Presbyterorum Ordinis
x
Informatie over dit document
Presbyterorum Ordinis
Over het leven en dienst van de priester
2e Vaticaans Concilie
7 december 1965
Concilies en synodes - Decreten
Ecclesia Docens 0797, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
1967
Ecclesia Docens
4 maart 2024
704
nl
Referenties naar dit document: 26
Open uitgebreid overzichtReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
1
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Pontificalis Romani Recognitio ->=geentekst=
Reeds herhaaldelijk heeft deze heilige Synode allen gewezen op de grootheid van het priesterschap in de Kerk. Sacrosanctum Concilium [[570]] Lumen Gentium [[617]] Christus Dominus [[646]] Optatam Totius Ecclesiae [[675]] Maar omdat de priesterlijke stand bij de vernieuwing van Christus; Kerk een hoogst belangrijke en steeds moeilijker taak te vervullen krijgt, acht het Concilie het zeer gewenst, een meer uitvoerige en diepgaande uiteenzetting te geven omtrent de priesters. Wat hier gezegd wordt, geldt voor alle priesters, vooral voor hen, die in de zielzorg werkzaam zijn, en het moet ook, voor zover mogelijk, worden toegepast op de priesters-religieuzen. De priesters immers worden door de heilige wijding en door de zending, die zij van de bisschoppen ontvangen, geplaatst in de dienst van Christus, Leraar, Priester en Koning. Zij hebben deel aan zijn bediening, waardoor de Kerk hier op aarde voortdurend wordt opgebouwd als Volk van God, Lichaam van Christus en tempel van de Heilige Geest. Met de bedoeling om aan hun dienstwerk in de zo vaak grondig gewijzigde pastorale en menselijke situaties een steeds hechtere steun te bieden en beter zorg te dragen voor hun leven, verklaart en bepaalt daarom deze heilige Synode het volgende.
Referenties naar alinea 1: 4
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Pontificalis Romani Recognitio ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Het priesterschap in de zending van de Kerk
- Paragraaf 1 De plaats van de priester in de Kerk
2
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Per concilii semitis ad Populum Dei Nuntius ->=geentekst=
Inter Insigniores ->=geentekst=
Ordinatio Sacerdotalis ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Mysterium Ecclesiae ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Cum in Neerlandia ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Instructie over criteria ter onderscheiding van roepingen met betrekking tot personen met homoseksuele neigingen aangaande hun toelating tot het seminarie en de Heilige Wijdingen ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Sacerdotium Ministeriale ->=geentekst=
Sacerdotium Ministeriale ->=geentekst=
Sacerdotium Ministeriale ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesiae de mysterio ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Over de H. Pastoor van Ars, het "Jaar van de priester" en Paulus ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Over enige twijfels over het definitieve karakter van de leer van "Ordinatio Sacerdotalis" ->=geentekst=
Reactie op het "synodaal proces" in Duitsland en de Amazondesynode ->=geentekst=
Ten geleide bij Nederlandstalige uitgave van "Directorium voor het ambt en het leven van de priesters" ->=geentekst=
5 Dubia aan de vooravond van de Synode over Synodaliteit ->=geentekst=
Antwoorden aan de Kardinalen Brandmüller en Burke op hun 5 Dubia ->=geentekst=
De Heer Jezus, “die door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden werd” (Joh. 10, 36) [b:Joh. 10, 36], doet heel zijn mystiek Lichaam delen in de geesteszalving, waarmee Hijzelf gezalfd is (Mt. 3, 16; Lc. 4, 18; Hand. 4, 27;Hand. 10, 38) [[b:Mt. 3, 16; Lc. 4, 18; Hand. 4, 27;Hand. 10, 38]]; want in Hem vormen alle gelovigen een heilig en koninklijk priesterschap, dragen zij aan God geestelijke offers op door Jezus Christus en verkondigen zij de roemrijke daden van Hem, die hen uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht. (1 Pt. 2, 5.9) [[b:1 Pt. 2, 5.9]] Er is dus geen enkel lid of het heeft deel aan de zending van het gehele Lichaam; ieder lid moet Jezus heiligen in zijn hart (1 Pt. 3, 15) [[b:1 Pt. 3, 15]] en moet door de geest van profetie getuigenis afleggen over Jezus. (Openb. 19, 10) [[b:Openb. 19, 10]] vgl: Lumen Gentium [[[617|35]]]
Maar opdat de gelovigen zouden samengroeien tot één lichaam, waarin “niet alle ledematen dezelfde taak hebben” (Rom. 12, 4) [b:Rom. 12, 4] heeft dezelfde Heer sommigen van hen aangesteld tot bedienaars, die in de gemeenschap van de gelovigen de heilige wijdingsmacht zouden bezitten om het Offer op te dragen en de zonden te vergeven Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis [[695|2.9]], en die in naam van Christus officieel het priesterlijk ambt zouden vervullen voor de mensen. Na dus zijn apostelen te hebben gezonden, zoals Hij zelf was gezonden door de Vader (Joh. 20, 21) [[b:Joh. 20, 21]] vgl: Lumen Gentium [[[617|18]]] , heeft Christus door zijn apostelen de bisschoppen, die hun opvolgers zijn, deelachtig gemaakt aan zijn heiliging en zending vgl: Lumen Gentium [[[617|28]]] ; en de taak van hun ministerie is in een ondergeschikte graad overgedragen aan de priesters vgl: Lumen Gentium [[[617|28]]], opdat dezen, als dragers van het priesterschap, de medewerkers zouden zijn van het episcopaat vgl: de Priesterwijding, Prefatie. Deze woorden treft men reeds aan in het Sacramentarium Veronense (ed L. C. Möhlberg, Rome 1965, p. 122); in het Missale Francorum (ed. L.C. Möhlberg, Rome 1957, p. 9); in het Liber Sacramentorum Romanae Ecclesiae (ed. L.C. Möhlberg, Rome 1960, p. 25); in het Pontificale Romano Germanicum (ed. Vogel-Elze, Citta del Vaticano 1963, I, p. 34). [[[2695]]] om een goed vervullen van de door Christus gegeven apostolische zending mogelijk te maken.
Omdat de taak van de priesters nauw verbonden is met de bisschoppenambt, deelt deze taak in het gezag, waarmee Christus zelf zijn Lichaam doet groeien, heiligt en bestuurt. Daarom veronderstelt het priesterschap weliswaar de sacramenten van de christelijke initiatie, maar het wordt gegeven door dat speciale sacrament, dat aan de priesters krachtens de zalving van de Heilige Geest een bijzonder merkteken schenkt en hen zo gelijkvormig maakt aan Christus-Priester, zodat zij kunnen handelen in naam van Christus, die het Hoofd is. (Mt. 3, 16; Lc. 4, 18; Hand. 4, 27; Hand. 10, 38) [[b:Mt. 3, 16; Lc. 4, 18; Hand. 4, 27; Hand. 10, 38]]
Omdat de priesters op hun eigen wijze delen in het ambt van de apostelen, verleent God hun de genade, bedienaars van Christus Jezus te zijn onder de volken, voor wie zij de heilige dienst van het Evangelie verrichten om de volken te maken tot een welgevallige offerande, gewijd door de Heilige Geest. (Vgl. Rom. 15, 16; (Grieks)) [[b:Rom. 15, 16]] Door de apostolische boodschap immers van het Evangelie wordt het Volk Gods bijeengeroepen en bijeengebracht, zodat allen, die tot dit Volk behoren, geheiligd als zij zijn door de Heilige Geest, zich zelf kunnen aanbieden “als een levend, heilig aan God welgevallig offer” (Rom. 12, 1) [b:Rom. 12, 1]. En door de bediening van de priesters komt het geestelijk offer, dat door hun handen in naam van de gehele Kerk in de Eucharistie op onbloedige en sacramentele wijze wordt opgedragen, tot aan de komst van de Heer (1 Kor. 11, 26) [[b:1 Kor. 11, 26]] Hierin vindt de bediening van de priesters haar doel en haar voltooiing. Want hun dienst, die begint met de verkondiging van het Evangelie, ontleent zijn kracht en zijn uitwerking aan het offer van Christus, en heeft tot doel, dat ”heel de verloste Stad, dat is: de gemeenschap en de vereniging van de heiligen, als een universeel offer God wordt aangeboden door middel van de Hogepriester, die ook zich zelf in zijn lijden voor ons heeft opgedragen, opdat wij het lichaam zouden zijn van zulk een Hoofd”. 10, 6: PL 41, 284 [[857]]
Het doel van de priesters in hun bediening en hun leven is dus de eer van God de Vader in Christus. Deze eer bestaat hierin, dat de mensen het werk van God, hetwelk in Christus werd voltrokken, bewust, in vrijheid en met dankbaarheid aanvaarden en het tot uitdrukking brengen in heel hun leven. Zo dragen dus de priesters, wanneer zij zich wijden aan gebed en aanbidding, het woord verkondigen of het eucharistisch offer opdragen en de andere sacramenten toedienen, of wanneer zij andere bedieningen ten behoeve van de mensen verrichten, steeds bij tot vermeerdering van Gods eer en tot verrijking van het goddelijk leven in de mensen. Dit alles, dat een vrucht is van het Pasen van Christus, zal zijn bekroning vinden bij de glorievolle komst van de Heer, wanneer Hij het koningschap zal overdragen aan God de Vader. (1 Kor. 15, 24) [[b:1 Kor. 15, 24]]
Maar opdat de gelovigen zouden samengroeien tot één lichaam, waarin “niet alle ledematen dezelfde taak hebben” (Rom. 12, 4) [b:Rom. 12, 4] heeft dezelfde Heer sommigen van hen aangesteld tot bedienaars, die in de gemeenschap van de gelovigen de heilige wijdingsmacht zouden bezitten om het Offer op te dragen en de zonden te vergeven Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis [[695|2.9]], en die in naam van Christus officieel het priesterlijk ambt zouden vervullen voor de mensen. Na dus zijn apostelen te hebben gezonden, zoals Hij zelf was gezonden door de Vader (Joh. 20, 21) [[b:Joh. 20, 21]] vgl: Lumen Gentium [[[617|18]]] , heeft Christus door zijn apostelen de bisschoppen, die hun opvolgers zijn, deelachtig gemaakt aan zijn heiliging en zending vgl: Lumen Gentium [[[617|28]]] ; en de taak van hun ministerie is in een ondergeschikte graad overgedragen aan de priesters vgl: Lumen Gentium [[[617|28]]], opdat dezen, als dragers van het priesterschap, de medewerkers zouden zijn van het episcopaat vgl: de Priesterwijding, Prefatie. Deze woorden treft men reeds aan in het Sacramentarium Veronense (ed L. C. Möhlberg, Rome 1965, p. 122); in het Missale Francorum (ed. L.C. Möhlberg, Rome 1957, p. 9); in het Liber Sacramentorum Romanae Ecclesiae (ed. L.C. Möhlberg, Rome 1960, p. 25); in het Pontificale Romano Germanicum (ed. Vogel-Elze, Citta del Vaticano 1963, I, p. 34). [[[2695]]] om een goed vervullen van de door Christus gegeven apostolische zending mogelijk te maken.
Omdat de taak van de priesters nauw verbonden is met de bisschoppenambt, deelt deze taak in het gezag, waarmee Christus zelf zijn Lichaam doet groeien, heiligt en bestuurt. Daarom veronderstelt het priesterschap weliswaar de sacramenten van de christelijke initiatie, maar het wordt gegeven door dat speciale sacrament, dat aan de priesters krachtens de zalving van de Heilige Geest een bijzonder merkteken schenkt en hen zo gelijkvormig maakt aan Christus-Priester, zodat zij kunnen handelen in naam van Christus, die het Hoofd is. (Mt. 3, 16; Lc. 4, 18; Hand. 4, 27; Hand. 10, 38) [[b:Mt. 3, 16; Lc. 4, 18; Hand. 4, 27; Hand. 10, 38]]
Omdat de priesters op hun eigen wijze delen in het ambt van de apostelen, verleent God hun de genade, bedienaars van Christus Jezus te zijn onder de volken, voor wie zij de heilige dienst van het Evangelie verrichten om de volken te maken tot een welgevallige offerande, gewijd door de Heilige Geest. (Vgl. Rom. 15, 16; (Grieks)) [[b:Rom. 15, 16]] Door de apostolische boodschap immers van het Evangelie wordt het Volk Gods bijeengeroepen en bijeengebracht, zodat allen, die tot dit Volk behoren, geheiligd als zij zijn door de Heilige Geest, zich zelf kunnen aanbieden “als een levend, heilig aan God welgevallig offer” (Rom. 12, 1) [b:Rom. 12, 1]. En door de bediening van de priesters komt het geestelijk offer, dat door hun handen in naam van de gehele Kerk in de Eucharistie op onbloedige en sacramentele wijze wordt opgedragen, tot aan de komst van de Heer (1 Kor. 11, 26) [[b:1 Kor. 11, 26]] Hierin vindt de bediening van de priesters haar doel en haar voltooiing. Want hun dienst, die begint met de verkondiging van het Evangelie, ontleent zijn kracht en zijn uitwerking aan het offer van Christus, en heeft tot doel, dat ”heel de verloste Stad, dat is: de gemeenschap en de vereniging van de heiligen, als een universeel offer God wordt aangeboden door middel van de Hogepriester, die ook zich zelf in zijn lijden voor ons heeft opgedragen, opdat wij het lichaam zouden zijn van zulk een Hoofd”. 10, 6: PL 41, 284 [[857]]
Het doel van de priesters in hun bediening en hun leven is dus de eer van God de Vader in Christus. Deze eer bestaat hierin, dat de mensen het werk van God, hetwelk in Christus werd voltrokken, bewust, in vrijheid en met dankbaarheid aanvaarden en het tot uitdrukking brengen in heel hun leven. Zo dragen dus de priesters, wanneer zij zich wijden aan gebed en aanbidding, het woord verkondigen of het eucharistisch offer opdragen en de andere sacramenten toedienen, of wanneer zij andere bedieningen ten behoeve van de mensen verrichten, steeds bij tot vermeerdering van Gods eer en tot verrijking van het goddelijk leven in de mensen. Dit alles, dat een vrucht is van het Pasen van Christus, zal zijn bekroning vinden bij de glorievolle komst van de Heer, wanneer Hij het koningschap zal overdragen aan God de Vader. (1 Kor. 15, 24) [[b:1 Kor. 15, 24]]
Referenties naar alinea 2: 44
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Per concilii semitis ad Populum Dei Nuntius ->=geentekst=
Inter Insigniores ->=geentekst=
Ordinatio Sacerdotalis ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Mysterium Ecclesiae ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Cum in Neerlandia ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Instructie over criteria ter onderscheiding van roepingen met betrekking tot personen met homoseksuele neigingen aangaande hun toelating tot het seminarie en de Heilige Wijdingen ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
Sacerdotium Ministeriale ->=geentekst=
Sacerdotium Ministeriale ->=geentekst=
Sacerdotium Ministeriale ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesiae de mysterio ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Varietates legitimae ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Over de H. Pastoor van Ars, het "Jaar van de priester" en Paulus ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Over enige twijfels over het definitieve karakter van de leer van "Ordinatio Sacerdotalis" ->=geentekst=
Reactie op het "synodaal proces" in Duitsland en de Amazondesynode ->=geentekst=
Ten geleide bij Nederlandstalige uitgave van "Directorium voor het ambt en het leven van de priesters" ->=geentekst=
5 Dubia aan de vooravond van de Synode over Synodaliteit ->=geentekst=
Antwoorden aan de Kardinalen Brandmüller en Burke op hun 5 Dubia ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De priester in zijn verhouding tot de mensen
3
Sacerdotium Ministeriale ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Ecce nunc nos iterum ->=geentekst=
De priesters, uit de mensen genomen en voor de mensen aangesteld ten behoeve van hun verhouding tot God, om gaven en offers op te dragen voor de zonden (Hebr. 5, 1) [[b:Hebr. 5, 1]], leven met de andere mensen als met hun broeders. Zo heeft ook de Heer Jezus, Gods Zoon, door de Vader als mens gezonden tot de mensen , onder ons gewoond en in alles aan zijn broeders gelijk willen worden, behalve wat betreft de zonde. (Hebr. 2, 17; Hebr. 4, 15) [[b:Hebr. 2, 17; Hebr. 4, 15]] Zijn voorbeeld is reeds gevolgd door de heilige apostelen; en de leraar der heidenen, de heilige Paulus, “bestemd om het Evangelie van God te verkondigen” (Rom. 1, 1) [b:Rom. 1, 1], getuigt, dat hij alles voor allen is geworden om allen te reden. (1 Kor. 9, 19-23) [[b:1 Kor. 9, 19-23]] De priesters van het nieuwe Verbond worden weliswaar door hun roeping en wijding in zekere zin binnen het Volk Gods afgezonderd, maar niet om van dit volk of van andere mensen gescheiden te worden, integendeel om zich helemaal te kunnen wijden aan het werk, waartoe de Heer hen roept. (Hand. 13, 2) [[b:Hand. 13, 2]] Zij kunnen slechts dienaren van Christus zijn door getuigen en uitdelers te zijn van een ander leven, dat uitgaat boven het aardse leven, maar zij kunnen de mensen niet dienen, wanneer zij buiten hun leven en levensomstandigheden zouden blijven. vgl: Ecclesiam Suam [[[91|42.62-63]]] Hun dienstwerk zelf eist op een bijzondere titel, dat zij zich niet laten leiden door deze wereld (Rom. 12, 2) [[b:Rom. 12, 2]]; maar het eist tevens, dat zij in deze wereld leven onder de mensen, dat zij als goede herders hun schapen leren kennen en ook die, welke niet tot deze schaapstal behoren, trachten te winnen, opdat ook zij luisteren naar de stem van Christus en het mag worden: één kudde, één herder. (Joh. 10, 14-16) [[b:Joh. 10, 14-16]] Voor dit doel zijn van grote waarde de deugden, die in de menselijke samenleving hoog worden aangeslagen, zoals goedheid, eerlijkheid, sterkte van karakter en standvastigheid, voortdurende zorg voor rechtvaardigheid, beleefdheid en andere deugde, die de apostel Paulus aanbeveelt met de woorden: “Houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar is, al wat edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op al wat deugd heet en lof verdient”. (Fil. 4, 8) [b:Fil. 4, 8] vgl: VI, 1: “Ook de priesters moeten goedertieren zijn barmhartig jegens allen, terugvoeren wat is afgedwaald, alle zieken bezoeken, geen weduwe of wees of behoeftige onverzorgd laten, maar steeds bedacht zijn op hetgeen goed is in het oog van God, en de mensen, zich onthouden van alle toorn, menselijk opzicht, onrechtvaardig oordeel, verre blijven van alle hebzucht, niet te gauw iets van iemand geloven, niet te streng in het oordelen, indachtig, dat wij allen onze tol aan de zonde betalen (Ed. X. Funk, Patres Apostolici, I, p. 303. Vertaling: Dr. D. Franses O.F.M., De Apostolische Vaders, Hilversum 1949, blz. 147). [[[1130 |+ 23 ]]]
Referenties naar alinea 3: 5
Ad Limina-bezoek Nederlandse Bisschoppen 1998 - Afsluiting ->=geentekst=Sacerdotium Ministeriale ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Ecce nunc nos iterum ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 De bediening van de priesters
- Artikel 1 De taken van de priesters
- Paragraaf 1 De prediking van het Woord
4
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Interpretatie van de Bijbel in de Kerk ->=geentekst=
Ecce nunc nos iterum ->=geentekst=
Instructio de Peculiaribus Casibus Admittendi Alios Christianos ad Communionem Eucharisticam in Ecclesia Catholica ->=geentekst=
De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Reactie op het "synodaal proces" in Duitsland en de Amazondesynode ->=geentekst=
