatst, ons juist dit zeggen: Hij is het begonnen, maar heeft ons, zijn leerlingen, de taak toevertrouwd het voort te zetten met de verantwoordelijkheid de armen hoop te geven. Het is vooral in een tijd zoals de onze nodig de hoop nieuw leven in te blazen en het vertrouwen te herstellen. Het is een verantwoordelijkheid die de christelijke gemeenschap niet mag onderschatten. Het gaat om de geloofwaardigheid van onze boodschap en het getuigenis van de Christenen.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
In de nabijheid van de armen ontdekt de Kerk dat zij een volk is dat, verspreid over zoveel naties, de roeping heeft ervoor te zorgen dat niemand zich een vreemdeling of buitengesloten voelt, omdat zij allen betrekt bij een gemeenschappelijke weg van heil. De toestand van de armen verplicht ertoe geen enkele afstand te nemen van het Lichaam van de Heer, die in hen lijdt. Wij zijn veeleer geroepen om zijn vlees aan te raken om ons persoonlijk in te zetten voor een dienst die authentieke evangelisatie is. Een ook maatschappelijke ondersteuning van de armen staat niet buiten de verkondiging van het evangelie, integendeel, zij maakt het realisme van het christelijk geloof en de historische geldigheid ervan duidelijk. De liefde die het geloof in Jezus tot leven brengt, staat het zijn leerlingen niet toe zich op te sluiten in een verstikkend individualisme, in besloten groepjes van geestelijke intimiteit, zonder enige invloed op het maatschappelijk leven. vgl: Evangelii Gaudium [[[4984|183]]]
Onlangs hebben wij de dood betreurd van een grote apostel van de armen, Jean Vanier, die met zijn toewijding nieuwe wegen opende om solidair te zijn met gemarginaliseerde mensen. Jean Vanier ontving van God de gave om heel zijn leven te wijden aan broeders en zusters met een zware handicap, die door de maatschappij vaak worden buiten gesloten. Hij is een “heilige” geweest “van de deur naast” ons; met zijn enthousiasme heeft hij zeer veel jonge mensen, mannen en vrouwen, om heen zich weten te verzamelen die met hun dagelijkse inzet liefde hebben geschonken en de glimlach hebben teruggegeven aan zoveel zwakke en broze mensen door hun een ware “ark” van heil te bieden tegen marginalisering en eenzaamheid. Dit getuigenis heeft het leven van zeer veel mensen veranderd en heeft de wereld geholpen om met andere ogen te kijken naar de meest broze en zwakke mensen. De kreet van de armen is gehoord en heeft een onwankelbare hoop voortgebracht door zichtbare en tastbare tekenen van concrete liefde te scheppen die wij tot op vandaag zelf kunnen waarnemen.
Onlangs hebben wij de dood betreurd van een grote apostel van de armen, Jean Vanier, die met zijn toewijding nieuwe wegen opende om solidair te zijn met gemarginaliseerde mensen. Jean Vanier ontving van God de gave om heel zijn leven te wijden aan broeders en zusters met een zware handicap, die door de maatschappij vaak worden buiten gesloten. Hij is een “heilige” geweest “van de deur naast” ons; met zijn enthousiasme heeft hij zeer veel jonge mensen, mannen en vrouwen, om heen zich weten te verzamelen die met hun dagelijkse inzet liefde hebben geschonken en de glimlach hebben teruggegeven aan zoveel zwakke en broze mensen door hun een ware “ark” van heil te bieden tegen marginalisering en eenzaamheid. Dit getuigenis heeft het leven van zeer veel mensen veranderd en heeft de wereld geholpen om met andere ogen te kijken naar de meest broze en zwakke mensen. De kreet van de armen is gehoord en heeft een onwankelbare hoop voortgebracht door zichtbare en tastbare tekenen van concrete liefde te scheppen die wij tot op vandaag zelf kunnen waarnemen.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
“De keuze voor de laatsten, voor hen die de maatschappij afzondert en wegwerpt” Evangelii Gaudium [[4984|195]] is een prioritaire keuze die de leerlingen van Christus geroepen zijn na te streven om geen verraad te plegen aan de geloofwaardigheid van de Kerk en daadwerkelijke hoop te geven aan zoveel weerloze mensen. De christelijke naastenliefde vindt in hen haar controle, omdat wie met de liefde van Christus meelijdt met wie lijden, kracht ontvangt en energie schenkt voor de verkondiging van het Evangelie.
De inzet van de Christenen bestaat ter gelegenheid van deze Werelddag [d:456] en vooral in het leven van alledag niet alleen uit initiatieven van bijstand. Deze, hoe prijzenswaardig en noodzakelijk ook, zouden erop gericht moeten zijn de volle aandacht die we aan iedereen die in nood verkeert verschuldigd zijn, te laten toenemen. Deze aandacht van liefde is het begin van een ware zorg” Evangelii Gaudium [[4984|199]] voor de armen bij het zoeken naar hun ware welzijn. Het is niet gemakkelijk getuigen te zijn van de christelijke hoop in de context van een wegwerpcultuur van consumeren, die altijd gericht is op de toename van oppervlakkig en vluchtig welzijn. Er is een verandering van mentaliteit noodzakelijk om het wezenlijke opnieuw te ontdekken en vorm en doeltreffendheid te geven aan het Rijk Gods.
