
Stephen Fumio Kardinaal Hamao - 1 mei 2004
Het is daarom niet verwonderlijk dat migratie voor de migranten, vroeger en ook nu nog, allerlei ontberingen en lijden met zich meebrengt. Toch wordt met name in de laatste tijd en in bepaalde omstandigheden tot migreren aangespoord om de economische ontwikkeling te bevorderen van het gastland of van het land van herkomst (met name door het geld dat de emigranten overmaken). Veel volkeren zouden niet zo ver gekomen zijn als waar ze nu staan, zonder de bijdrage die miljoenen immigranten hebben geleverd.
De emigratie van gezinnen en de steeds toenemende emigratie van vrouwen gaan met veel leed gepaard. Vaak worden ze als ongeschoold personeel (hulp in het huishouden) in dienst genomen, en werken ze illegaal. Vaak missen ze de meest elementaire mensen- en vakbondsrechten, zo ze al niet simpelweg slachtoffer zijn van ‘mensenhandel’, die zelfs kinderen niet ontziet. Dat is een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de slavenhandel.
Ook al komt het niet tot dergelijke uitersten, toch moet men bedenken dat buitenlandse arbeiders niet beschouwd mogen worden als koopwaar of enkel maar arbeidskracht; ze mogen dus niet behandeld worden als zo maar een of andere productiefactor. Iedere migrant geniet onvervreemdbare fundamentele rechten die steeds geëerbiedigd dienen te worden. Bovendien hangt de bijdrage die de migranten aan het gastland kunnen leveren af van de mogelijkheid die ze in hun werk hebben om hun verstand en talenten te gebruiken.