Het Volk Gods wordt allereerst bijeengebracht door het woord van de levende God (1 Petr. 1, 23; Hand. 6, 7; Hand. 12, 24) [[b:1 Petr. 1, 23; Hand. 6, 7; Hand. 12, 24]] 44, 23: PL 36, 508; “De apostelen hebben het woord van de waarheid gepredikt en kerken voortgebracht” [[838]], dat men met alle recht uit de mond van de priesters mag verwachten. (Mal. 2, 7; 1 Tim. 4, 11-13; 2 Tim. 4, 5; Tit. 1, 9) [[b:Mal. 2, 7; 1 Tim. 4, 11-13; 2 Tim. 4, 5; Tit. 1, 9]] Want omdat niemand gered kan worden zonder eerst te geloven (Mc. 16, 16) [[b:Mc. 16, 16]], hebben de priesters, als medewerkers van de bisschoppen, als eerste taak, aan allen het Evangelie van God te verkondigen (2 Kor. 11, 7) [[b:2 Kor. 11, 7]]. Van de priesters als medewerkers van de bisschoppen geldt hetzelfde wat van de bisschoppen gezegd wordt: Zie Statutia Ecclesiae.. Zie Statutia Ecclesiae Antiqua, c. 3 (ed. Ch. Munier, Parijs 1960, p. 19); Decretum Gratiani, C. 6, D. 88 (ed, Friedberg, I, 307); Concilie van Trente, Decr. De reformatione, Sess. V, c. 2, n. 9 (Conc. Oec. Decreta, ed. Herder, Rome 1963, 645; Sess. XXIV, c. 4 (blz. 739) vgl: Lumen Gentium [[[617|25]]] om zo de opdracht van de Heer: “Gaat uit over heel de wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping” (Mc. 16, 15) [b:Mc. 16, 15] II, 26, 7: De priesters moeten onderricht geven in de goddelijke leer, want de Heer zelf heeft ons gezonden met de woorden: Gaat en onderwijst enz. (ed. F. X. Funk, Didascalia et Constitutiones Apostolorum, I, Paderborn 1905, blz. 105 [[6358]] Sacramentarium Leonianum en.. Sacramentarium Leonianum en de andere sacramentaria tot aan het Pontificale Romanum, Prefatie bij de Priesterwijding: “Door deze leraars van het geloof als helpers gegeven, door wie zij heel de wereld hebben voorzien van aan hen ondergeschikte predikers (of: prediking). Het boek van de wijdingen van de Mozarabische ritus, Prefatie van de priesterwijding: “Moge hij als leraar van het volk en leider van hen die hem zijn toevertrouwd, het katholiek geloof zuiver bewaren en aan allen het ware heil verkondigen” (ed. M. Ferotin, Le Liber Ordinum en usage dans l’Eglise Wisgothique et Mozarabe d’Espagne: Monumenta Ecclesiae Liturgica, vol. V, Parijs 1904, kol. 55, lin. 4-6). uit te voeren en het volk Gods te vestigen en te doen toenemen. Want door het heilbrengende woord wordt het geloof verwekt in de niet-gelovigen en versterkt in de gelovigen, het geloof, waardoor de gemeenschap van de gelovigen een aanvang neemt en groeit, volgens het woord van de apostel: “Het geloof ontstaat door de prediking, en de prediking geschiedt in opdracht van Christus” (Rom. 10, 17) [b:Rom. 10, 17] De priesters moeten dus allen ten dienste staan om hun de waarheid van het Evangelie mee te delen (Gal. 2, 5) [[b:Gal. 2, 5]], die zij in de Heer bezitten. Hetzij zij dus door een voorbeeldig leven de mensen brengen tot verheerlijking van God (1 Petr. 2, 12) [[b:1 Petr. 2, 12]], of wel door een openlijke prediking het geheim van Christus verkondigen aan niet-gelovigen, of catechetisch onderricht geven en de leer van de Kerk uiteenzetten, of vraagstukken van hun tijd trachten te belichten vanuit Christus, altijd hebben zij tot taak, niet hun eigen wijsheid te leren, maar het woord van God, en alle mensen dringend uit te nodigen tot bekering en tot een heilig leven. Zie de ritus van de.. Zie de ritus van de priesterwijding in de Alexandrijnse Kerk van de jacobieten: “... Breng uw volk samen voor het woord van de leer, zoals een moeder, die haar kinderen koestert” (H. Denziger, Ritus Orientallum, dl. II, Würzburg 1863, blz. 14). Wil echter de prediking van de priesters die in de tegenwoordige tijdsomstandigheden vaak zeer moeilijk is, beter de geest van de hoorders aanspreken, dan moet ze het woord Gods niet slechts in algemene en abstracte termen uiteenzetten, maar de eeuwige waarheid van het Evangelie toepassen op de concrete levensomstandigheden. Zo wordt de bediening van het woord in allerlei vormen uitgeoefend overeenkomstig de verschillende behoeften van de toehoorders en de verschillende gaven van de predikers. In niet-christelijke gebieden of milieus komen de mensen door de boodschap van het Evangelie tot het geloof en tot de sacramenten van het heil. (Mt. 28, 19; Mc. 16, 16) [[b:Mt. 28, 19; Mc. 16, 16]] vgl: 14, 2 (corpus christianorum, Series Latina 1, blz. 289, 11-13) [[[3322]]] vgl: 2, 42: PG 26, 237 [[[1100]]] vgl: 28, 19: PL 26, 218. BC): “Eerst onderrichten zij alle volken, daarna dopen zij hen, die zij hebben onderricht. Want het lichaam kan onmogelijk het sacrament van het doopsel ontvangen, zonder dat eerst de ziel de waarheid van het geloof heeft aanvaard” [[[1030]]] vgl: § 1: “Toen onze Verlosser zijn leerlingen uitzond om te prediken, gaf hij hun een drievoudige opdracht. Ten eerste om het geloof te onderwijzen; ten tweede om de gelovigen de sacramenten toe te dienen” (ed. Marietti, Opuscula Theologica, Turijn-Rome 1954, 1138). [[[3383]]] In de christengemeenschap zelf, vooral bij mensen die weinig begrip of geloof blijken te hebben omtrent datgene, wat zij praktisch doen, is de prediking van het woord noodzakelijk voor de bediening zelf van de sacramenten, die immers de sacramenten zijn van het geloof, dat ontstaat uit en gevoed wordt door het woord. vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570|35]]] Dit geldt vooral voor de liturgie van het woord bij de viering van de Mis, waar onafscheidelijk samengaan: de verkondiging van de dood en verrijzenis van de Heer, het antwoord van het toehorende Volk en het offer, waardoor Christus het nieuwe Verbond heeft bekrachtigd in zijn Bloed, en waaraan de gelovigen deelnemen door hun gebeden en het ontvangen van het Sacrament. vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570|33.35.48.52]]]
Referenties naar alinea 4: 18
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Interpretatie van de Bijbel in de Kerk ->=geentekst=
Ecce nunc nos iterum ->=geentekst=
Instructio de Peculiaribus Casibus Admittendi Alios Christianos ad Communionem Eucharisticam in Ecclesia Catholica ->=geentekst=
De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Reactie op het "synodaal proces" in Duitsland en de Amazondesynode ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De bediening van de Sacramenten en de viering van de liturgie
5
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Mgr. Wiertz, Bisschop van Roermond - Vastentijd 2002 ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Eucharistie en Missie ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
In het Phoenix Park te Dublin ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Liturgicae instaurationes ->=geentekst=
Recurrens mensis October ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Tot de deelnemers aan de Voltallige Vergadering van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten ->=geentekst=
Compendium Eucharisticum ->=geentekst=
Instructio de Peculiaribus Casibus Admittendi Alios Christianos ad Communionem Eucharisticam in Ecclesia Catholica ->=geentekst=
Instructio de Peculiaribus Casibus Admittendi Alios Christianos ad Communionem Eucharisticam in Ecclesia Catholica ->=geentekst=
Drievoudige zending van de priester (2) - de heiliging ->=geentekst=
Drievoudige zending van de priester (2) - de heiliging ->=geentekst=
"Als ze hun ogen openen, herkennen ze Hem en verkondigen Hem". De zondagse Eucharistie is de getuigenis van liefde ->=geentekst=
Utrum verbum "abicere" ->=geentekst=
Witte Donderdag in het Jaar van het Gezin ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
De liturgie, de school van het gebed: de Heer zelf leert ons bidden ->=geentekst=
Sacramentum paenitentiae ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Reactie op het "synodaal proces" in Duitsland en de Amazondesynode ->=geentekst=
Querida Amazonia ->=geentekst=
'Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed' (Joh. 10,10) ->=geentekst=
God, die alleen de heilige is en degene die heilig maakt, heeft zich tot medewerkers en helpers willen kiezen mensen, die nederig in dienst zouden staan van het heiligingwerk. Daarom worden door God door middel van de bisschop priesters gewijd, om, op bijzondere wijze deelachtig geworden aan het Priesterschap van Christus, bij de heilige handelingen op te treden als dienaars van Hem, die zijn priesterschap voortdurend in de liturgie voor ons uitoefent door zijn Geest. vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570|7]]] vgl: Mystici Corporis Christi [[[433|78]]] Door het Doopsel leiden zij de mensen binnen in het volk Gods; door het Sacrament van boetvaardigheid verzoenen zij de zondaars met God en met de Kerk; door de ziekenzalving schenken zij verlichting aan de zieken; door de viering vooral van de heilige Mis dragen zij op sacramentele wijze het offer van Christus op. Bij de bediening echter van ieder sacrament zijn de priesters, zoals reeds de heilige martelaar Ignatius in de oude Kerk verklaart 8, 1-2 (ed. F. X. Funk, blz. 240) [[945]] VIII, 12, 3 (ed. F.X. Funk, blz. 496); VIII, 29, 2 (blz. 532). [[6358]], op verschillende wijzen hiërarchisch verbonden met de bisschop en stellen hem zo in zekere zin tegenwoordig bij iedere samenkomst van de gelovigen. vgl: Lumen Gentium [[[617|28]]] De andere sacramenten, gelijk ook alle kerkelijk bedieningen en apostolaatwerken, hangen nauw samen met de heilige Eucharistie en zijn daarop gericht. “De Eucharistie is als het ware de voltooiing van het geestelijk leven en het doel van alle sacramenten [[t:iiia q. 73 a. 3 co.]] vgl: iiia q. 65 a. 3 [[[t:iiia q. 65 a. 3]]] Want in de heilige Eucharistie ligt heel de geestelijke rijkdom van de Kerk vervat vgl: III, q. 65, a. 3, ad 1 + q. 79, a. 1 co. + q. 79, a. 1 ad 1 [[[t:III, q. 65, a. 3, ad 1 + q. 79, a. 1 co. + q. 79, a. 1 ad 1]]], Christus zelf, ons Pasen en het levend brood, die door zijn Vlees, dat tot leven werd gewekt en levenwekkend is aan de mensen; dezen ontvangen zo een uitnodiging en een prikkel om zichzelf, hun arbeid en al het geschapene samen met Hem aan God op te dragen. Daarom is de Eucharistie duidelijk de bron en het hoogtepunt van heel de Evangelieprediking, doordat n.l. de catechumenen geleidelijk worden geboerd tot de deelname aan de Eucharistie, en de gelovigen, die reeds door het heilig doopsel en vormsel zijn getekend, door het nuttigen van de Eucharistie volledig worden opgenomen in het Lichaam van Christus.
De eucharistische bijeenkomst is daarom het middelpunt van de gemeenschap der gelovigen, waarvan de priester de leiding heeft, De priesters leren dus de gelovigen, in het offer van de Mis het goddelijk slachtoffer aan God de Vader op te dragen en het offer van hun eigen leven hiermee te verenigen. In de geest van Christus, de herder, leren zij hen, hun zonden in het Sacrament van boetvaardigheid berouwvol aan de Kerk voor te leggen, waardoor zij zich steeds meer tot de Heer bekeren, gedachtig zijn woorden: “Bekeert u, want het rijk de hemelen is nabij” (Mt. 4, 17) [b:Mt. 4, 17]. Eveneens leren zij hen, de liturgische vieringen zó te beleven, dat zij daarin ook komen tot een echte gebed. Zij brengen hun een steeds volmaaktere gebedsgeest bij voor heel hun leven, overeenkomstig ieders genadegaven en noden, en zij stimuleren allen tot het vervullen van de plichten van huns staat en de meer gevorderden tot het volgen van de evangelische raden, volgens ieders mogelijkheden. Zo leren zij de gelovigen, voor de heer hymnen en geestelijke liederen te zingen uit heel hun hart en altijd voor alles dank te zeggen aan God, de Vader, in de naam van onze Heer Jezus Christus. (Ef. 5, 19-20) [[b:Ef. 5, 19-20]]
De lof en de dank, die de priesters aan God brengen bij de viering van de Eucharistie, strekken zij uit over de verschillende uren van de dag door het goddelijk officie, waarin zij in naam van de Kerk God bidden voor heel het hun toevertrouwde volk en zelfs voor de gehele wereld.
Het huis van gebed, waarin de heilige Eucharistie wordt gevierd en bewaard en de gelovigen hun samenkomsten houden en waarin de tegenwoordigheid van Gods Zoon, onze Verlosser, die zich voor ons heeft geofferd op het altaar, wordt vereerd tot hulp en troost van de gelovigen, moet goed verzorgd zijn en geschikt voor het gebed en de heilige diensten. vgl: 114, 2: “... de heilige kelken en het linnen en al het andere, dat betrokken is bij de eredienst van het lijden des Heren... moet vanwege het contact met het Lichaam en Bloed van de Heer met dezelfde eerbied worden behandeld als zijn Lichaam en Bloed (PL 22, 934) [[[1052]]] vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570|122-127]]] In dit huis ontvangen herders en gelovigen de uitnodiging om in dankbaarheid te beantwoorden aan de gaven van Hem, die door zijn mensheid het goddelijk leven voortdurend uitstort in de ledematen van zijn Lichaam. vgl: “Ook zullen zij niet nalaten, in de loop van de dag een bezoek te brengen aan het heilig Sacrament, dat op een uiterst waardige plaats en met de grootste eerbied volgens de liturgische wetten in de Kerk moet worden bewaard. Zulk een bezoek is een bewijs van dankbaarheid, een teken van liefde en een plicht van aanbidding ten opzichte van Christus de Heer, die daar nog tegenwoordig is” [[[392|66]]] Laten de priesters zich terdege toeleggen op de kennis en de praktijk van de liturgie; dan zullen door hun liturgische bediening de hun toevertrouwde christengemeenschappen steeds volmaakter lof brengen aan God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
De eucharistische bijeenkomst is daarom het middelpunt van de gemeenschap der gelovigen, waarvan de priester de leiding heeft, De priesters leren dus de gelovigen, in het offer van de Mis het goddelijk slachtoffer aan God de Vader op te dragen en het offer van hun eigen leven hiermee te verenigen. In de geest van Christus, de herder, leren zij hen, hun zonden in het Sacrament van boetvaardigheid berouwvol aan de Kerk voor te leggen, waardoor zij zich steeds meer tot de Heer bekeren, gedachtig zijn woorden: “Bekeert u, want het rijk de hemelen is nabij” (Mt. 4, 17) [b:Mt. 4, 17]. Eveneens leren zij hen, de liturgische vieringen zó te beleven, dat zij daarin ook komen tot een echte gebed. Zij brengen hun een steeds volmaaktere gebedsgeest bij voor heel hun leven, overeenkomstig ieders genadegaven en noden, en zij stimuleren allen tot het vervullen van de plichten van huns staat en de meer gevorderden tot het volgen van de evangelische raden, volgens ieders mogelijkheden. Zo leren zij de gelovigen, voor de heer hymnen en geestelijke liederen te zingen uit heel hun hart en altijd voor alles dank te zeggen aan God, de Vader, in de naam van onze Heer Jezus Christus. (Ef. 5, 19-20) [[b:Ef. 5, 19-20]]
De lof en de dank, die de priesters aan God brengen bij de viering van de Eucharistie, strekken zij uit over de verschillende uren van de dag door het goddelijk officie, waarin zij in naam van de Kerk God bidden voor heel het hun toevertrouwde volk en zelfs voor de gehele wereld.
Het huis van gebed, waarin de heilige Eucharistie wordt gevierd en bewaard en de gelovigen hun samenkomsten houden en waarin de tegenwoordigheid van Gods Zoon, onze Verlosser, die zich voor ons heeft geofferd op het altaar, wordt vereerd tot hulp en troost van de gelovigen, moet goed verzorgd zijn en geschikt voor het gebed en de heilige diensten. vgl: 114, 2: “... de heilige kelken en het linnen en al het andere, dat betrokken is bij de eredienst van het lijden des Heren... moet vanwege het contact met het Lichaam en Bloed van de Heer met dezelfde eerbied worden behandeld als zijn Lichaam en Bloed (PL 22, 934) [[[1052]]] vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570|122-127]]] In dit huis ontvangen herders en gelovigen de uitnodiging om in dankbaarheid te beantwoorden aan de gaven van Hem, die door zijn mensheid het goddelijk leven voortdurend uitstort in de ledematen van zijn Lichaam. vgl: “Ook zullen zij niet nalaten, in de loop van de dag een bezoek te brengen aan het heilig Sacrament, dat op een uiterst waardige plaats en met de grootste eerbied volgens de liturgische wetten in de Kerk moet worden bewaard. Zulk een bezoek is een bewijs van dankbaarheid, een teken van liefde en een plicht van aanbidding ten opzichte van Christus de Heer, die daar nog tegenwoordig is” [[[392|66]]] Laten de priesters zich terdege toeleggen op de kennis en de praktijk van de liturgie; dan zullen door hun liturgische bediening de hun toevertrouwde christengemeenschappen steeds volmaakter lof brengen aan God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Referenties naar alinea 5: 63
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Mgr. Wiertz, Bisschop van Roermond - Vastentijd 2002 ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Eucharistie en Missie ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Christifideles laici ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Vita Consecrata ->=geentekst=
In het Phoenix Park te Dublin ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Liturgicae instaurationes ->=geentekst=
Recurrens mensis October ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Tot de deelnemers aan de Voltallige Vergadering van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten ->=geentekst=
Compendium Eucharisticum ->=geentekst=
Instructio de Peculiaribus Casibus Admittendi Alios Christianos ad Communionem Eucharisticam in Ecclesia Catholica ->=geentekst=
Instructio de Peculiaribus Casibus Admittendi Alios Christianos ad Communionem Eucharisticam in Ecclesia Catholica ->=geentekst=
Drievoudige zending van de priester (2) - de heiliging ->=geentekst=
Drievoudige zending van de priester (2) - de heiliging ->=geentekst=
"Als ze hun ogen openen, herkennen ze Hem en verkondigen Hem". De zondagse Eucharistie is de getuigenis van liefde ->=geentekst=
Utrum verbum "abicere" ->=geentekst=
Witte Donderdag in het Jaar van het Gezin ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
De liturgie, de school van het gebed: de Heer zelf leert ons bidden ->=geentekst=
Sacramentum paenitentiae ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Reactie op het "synodaal proces" in Duitsland en de Amazondesynode ->=geentekst=
Querida Amazonia ->=geentekst=
'Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed' (Joh. 10,10) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 De herderlijke taak
6
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Eucharistie en Missie ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Catechesi Tradendae ->=geentekst=
Catechesi Tradendae ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesiae de mysterio ->=geentekst=
Christi Ecclesia ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
De roeping ten dienste van de Kerk als communio ->=geentekst=
Inter Ea ->=geentekst=
H. Johannes-Maria Vianney - Heilige Pastoor van Ars ->=geentekst=
Drievoudige zending van de priester (3) - de leiding ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
De synode heeft de waarheden over het huwelijk nooit ter discussie gesteld ->=geentekst=
Reactie op het "synodaal proces" in Duitsland en de Amazondesynode ->=geentekst=
Querida Amazonia ->=geentekst=
Parochieleiding en een pauselijke voetnoot ->=geentekst=
Door de taak van Christus, Hoofd en herder, uit te oefenen overeenkomstig de mate van het hun verleende gezag, brengen de priesters in naam van de bisschop het gezin van God bijeen als een broederlijke gemeenschap, bezield door één geest, en leiden deze tot God, de Vader door Christus in de Geest. vgl: Lumen Gentium [[[617|28]]] Voor het uitoefenen van deze bediening evenals voor hun andere taken wordt aan de priesters een geestelijke macht verleend, die hun gegeven wordt om op te bouwen. (2 Kor. 10, 8; 2 Kor. 13, 10) [[b:2 Kor. 10, 8; 2 Kor. 13, 10]] Bij het opbouwen echter van de Kerk moeten de priesters naar het voorbeeld van de Heer met iedereen omgaan in grote menselijkheid. En zij moeten zich hierbij niet laten leiden door de opvattingen van de mensen (Gal. 1, 10) [[b:Gal. 1, 10]], maat door de eisen van de christelijke leer en het christelijk leven, en hen onderrichten en vermanen als hun dierbare kinderen (1 Kor. 4, 14) [[b:1 Kor. 4, 14]], volgens het woord van de apostel: “Dring aan te pas en te onpas, weerleg, berisp, bemoedig, in één woord, geef onderricht met groot geduld.” (2 Tim. 4, 2) [b:2 Tim. 4, 2] vgl: II, 34, 3; II, 46, 6; II, 47, 1 [[[2839]]] vgl: II 47, 1 (ed. F. X. Funk, Didascalia et Constitutiones, I, blz. 116, 142. 143) [[[6358]]]
Daarom moeten de priesters, als opvoeders in het geloof, ervoor zorgen hetzij persoonlijk hetzij door anderen, dat elk van hun gelovigen door de kracht van de Heilige Geest zijn eigen roeping volgens het Evangelie dieper gaat beleven en komt tot een oprechte en actieve liefde en tot de vrijheid, die Christus ons geschonken heeft. (Gal. 4, 3; Gal. 5, 1.13) [[b:Gal. 4, 3; Gal. 5, 1.13]] De mooiste plechtigheden en de meest bloeiende verenigingen zullen weinig baten, als ze niet de mensen trachten te vormen tot christelijke rijpheid. 58, 7: P.L. 22: 584: "Wat voor nut heeft het dat de muren schitteren van edelstenen, als Christus in den arme van honger dreigt om te komen” [[1052]] Tot dit doel kunnen priesters hen helpen om bij alle gebeurlijkheden, grote en kleine, duidelijk in te zien, wat de omstandigheden van hen vragen en wat de wil van God is. Ook moeten de christenen leren om niet alleen voor zich zelf te leven maar om volgens de eisen van de nieuwe wet der liefde elkaar te dienen met de gaven, zoals ieder die heeft ontvangen (1 Pt. 4, 10) [[b:1 Pt. 4, 10]], zodat allen hun plichten in de mensengemeenschap op christelijke wijze vervullen.