De hoop wordt ook meegedeeld door de troost, niet door de armen slechts met kortdurend enthousiasme te begeleiden, maar met blijvende inzet.. De armen krijgen geen werkelijke hoop, wanneer zij zien dat wij ervoor beloond worden hun een beetje van onze tijd te hebben geschonken, maar wanneer zij in ons offer een daad van belangeloze liefde, die geen vergoeding zoekt, herkennen.
De inzet van de Christenen bestaat ter gelegenheid van deze Werelddag [d:456] en vooral in het leven van alledag niet alleen uit initiatieven van bijstand. Deze, hoe prijzenswaardig en noodzakelijk ook, zouden erop gericht moeten zijn de volle aandacht die we aan iedereen die in nood verkeert verschuldigd zijn, te laten toenemen. Deze aandacht van liefde is het begin van een ware zorg” Evangelii Gaudium [[4984|199]] voor de armen bij het zoeken naar hun ware welzijn. Het is niet gemakkelijk getuigen te zijn van de christelijke hoop in de context van een wegwerpcultuur van consumeren, die altijd gericht is op de toename van oppervlakkig en vluchtig welzijn. Er is een verandering van mentaliteit noodzakelijk om het wezenlijke opnieuw te ontdekken en vorm en doeltreffendheid te geven aan het Rijk Gods.
De hoop wordt ook meegedeeld door de troost, niet door de armen slechts met kortdurend enthousiasme te begeleiden, maar met blijvende inzet.. De armen krijgen geen werkelijke hoop, wanneer zij zien dat wij ervoor beloond worden hun een beetje van onze tijd te hebben geschonken, maar wanneer zij in ons offer een daad van belangeloze liefde, die geen vergoeding zoekt, herkennen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Ik vraag de zeer vele vrijwilligers, die vaak de verdienste hebben als eersten het belang van deze aandacht voor de armen, te hebben aangevoeld, te groeien in hun toewijding. Geliefde broeders en zusters, ik spoor u aan om bij iedere arme die u ontmoet, te zoeken waaraan hij werkelijk behoefte heeft; om niet bij de eerste materiële nood te blijven stilstaan, maar de goedheid te ontdekken die zich in hun hart verbergt door aandacht te krijgen voor hun cultuur en de wijzen waarop zij zich uitdrukken, om een ware broederlijke dialoog te beginnen. Laten wij het onderscheid ter zijde schuiven dat uit ideologische of politieke ideeën voortkomt, laten wij de blik richten op het wezenlijke dat geen overvloed aan woorden nodig heeft, maar een blik van liefde en een uitgestoken hand. Vergeet nooit dat “de ergste discriminatie waaronder de armen lijden, het gebrek aan geestelijke aandacht is”. Evangelii Gaudium [[4984|200]]
De armen hebben vóór alles behoefte aan God, aan zijn liefde, die zichtbaar is gemaakt door heilige personen, die naast hen leven, die in de eenvoud van hun leven de kracht van de christelijke liefde tot uitdrukking brengen en naar voren doen komen. God bedient zich van zeer veel wegen en eindeloze instrumenten om het hart van mensen te bereiken. Zeker, de armen benaderen ons ook omdat wij voedsel onder hen verdelen, maar waaraan zij werkelijk behoefte hebben, gaat verder dan een bord warm eten of het broodje dat wij hun aanbieden. De armen hebben behoefte aan onze handen om weer te worden opgericht, aan ons hart om opnieuw de warmte van de genegenheid, van onze aanwezigheid te voelen, om de eenzaamheid te overwinnen. Zij hebben eenvoudigweg behoefte aan liefde.
De armen hebben vóór alles behoefte aan God, aan zijn liefde, die zichtbaar is gemaakt door heilige personen, die naast hen leven, die in de eenvoud van hun leven de kracht van de christelijke liefde tot uitdrukking brengen en naar voren doen komen. God bedient zich van zeer veel wegen en eindeloze instrumenten om het hart van mensen te bereiken. Zeker, de armen benaderen ons ook omdat wij voedsel onder hen verdelen, maar waaraan zij werkelijk behoefte hebben, gaat verder dan een bord warm eten of het broodje dat wij hun aanbieden. De armen hebben behoefte aan onze handen om weer te worden opgericht, aan ons hart om opnieuw de warmte van de genegenheid, van onze aanwezigheid te voelen, om de eenzaamheid te overwinnen. Zij hebben eenvoudigweg behoefte aan liefde.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
Soms is weinig voldoende om weer hoop te geven: het is voldoende stil te blijven staan, te glimlachen, te luisteren. Laten wij voor een dag de statistieken laten voor wat ze zijn; de armen zijn geen getallen waarop men zich kan beroepen om zich te beroemen op werken en projecten. De armen zijn personen die men tegemoet gaat: het zijn jongeren en ouderen die alleen zijn en thuis uitgenodigd moeten worden om de maaltijd te delen; mannen, vrouwen en kinderen die wachten op een vriendschappelijk woord. De armen redden ons, omdat zij het ons mogelijk maken het gelaat van Jezus Christus te ontmoeten.