Ofschoon de priesters ten dienste moeten staan van iedereen, worden hun toch in het bijzonder de armen en de zwakken aanbevolen, omdat de Heer zelf zich zo nauw met hen verbonden toonde (Mt. 25, 34-35) [[b:Mt. 25, 34-35]] en omdat de evangelieprediking aan deze mensen een teken van het werk van de Messias wordt genoemd. (Lc. 4, 18) [[b:Lc. 4, 18]] Een bijzondere zorg zullen zij ook besteden aan de jongeren en eveneens aan de gehuwden en aan de vaders en moeders. Het zou goed zijn, dat dezen vriendenclubs vormen, waardoor zij elkaar kunnen helpen om in hun vaak zo moeilijk bestaan gemakkelijker en vollediger als christen te kunnen leven. Laten de priesters eraan denken, dat alle religieuzen, mannen en vrouwen, die in het huis van de Heer een zo uitgelezen groep vormen, een bijzondere aandacht verdienen met het oog op hun geestelijke vooruitgang, tot welzijn van de gehele Kerk. Bovenal zullen zij zorg dragen voor de zieken en de stervenden, door hen te bezoeken en hen in de Heer te sterken. Men zou nog andere categorieën kunnen opnoemen, zoals immigranten, nomaden enz. Over dezen wordt gesproken in dit decreet [[646]]
De taak van herder beperkt zich echter niet tot de zorg voor de afzonderlijke gelovigen, maar strekt zich uiteraard ook uit tot de opbouw van een echte christelijke gemeenschap. Wil men echter de gemeenschapsgeest naar behoren bevorderen, dan moet deze niet alleen gericht zijn op de plaatselijke Kerk, maar ook op de universele Kerk. De plaatselijke gemeenschap nu mag zich niet alleen bezig houden met haar eigen gelovigen, maar moet zich ook door de missie-ijver gedrongen voelen om voor alle mensen de weg te openen, die voert naar Christus. In het bijzonder moeten haar de catechumenen en pasgedoopten ter harte gaan, die geleidelijk in de kennis en de praktijk van het christelijk leven moeten worden ingeleid.
De opbouw van een christelijke gemeenschap is echter niet mogelijk zonder dat ze haar oorsprong en middelpunt vindt in de viering van de heilige Eucharistie, die dus het uitgangspunt moet zijn van elke vorming tot gemeenschapsgeest. vgl: II, 59, 1-3: “Bij uw onderricht moet gij het volk bevelen en aansporen de samenkomst geregeld te bezoeken en nooit afwezig te blijven, maar altijd bijeen te komen en de groep niet te verkleinen door weg te blijven en het Lichaam van Christus niet te beroven van een lidmaat... Als ledematen van Christus moogt gij u zelf dus niet aan de samenkomst onttrekken door weg te blijven. Want gij hebt Christus als hoofd die volgens zijn belofte bij u aanwezig is en zich aan u meedeelt; daarom moogt gij u zelf geen schade berokkenen en de Verlosser aan zijn ledematen onttrekken, en zijn Lichaam niet scheuren of verdelen...”(Ed. F.X. Funk, I blz 170) [[[2839]]] vgl: Voi Avete [[[3320]]] Wil deze viering oprecht en volledig zinvol zijn, dan moet ze als vrucht hebben allerlei werken van charitas en wederzijds hulpbetoon, missionaire activiteit en verschillende vormen van een christelijk getuigenis.
Bovendien vervult de kerkelijke gemeenschap door haar liefde, gebed voorbeeld en werken van boetvaardigheid de moederlijke taak, de zielen tot Christus te brengen. Want zij is een krachtdadig middel om hun die nog niet geloven, de weg te wijzen naar Christus en zijn Kerk of deze weg te effenen; en voor hen die reeds geloven is zij een stimulans, een voedsel en een steun in de geestelijke strijd.
Bij de opbouw nu van de christengemeenschap staan de priesters nooit in dienst van de een of andere ideologie of menselijke partij, maar als predikers van het Evangelie en als herders van de Kerk zetten zij zich geheel en al in voor de geestelijke groei van het Lichaam van Christus.
Daarom moeten de priesters, als opvoeders in het geloof, ervoor zorgen hetzij persoonlijk hetzij door anderen, dat elk van hun gelovigen door de kracht van de Heilige Geest zijn eigen roeping volgens het Evangelie dieper gaat beleven en komt tot een oprechte en actieve liefde en tot de vrijheid, die Christus ons geschonken heeft. (Gal. 4, 3; Gal. 5, 1.13) [[b:Gal. 4, 3; Gal. 5, 1.13]] De mooiste plechtigheden en de meest bloeiende verenigingen zullen weinig baten, als ze niet de mensen trachten te vormen tot christelijke rijpheid. 58, 7: P.L. 22: 584: "Wat voor nut heeft het dat de muren schitteren van edelstenen, als Christus in den arme van honger dreigt om te komen” [[1052]] Tot dit doel kunnen priesters hen helpen om bij alle gebeurlijkheden, grote en kleine, duidelijk in te zien, wat de omstandigheden van hen vragen en wat de wil van God is. Ook moeten de christenen leren om niet alleen voor zich zelf te leven maar om volgens de eisen van de nieuwe wet der liefde elkaar te dienen met de gaven, zoals ieder die heeft ontvangen (1 Pt. 4, 10) [[b:1 Pt. 4, 10]], zodat allen hun plichten in de mensengemeenschap op christelijke wijze vervullen.
Ofschoon de priesters ten dienste moeten staan van iedereen, worden hun toch in het bijzonder de armen en de zwakken aanbevolen, omdat de Heer zelf zich zo nauw met hen verbonden toonde (Mt. 25, 34-35) [[b:Mt. 25, 34-35]] en omdat de evangelieprediking aan deze mensen een teken van het werk van de Messias wordt genoemd. (Lc. 4, 18) [[b:Lc. 4, 18]] Een bijzondere zorg zullen zij ook besteden aan de jongeren en eveneens aan de gehuwden en aan de vaders en moeders. Het zou goed zijn, dat dezen vriendenclubs vormen, waardoor zij elkaar kunnen helpen om in hun vaak zo moeilijk bestaan gemakkelijker en vollediger als christen te kunnen leven. Laten de priesters eraan denken, dat alle religieuzen, mannen en vrouwen, die in het huis van de Heer een zo uitgelezen groep vormen, een bijzondere aandacht verdienen met het oog op hun geestelijke vooruitgang, tot welzijn van de gehele Kerk. Bovenal zullen zij zorg dragen voor de zieken en de stervenden, door hen te bezoeken en hen in de Heer te sterken. Men zou nog andere categorieën kunnen opnoemen, zoals immigranten, nomaden enz. Over dezen wordt gesproken in dit decreet [[646]]
De taak van herder beperkt zich echter niet tot de zorg voor de afzonderlijke gelovigen, maar strekt zich uiteraard ook uit tot de opbouw van een echte christelijke gemeenschap. Wil men echter de gemeenschapsgeest naar behoren bevorderen, dan moet deze niet alleen gericht zijn op de plaatselijke Kerk, maar ook op de universele Kerk. De plaatselijke gemeenschap nu mag zich niet alleen bezig houden met haar eigen gelovigen, maar moet zich ook door de missie-ijver gedrongen voelen om voor alle mensen de weg te openen, die voert naar Christus. In het bijzonder moeten haar de catechumenen en pasgedoopten ter harte gaan, die geleidelijk in de kennis en de praktijk van het christelijk leven moeten worden ingeleid.
De opbouw van een christelijke gemeenschap is echter niet mogelijk zonder dat ze haar oorsprong en middelpunt vindt in de viering van de heilige Eucharistie, die dus het uitgangspunt moet zijn van elke vorming tot gemeenschapsgeest. vgl: II, 59, 1-3: “Bij uw onderricht moet gij het volk bevelen en aansporen de samenkomst geregeld te bezoeken en nooit afwezig te blijven, maar altijd bijeen te komen en de groep niet te verkleinen door weg te blijven en het Lichaam van Christus niet te beroven van een lidmaat... Als ledematen van Christus moogt gij u zelf dus niet aan de samenkomst onttrekken door weg te blijven. Want gij hebt Christus als hoofd die volgens zijn belofte bij u aanwezig is en zich aan u meedeelt; daarom moogt gij u zelf geen schade berokkenen en de Verlosser aan zijn ledematen onttrekken, en zijn Lichaam niet scheuren of verdelen...”(Ed. F.X. Funk, I blz 170) [[[2839]]] vgl: Voi Avete [[[3320]]] Wil deze viering oprecht en volledig zinvol zijn, dan moet ze als vrucht hebben allerlei werken van charitas en wederzijds hulpbetoon, missionaire activiteit en verschillende vormen van een christelijk getuigenis.
Bovendien vervult de kerkelijke gemeenschap door haar liefde, gebed voorbeeld en werken van boetvaardigheid de moederlijke taak, de zielen tot Christus te brengen. Want zij is een krachtdadig middel om hun die nog niet geloven, de weg te wijzen naar Christus en zijn Kerk of deze weg te effenen; en voor hen die reeds geloven is zij een stimulans, een voedsel en een steun in de geestelijke strijd.
Bij de opbouw nu van de christengemeenschap staan de priesters nooit in dienst van de een of andere ideologie of menselijke partij, maar als predikers van het Evangelie en als herders van de Kerk zetten zij zich geheel en al in voor de geestelijke groei van het Lichaam van Christus.
Referenties naar alinea 6: 29
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Eucharistie en Missie ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Catechesi Tradendae ->=geentekst=
Catechesi Tradendae ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesiae de mysterio ->=geentekst=
Christi Ecclesia ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
De roeping ten dienste van de Kerk als communio ->=geentekst=
Inter Ea ->=geentekst=
H. Johannes-Maria Vianney - Heilige Pastoor van Ars ->=geentekst=
Drievoudige zending van de priester (3) - de leiding ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
De synode heeft de waarheden over het huwelijk nooit ter discussie gesteld ->=geentekst=
Reactie op het "synodaal proces" in Duitsland en de Amazondesynode ->=geentekst=
Querida Amazonia ->=geentekst=
Parochieleiding en een pauselijke voetnoot ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 De verhouding van de priesters tot anderen
- Paragraaf 1 Hun verhouding tot de bisschoppen
7
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesiae de mysterio ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Ontmoeting met de Bisschopppen van Portugal ->=geentekst=
Paschalis sollemnitatis ->=geentekst=
Gids voor grote vieringen ->=geentekst=
Naar een Kerk die altijd zichzelf gelijk en tevens jong en nieuw blijft ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Alle priesters delen, samen met de bisschoppen, zó in één en hetzelfde priesterschap en ministerie van Christus, dat de eenheid zelf van wijding en zending een hiërarchische gemeenschap van hen met het episcopaat noodzakelijk maakt. vgl: Lumen Gentium [[[617|28]]] Deze gemeenschap brengen zij nu en dan treffend tot uitdrukking door de liturgische concelebratie; en bij de viering van de eucharistische bijeenkomst belijden zij hun verbondenheid met de bisschoppen. Zie de zgn. Constitutio.. Zie de zgn. Constitutio Ecclesiastica Apostolorum, XVIII: De priesters zijn de mede-ingewijden en de medestrijders van de bosschoppen (ed. Th. Schermann, Die Allgemeine Kirchenordnung, I, Paderborn 1914, blz. 26; A. Harnach, Die quellen der sog. Apostolischen Kirchenordnung, Texte und Untersuchungen, II, 5, blz. 13, n. 18 en 19); Pseudo-Hieronymus, De bisschoppen deelgenoten van de geheimen (ed. A. W. Kalff, Würzburg, 1937, blz 45) vgl: c. VII: Want zij hebben de leiding van de Kerk van Christus, en bij de voltrekking van het Sacrament van het goddelijk Lichaam en Bloed zijn zij de deelgenoten van de bisschoppen, en zo ook bij het onderricht aan het volk en in het predikambt” (P.L. 83, 787) [[[6359]]] De bisschoppen hebben dus in de priesters vanwege de gave van de Heilige Geest, die dezen bij de heilige wijding is gegeven, hun aangewezen helpers en raadgevers bij het heilig dienstwerk en bij hun taak om het volk Gods te onderrichten, te heiligen, te leiden. vgl: II, 28, 4 (ed. F. X. Funk, blz. 108) [[[2839]]] vgl: II, 28, 4; II, 34 3 (t.a.p., blz. 109 en 117). [[[6358]]] Dit vinden wij reeds vanaf de oudste tijden van de Kerk nadrukkelijk bevestigd in de liturgische documenten, wanneer ze voor de wijdeling God plechtig smeken om de uitstorting van “de geest van genade en raad om het volk met een zuiver hart te kunnen helpen en besturen” vgl: VIII, 16, 4 (ed. F X. Funk, I, blz. 522, 13) [[[6358]]] zie Epitome Const. Apost.,.. zie Epitome Const. Apost., VI. (t.a.p. II, blz. 80, 3-4); Testamentum Domini: ... schenk hem de Geest van genade, van raad en grootmoedigheid, de geest van het priesterschap... om uw volk te helpen en te leiden door zijn werk, met heilige vrees en met een zuiver hart (vert. J. E. Rahmani, Mainz 1899, blz. 69). 7: (ed. B. Botte, La tradition apostolique, Münster i. W. 1963, blz. 20). [[1159|+21]], zoals in de woestijn de geest van Mozes werd meegedeeld aan zeventig wijze mannen (Num. 11, 16-25) [[b:Num. 11, 16-25]], “van wier hulp hij zich bediende om de geweldige massa van het volk gemakkelijk te kunnen besturen.” Pontificale Romanum, “De.. Pontificale Romanum, “De Priesterwijding”, de Prefatie; deze woorden staan reeds in het Sacramentarium Leonianum, het Sacramentarium Gelasianum en het Sacramentarium Gregorianum. Soortgelijke uitdrukkingen vindt men ook in de oosterse Liturgieën vgl: “...Zie neer op deze uw dienaar en schenk hem de geest van genade en raad om de priesters te helpen en uw volk te leiden met een zuiver hart, zoals gij hebt neergezien op uw uitverkoren volk en Mozes hebt bevolen, oudsten te kiezen, die Gij vervuld hebt met uw Geest, de Geest, die Gij aan uw dienaar hebt geschonken (uit de oude Latijnse vertaling van Verona, ed. B. Botte, La tradition apostolique de S. Hippolyte, Essai de reconstruction Münster i. W. 1963, blz. 20) [[[1159|+21]]] vgl: VIII, 16, 4 (ed. F. X. Funk, I, blz. 522, 16-17) [[[6358]]] Epist. Const. Apost. VI (ed... Epist. Const. Apost. VI (ed. F. X. Funk, II, blz. 80, 5-7); Testamentum Domini (vert. I. E. Rahmani, Mainz 1899, blz. 69); Euchologium Serapionis, XXVII (ed. F. X. Funk, Didascalia et Constitutiones, II, blz. 190, lin 1-7); Ritus Orientalium, II, Würzburg 1863, blz 161). Van de Vaders kan men citeren Theodorus van Mopsueste, In 1 Tim. 3, 8 (ed. Swete, II, blz 119-121); Theodoretus, Questiones in Numeros, VXIII: P.G. 80, 372b. Vanwege deze gemeenschap in hetzelfde priesterschap en dezelfde bediening moeten de bisschoppen de priesters beschouwen als hun broeders en vrienden vgl: Lumen Gentium [[[617|28]]] en moeten zij hun stoffelijk en vooral hun geestelijk welzijn naar vermogen behartigen. Want het zijn de bisschoppen, die de zware verantwoordelijkheid dragen voor de heiligheid van hun priesters. vgl: Sacerdotii Nostri primordia [[[154|59]]] vgl: Haerent animo - Ad Clerum [[[387]]] Laten zij daarom alle zorg besteden aan de voortdurende vorming van hun priestercollege. vgl: Christus Dominus [[[646|15-16]]] Laten zij graag luisteren naar hun advies en hierom zelfs vragen, en met hen overleggen omtrent de eisen van het pastorale werk en omtrent het welzijn van het diocees. Tot verwezenlijking van dit doel moet er een commissie of senaat 6, 1: “Ik spoor u hiertoe aan: beijvert u, alles te doen in de eendracht van God, terwijl de bisschop voorzit in de plaats van God en de priesters in plaats van de senaat der apostelen en aan de mij zo dierbare diakens de dienst van Jezus Christus is toevertrouwd, die vóór de eeuwen bij de Vader was en aan het eind (der tijden) is verschenen” (ed. F. X. Funk, I, 195) (vertaling volgens D. Fransen o.f.m., De Apostolische Vaders, Hilversum 1941, blz. 110-111) [[989 |+ 17 ]] 3, 1: “Maar evenzo moeten allen eerbied hebben voor de diakens als voor Jezus Christus gelijk ook voor de bisschop als afbeelding van de vergadering der apostelen. Buiten dezen is er van een Kerk geen sprake” (t.a.p. blz. 204: vert. Fransen, a.w., blz. 116) [[1783|+11]] II 3 (P.L. 24, 61 A): “Ook wij hebben in de Kerk onze senaat, de vergadering van de priesters”. [[1810]] van priesters zijn, die het priestercollege vertegenwoordigt. Deze zal functioneren op een wijze die is aangepast aan de moderne omstandigheden en behoeften Het bestaande recht kent.. Het bestaande recht kent reeds het kathedraal kapittel als “de senaat en de raad” van de bisschop (Kerkelijk Wetboek, c. 391), of waar dit ontbreekt, een raad van diocesane consultoren (zie Kerkel. Wetb. cc. 423-428). Het is echter gewenst om deze instellingen zo te wijzigen, dat zij beter voldoen in de huidige omstandigheden en noden. Het is duidelijk, dat de genoemde raad, waarover gesproken wordt in het Decreet Christus Dominus van 28 oktober 1965 over het herderlijk behoren en die alleen tot taak heeft de bestudering van de problemen omtrent de pastorale werkzaamheden. vgl: Over de priesters als raadgevers van de bisschoppen vindt men nog gegevens hier: II, 28, 4 (ed. F. X. Funk, I, blz. 208) [[[2839]]] vgl: eveneens: II, 28, 4 (ed. F. X. Funk, I, blz. 109) [[[6358]]] vgl: 6, 1 (ed. F. X. Funk, I, 194) [[[989 |+ 17 ]]] vgl: 3, 1 (ed. F.X. Funk, I, 204) [[[1783|+11]]] vgl: 3, 30: De priesters zijn raadgevers of “bouleutai” (P.G. 11, 957d-960a). [[[1007]]] en in een vorm en volgens normen, door het recht vast te stellen, en hij zal met zijn adviezen voor de bisschop bij het bestuur van het diocees een krachtige steun moeten zijn.
De priesters van hun kant moeten voor ogen houden, dat de bisschoppen de volheid van het wijdingssacrament bezitten en daarom in hen het gezag van Christus, de opperste Herder, eerbiedigen. Zij moeten dus in oprechte liefde en gehoorzaamheid achter hun bisschop staan. vgl: A.A.S. 57 (1965) 326. [[[7468|7]]] Deze priesterlijke gehoorzaamheid, bezield door een verlangen tot samenwerking, is gebaseerd op het feit dat de priesters delen in de bisschoppelijke bediening, zoals hun dit gegeven wordt door het wijdingssacrament en de canonieke zending. vgl: VIII, 47, 39: De priesters... mogen niets ondernemen zonder het oordeel van de bisschop, want hij is het, aan wie het volk van de Heer is toevertrouwd en die verantwoording voor hun zielen zal hebben af te leggen (ed. F. X. Funk, blz. 577). [[[6358]]]
De eenheid van de priesters met de bisschoppen is tegenwoordig noodzakelijker dan ooit, omdat in onze tijd door verschillende oorzaken de apostolische initiatieven niet alleen de meest gevarieerde vormen moeten aannemen, maar ook verder moeten reiken dan de grenzen van één parochie of één diocees. Geen enkele priester kan daarom alleen en als het ware op zichzelf zijn zending naar behoren vervullen, maar hij kan dit slechts in samenwerking met de andere priesters onder de leiding van hen, die de Kerk besturen.
De priesters van hun kant moeten voor ogen houden, dat de bisschoppen de volheid van het wijdingssacrament bezitten en daarom in hen het gezag van Christus, de opperste Herder, eerbiedigen. Zij moeten dus in oprechte liefde en gehoorzaamheid achter hun bisschop staan. vgl: A.A.S. 57 (1965) 326. [[[7468|7]]] Deze priesterlijke gehoorzaamheid, bezield door een verlangen tot samenwerking, is gebaseerd op het feit dat de priesters delen in de bisschoppelijke bediening, zoals hun dit gegeven wordt door het wijdingssacrament en de canonieke zending. vgl: VIII, 47, 39: De priesters... mogen niets ondernemen zonder het oordeel van de bisschop, want hij is het, aan wie het volk van de Heer is toevertrouwd en die verantwoording voor hun zielen zal hebben af te leggen (ed. F. X. Funk, blz. 577). [[[6358]]]
De eenheid van de priesters met de bisschoppen is tegenwoordig noodzakelijker dan ooit, omdat in onze tijd door verschillende oorzaken de apostolische initiatieven niet alleen de meest gevarieerde vormen moeten aannemen, maar ook verder moeten reiken dan de grenzen van één parochie of één diocees. Geen enkele priester kan daarom alleen en als het ware op zichzelf zijn zending naar behoren vervullen, maar hij kan dit slechts in samenwerking met de andere priesters onder de leiding van hen, die de Kerk besturen.
Referenties naar alinea 7: 18
Besluiten Bijzondere Synode van Bisschoppen van Nederland ->=geentekst=Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Erga migrantes caritas Christi ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesiae de mysterio ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Ontmoeting met de Bisschopppen van Portugal ->=geentekst=
Paschalis sollemnitatis ->=geentekst=
Gids voor grote vieringen ->=geentekst=
Naar een Kerk die altijd zichzelf gelijk en tevens jong en nieuw blijft ->=geentekst=
De synodaliteit in het leven en de zending van de Kerk ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De verhouding van de priesters tot elkaar
8
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Naar een Kerk die altijd zichzelf gelijk en tevens jong en nieuw blijft ->=geentekst=
Omdat de priesters door de wijding zijn opgenomen in de priesterstand, zijn zij allen door een sacramentele broederlijkheid nauw met elkaar verbonden; en met name vormen zij één priestercollege in het diocees, waarvan zij in dienst staan onder de eigen bisschop. Want ook al zijn de taken die zij te vervullen hebben, verschillend, toch oefenen zij éénzelfde priesterlijke bediening uit voor het welzijn van de mensen. Alle priesters ontvangen immers de zending om mee te werken aan hetzelfde werk, hetzij zij een parochiële of interparochiële bediening uitoefenen, of zich wijden aan de studie of aan het onderricht, of handenarbeid verrichten om zo het lot te delen van de arbeiders zelf, waar dit wenselijk lijkt met goedkeuring van het bevoegde gezag, of tenslotte direct of indirect andere apostolische arbeid volbrengen. Allen zetten zij zich gezamenlijk in voor hetzelfde doel, n.l. de opbouw van het Lichaam van Christus, hetgeen vooral in onze tijd de meest verschillende functies en nieuwe aanpassingen vraagt. Daarom is het van het grootste belang, dat alle priesters, diocesane zowel als reguliere elkaar helpen om altijd de zaak van de waarheid te steunen. (3 Joh. 8) [[b:3 Joh. 8]] Iedere priester is dus met de andere leden van dit priestercollege verbonden door bijzondere banden van apostolische liefde, bediening en broederlijkheid. Dit vinden wij reeds vanaf de oudste tijd uitgedrukt in de liturgie, wanneer de aanwezige priesters worden uitgenodigd om samen met de wijdende bisschop aan de wijdeling de handen op te leggen, en wanneer zij in eensgezindheid bij de eucharistische viering concelebreren. Elke priester is dus met zijn medebroeders verenigd door de band van liefde, gebed en volledige samenwerking, en dit is een uiting van de eenheid, waardoor volgens Christus’ wil de zijnen volmaakt één moeten zij, opdat de wereld zal erkennen, dat de Zoon gezonden is door de Vader. (Joh. 17, 23) [[b:Joh. 17, 23]] Derhalve moeten de ouderen de jongeren werkelijk als broeders aanvaarden en hen steunen bij de eerste activiteiten en verantwoordelijkheden van hun priesterlijke taak; zij moeten hun mentaliteit, ook waar deze van de hunne verschilt, trachten te begrijpen, en welwillend staan tegenover huninitiatieven. De jongeren van hun kant moeten eerbied hebben voor de leeftijd en de ervaring van de ouderen; zij moeten met hen overleg plegen aangaande de problemen van de zielzorg en loyaal met hen samenwerken.
Laten de priesters in een geest van broederlijkheid ook de gastvrijheid beoefenen (Hebr. 13, 1-2) [[b:Hebr. 13, 1-2]], de weldadigheid en de onderlinge bijstand (Hebr. 13, 16) [[b:Hebr. 13, 16]], en laten zij zich vooral bezorgd tonen voor hen, die ziek zijn, bedroefd, te zeer met werk overladen, eenzaam, uit hun vaderland verdreven, en voor hen, die vervolging lijden. (Mt. 5, 10) [[b:Mt. 5, 10]] Het is ook goed, dat zij graag bij elkaar komen voor een aangename ontspanning, volgens de woorden, waarmee de Heer zelf zijn vermoeide apostelen uitnodigde: “Komt nu eens zelf mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit” (Mc. 6, 31) [b:Mc. 6, 31]. Willen de priesters elkaar tot steun zijn in hun geestelijk leven en hun intellectuele ontwikkeling, hun onderlinge samenwerking bevorderen bij de uitoefening van hun bediening, en gevrijwaard blijven tegen eventuele gevaren van de eenzaamheid, dan moet men streven naar een gemeenschappelijk leven. Dit kan op verschillende manieren worden verwezenlijkt naar gelang van de persoonlijke of pastorale behoeften, n.l. door samen te wonen, waar dit mogelijk is, of door gezamenlijke maaltijden of tenminste door veelvuldige en geregelde bijeenkomsten. Ook moet men grote waarde hechten aan bepaalde verenigingen n.l. die op basis van statuten, door het bevoegde kerkelijk gezag goedgekeurd, de heiligheid van de priesters bij de uitoefening van hun bediening willen bevorderen door een geschikte en goedgekeurde levensregel en door broederlijk hulpbetoon, en die zo heel de priesterstand van dienst willen zijn.
Tenslotte moeten de priesters op grond van hun verbondenheid in het priesterschap zich op bijzondere wijze verantwoordelijk voelen voor hen, die in moeilijkheden verkeren; zij moeten hen bijtijds trachten te helpen, ook, waar het nodig is, door een discrete vermaning. En mochten sommigen in een of ander punt zwak zijn geweest, laten zij hen dan steeds tegemoet treden met broederlijke liefde en met een groot begrip; laten zij vurig voor hen bidden en zich bij iedere gelegenheid hun ware broeders en vrienden tonen.
Laten de priesters in een geest van broederlijkheid ook de gastvrijheid beoefenen (Hebr. 13, 1-2) [[b:Hebr. 13, 1-2]], de weldadigheid en de onderlinge bijstand (Hebr. 13, 16) [[b:Hebr. 13, 16]], en laten zij zich vooral bezorgd tonen voor hen, die ziek zijn, bedroefd, te zeer met werk overladen, eenzaam, uit hun vaderland verdreven, en voor hen, die vervolging lijden. (Mt. 5, 10) [[b:Mt. 5, 10]] Het is ook goed, dat zij graag bij elkaar komen voor een aangename ontspanning, volgens de woorden, waarmee de Heer zelf zijn vermoeide apostelen uitnodigde: “Komt nu eens zelf mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit” (Mc. 6, 31) [b:Mc. 6, 31]. Willen de priesters elkaar tot steun zijn in hun geestelijk leven en hun intellectuele ontwikkeling, hun onderlinge samenwerking bevorderen bij de uitoefening van hun bediening, en gevrijwaard blijven tegen eventuele gevaren van de eenzaamheid, dan moet men streven naar een gemeenschappelijk leven. Dit kan op verschillende manieren worden verwezenlijkt naar gelang van de persoonlijke of pastorale behoeften, n.l. door samen te wonen, waar dit mogelijk is, of door gezamenlijke maaltijden of tenminste door veelvuldige en geregelde bijeenkomsten. Ook moet men grote waarde hechten aan bepaalde verenigingen n.l. die op basis van statuten, door het bevoegde kerkelijk gezag goedgekeurd, de heiligheid van de priesters bij de uitoefening van hun bediening willen bevorderen door een geschikte en goedgekeurde levensregel en door broederlijk hulpbetoon, en die zo heel de priesterstand van dienst willen zijn.
Tenslotte moeten de priesters op grond van hun verbondenheid in het priesterschap zich op bijzondere wijze verantwoordelijk voelen voor hen, die in moeilijkheden verkeren; zij moeten hen bijtijds trachten te helpen, ook, waar het nodig is, door een discrete vermaning. En mochten sommigen in een of ander punt zwak zijn geweest, laten zij hen dan steeds tegemoet treden met broederlijke liefde en met een groot begrip; laten zij vurig voor hen bidden en zich bij iedere gelegenheid hun ware broeders en vrienden tonen.
Referenties naar alinea 8: 11
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Naar een Kerk die altijd zichzelf gelijk en tevens jong en nieuw blijft ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Hun verhoudingen tot de gelovigen
9
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Aan de priesters bij het begin van het "Jaar van de priester" bij gelegenheid van de 150e "dies natalis" van Johannes Maria Vianney ->=geentekst=
Aan de priesters bij het begin van het "Jaar van de priester" bij gelegenheid van de 150e "dies natalis" van Johannes Maria Vianney ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Hoewel de priesters van het nieuwe Verbond krachtens het wijdingssacrament in en voor het volk Gods de hoogst belangrijke en noodzakelijke taak van vader en leraar uitoefenen, zijn zij toch, evenals alle gelovigen, leerlingen van de Heer en door Gods genade geroepen om deel te hebben aan zijn Koninkrijk. (1 Tess. 2, 12; Kol. 1, 13) [[b:1 Tess. 2, 12; Kol. 1, 13]] Want te midden van allen, die door het doopsel zijn herboren, staan de priesters als broeders onder broeders (Mt. 23, 8) [[b:Mt. 23, 8]] “Wij moeten ons broeders tonen van de mensen, willen wij voor het herders, vaders en leraars zijn [[91|90]], als ledematen van een en hetzelfde Lichaam van Christus, waarvan de opbouw de plicht is van allen. (Ef. 4, 7.16) [[b:Ef. 4, 7.16]] Const. Apost., VIII, 1, 20:.. Const. Apost., VIII, 1, 20: “De bisschop mag zich niet verheffen boven de diakens of priesters, en de priesters niet boven het volk, want beiden, samen maken zij de gemeenschap uit” (ed. F. X. Funk, I, 476). De leiding van de priesters moet daarom zó zijn, dat zij niet hun eigen belang zoeken, maar dat van Jezus Christus. (Fil. 2, 21) [[b:Fil. 2, 21]] Zij moeten streven naar samenwerking met de leken en zich onder hen gedragen naar het voorbeeld van de Meester, die gekomen is onder de mensen, “niet om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Mt. 20, 18) [b:Mt. 20, 18]. Eerlijk moeten de priesters de waardigheid van de leken en het eigen aandeel van de leken in de zending van de Kerk erkennen en bevorderen. Ook moeten zij de rechtmatige vrijheid die aan iedereen in de aardse stad toekomt, ten volle eerbiedigen. Laten zij graag met de leken overleggen, broederlijk rekening houden met hun wensen, en hun ervaring en competentie op de verschillende gebieden van de menselijke activiteit erkennen om samen met hen de tekenen van de tijd te kunnen verstaan. Door de geesten te beproeven of ze uit God zijn (1 Joh. 4, 1) [[b:1 Joh. 4, 1]], moeten zij in een geest van geloof de velerlei genadegaven van de leken, zowel de eenvoudige als de hogere gaven, trachten te ontdekken en deze met vreugde erkennen en met ijver hoger trachten op te voeren. Onder de gaven Gods, die men overvloedig bij de gelovigen aantreft, verdient een bijzondere zorg de roeping van velen tot een hoger geestelijk leven. Eveneens moeten zij bepaalde taken ten dienste van de Kerk met vertrouwen aan de leken overlaten, hun hierbij de nodige vrijheid van handelen en armslag geven en hen zelfs suggereren om ook uit eigen initiatief activiteiten te ondernemen. vgl: Lumen Gentium [[[617|37]]]
Tenslotte staan de priesters te midden van de leken om allen te brengen tot de eenheid van de liefde, “elkaar hartelijk beminnend met broederlijke genegenheid en elkaar hartelijk beminnend met broederlijke genegenheid en elkaar overtreffend in eerbetoon” (Rom. 12, 10) [b:Rom. 12, 10]. Het is daarom hun taak om tussen mensen met verschillende mentaliteit zulk een harmonie te scheppen, dat niemand in de gemeenschap van de gelovigen zich buitengesloten voelt. Zij zijn de verdedigers van het algemeen welzijn, waarvoor zij in naam van de bisschop hebben te zorgen, en tevens zijn zij de krachtige verdedigers van de waarheid om te voorkomen dat de gelovigen heen en weer geslingerd worden door de vlagen van allerlei opvattingen. (Ef. 4, 14) [[b:Ef. 4, 14]] In het bijzonder worden hun aanbevolen degenen, die van de sacramenten zijn vervreemd of misschien zelfs her geloof hebben prijsgegeven, en zij zullen niet nalaten hen als goede herders op te zoeken.
Overeenkomstig de richtlijnen aangaande het oecumenisme vgl: Unitatis Redintegratio [[[618]]] zullen zij aandacht schenken aan de broeders, die niet in volledige kerkelijke gemeenschap met ons leven.
Tenslotte moeten hun ook ter harte gaan allen, die Christus niet als hun verlosser erkennen.
De gelovigen van hun kant moeten zich goed bewust zijn van hun plichten jegens de priesters en hen daarom als hun herders en vaders met kinderlijke liefde tegemoet treden. Ook zullen zij de zorgen van hun priesters delen en hun zoveel mogelijk tot steun zijn door gebed en metterdaad om hen zo te helpen, gemakkelijker de moeilijkheden te overwinnen en hun taken met meer succes te vervullen. vgl: Lumen Gentium [[[617|37]]]
Tenslotte staan de priesters te midden van de leken om allen te brengen tot de eenheid van de liefde, “elkaar hartelijk beminnend met broederlijke genegenheid en elkaar hartelijk beminnend met broederlijke genegenheid en elkaar overtreffend in eerbetoon” (Rom. 12, 10) [b:Rom. 12, 10]. Het is daarom hun taak om tussen mensen met verschillende mentaliteit zulk een harmonie te scheppen, dat niemand in de gemeenschap van de gelovigen zich buitengesloten voelt. Zij zijn de verdedigers van het algemeen welzijn, waarvoor zij in naam van de bisschop hebben te zorgen, en tevens zijn zij de krachtige verdedigers van de waarheid om te voorkomen dat de gelovigen heen en weer geslingerd worden door de vlagen van allerlei opvattingen. (Ef. 4, 14) [[b:Ef. 4, 14]] In het bijzonder worden hun aanbevolen degenen, die van de sacramenten zijn vervreemd of misschien zelfs her geloof hebben prijsgegeven, en zij zullen niet nalaten hen als goede herders op te zoeken.
Overeenkomstig de richtlijnen aangaande het oecumenisme vgl: Unitatis Redintegratio [[[618]]] zullen zij aandacht schenken aan de broeders, die niet in volledige kerkelijke gemeenschap met ons leven.
Tenslotte moeten hun ook ter harte gaan allen, die Christus niet als hun verlosser erkennen.
De gelovigen van hun kant moeten zich goed bewust zijn van hun plichten jegens de priesters en hen daarom als hun herders en vaders met kinderlijke liefde tegemoet treden. Ook zullen zij de zorgen van hun priesters delen en hun zoveel mogelijk tot steun zijn door gebed en metterdaad om hen zo te helpen, gemakkelijker de moeilijkheden te overwinnen en hun taken met meer succes te vervullen. vgl: Lumen Gentium [[[617|37]]]
Referenties naar alinea 9: 6
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Aan de priesters bij het begin van het "Jaar van de priester" bij gelegenheid van de 150e "dies natalis" van Johannes Maria Vianney ->=geentekst=
Aan de priesters bij het begin van het "Jaar van de priester" bij gelegenheid van de 150e "dies natalis" van Johannes Maria Vianney ->=geentekst=
Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 De spreiding van priesters en priesterroepingen
- Paragraaf 1 De belangen van de universele Kerk
10
Redemptoris Missio ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Prelatuur Opus Dei ->=geentekst=
Een goed voor heel de kerk ->=geentekst=
Ut Sit ->=geentekst=
Le Prelature personali sono ->=geentekst=
De geestelijke gave, die de priesters bij hun wijding hebben ontvangen, bereidt hen niet slechts voor op een beperkte en begrensde zending, maar op een alomvattende en universele heilszending “tot het uiteinde der aarde” (Hand. 1, 8) [b:Hand. 1, 8] ; want elke priesterlijke bediening deelt in de universele omvang van dezelfde zending, die Christus aan de apostelen heeft toevertrouwd. Het priesterschap van Christus immers, waaraan de priesters werkelijk deelachtig zijn geworden, is uiteraard gericht op alle volken en alle tijden en kent geen beperking van ras, volk of tijd, zoals reeds door de figuur van Melchisedek op mysterievolle wijze wordt voorafgebeeld. (Hebr. 7, 3) [[b:Hebr. 7, 3]] De priesters mogen dus niet vergeten, dat hun de zorg voor alle kerken ter harte moet gaan. Daarom moeten de priesters van diocesen met een groter aantal roepingen graag bereid zijn om met toestemming of op aansporing van hun ordinaris hun bediening te gaan uitoefenen in landen, missiegebieden of voor werken, die te kampen hebben met gebrek aan priesters. Derhalve zullen de regels voor incardinatie en excardinatie zó worden herzien, dat dit instituut, hoewel van kracht blijvend, beter beantwoordt aan de pastorale noden van de moderne tijd. En waar redenen van apostolaat dit vorderen, moet niet alleen een aangepaste spreiding van de priesters worden vergemakkelijkt, maar moet men ook een vlotte organisatie bevorderen van bijzondere pastorale werken ten bate van verschillende sociale groeperingen, die tot stand moeten worden gebracht in een bepaalde streek of land over heel de wereld. Tot dit doel kan men gevoeglijk enkele internationale seminaries, speciale bisdommen of persoonlijke prelaturen en andere dergelijke instellingen in het leven roepen, waaraan priesters verbonden of waarin zij geïncardineerd kunnen worden voor het algemeen nut van de gehele Kerk, en dit alles op een wijze, die voor iedere instelling moet worden vastgelegd en steeds met behoud van de rechten der plaatselijke ordinarissen.