In de ogen van de wereld lijkt het onzinnig te denken dat armoede en behoeftigheid een reddende kracht kunnen hebben; en toch is het dat wat de Apostel leert, wanneer hij zegt: “Naar menselijke maatstaf waren er niet velen geleerd, niet velen machtig, niet velen van hoge afkomst. Nee, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren, om de wijzen te beschamen; wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren, om het sterke te beschamen; wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend, heeft God uitverkoren; wat niets is om teniet te doen wat iets is, opdat tegenover God geen mens zou roemen op zichzelf” (1 Kor. 1, 26-29) [b:1 Kor. 1, 26-29]. Met menselijke ogen slaagt men er niet in deze heilzame kracht te zien; met de ogen van het geloof ziet men haar integendeel aan het werk en ervaart men haar persoonlijk. In het hart van het Volk van God op weg klopt deze heilzame kracht die niemand uitsluit en allen betrekt bij een werkelijke pelgrimstocht van bekering om de armen te erkennen en lief te hebben.
In de ogen van de wereld lijkt het onzinnig te denken dat armoede en behoeftigheid een reddende kracht kunnen hebben; en toch is het dat wat de Apostel leert, wanneer hij zegt: “Naar menselijke maatstaf waren er niet velen geleerd, niet velen machtig, niet velen van hoge afkomst. Nee, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren, om de wijzen te beschamen; wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren, om het sterke te beschamen; wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend, heeft God uitverkoren; wat niets is om teniet te doen wat iets is, opdat tegenover God geen mens zou roemen op zichzelf” (1 Kor. 1, 26-29) [b:1 Kor. 1, 26-29]. Met menselijke ogen slaagt men er niet in deze heilzame kracht te zien; met de ogen van het geloof ziet men haar integendeel aan het werk en ervaart men haar persoonlijk. In het hart van het Volk van God op weg klopt deze heilzame kracht die niemand uitsluit en allen betrekt bij een werkelijke pelgrimstocht van bekering om de armen te erkennen en lief te hebben.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
De Heer laat wie Hem zoekt en allen die Hem aanroepen, niet in de steek; “hun noodkreten vergeet Hij niet” (Ps. 9, 13) [b:Ps. 9, 13], omdat zijn oren letten op hun stem. De hoop van de arme tart de verschillende omstandigheden van de dood, omdat hij weet dat hij in het bijzonder door God wordt bemind en het zo wint van lijden en uitsluiting. Zijn toestand van armoede ontneemt hem niet de waardigheid die hij van de Schepper heeft gekregen; hij leeft in de zekerheid dat deze hem volledig zal worden teruggegeven door God zelf, die niet onverschillig staat tegenover het lot van zijn zwakste kinderen, integendeel, hun zorgen en verdriet ziet en hen in zijn armen neemt en hun kracht en moed geeft. (Ps. 10, 14) [[b:Ps. 10, 14]] De hoop van de arme krijgt een sterke zekerheid dat hij door de Heer wordt opgenomen, in Hem de ware gerechtigheid vindt, dat hij gesterkt wordt in zijn hart om te blijven liefhebben. (Ps. 10, 17) [[b:Ps. 10, 17]]
De voorwaarde die aan de leerlingen van de Heer Jezus wordt gesteld om consequente verkondigers van het evangelie te zijn, is tastbare tekenen van hoop te zaaien. Ik vraag alle christelijke gemeenschappen en allen die de behoefte voelen de armen hoop en troost te brengen, zich in te zetten, opdat deze Werelddag in zeer velen de wil kan versterken om daadwerkelijk eraan mee te werken dat niemand zich verstoken voelt van nabijheid en solidariteit. Mogen ons de woorden begeleiden van de profeet die een andere toekomst verkondigt: “Maar voor u die mijn naam vreest, gaat dan de zon van de gerechtigheid op” (Mal. 3, 20) [b:Mal. 3, 20].
De voorwaarde die aan de leerlingen van de Heer Jezus wordt gesteld om consequente verkondigers van het evangelie te zijn, is tastbare tekenen van hoop te zaaien. Ik vraag alle christelijke gemeenschappen en allen die de behoefte voelen de armen hoop en troost te brengen, zich in te zetten, opdat deze Werelddag in zeer velen de wil kan versterken om daadwerkelijk eraan mee te werken dat niemand zich verstoken voelt van nabijheid en solidariteit. Mogen ons de woorden begeleiden van de profeet die een andere toekomst verkondigt: “Maar voor u die mijn naam vreest, gaat dan de zon van de gerechtigheid op” (Mal. 3, 20) [b:Mal. 3, 20].
Uit het Vaticaan, 13 juni 2019
Liturgische gedachtenis van H. Antonius van Padua
Franciscus
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/7411-hoop-is-niet-voor-eeuwig-verloren-psalm-9-19-nl