Voor zover het mogelijk is, moeten priesters, die naar een nieuw gebied worden gezonden, niet alléén gaan, vooral als zij de taal en de zeden daarvan nog niet voldoende kennen, het is beter, dat zij gaan in groepen van minstens twee of drie, zoals de leerlingen van Christus (Lc. 10, 1) [[b:Lc. 10, 1]], zodat zij elkaar tot steun kunnen zijn. Het is ook van belang, grote aandacht te besteden aan hun geestelijk leven en aan hun geestelijke en lichamelijke gezondheid, en men zoeke zoveel mogelijk voor hen een arbeidsterrein en arbeidsomstandigheden, die zijn aangepast aan ieders persoonlijke conditie. Het is insgelijks van groot belang, dat zij die onder een nieuw volk gaan werken, een behoorlijke kennis opdoen niet allen van de taal van dat land, maar ook van het bijzonder psychologisch en sociaal karakter van het volk, waaraan zij nederig dienstbaar willen zijn door zich daarin zo volledig mogelijk in te leven, naar het voorbeeld van de apostel Paulus, die van zichzelf kon zeggen: “Van allen onafhankelijk, heb ik mij aller slaaf gemaakt, om er zoveel mogelijk voor Christus te winnen. Met de joden ben ik jood geworden om de joden te winnen...” (1 Kor. 9, 19-20) [b:1 Kor. 9, 19-20]
Voor zover het mogelijk is, moeten priesters, die naar een nieuw gebied worden gezonden, niet alléén gaan, vooral als zij de taal en de zeden daarvan nog niet voldoende kennen, het is beter, dat zij gaan in groepen van minstens twee of drie, zoals de leerlingen van Christus (Lc. 10, 1) [[b:Lc. 10, 1]], zodat zij elkaar tot steun kunnen zijn. Het is ook van belang, grote aandacht te besteden aan hun geestelijk leven en aan hun geestelijke en lichamelijke gezondheid, en men zoeke zoveel mogelijk voor hen een arbeidsterrein en arbeidsomstandigheden, die zijn aangepast aan ieders persoonlijke conditie. Het is insgelijks van groot belang, dat zij die onder een nieuw volk gaan werken, een behoorlijke kennis opdoen niet allen van de taal van dat land, maar ook van het bijzonder psychologisch en sociaal karakter van het volk, waaraan zij nederig dienstbaar willen zijn door zich daarin zo volledig mogelijk in te leven, naar het voorbeeld van de apostel Paulus, die van zichzelf kon zeggen: “Van allen onafhankelijk, heb ik mij aller slaaf gemaakt, om er zoveel mogelijk voor Christus te winnen. Met de joden ben ik jood geworden om de joden te winnen...” (1 Kor. 9, 19-20) [b:1 Kor. 9, 19-20]
Referenties naar alinea 10: 14
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Redemptoris Missio ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Prelatuur Opus Dei ->=geentekst=
Een goed voor heel de kerk ->=geentekst=
Ut Sit ->=geentekst=
Le Prelature personali sono ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Ijver voor de priesterroepingen
11
Marialis Cultus ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
De Herder en Behoeder van onze zielen (1 Petr. 2, 25) [[b:1 Petr. 2, 25]] heeft bij de stichting van zijn Kerk gewild, dat het Volk hetwelk Hij heeft uitverkoren en zich verworven door zijn Bloed (Hand. 20, 28) [[b:Hand. 20, 28]] , altijd en tot aan het eind van de wereld zijn priesters zou bezitten om te voorkomen, dat de christenen ooit zouden zijn als schapen zonder herder. (Mt. 9, 36) [[b:Mt. 9, 36]] Deze wil van Christus eerbiedigend hebben de apostelen op ingeving van de Heilige Geest het als hun plicht beschouwd, bedienaren uit te kiezen, "die bekwaam zouden zijn om op hun beurt anderen te onderrichten” (2 Tim. 2, 2) [b:2 Tim. 2, 2] Deze plicht behoort tot de priesterlijke zending zelf, die de priester deel geeft aan de zorg voor de gehele Kerk, opdat het Volk Gods hier op aarde nooit van werkers verstoken zou zijn. Omdat echter “de bestuurder van een schip en de opvarenden... gemeenschappelijke belangen hebben” Ponitificale Romanum, Over de.. Ponitificale Romanum, Over de priesterwijding., moet heel het christenvolk gewezen worden op zijn plicht om op verschillende manier – door vurig gebed en door andere beschikbare middelen vgl: Optatam Totius Ecclesiae [[[675|2]]] – ertoe bij te dragen, dat de Kerk altijd de priesters ter beschikking heeft, die nodig zijn voor het vervullen van haar goddelijke zending. Het moet dus een allereerste zorg zijn van de priesters, door de bediening van het woord en door het getuigenis van een leven dat duidelijk de geest van dienstbaarheid en de echte paasvreugde uitstraalt, aan de gelovigen de grootheid en de noodzakelijkheid van het priesterschap voor te houden. En als zij bepaalde personen, jongeren of volwassenen, voor deze verheven bediening werkelijk geschikt achten, dan zullen zij ondanks alle zorgen en moeilijkheden hen trachten te helpen om zich goed voor te bereiden en zo eens door de bisschoppen geroepen te kunnen worden, met volledige eerbiediging uiteraard van hun uiterlijke en innerlijke vrijheid. Voor de verwezenlijking van dit doel is een degelijke en verstandige geestelijke leiding van het grootste gewicht. Ouders en leraren en allen, die hoe dan ook te maken hebben met het onderricht aan kinderen en jonge mensen, moeten hun een vorming geven, waardoor zij de zorg van de Heer voor zijn kudde leren kennen en oog krijgen voor de noden van de Kerk, zodat zij graag en edelmoedig op Gods roepstem antwoorden met de profeet: “Hier ben ik, zend mij” (Jes. 6, 8) [b:Jes. 6, 8]. Men mag echter niet verwachten, dat de toekomstige priester deze roepstem van de Heer op de een of andere buitengewone wijze zal vernemen. Deze stem moet veeleer verstaan en beoordeeld worden vanuit de tekenen, die Gods wil iedere dag doen kennen aan christenen, die nadenken; en de priesters moeten deze tekenen nauwkeurig volgen. (De roepstem van God uit zich op twee verschillende wonderbare en elkaar aanvullende wijzen: de ene is de innerlijke, die van de genade, die van de Heilige Geest, de onuitsprekelijke wijze van de innerlijke aantrekking die de machtige en “stille stem” van de Heer uitoefent in de onpeilbare diepten van de menselijke ziel; en de andere, de uiterlijke, menselijke, waarneembare, sociale, juridische, concrete, die van de gekwalificeerde bedienaren van het woord Gods, van de apostel, van de hiërarchie, die het onontbeerlijk werktuig is, door Christus ingesteld en gewild als middel dat de boodschap van het Woord en het goddelijk gebod moet omzetten in een waarneembare taal. Dit is de katholieke leer in aansluiting aan St. Paulus: "Hoe kan men van Hem horen, als niemand Hem verkondigt... het geloof ontstaat door de prediking" (Rom. 10, 14.17) [b:Rom. 10, 14.17] Paus Paulus VI, Toespraak 5.. Paus Paulus VI, Toespraak 5 mei 1965 L’Osservatore Romano van 6 mei 1965, p. 1). Daarom wordt hun dringend het werk voor de roepingen aanbevolen, hetzij op diocesaan hetzij op nationaal vlak. vgl: Optatam Totius Ecclesiae [[[675|2]]] In preken, in de catechese, in tijdschriften moeten de noden van de plaatselijke en van de universele Kerk duidelijk worden besproken en moet de zin en de grootheid van de priesterlijke bediening helder worden belicht; men moet laten zien hoe het priesterschap een zware verantwoordelijk met zich meebrengt, maar ook diepe vreugde en vooral hoe men daarin aan Christus volgens de leer van de Vaders het hoogste getuigenis van liefde kan geven. Dit leren de vaders bij hun.. Dit leren de vaders bij hun uitleg van Christus’ woorden tot Petrus: “Hebt gij mij lief? ... Weid mijn schapen” (Joh, 21, 17); zo St. Joannes Chrysostomus, De sacerdotio II, 1-2: P.G. 48, 633); St. Gregorius de Grote, Reg. Past. Liber P. I, c. 5: P.L. 77, 19a.
Referenties naar alinea 11: 9
‘Het leven als roeping’ ->=geentekst=Marialis Cultus ->=geentekst=
Ad Gentes Divinitus ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
De ware betekenis van de menselijke seksualiteit ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Mutuae relationes ->=geentekst=
Ecclesia in Medio Oriente ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 3 Het leven van de priesters
- Artikel 1 De roeping van de priester tot volmaaktheid
- Paragraaf 1 Het priesterschap, stimulans tot heiligheid en bron van heiligheid
12
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Reconciliatio et paenitentia ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Inter Ea ->=geentekst=
Drievoudige zending van de priester (2) - de heiliging ->=geentekst=
Reactie op het "synodaal proces" in Duitsland en de Amazondesynode ->=geentekst=
Door het Wijdingssacrament worden de priesters gelijkvormig aan Christus-Priester, als dienaars van het Hoofd, om heel zijn Lichaam, de Kerk te vestigen en uit te bouwen, als medewerkers van het episcopaat. Weliswaar hebben zij reeds zoals alle gelovigen, de wijding van het doopsel ontvangen, waarin hun het teken en de gave is geschonken van een roeping en een genade zó groot, dat zij zelfs in hun menselijke zwakheid (2 Kor. 12, 9) [[b:2 Kor. 12, 9]] naar de volmaaktheid kunnen en moeten streven, volgens het woord van de Heer: “Weest dus volmaakt zoals uw Vader in de hemel volmaakt is” (Mt. 5, 48) [b:Mt. 5, 48]. De priesters echten zij op een bijzonder titel verplicht, deze volmaaktheid te verwerven, want zij zijn bij het ontvangen van de wijding op een nieuwe wijze aan God toegewijd en daardoor levende werktuigen geworden van Christus, de eeuwige priester, om zijn wonderbaar werk, dat met goddelijke kracht de gehele mensheid heeft hersteld, door de tijd heen te kunnen voortzetten. vgl: Ad Catholici Sacerdotii fastigium [[[1017|15]]]. Omdat dus iedere priester op zijn eigen wijze optreedt in de naam van Christus zelf, ontvangt hij ook een bijzondere genade om bij zijn dienst aan de hem toevertrouwde gelovigen en aan heel het volk Gods, beter de volmaaktheid te kunnen benaderen van Hem, wiens vertegenwoordiger hij is; en door deze genade wordt tevens de zwakheid van het mens-zijn genezen door de heiligheid van Hem, die voor ons is geworden een “heilige, schuldeloze, onbesmette Hogepriester, gescheiden van de zondaars” (Hebr. 7, 26) [b:Hebr. 7, 26]. Christus die door de Vader is geheiligd of gewijd en in de wereld is gezonden (Joh. 10, 36) [[b:Joh. 10, 36]], “heeft zich voor ons gegeven om ons van alle ongerechtigheid te verlossen en zichzelf een volk te verwerven, gereinigd en ijverig in goede werken” (Tit. 2, 14) [b:Tit. 2, 14], en zó is Hij door zijn lijden in zijn heerlijkheid binnengegaan. (Lc. 24, 26) [[b:Lc. 24, 26]] Zo ook versterven de priesters gewijd door de zalving van de Heilige Geest en door Christus gezonden, in zich de werken van de zelfzucht en wijden zij zich volledig aan de dienst van de mensen. Langs deze weg kunnen zij uitgroeien tot de volle mannenmaat (Ef. 4, 13) [[b:Ef. 4, 13]] in de heiligheid waarmee Christus hen heeft verrijkt.
Zij worden derhalve door de uitoefening van de bediening van de Geest en van de gerechtigheid (2 Kor. 3, 8-9) [[b:2 Kor. 3, 8-9]] versterkt in het leven van de geest, als zij tenminste openstaan voor de Geest van Christus, die hun bezieling en leiding schenkt. Want de heilige handelingen van iedere dag en heel hun bediening die hun bezieling en leiding schenkt. Want de heilige handelingen van iedere dag en heel hun bediening die zij in gemeenschap met de bisschop en de andere priesters uitoefenen, stuwen hen in de richting van een volmaakt leven. Van de andere kant draagt de heiligheid van de priester veel bij tot de vruchtbaarheid van hun bediening. Want, al kan Gods genade ook door onwaardige bedienaars het heilswerk voltrekken, toch geeft God er gewoonlijk de voorkeur aan, zijn wonderwerken te tonen door hen, die meer openstaan voor de stuwing en de leiding van de Heilige Geest en die vanwege hun innige vereniging met Christus en hun heilig leven met de apostel kunnen zeggen: ”Niet ík leef meer, maar Christus is het, die leeft in mij” (Gal. 2, 20) [b:Gal. 2, 20].
Daarom wil deze heilige Synode met het oog op de verwezenlijking van haar pastorale doelstellingen: de innerlijke vernieuwing van de Kerk, de verbreiding van het Evangelie over de gehele wereld en de dialoog met de moderne wereld, alle priesters dringend aansporen om met de middelen, door de Kerk aanbevolen vgl: Haerent animo - Ad Clerum [[[387]]] vgl: Menti Nostrae [[[678]]] vgl: Ad Catholici Sacerdotii fastigium [[[1017]]] vgl: Sacerdotii Nostri primordia [[[154]]], altijd te blijven streven naar grotere heiligheid om zo steeds meer geschikte werktuigen te worden in dienst van het gehele volk Gods.
Zij worden derhalve door de uitoefening van de bediening van de Geest en van de gerechtigheid (2 Kor. 3, 8-9) [[b:2 Kor. 3, 8-9]] versterkt in het leven van de geest, als zij tenminste openstaan voor de Geest van Christus, die hun bezieling en leiding schenkt. Want de heilige handelingen van iedere dag en heel hun bediening die hun bezieling en leiding schenkt. Want de heilige handelingen van iedere dag en heel hun bediening die zij in gemeenschap met de bisschop en de andere priesters uitoefenen, stuwen hen in de richting van een volmaakt leven. Van de andere kant draagt de heiligheid van de priester veel bij tot de vruchtbaarheid van hun bediening. Want, al kan Gods genade ook door onwaardige bedienaars het heilswerk voltrekken, toch geeft God er gewoonlijk de voorkeur aan, zijn wonderwerken te tonen door hen, die meer openstaan voor de stuwing en de leiding van de Heilige Geest en die vanwege hun innige vereniging met Christus en hun heilig leven met de apostel kunnen zeggen: ”Niet ík leef meer, maar Christus is het, die leeft in mij” (Gal. 2, 20) [b:Gal. 2, 20].
Daarom wil deze heilige Synode met het oog op de verwezenlijking van haar pastorale doelstellingen: de innerlijke vernieuwing van de Kerk, de verbreiding van het Evangelie over de gehele wereld en de dialoog met de moderne wereld, alle priesters dringend aansporen om met de middelen, door de Kerk aanbevolen vgl: Haerent animo - Ad Clerum [[[387]]] vgl: Menti Nostrae [[[678]]] vgl: Ad Catholici Sacerdotii fastigium [[[1017]]] vgl: Sacerdotii Nostri primordia [[[154]]], altijd te blijven streven naar grotere heiligheid om zo steeds meer geschikte werktuigen te worden in dienst van het gehele volk Gods.
Referenties naar alinea 12: 13
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Reconciliatio et paenitentia ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Inter Ea ->=geentekst=
Drievoudige zending van de priester (2) - de heiliging ->=geentekst=
Reactie op het "synodaal proces" in Duitsland en de Amazondesynode ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De heiliging van de priester in zijn drievoudige taak
13
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Inter Insigniores ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Cum in Neerlandia ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Aperite Portas Redemptionis ->=geentekst=
Drievoudige zending van de priester (2) - de heiliging ->=geentekst=
Tot het College van Kardinalen ->=geentekst=
Sacramentum paenitentiae ->=geentekst=
Kort kritisch onderzoek van de Nieuwe Misorde ->=geentekst=
Reactie op het "synodaal proces" in Duitsland en de Amazondesynode ->=geentekst=
De eigen weg voor de priesters om de heiligheid te bereiken is hierin gelegen, dat zij hun verschillende taken loyaal en zonder zich te sparen vervullen in de Geest van Christus.
Als bedienaars van Gods woord lezen en horen zij iedere dag dit woord van God, dat zij aan anderen moeten leren; en als zij het tevens in zichzelf trachten op te nemen, zullen zij steeds volmaaktere leerlingen worden van de Heer, volgens het woord van de apostel Paulus aan Timoteüs: “Neem dit alles ter harte, ga er geheel in op, dan zullen uw vorderingen voor allen zichtbaar zijn. Blijf voortdurend zorg besteden aan u zelf en aan uw onderricht. Zodoende redt gij uzelf en hen, die naar u luisteren” (1 Tim. 4, 15-16) [b:1 Tim. 4, 15-16]. Want zoekende, hoe zij de vrucht van hun overweging beter aan de andere kunnen doorgaven vgl: iia-iiae q. 188 a. 7 [[[t:iia-iiae q. 188 a. 7]]], zullen zij een dieper inzicht krijgen in “de ondoorgrondelijke rijkdom van de Christus” (Ef. 3, 8) [b:Ef. 3, 8] en in de veelvoudige wijsheid Gods. (Ef. 3, 9-10) [[b:Ef. 3, 9-10]] Wanneer zij voor ogen houden, dat de Heer de harten ontvankelijk maakt (Hand. 16, 14) [[b:Hand. 16, 14]] en dat de grote kracht niet van hen zelf komt, maar van God (2 Kor. 4, 7) [[b:2 Kor. 4, 7]], zullen zij juist door het verkondigen van het woord nauwer verenigd worden met Christus-Leraar en geleid worden door zijn Geest. Door aldus in gemeenschap te treden met Christus krijgen zij deel aan de liefde van God, waarvan het geheim, dat voor de eeuwen verborgen was (Ef. 3, 9) [[b:Ef. 3, 9]], in Christus is geopenbaard.
Als bedienaars van het heilige, vooral bij het offer van de Mis, treden de priesters op bijzondere wijze op in naam van Christus, die zichzelf als slachtoffer heeft gegeven voor de heiliging van de mensen. Dit is voor hen een aansporing om na te volgen wat zij verrichten, om n.l. waar zij het geheim vieren van de dood des Heren, in zich de ondeugden en begeerten te doen sterven. vgl: De priesterwijding. [[[2695]]] In het geheim van het eucharistische offer, waarin de priesters hun voornaamste taak vervullen, wordt het werk van onze verlossing telkens opnieuw werkelijkheid vgl: Gebed over de offergaven, op de negende zondag na Pinksteren. [[[1209]]], en daarom wordt dringend de dagelijkse viering ervan aanbevolen, die immers een act is van Christus en de Kerk, ook wanneer de gelovigen er niet bij tegenwoordig kunnen zijn. vgl: “Want iedere Mis, ook al wordt ze privé door de priester gecelebreerd, is toch geen privé-zaak, maar een akt van Christus en de Kerk. De Kerk immers heeft geleerd om in het offer, dat zij opdraagt, zichzelf als een universeel offer op te dragen, en zij past daarin de unieke en oneindige verlossingskracht van het kruisoffer toe op de gehele wereld, tot heil van enkele, maar ook voor dat van de gehele wereld... Daarom sporen wij de priesters, die heel bijzonder onze vreugde en onze kroon uitmaken in de Heer, vaderlijk en dringend aan om... dagelijks waardig en met godsvrucht de Mis te vieren" [[[392|32-33]]] vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570|26-27]]] Door zich te verenigen met de daad van Christus-Priester offeren de priesters zich zo iedere dag geheel op aan God, en door zich te voeden met het Lichaam van Christus krijgen zij innig deel aan de liefde van Hem, die zich aan de gelovigen als spijs geeft. Eveneens verenigen zij zich bij het toedienen van de sacramenten met de bedoeling en de liefde van Christus. Dit geldt bijzonder voor het sacrament van boetvaardigheid, wanneer zij zich daarvoor altijd en graag beschikbaar stellen, telkens als de gelovigen hiertoe een redelijk verlangen te kennen geven. Bij het bidden van het Goddelijk Officie vertolken zij de stem van de Kerk, die in naam van de gehele mensheid volhardt in het gebed, samen met Christus, die “altijd leeft om hun voorspraak te zijn” (Hebr. 7, 25) [b:Hebr. 7, 25]
Bij het besturen en leiden van het volk Gods vinden zij in de liefde van de Goede Herder een stimulans om hun leven te geven voor hun schapen (Joh. 10, 11) [[b:Joh. 10, 11]] en zijn zij ook tot het hoogste offer bereid, op het voorbeeld van de priesters, die ook in onze tijd niet geaarzeld hebben hun leven te geven. Als leermeesters in het geloof, met “de blijde zekerheid... het heiligdom te mogen binnengaan in Jezus’ Bloed” (Hebr. 10, 19) [b:Hebr. 10, 19], naderen zij tot God “met een oprecht hart en een vast geloof” (Hebr. 10, 22) [b:Hebr. 10, 22]. Zij zijn voor hun gelovigen de getuigen van een vaste hoop (2 Kor. 1, 7) [[b:2 Kor. 1, 7]] om hen in al hun noden te kunnen troosten met de troost, die zij zelf van God ontvangen. (2 Kor. 1, 4) [[b:2 Kor. 1, 4]] Als leiders van de gemeenschap beoefenen zij de ascese, die eigen is aan de zielzorger, door n.l. niet uit te zijn op eigen voordeel en niet hun eigen belang te zoeken, maar dat van de gemeenschap, opdat allen gered worden (1 Kor. 10, 33) [[b:1 Kor. 10, 33]], en door een voortdurend streven naar de vervolmaking van hun pastoraal werk en hun bereidheid om, zo nodig, nieuwe pastorale methoden ter hand te nemen, onder de leiding van de Geest van liefde, die waait, waar Hij wil. (Joh. 3, 8) [b:Joh. 3, 8]
Als bedienaars van Gods woord lezen en horen zij iedere dag dit woord van God, dat zij aan anderen moeten leren; en als zij het tevens in zichzelf trachten op te nemen, zullen zij steeds volmaaktere leerlingen worden van de Heer, volgens het woord van de apostel Paulus aan Timoteüs: “Neem dit alles ter harte, ga er geheel in op, dan zullen uw vorderingen voor allen zichtbaar zijn. Blijf voortdurend zorg besteden aan u zelf en aan uw onderricht. Zodoende redt gij uzelf en hen, die naar u luisteren” (1 Tim. 4, 15-16) [b:1 Tim. 4, 15-16]. Want zoekende, hoe zij de vrucht van hun overweging beter aan de andere kunnen doorgaven vgl: iia-iiae q. 188 a. 7 [[[t:iia-iiae q. 188 a. 7]]], zullen zij een dieper inzicht krijgen in “de ondoorgrondelijke rijkdom van de Christus” (Ef. 3, 8) [b:Ef. 3, 8] en in de veelvoudige wijsheid Gods. (Ef. 3, 9-10) [[b:Ef. 3, 9-10]] Wanneer zij voor ogen houden, dat de Heer de harten ontvankelijk maakt (Hand. 16, 14) [[b:Hand. 16, 14]] en dat de grote kracht niet van hen zelf komt, maar van God (2 Kor. 4, 7) [[b:2 Kor. 4, 7]], zullen zij juist door het verkondigen van het woord nauwer verenigd worden met Christus-Leraar en geleid worden door zijn Geest. Door aldus in gemeenschap te treden met Christus krijgen zij deel aan de liefde van God, waarvan het geheim, dat voor de eeuwen verborgen was (Ef. 3, 9) [[b:Ef. 3, 9]], in Christus is geopenbaard.
Als bedienaars van het heilige, vooral bij het offer van de Mis, treden de priesters op bijzondere wijze op in naam van Christus, die zichzelf als slachtoffer heeft gegeven voor de heiliging van de mensen. Dit is voor hen een aansporing om na te volgen wat zij verrichten, om n.l. waar zij het geheim vieren van de dood des Heren, in zich de ondeugden en begeerten te doen sterven. vgl: De priesterwijding. [[[2695]]] In het geheim van het eucharistische offer, waarin de priesters hun voornaamste taak vervullen, wordt het werk van onze verlossing telkens opnieuw werkelijkheid vgl: Gebed over de offergaven, op de negende zondag na Pinksteren. [[[1209]]], en daarom wordt dringend de dagelijkse viering ervan aanbevolen, die immers een act is van Christus en de Kerk, ook wanneer de gelovigen er niet bij tegenwoordig kunnen zijn. vgl: “Want iedere Mis, ook al wordt ze privé door de priester gecelebreerd, is toch geen privé-zaak, maar een akt van Christus en de Kerk. De Kerk immers heeft geleerd om in het offer, dat zij opdraagt, zichzelf als een universeel offer op te dragen, en zij past daarin de unieke en oneindige verlossingskracht van het kruisoffer toe op de gehele wereld, tot heil van enkele, maar ook voor dat van de gehele wereld... Daarom sporen wij de priesters, die heel bijzonder onze vreugde en onze kroon uitmaken in de Heer, vaderlijk en dringend aan om... dagelijks waardig en met godsvrucht de Mis te vieren" [[[392|32-33]]] vgl: Sacrosanctum Concilium [[[570|26-27]]] Door zich te verenigen met de daad van Christus-Priester offeren de priesters zich zo iedere dag geheel op aan God, en door zich te voeden met het Lichaam van Christus krijgen zij innig deel aan de liefde van Hem, die zich aan de gelovigen als spijs geeft. Eveneens verenigen zij zich bij het toedienen van de sacramenten met de bedoeling en de liefde van Christus. Dit geldt bijzonder voor het sacrament van boetvaardigheid, wanneer zij zich daarvoor altijd en graag beschikbaar stellen, telkens als de gelovigen hiertoe een redelijk verlangen te kennen geven. Bij het bidden van het Goddelijk Officie vertolken zij de stem van de Kerk, die in naam van de gehele mensheid volhardt in het gebed, samen met Christus, die “altijd leeft om hun voorspraak te zijn” (Hebr. 7, 25) [b:Hebr. 7, 25]
Bij het besturen en leiden van het volk Gods vinden zij in de liefde van de Goede Herder een stimulans om hun leven te geven voor hun schapen (Joh. 10, 11) [[b:Joh. 10, 11]] en zijn zij ook tot het hoogste offer bereid, op het voorbeeld van de priesters, die ook in onze tijd niet geaarzeld hebben hun leven te geven. Als leermeesters in het geloof, met “de blijde zekerheid... het heiligdom te mogen binnengaan in Jezus’ Bloed” (Hebr. 10, 19) [b:Hebr. 10, 19], naderen zij tot God “met een oprecht hart en een vast geloof” (Hebr. 10, 22) [b:Hebr. 10, 22]. Zij zijn voor hun gelovigen de getuigen van een vaste hoop (2 Kor. 1, 7) [[b:2 Kor. 1, 7]] om hen in al hun noden te kunnen troosten met de troost, die zij zelf van God ontvangen. (2 Kor. 1, 4) [[b:2 Kor. 1, 4]] Als leiders van de gemeenschap beoefenen zij de ascese, die eigen is aan de zielzorger, door n.l. niet uit te zijn op eigen voordeel en niet hun eigen belang te zoeken, maar dat van de gemeenschap, opdat allen gered worden (1 Kor. 10, 33) [[b:1 Kor. 10, 33]], en door een voortdurend streven naar de vervolmaking van hun pastoraal werk en hun bereidheid om, zo nodig, nieuwe pastorale methoden ter hand te nemen, onder de leiding van de Geest van liefde, die waait, waar Hij wil. (Joh. 3, 8) [b:Joh. 3, 8]
Referenties naar alinea 13: 21
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Inter Insigniores ->=geentekst=
Dominicae Cenae ->=geentekst=
Evangelii Nuntiandi ->=geentekst=
Cum in Neerlandia ->=geentekst=
Redemptionis Sacramentum ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
Aperite Portas Redemptionis ->=geentekst=
Drievoudige zending van de priester (2) - de heiliging ->=geentekst=
Tot het College van Kardinalen ->=geentekst=
Sacramentum paenitentiae ->=geentekst=
Kort kritisch onderzoek van de Nieuwe Misorde ->=geentekst=
Reactie op het "synodaal proces" in Duitsland en de Amazondesynode ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 De harmonische eenheid in het priesterleven
14
Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Instructie over criteria ter onderscheiding van roepingen met betrekking tot personen met homoseksuele neigingen aangaande hun toelating tot het seminarie en de Heilige Wijdingen ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Omdat de mensen in de wereld van onze tijd zozeer met werkzaamheden zijn overladen en overstelpt worden met zoveel verschillende problemen, die vaak om een snelle oplossing vragen, lopen zij maar al te dikwijls gevaar innerlijk verdeeld te worden door zoveel verschillende dingen. Ook bij de priesters, totaal in beslag genomen en verstrooid door de talrijke verplichtingen van hun ambt, kan de angstige vraag opkomen hoe zij hun innerlijk leven in harmonie kunnen brengen met hun uiterlijke activiteit. Deze eenheid van leven kan niet alleen maar door een uiterlijk program van werkzaamheden en ook niet alleen maar door een geregeld verrichten van godsvruchtige oefeningen tot stand komen, al zijn deze zaken daarvoor zeer nuttig. Maar wel kunnen de priesters tot deze eenheid komen door bij de vervulling van hun bediening het voorbeeld te volgen van Christus de Heer, wiens spijs het was, de wil te doen van Degene, die Hem gezonden had om zijn werk te volbrengen. (Joh. 4, 34) [b:Joh. 4, 34] Het is inderdaad Christus die zich van zijn dienaars bedient om voortdurend in de wereld de wil van zijn Vader te verwezenlijken door de Kerk, en daarom blijft altijd het beginsel en de bron van de eenheid in hun leven. De priesters zullen daarom tot deze eenheid geraken door zich met Christus te verenigen in het kennen van de wil van de Vader en in het wegschenken van zichzelf voor de hun toevertrouwde gelovigen. (1 Joh. 3, 16) [[b:1 Joh. 3, 16]] Zo zullen zij, door de Goede Herder te vertegenwoordigen, juist in de uitoefening van de herderlijke liefde de band van priesterlijke volmaaktheid vinden, die eenheid schept tussen hun leven en hun activiteit. Deze herderlijke liefde 123, 5: P.L. 35, 1967; “Het is een taak van liefde, de kudde van de Heer te leiden” [[859]] vindt allereerst haar oorsprong in het eucharistisch offer, dat daarom het middelpunt en de wortel is van heel het leven van de priester, zodat het priesterleven zich beijvert te weerspiegelen wat op het offeraltaar plaats heeft. Dit is echter niet mogelijk zonder dat de priesters steeds dieper in het geheim van Christus doordringen door het gebed.
Willen zij de eenheid van hun leven ook correct verwezenlijken, dan moeten zij al hun initiatieven beschouwen in het licht van Gods wil (Rom. 12, 2) [[b:Rom. 12, 2]] en zich afvragen in hoever deze initiatieven in overeenstemming zijn met de normen van de evangelische zending van de Kerk. Want de trouw jegens Christus is onafscheidelijk verbonden met de trouw jegens zijn Kerk. De herderlijke liefde vraagt daarom dat de priesters, wil hun arbeid niet vergeefs zijn (Gal. 2, 2) [[b:Gal. 2, 2]], altijd werken in nauwe verbondenheid met de bisschoppen en met hun medebroeders in het priesterschap. Aldus zullen de priesters de eenheid van hun leven vinden in de eenheid zelf van de zending van de Kerk, en zó zullen zij verenigd blijven met hun Heer en door Hem met de Vader in de Heilige Geest, zodat zij met troost vervuld kunnen worden en hun blijdschap overvloedig kan zijn. (2 Kor. 7, 4) [[b:2 Kor. 7, 4]]
Willen zij de eenheid van hun leven ook correct verwezenlijken, dan moeten zij al hun initiatieven beschouwen in het licht van Gods wil (Rom. 12, 2) [[b:Rom. 12, 2]] en zich afvragen in hoever deze initiatieven in overeenstemming zijn met de normen van de evangelische zending van de Kerk. Want de trouw jegens Christus is onafscheidelijk verbonden met de trouw jegens zijn Kerk. De herderlijke liefde vraagt daarom dat de priesters, wil hun arbeid niet vergeefs zijn (Gal. 2, 2) [[b:Gal. 2, 2]], altijd werken in nauwe verbondenheid met de bisschoppen en met hun medebroeders in het priesterschap. Aldus zullen de priesters de eenheid van hun leven vinden in de eenheid zelf van de zending van de Kerk, en zó zullen zij verenigd blijven met hun Heer en door Hem met de Vader in de Heilige Geest, zodat zij met troost vervuld kunnen worden en hun blijdschap overvloedig kan zijn. (2 Kor. 7, 4) [[b:2 Kor. 7, 4]]
Referenties naar alinea 14: 6
Redemptoris Missio ->=geentekst=Ecclesia de Eucharistia ->=geentekst=
Instructie over criteria ter onderscheiding van roepingen met betrekking tot personen met homoseksuele neigingen aangaande hun toelating tot het seminarie en de Heilige Wijdingen ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Bijzondere geestelijke eisen in het leven van de priester
- Paragraaf 1 De gehoorzaamheid van de priester
15
Liturgicae instaurationes ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Onder de deugden die voor de bediening van de priesters het meest noodzakelijk zijn, moet genoemd worden de voortdurende innerlijke bereidheid om niet hun eigen wil te zoeken, maar de wil van Hem die hen gezonden heeft. (Joh. 4, 34; Joh. 5, 30; Joh. 6, 38) [[b:Joh. 4, 34; Joh. 5, 30; Joh. 6, 38]] Want het goddelijk werk waartoe zij door de Heilige Geest geroepen zijn (Hand. 13, 2) [[b:Hand. 13, 2]], gaat alle menselijke krachten en menselijke wijsheid te boven; want “wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen” (1 Kor. 1, 27) [b:1 Kor. 1, 27]. In het besef dus van zijn eigen zwakheid werkt de echte dienaar van Christus in alle nederigheid, zoekt hij naar wat God behaagt (Ef. 5, 10) [[b:Ef. 5, 10]] en laat hij zich, als het ware gebonden door de Geest (Hand. 20, 22) [[b:Hand. 20, 22]], in alles leiden door de wil van Hem, die wil, dat alle mensen gered worden. Deze wil kan hij ontdekken en ten uitvoer brengen in de dagelijkse levensomstandigheden, door nederig dienstbaar te zijn aan allen, die hem in zijn ambt en in de vele voorvallen van zijn leven door God zijn toevertrouwd. Maar het priesterlijk dienstwerk, als zijnde het dienstwerk van de Kerk zelf, kan slechts in de hiërarchische gemeenschap van het gehele lichaam worden vervuld. De herderlijke liefde eist daarom, dat de priesters bij hun werk in deze gemeenschap hun eigen wil door de gehoorzaamheid ten offer brengen aan de dienst van God en hun broeders. Zij moeten in de geest van geloof aanvaarden en uitvoeren al wat door de paus en hun eigen bisschop en door andere oversten wordt voorgeschreven of aanbevolen; en graag zullen zij alles besteden en zichzelf erbij (2 Kor. 12, 15) [[b:2 Kor. 12, 15]] in iedere bediening, die hun wordt opgedragen, ook al is ze gering en onbeduidend. Want op deze wijze bewaren en versterken zij de noodzakelijke eenheid met hun broeders in het ambt, vooral met degenen, die de Heer geeft aangesteld tot zichtbare leiders van zijn Kerk, en werken zij aan de opbouw van het Lichaam van Christus, dat “door allerlei stuttende geledingen” tot groei komt. (Ef. 4, 11-16) [[b:Ef. 4, 11-16]] Deze gehoorzaamheid, waardoor zij de rijpere vrijheid krijgen van kinderen Gods, eist uiteraard dat de priesters, wanneer zij bij de vervulling van hun ambt, gedrongen door de liefde, verstandig naar nieuwe wegen zoeken tot groter welzijn van de Kerk, hun initiatieven met vertrouwen voorleggen en met klem de noden van hun gelovigen uiteenzetten, maar altijd met de bereidheid zich te onderwerpen aan het oordeel van hen die een leidende functie vervullen in het bestuur van de Kerk Gods.
Door deze nederigheid en verantwoordelijke en vrijwillige gehoorzaamheid worden de priesters gelijkvormig aan Christus en maken zij zich de gezindheid van Christus Jezus eigen, die “zichzelf ontledigd heeft door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen... door gehoorzaam te worden tot de dood” (Fil. 2, 7-9) [b:Fil. 2, 7-9], en die door deze gehoorzaamheid de ongehoorzaamheid van Adam heeft overwonnen en verlost zoals de apostel zegt: “Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens allen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van Een allen worden gerechtvaardigd” (Rom. 5, 19) [b:Rom. 5, 19].
Door deze nederigheid en verantwoordelijke en vrijwillige gehoorzaamheid worden de priesters gelijkvormig aan Christus en maken zij zich de gezindheid van Christus Jezus eigen, die “zichzelf ontledigd heeft door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen... door gehoorzaam te worden tot de dood” (Fil. 2, 7-9) [b:Fil. 2, 7-9], en die door deze gehoorzaamheid de ongehoorzaamheid van Adam heeft overwonnen en verlost zoals de apostel zegt: “Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens allen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van Een allen worden gerechtvaardigd” (Rom. 5, 19) [b:Rom. 5, 19].
Referenties naar alinea 15: 3
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Liturgicae instaurationes ->=geentekst=
Vultum Dei Quaerere ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 Het priesterlijk celibaat
16
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Kerk, Eucharistie en Priesterschap ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Aan de Rooms-Katholieke bisschoppen van Nederland ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Slotdocument van de Bisschoppensynode over de Pan-Amazone Regio (t.m. nr 53 + 86-120) ->=geentekst=
De volmaakte en blijvende onthouding omwille van het koninkrijk der hemelen, die door Christus de Heer is aanbevolen (Mt. 19, 12) [[b:Mt. 19, 12]], is in de loop der tijden en ook in onze dagen door vele gelovigen met liefde aanvaard en eervol onderhouden en is door de Kerk vooral voor het priesterleven altijd zeer hoog gewaardeerd. Want ze is een teken van en tevens een prikkel tot de herderlijke liefde en een bijzonder bron van geestelijke vruchtbaarheid in de wereld. vgl: Lumen Gentium [[[617|42]]] Ze wordt weliswaar niet door het wezen zelf van het priesterschap vereist, zoals blijkt uit de praktijk van de oude Kerk (1 Tim. 3, 2-5; Tit. 1, 6) [[b:1 Tim. 3, 2-5; Tit. 1, 6]] en uit de traditie van de oosterse Kerken, waar naast degenen, die evenals alle bisschoppen door een geschenk van Gods genade het celibaat kiezen, ook uitstekende gehuwde priesters zijn. Wanneer dus deze heilige Synode het kerkelijke celibaat aanbeveelt, wil zij geenszins een wijziging aanbrengen in die andere praktijk die in de oosterse Kerken wettig in gebruik is; en zij spoort al degenen, die als gehuwden het priesterschap hebben ontvangen, vol liefde aan, in hun heilige roeping te volharden en hun leven volledig en edelmoedig te blijven besteden aan de hun toevertrouwde gelovigen. vgl: Ad Catholici Sacerdotii fastigium [[[1017|56]]] Het celibaat past echter om velerlei redenen bij het priesterschap. Want de zending van de priester is geheel gewijd aan de dienst van de nieuwe mensheid, die Christus, de overwinnaar van de dood, door zijn Geest in de wereld verwekt en die haar oorsprong heeft “niet uit bloed, noch uit begeerte van het vlees, of de wil van een man, maar uit God” (Joh. 1, 13) [b:Joh. 1, 13]. Door de maagdelijkheid nu of het celibaat omwille van het koninkrijk de hemelen (Mt. 19, 12) [[b:Mt. 19, 12]] wijden de priesters zich op een nieuwe en verheven wijze toe aan Christus en blijven zij gemakkelijk met een onverdeeld hart aan Hem gebonden (1 Kor. 7, 32-34) [[b:1 Kor. 7, 32-34]], kunnen zij zich in Hem en door Hem vrijer wijden aan de dienst van God en de mensen, zijn zij meer onbelemmerd in hun dienst aan zijn koninkrijk en zijn werk van goddelijke wedergeboorte, en zijn zij aldus beter in staat om in ruimere mate het vaderschap in Christus te ontvangen. Op deze manier zijn zij voor de mensen een getuigenis, dat zij zich onverdeeld willen wijden aan hun ambt, n.l. de gelovigen aan één man te verbinden en hen als een ongerepte maagd tot Christus te voeren. (2 Kor. 11, 2) [[b:2 Kor. 11, 2]] Zo wijzen zij op dat geheimnisvolle huwelijk van de Kerk met haar enige Bruidegom Christus, dat door God in het leven is geroepen en eens ten volle geopenbaard zal worden. vgl: Lumen Gentium [[[617|42-44]]] vgl: De aanwezigheid van God in Maria [[[6777|(12)]]] Bovendien worden zij een levend teken van de toekomstige wereld, die reeds aanwezig is door het geloof en de liefde en waarin zij, die verrezen zijn, niet huwen en niet ten huwelijk worden gegeven. (Lc. 20, 35-36) [[b:Lc. 20, 35-36]] vgl: Ad Catholici Sacerdotii fastigium [[[1017|50-56]]] vgl: Sacra virginitas [[[1939|12-18]]]
Om deze redenen, die een grondslag vinden in het geheim van Christus en in zijn zending, is het celibaat, dat aanvankelijk aan de priesters werd aanbevolen, later in de Latijnse Kerk voor allen, die een heilige wijding willen ontvangen, door een wet verplichtend gesteld. Deze wet wordt voor degenen die voor het priesterschap worden bestemd, door deze heilige Synode opnieuw goedgekeurd en bevestigd, en ze durft in de Geest te vertrouwen, dat de gave van het celibaat, zo passend bij het priesterschap van het nieuwe Verbond, in ruime mate door de Vader zal worden gegeven, als tenminste zij, die door het Wijdingssacrament deel hebben aan het priesterschap van Christus, en ook de gehele Kerk deze gave nederig en vurig afsmeken. Verder spoort deze heilige Synode alle priesters, die in vertrouwen op Gods genade het celibaat vrijwillig hebben aanvaard volgens het voorbeeld van Christus, dringend aan, om er zich edelmoedig en met heel hun hart aan te geven en in deze staat getrouw te volharden. Laten zij een grote waardering hebben voor deze kostbare gave, die hun door de Vader werd geschonken en die door de Heer zo duidelijk wordt geprezen (Mt. 19, 11) [[b:Mt. 19, 11]], en laten zij de grote geheimen, die daarin worden uitgedrukt en verwezenlijkt, voor ogen houden. En nu in de wereld van onze tijd zo velen de volmaakte onthouding als iets onmogelijks beschouwen, zullen de priesters met nog grotere nederigheid en volharding samen met de Kerk bidden om de genade, trouw te mogen zijn, een genade, die God nooit weigert aan wie erom vraagt. Tevens zullen zij gebruik maken van alle bovennatuurlijke en natuurlijke middelen, die iedereen ter beschikking staan. Vooral zullen zij niet nalaten, de regels van de ascese in acht te nemen, die steunen op de beproefde ervaring van de Kerk en die in de moderne wereld nog even noodzakelijk zijn als vroeger. Deze heilige Synode vraagt daarom de priesters en niet alleen hen, maar ook alle gelovigen, om grote waarde te hechten aan deze kostbare gave van het priesterlijk celibaat. Laten zij allen God bidden, dat Hij deze gave in overvloed aan zijn Kerk mag blijven schenken.
Om deze redenen, die een grondslag vinden in het geheim van Christus en in zijn zending, is het celibaat, dat aanvankelijk aan de priesters werd aanbevolen, later in de Latijnse Kerk voor allen, die een heilige wijding willen ontvangen, door een wet verplichtend gesteld. Deze wet wordt voor degenen die voor het priesterschap worden bestemd, door deze heilige Synode opnieuw goedgekeurd en bevestigd, en ze durft in de Geest te vertrouwen, dat de gave van het celibaat, zo passend bij het priesterschap van het nieuwe Verbond, in ruime mate door de Vader zal worden gegeven, als tenminste zij, die door het Wijdingssacrament deel hebben aan het priesterschap van Christus, en ook de gehele Kerk deze gave nederig en vurig afsmeken. Verder spoort deze heilige Synode alle priesters, die in vertrouwen op Gods genade het celibaat vrijwillig hebben aanvaard volgens het voorbeeld van Christus, dringend aan, om er zich edelmoedig en met heel hun hart aan te geven en in deze staat getrouw te volharden. Laten zij een grote waardering hebben voor deze kostbare gave, die hun door de Vader werd geschonken en die door de Heer zo duidelijk wordt geprezen (Mt. 19, 11) [[b:Mt. 19, 11]], en laten zij de grote geheimen, die daarin worden uitgedrukt en verwezenlijkt, voor ogen houden. En nu in de wereld van onze tijd zo velen de volmaakte onthouding als iets onmogelijks beschouwen, zullen de priesters met nog grotere nederigheid en volharding samen met de Kerk bidden om de genade, trouw te mogen zijn, een genade, die God nooit weigert aan wie erom vraagt. Tevens zullen zij gebruik maken van alle bovennatuurlijke en natuurlijke middelen, die iedereen ter beschikking staan. Vooral zullen zij niet nalaten, de regels van de ascese in acht te nemen, die steunen op de beproefde ervaring van de Kerk en die in de moderne wereld nog even noodzakelijk zijn als vroeger. Deze heilige Synode vraagt daarom de priesters en niet alleen hen, maar ook alle gelovigen, om grote waarde te hechten aan deze kostbare gave van het priesterlijk celibaat. Laten zij allen God bidden, dat Hij deze gave in overvloed aan zijn Kerk mag blijven schenken.
Referenties naar alinea 16: 21
Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=Catechismus van de Katholieke Kerk ->=geentekst=
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=
Novo incipiente ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacramentum Caritatis ->=geentekst=
Ecclesia in Africa ->=geentekst=
Kerk, Eucharistie en Priesterschap ->=geentekst=
Paenitemini ->=geentekst=
De trouw van Christus, de trouw van het priesterschap ->=geentekst=
Aan de Rooms-Katholieke bisschoppen van Nederland ->=geentekst=
Iuvenescit Ecclesia ->=geentekst=
Slotdocument van de Bisschoppensynode over de Pan-Amazone Regio (t.m. nr 53 + 86-120) ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 De houding van de priester tegenover de aardse goederen
17
Paenitemini ->=geentekst=
In een vriendschappelijke en broederlijke omgang met elkaar en met de andere mensen kunnen de priesters leren de menselijke waarden te cultiveren en het geschapene als een gave Gods te waarderen. Levend in de wereld moeten zij echter steeds voor ogen houden dat zij volgens het woord van de Heer, onze Leraar, niet van de wereld zijn. (Joh. 17, 14-16) [b:Joh. 17, 14-16] Door met het aardse om te gaan zonder er in op te gaan (1 Kor. 7, 31) [[b:1 Kor. 7, 31]], zullen zij de vrijheid verwerven, die hen bevrijdt van alle ongeregelde zorg en hen ontvankelijk maakt voor het beluisteren van Gods stem in het dagelijks leven. Uit deze vrijheid en ontvankelijkheid groeit een geestelijk onderscheidingsvermogen, dat hen de juiste houding doet vinden tegenover de wereld en de aardse werkelijkheden. Deze houding is voor de priesters uiterste belangrijk, omdat immers de zending van de Kerk uitgeoefend wordt te midden van de wereld en omdat de geschapen dingen volstrekt noodzakelijk zijn voor de persoonlijke ontwikkeling van de mens. Laten zij dus dankbaar zijn voor alles wat de hemelse Vader hun schenkt om hun leven behoorlijk te kunnen inrichten. In het licht van het geloof echter moeten zij alles kritisch beschouwen wat zij in hun leven ontmoeten, om een juist gebruik te kunnen maken van de dingen overeenkomstig de wil van God en alles te kunnen afwijzen wat schadelijk is voor hun zending. Want de priesters, wier “aandeel en erfdeel” (Num. 18, 20) [b:Num. 18, 20] de Heer is, mogen de tijdelijke goederen alleen gebruiken voor die doeleinden, waarvoor men ze volgens de leer van Christus, de Heer, en de bepalingen van de Kerk, mag aanwenden.
De kerkelijke goederen in strikte zin moeten de priesters uiteraard overeenkomstig de kerkelijke wetten beheren, zo mogelijk met de hulp van experts uit de leken; en zij moeten deze goederen altijd besteden voor de doeleinden, waarvoor het de Kerk is toegestaan tijdelijke goederen te bezitten n.l. voor de inrichting van de goddelijke eredienst, een passend levensonderhoud van de geestelijkheid en werken van apostolaat en charitas, speciaal voor de armen. Zie Concilie van Antiochië,.. Zie Concilie van Antiochië, can. 25: Mansi 2, 1328 vgl: c. 23, C. 12, q. 1 (ed. Friedberg I, 684-685). [[[1676]]] De goederen echter die de priesters krijgen bij de uitoefening van een of andere kerkelijke functie, moeten zij, behoudens het particuliere recht Dit doelt vooral op de.. Dit doelt vooral op de rechten en gewoonten van de oosterse Kerken., evengoed als de bisschoppen, gebruiken vooral voor hun levensonderhoud en voor het vervullen van de plichten van hun staat; wat overblijft zullen zijgraag besteden ten bate van de Kerk en voor liefdewerken. Zij mogen dus het kerkelijk ambt niet zien als een middel om zich te verrijken en zij mogen de inkomsten van dit ambt niet besteden voor de uitbreiding van hun familiebezit. Concilie van Parijs van 829,.. Concilie van Parijs van 829, can. 15: MGH..., Sect III, Concilia, t. 2. Pars 6, 622 Sessio XXV - Decretum Reform [[786|1]] Laten daarom de priesters niet uit zijn op rijkdom (Ps. 62,11) [[b:Ps. 62,11]], steeds alle hebzucht vermijden en zich volstrekt onthouden van alle soort handel.
Zij worden zelfs aangespoord tot vrijwillige armoede, om hierdoor duidelijker aan Christus gelijkvormig te worden en met meer innerlijke vrijheid hun heilige bediening te kunnen uitoefenen. Want Christus is om onzentwille arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat wij rijk zouden worden door zijn armoede. (2 Kor. 8, 9) [[b:2 Kor. 8, 9]] De apostelen van hun kant hebben door hun voorbeeld bewezen dat de gave Gods, die om niet geschonken wordt, ook om niet gegeven moet worden (Hand. 8, 18-25) [[b:Hand. 8, 18-25]]; zij wisten armoede te lijden en overvloed te hebben. (Fil. 4, 12) [[b:Fil. 4, 12]] Maar ook een zeker gemeenschappelijk gebruik van de dingen naar het voorbeeld van de gemeenschap van goederen, die zo geprezen wordt in de geschiedenis van de oude Kerk (Hand. 2, 42-47) [[b:Hand. 2, 42-47]], is een uitstekend middel om de herderlijke liefde te beoefenen. En door deze manier van leven kunnen de priesters de geest van armoede die door Christus wordt aanbevolen, heel geschikt in praktijk brengen.
Geleid door de Geest van de Heer, die onze Verlosser heeft gezalfd en gezonden om aan armen de blijde Boodschap te brengen (Lc. 4, 18) [[b:Lc. 4, 18]], moeten de priesters evenals de bisschoppen, alles vermijden wat de armen, hoe dan ook, zou kunnen afstoten, en nog meer dan de andere leerlingen van Christus moeten zij in hun levenswijze alle schijn van ijdelheid vluchten. Laten zij hun woning zo inrichten, dat niemand erdoor wordt afgeschrikt en dat nooit iemand, hoe eenvoudig ook, zich daar niet op zijn gemak voelt.
De kerkelijke goederen in strikte zin moeten de priesters uiteraard overeenkomstig de kerkelijke wetten beheren, zo mogelijk met de hulp van experts uit de leken; en zij moeten deze goederen altijd besteden voor de doeleinden, waarvoor het de Kerk is toegestaan tijdelijke goederen te bezitten n.l. voor de inrichting van de goddelijke eredienst, een passend levensonderhoud van de geestelijkheid en werken van apostolaat en charitas, speciaal voor de armen. Zie Concilie van Antiochië,.. Zie Concilie van Antiochië, can. 25: Mansi 2, 1328 vgl: c. 23, C. 12, q. 1 (ed. Friedberg I, 684-685). [[[1676]]] De goederen echter die de priesters krijgen bij de uitoefening van een of andere kerkelijke functie, moeten zij, behoudens het particuliere recht Dit doelt vooral op de.. Dit doelt vooral op de rechten en gewoonten van de oosterse Kerken., evengoed als de bisschoppen, gebruiken vooral voor hun levensonderhoud en voor het vervullen van de plichten van hun staat; wat overblijft zullen zijgraag besteden ten bate van de Kerk en voor liefdewerken. Zij mogen dus het kerkelijk ambt niet zien als een middel om zich te verrijken en zij mogen de inkomsten van dit ambt niet besteden voor de uitbreiding van hun familiebezit. Concilie van Parijs van 829,.. Concilie van Parijs van 829, can. 15: MGH..., Sect III, Concilia, t. 2. Pars 6, 622 Sessio XXV - Decretum Reform [[786|1]] Laten daarom de priesters niet uit zijn op rijkdom (Ps. 62,11) [[b:Ps. 62,11]], steeds alle hebzucht vermijden en zich volstrekt onthouden van alle soort handel.
Zij worden zelfs aangespoord tot vrijwillige armoede, om hierdoor duidelijker aan Christus gelijkvormig te worden en met meer innerlijke vrijheid hun heilige bediening te kunnen uitoefenen. Want Christus is om onzentwille arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat wij rijk zouden worden door zijn armoede. (2 Kor. 8, 9) [[b:2 Kor. 8, 9]] De apostelen van hun kant hebben door hun voorbeeld bewezen dat de gave Gods, die om niet geschonken wordt, ook om niet gegeven moet worden (Hand. 8, 18-25) [[b:Hand. 8, 18-25]]; zij wisten armoede te lijden en overvloed te hebben. (Fil. 4, 12) [[b:Fil. 4, 12]] Maar ook een zeker gemeenschappelijk gebruik van de dingen naar het voorbeeld van de gemeenschap van goederen, die zo geprezen wordt in de geschiedenis van de oude Kerk (Hand. 2, 42-47) [[b:Hand. 2, 42-47]], is een uitstekend middel om de herderlijke liefde te beoefenen. En door deze manier van leven kunnen de priesters de geest van armoede die door Christus wordt aanbevolen, heel geschikt in praktijk brengen.
Geleid door de Geest van de Heer, die onze Verlosser heeft gezalfd en gezonden om aan armen de blijde Boodschap te brengen (Lc. 4, 18) [[b:Lc. 4, 18]], moeten de priesters evenals de bisschoppen, alles vermijden wat de armen, hoe dan ook, zou kunnen afstoten, en nog meer dan de andere leerlingen van Christus moeten zij in hun levenswijze alle schijn van ijdelheid vluchten. Laten zij hun woning zo inrichten, dat niemand erdoor wordt afgeschrikt en dat nooit iemand, hoe eenvoudig ook, zich daar niet op zijn gemak voelt.
Referenties naar alinea 17: 2
Pastores Dabo Vobis ->=geentekst=Paenitemini ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 3 Hulpmiddelen voor het leven van de priesters
- Paragraaf 1 Het godsdienstig leven van de priester
18
Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Maria en het priesterschap ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Om in alle levensomstandigheden de vereniging met Christus te kunnen bevorderen beschikken de priesters behalve over een diep doorleefd uitoefenen van hun bediening, ook over de algemene en bijzondere middelen, moderne zowel als traditionele, die de Heilige Geest altijd weer doet ontstaan in het volk van God en die de Kerk met het oog op de heiliging van haar leden aanbeveelt en soms ook voorschrijft Zie Kerkelijk weetboek.. Zie Kerkelijk weetboek (1917), can. 125 vv. Onder alle geestelijke hulpmiddelen nemen de handelingen waardoor gelovigen zich voeden met het woord van God aan de tweevoudige tafel van de heilige Schrift en de Eucharistie, de hoogste plaats. vgl: De aanwezigheid van God in Maria [[[6777|(6)]]] vgl: Dei Verbum [[[576|21]]] Iedereen weet, van hoeveel belang het voortdurend benutten van deze middelen is voor de heiliging van de priesters. De bedienaars van de sacramentele genade komen tot een innige vereniging met Christus, Verlosser en Herder, door het vruchtbaar ontvangen van de sacramenten, vooral door de veelvuldige biecht, die, als ze wordt voorbereid door een dagelijks gewetensonderzoek, een krachtig middel is voor de zo noodzakelijke bekering van het hart tot de Vader van barmhartigheid. In het licht van het geloof, gevoed door de lezing van de heilige Schrift, kunnen zij in alles wat in het leven voorvalt, ijverig de tekenen van Gods wil en de stuwing van zijn genade trachten te ontdekken en zo steeds meer open staan voor de plichten van hun zending, die zij in de Heilige Geest hebben aanvaard. Een prachtig voorbeeld van deze openheid vinden zij altijd in de heilige Maagd Maria, die zich onder de leiding van de Heilige Geest geheel heeft toegewijd aan het geheim van de Verlossing der mensen. vgl: Lumen Gentium [[[617|65]]] De priesters moeten haar, die de Moeder is van de eeuwige Hogepriester en de Koningin der apostelen, en die de steun is bij hun dienstwerk, met een kinderlijke liefde en godsvrucht vereren en liefhebben.
Willen de priesters hun bediening getrouw kunnen vervullen, dan moeten zij veel werk maken van een dagelijks onderhoud met Christus de Heer bij het bezoek aan het heilig Sacrament en van een persoonlijke verering van de Eucharistie. Laten zij ook graag tijd nemen voor geestelijke afzondering en grote waarde hechten aan geestelijke leiding. Op allerlei wijzen, vooral door het inwendig gebed, dat zo heilzaam is gebleken in de ervaring, en door diverse gebedsvormen, volgens ieders persoonlijke voorkeur, zoeken en vragen de priesters dringend aan God de echte geest van aanbidding, waardoor zij samen met hun gelovigen zich innig kunnen verenigen met Christus, de Middelaar van het nieuwe Verbond, en zo als Gods aangenomen kinderen kunnen roepen: “Abba, Vader” (Rom. 8, 15) [b:Rom. 8, 15]
Willen de priesters hun bediening getrouw kunnen vervullen, dan moeten zij veel werk maken van een dagelijks onderhoud met Christus de Heer bij het bezoek aan het heilig Sacrament en van een persoonlijke verering van de Eucharistie. Laten zij ook graag tijd nemen voor geestelijke afzondering en grote waarde hechten aan geestelijke leiding. Op allerlei wijzen, vooral door het inwendig gebed, dat zo heilzaam is gebleken in de ervaring, en door diverse gebedsvormen, volgens ieders persoonlijke voorkeur, zoeken en vragen de priesters dringend aan God de echte geest van aanbidding, waardoor zij samen met hun gelovigen zich innig kunnen verenigen met Christus, de Middelaar van het nieuwe Verbond, en zo als Gods aangenomen kinderen kunnen roepen: “Abba, Vader” (Rom. 8, 15) [b:Rom. 8, 15]
Referenties naar alinea 18: 14
Reconciliatio et paenitentia ->=geentekst=Directorium over volksvroomheid en liturgie. Principes en richtlijnen ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Sacerdotalis Caelibatus ->=geentekst=
Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Eucharisticum Mysterium ->=geentekst=
Institutio Generalis Missalis Romani ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Ordo Lectionum Missae ->=geentekst=
Maria en het priesterschap ->=geentekst=
Verbum Domini ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 2 De wetenschappelijke vorming van de priester
19
Inter Ea ->=geentekst=
Inter Ea ->=geentekst=
Inter Ea ->=geentekst=
Bij de priesterwijding wijst de bisschop de priesters erop, dat zij “een rijpe kennis moeten bezitten” en dat hun onderricht moet zijn “een geestelijk geneesmiddel voor het volk van God”. Pontificale Romanum, De.. Pontificale Romanum, De Priesterwijding. De kennis nu van de priester moet een heilige kennis zijn, omdat ze heilig is van oorsprong en gericht op een heilig doel. Ze wordt nl. op de eerste plaats geput uit de lezing en overweging van de heilige Schrift vgl: Dei Verbum [[[576|21]]] , maar ze wordt ook sterk bevorderd door de studie van de heilige vaders en leraars en van de andere documenten van de traditie. Om verder een goed antwoord te kunnen geven op de vragen, die de mensen van onze tijd zozeer bezig houden, moeten de priesters terdege op de hoogte zijn van de documenten van het leerambt, vooral van de concilies en de pausen, en moeten zij de beste auteurs raadplegen, die als goede theologen bekend staan. Met het oog op de snelle vooruitgang van de cultuur en ook van de gewijde wetenschap in onze tijd worden de priesters aangespoord, hun kennis aangaande theologische en algemeen menselijke vraagstukken voortdurend in de juiste richting te vervolmaken, om zo beter in staat te zijn tot een vruchtbare dialoog met hun tijdgenoten.
Om de priesters gemakkelijker gelegenheid te geven tot studeren en tot het aanleren van de beste methode van evangelieprediking en apostolaat, moet men met zorg uitzien naar geschikte hulpmiddelen, zoals: het organiseren van cursussen en congressen overeenkomstig de plaatselijke situatie, het stichten van centra voor pastorale studies, het oprichten van bibliotheken en een verstandige begeleiding van de studie door deskundige personen. De bisschoppen moeten bovendien, ieder voor zich of in gemeenschappelijk overleg, zoeken naar de beste manier om al hun priesters in de gelegenheid te stellen, op geregelde tijden, vooral in de eerste jaren na hun wijding Deze cursus is niet identiek met de pastoraatcursus, die terstond na de wijding moet volgen en waarvan sprake is in dit decreet [[675|22]], cursussen te volgen, waarin zij een vollediger beeld kunnen krijgen van de pastorale methodieken en de stand van de theologie, en waarin zij bovendien een steun meekrijgen voor hun geestelijk leven en met hun collega’s van gedachten kunnen wisselen over hun apostolaatervaring. vgl: Christus Dominus [[[646|16]]] Door deze en dergelijke hulpmiddelen steune men ook in het bijzonder de nieuw benoemde pastoors en degenen die aangewezen worden voor een nieuw pastoraal werk of die worden overgeplaatst naar een ander diocees of een ander land.
Tenslotte zullen de bisschoppen enkele priesters bestemmen voor het maken van hogere theologische studies; dan zullen zij altijd geschikte professoren hebben voor de priesteropleiding; dan zullen er specialisten zijn om de andere priesters en de gelovigen de noodzakelijke vorming te geven en zal een gezonde vooruitgang gestimuleerd worden in de gewijde wetenschap iets wat zo zeer nodig is voor de Kerk.
Om de priesters gemakkelijker gelegenheid te geven tot studeren en tot het aanleren van de beste methode van evangelieprediking en apostolaat, moet men met zorg uitzien naar geschikte hulpmiddelen, zoals: het organiseren van cursussen en congressen overeenkomstig de plaatselijke situatie, het stichten van centra voor pastorale studies, het oprichten van bibliotheken en een verstandige begeleiding van de studie door deskundige personen. De bisschoppen moeten bovendien, ieder voor zich of in gemeenschappelijk overleg, zoeken naar de beste manier om al hun priesters in de gelegenheid te stellen, op geregelde tijden, vooral in de eerste jaren na hun wijding Deze cursus is niet identiek met de pastoraatcursus, die terstond na de wijding moet volgen en waarvan sprake is in dit decreet [[675|22]], cursussen te volgen, waarin zij een vollediger beeld kunnen krijgen van de pastorale methodieken en de stand van de theologie, en waarin zij bovendien een steun meekrijgen voor hun geestelijk leven en met hun collega’s van gedachten kunnen wisselen over hun apostolaatervaring. vgl: Christus Dominus [[[646|16]]] Door deze en dergelijke hulpmiddelen steune men ook in het bijzonder de nieuw benoemde pastoors en degenen die aangewezen worden voor een nieuw pastoraal werk of die worden overgeplaatst naar een ander diocees of een ander land.
Tenslotte zullen de bisschoppen enkele priesters bestemmen voor het maken van hogere theologische studies; dan zullen zij altijd geschikte professoren hebben voor de priesteropleiding; dan zullen er specialisten zijn om de andere priesters en de gelovigen de noodzakelijke vorming te geven en zal een gezonde vooruitgang gestimuleerd worden in de gewijde wetenschap iets wat zo zeer nodig is voor de Kerk.
Referenties naar alinea 19: 4
Inter Ea ->=geentekst=Inter Ea ->=geentekst=
Inter Ea ->=geentekst=
Inter Ea ->=geentekst=
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 3 Het levensonderhoud van de priesters
20
De priesters wijden zich geheel aan de dienst van God door het vervullen van de taak die hun is toevertrouwd. Daarom is het alleszins juist, dat zij een billijke beloning ontvangen, want “de arbeider is zijn loon waard” (Lc. 10, 7) [b:Lc. 10, 7] (Mt. 10, 10; 1 Kor. 9, 7; 1 Tim. 5, 18) [[b:Mt. 10, 10; 1 Kor. 9, 7; 1 Tim. 5, 18]] en “de Heer heeft voor de verkondigers van het Evangelie bepaald dat zij van het Evangelie moeten leven” (1 Kor. 9, 14) [b:1 Kor. 9, 14]. Daarom hebben de gelovigen zelf, voor zover niet van elders gezorgd is voor een billijke vergoeding voor de priesters, een werkelijke verplichting hen van alles te voorzien wat voor een waardig en passend bestaan nodig is, want de priesters wijden zich helemaal aan het welzijn van de gelovigen zelf, voor zover niet van elders gezorgd is voor een billijke vergoeding voor de priesters, een werkelijke verplichting hen van alles te voorzien wat voor een waardig en passend bestaan nodig is, want de priesters wijden zich helemaal aan het welzijn van de gelovigen. De bisschoppen behoren de gelovigen op deze plicht te wijzen en te zorgen, ofwel ieder afzonderlijk met betrekking tot zijn diocees, of nog beter allen tezamen met betrekking tot een gemeenschappelijk gebied, voor richtlijnen, waardoor naar behoren voorzien wordt in een passen levensonderhoud van hen, die een of ander ambt vervullen of vervuld hebben in dienst van het volk Gods. De vergoeding, die met de aard van het ambt zelf en met de omstandigheden van plaats en tijd – in beginsel gelijk zijn voor allen, die in dezelfde situatie verkeren, aangepast zijn aan hun behoeften en hen bovendien in de gelegenheid stellen om hun dienstpersoneel het verschuldigde loon te geven en ook om persoonlijk enige steun te geven aan de noodlijdenden; dit hulpbetoon immers jegens de armen heeft de Kerk vanaf het eerste begin steeds hoog in ere gehouden. De vergoeding moet bovendien van die aard zijn, dat de priesters ieder jaar voldoende tijd kunnen besteden aan de nodige vakantie; en de bisschoppen zullen ervoor zorgen, dat zij hiertoe de mogelijkheid krijgen. In ieder geval komt het ambt, dat de priesters vervullen, op de allereerste plaats. Daarom moet het z.g. beneficiesysteem worden opgegeven of althans grondig worden hervormd, zodat het beneficie-element, d.w.z. het recht op de inkomsten, die krachtens schenking aan het ambt verbonden zijn, op de tweede plaats komt, en de eerste plaats in het recht wordt toegekend aan het kerkelijk ambt zelf. En onder kerkelijk ambt moet voortaan worden verstaan: ieder ambt dat blijven wordt verleend voor een geestelijk doel.
Referenties naar alinea 20: 1
Inter Ea ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Paragraaf 4 Sociale voorzieningen voor de priesters
21
Altijd houden men voor ogen het voorbeeld van de gelovigen in de oude Kerk van Jeruzalem, waarin “zij alles gemeenschappelijk bezaten” (Hand. 4, 32) [b:Hand. 4, 32], en ”waarin daarvan aan ieder werd uitgedeeld naar zijn behoefte” (Hand. 4, 35) [b:Hand. 4, 35]. Het is daarom zeer aan te bevelen, dat er vooral in gebieden, waar het levensonderhoud van de geestelijkheid geheel of voor een groot gedeelte afhankelijk is van de bijdragen van de gelovigen, een diocesane instelling komt, die goederen, voor dit doel bestemd, bijeenbrengt. Deze instelling wordt dan beheerd door de bisschop, terzijde gestaan door gedelegeerde priesters en, waar het nuttig lijkt, ook door economische deskundigen uit de leken. Het is ook wenselijk dat er, zo mogelijk, in elk diocees of in elk gebied een algemeen fonds wordt gevormd, waaruit de bisschoppen kunnen voldoen aan andere verplichtingen jegens personen in dienst van de Kerk en de verschillende noden van het diocees kunnen lenigen, en waardoor de meer welvarende diocesen hulp kunnen geven aan de armere, zodat hun overvloed het gebrek van de andere ten goede komt. (2 Kor. 8, 14) [[b:2 Kor. 8, 14]] Ook dit algemeen fonds moet hoofdzakelijk worden gevormd uit bijdragen van de gelovigen, maar ook uit inkomsten van andere bronnen, door het recht vast te stellen. Bovendien moeten in landen, waar nog geen goed geregelde sociale voorzieningen bestaan ten behoeve van de geestelijkheid, de bisschoppenconferenties hierin voorzien, door middel van diocesane instellingen, ook in federatief verband, of door middel van instellingen voor verschillende diocesen tegelijk, of door middel van een organisatie voor het hele gebied, altijd met eerbiediging van de kerkelijke en burgerlijke wetten. Deze instellingen zullen onder toezicht van de hiërarchie maatregelen treffen voor gezondheidszorg en medische hulp en voor een behoorlijk levensonderhoud van priesters, die ziek, invalide of hoog behaard zijn. De priesters zullen aan deze instellingen, waar die bestaan, hun steun geven in een geest van solidariteit jegens hun broeders, waardoor zij hen helpen in hun moeilijkheden (2 Kor. 8, 14) [[b:2 Kor. 8, 14]]; en laten zij bedenken, dat zij op die manier verlost worden van de zorgen voor de toekomst en zich met een sterkere evangelische geest kunnen toeleggen op de armoede en zich helemaal kunnen wijden aan het geestelijk heil van de mensen. Laten de verantwoordelijke personen ernaar streven de instellingen van verschillende landen, die hetzelfde doel beogen,
Referenties naar alinea 21: 1
Inter Ea ->=geentekst=Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 4 Besluit en Aansporing
22
Deze heilige Synode heeft de vreugden voor ogen die aan het priesterleven verbonden zijn, maar zij heeft even goed oog voor de moeilijkheden waarmee de priesters geconfronteerd worden in de moderne levensomstandigheden. Zij kent ook de diepgaande veranderingen in de sociale en economische situatie en het menselijk gedragspatroon, en zij weet, hoezeer de hiërarchie der waarden in de opvatting van de mensen zich heeft gewijzigd. Hierdoor voelen de priesters en soms ook de gelovigen zich bijna als vreemden tegenover deze wereld en zoeken zij angstig naar de geëigende middelen en woorden om met de wereld in contact te treden. De nieuwe moeilijkheden die het geloof in de weg staan, het schijnbaar tevergeefse van hun arbeid, en de drukkende eenzaamheid, waarin zij verkeren, kunnen een ernstig gevaar van moedeloosheid met zich meebrengen Toch heeft God de wereld, zoals ze thans aan de liefde en het werk van de herders der Kerk wordt toevertrouwd zo zeer liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon voor haar gegeven heeft. (Joh. 3, 16) [[b:Joh. 3, 16]] Inderdaad, deze wereld, die zo diep in de greep ligt van de zonde, maar tevens zo rijk is aan mogelijkheden, schenkt aan de Kerk levende stenen (1 Petr. 2, 5) [[b:1 Petr. 2, 5]], die mee worden opgebouwd tot een woonstede van God in de Geest. (Ef. 2, 22) [[b:Ef. 2, 22]] Dezelfde Heilige Geest, die de Kerk stuwt tot het zoeken van nieuwe wegen om de moderne wereld te benaderen, suggereert en stimuleert ook de nodige aanpassing van het priesterlijk dienstwerk.
Laten die priesters niet vergeten, dat zij in hun werk nooit alleen staan, maar kunnen steunen op de alvermogende kracht van God. Laten zij in geloof aan Christus, die hen tot deelname aan zijn priesterschap heeft geroepen, zich vol vertrouwen geven aan hun bediening, in het besef, dat God machtig is om in het de liefde te versterken. Zie Pontificale Romanum, die.. Zie Pontificale Romanum, die priesterwijding. Laten zij er ook aan denken, dat hun broeders in het priesterschap en de gelovigen van de gehele wereld aan hun zijde staan. Want alle priesters werken met elkaar samen tot verwezenlijking van Gods heilsplan, het mysterie van Christus, het geheim, dat voor de eeuwen verborgen was in God. (Ef. 3, 9) [[b:Ef. 3, 9]] Dit geheim wordt slechts geleidelijk ten uitvoer gebracht door het samenspel van de verschillende bedieningen tot opbouw van het Lichaam van Christus, totdat dit zijn volgroeide gestalte bereikt. Dit alles is met Christus verborgen in God (Kol. 3, 3) [[b:Kol. 3, 3]]; het is daarom vooral een voorwerp van geloof. Want de leiders van Gods Volk moeten hun weg gaan in geloof op het voorbeeld van de gelovige Abraham, die door het geloof “heeft gehoorzaamd en op weg is gegaan naar een ander land, dat hij in eigendom zou ontvangen; hij vertrok zonder te weten, waar hij komen zou” (Hebr. 11, 8) [b:Hebr. 11, 8]. En inderdaad, de beheerder van Gods geheimen kan vergeleken worden met iemand, die zijn akker bezaait en van wie de Heer zegt: “hij slaapt en staat op, ’s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe” (Mc. 4, 27) [b:Mc. 4, 27]. Overigens heeft de Heer Jezus met de woorden: “Hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen” (Joh. 16, 33) [b:Joh. 16, 33] aan zijn Kerk niet de volmaakte overwinning beloofd in deze wereld. Maar de heilige Synode verheugt er zich over, dat de aarde, bezaaid met het zaad van het Evangelie, thans op veel plaatsen vrucht draagt onder de leiding van de Geest des Heren, die het aardrijk vervult en die in de harten van veel priesters en gelovigen een echte missionaire geest heeft gewerkt. Voor dit alles betuigt de heilige Synode vol liefde haar dank aan alle priesters over de gehele wereld: “Aan Hem, die door de kracht, welke in ons werkt, bij machte is, oneindig meer te volbrengen da al wat wij kunnen vragen of bevroeden, aan Hem zij de heerlijkheid in de Kerk en in Christus Jezus” (Ef. 3, 20-21) [b:Ef. 3, 20-21].
Ik, PAULUS, bisschop van de katholieke Kerk.
Hier volgen de handtekeningen van de Vaders.
Laten die priesters niet vergeten, dat zij in hun werk nooit alleen staan, maar kunnen steunen op de alvermogende kracht van God. Laten zij in geloof aan Christus, die hen tot deelname aan zijn priesterschap heeft geroepen, zich vol vertrouwen geven aan hun bediening, in het besef, dat God machtig is om in het de liefde te versterken. Zie Pontificale Romanum, die.. Zie Pontificale Romanum, die priesterwijding. Laten zij er ook aan denken, dat hun broeders in het priesterschap en de gelovigen van de gehele wereld aan hun zijde staan. Want alle priesters werken met elkaar samen tot verwezenlijking van Gods heilsplan, het mysterie van Christus, het geheim, dat voor de eeuwen verborgen was in God. (Ef. 3, 9) [[b:Ef. 3, 9]] Dit geheim wordt slechts geleidelijk ten uitvoer gebracht door het samenspel van de verschillende bedieningen tot opbouw van het Lichaam van Christus, totdat dit zijn volgroeide gestalte bereikt. Dit alles is met Christus verborgen in God (Kol. 3, 3) [[b:Kol. 3, 3]]; het is daarom vooral een voorwerp van geloof. Want de leiders van Gods Volk moeten hun weg gaan in geloof op het voorbeeld van de gelovige Abraham, die door het geloof “heeft gehoorzaamd en op weg is gegaan naar een ander land, dat hij in eigendom zou ontvangen; hij vertrok zonder te weten, waar hij komen zou” (Hebr. 11, 8) [b:Hebr. 11, 8]. En inderdaad, de beheerder van Gods geheimen kan vergeleken worden met iemand, die zijn akker bezaait en van wie de Heer zegt: “hij slaapt en staat op, ’s nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe” (Mc. 4, 27) [b:Mc. 4, 27]. Overigens heeft de Heer Jezus met de woorden: “Hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen” (Joh. 16, 33) [b:Joh. 16, 33] aan zijn Kerk niet de volmaakte overwinning beloofd in deze wereld. Maar de heilige Synode verheugt er zich over, dat de aarde, bezaaid met het zaad van het Evangelie, thans op veel plaatsen vrucht draagt onder de leiding van de Geest des Heren, die het aardrijk vervult en die in de harten van veel priesters en gelovigen een echte missionaire geest heeft gewerkt. Voor dit alles betuigt de heilige Synode vol liefde haar dank aan alle priesters over de gehele wereld: “Aan Hem, die door de kracht, welke in ons werkt, bij machte is, oneindig meer te volbrengen da al wat wij kunnen vragen of bevroeden, aan Hem zij de heerlijkheid in de Kerk en in Christus Jezus” (Ef. 3, 20-21) [b:Ef. 3, 20-21].
Dit alles, tot in alle onderdelen, wat in dit decreet is vastgelegd, heeft de instemming van de Vaders van het heilig Concilie. En wij, krachtens het apostolisch gezag, door Christus aan ons verleend, geven, samen met Concilievaders, in Heilige Geest daaraan onze goedkeuring, bepalen het en stellen het vast, en wij bevelen datgene, wat door de Synode is vastgesteld, tot Gods glorie te promulgerenRome, bij Sint-Pieter, 7 december 1965
Ik, PAULUS, bisschop van de katholieke Kerk.
Hier volgen de handtekeningen van de Vaders.
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediaReferenties naar dit document: 26
Open uitgebreid overzichthttps://rkdocumenten.nl/toondocument/704-presbyterorum-ordinis-nl