QUAS PRIMASOver het feest van Christus Koning
(Soort document: Paus Pius XI - Encycliek)
Paus Pius XI -
11 december 1925
Welnu, om ons reeds besproken plan uit te voeren, biedt het heilig Jaar, dat nu ten einde spoedt, waarlijk een zo geschikte gelegenheid, als men zich maar kan denken. Want nadat dit jubeljaar geest en hart van de gelovigen hemelwaarts gericht had tot de goederen die alle voorstelling te boven gaan. heeft God in Zijn grote goedertierenheid hen opnieuw met de gave van Zijn genade verrijkt, of hen bevestigd op den goeden weg, onder hernieuwde aansporing om naar betere genadegaven te streven. Gezien dan de vele verzoeken bij ons ingediend en gezien alles wat zich tijdens het groot jubilee heeft voorgedaan, is er zeker reden om aan te nemen, dat nu eindelijk de algemeen verbeide dag is aangebroken voor de plechtige uitspraak: dat wij Christus met een eigen en bijzonder feest behoren te vereren als koning van de gehele mensheid. Want, zoals wij in de aanvang al gezegd hebben, is die goddelijke Koning, die inderdaad „
wonderbaar is in Zijn heiligen” (
Ps. 67) dit jaar „
glorierijk verheerlijkt” (
Ex. 15, 1), doordat aan een nieuwe schaar van Zijn strijders de eer van de heiligen werd toegekend. Ook heeft in dit jaar een tentoonstelling, geheel enig in haar soort, door ieder een blik te gunnen op de omgeving, ja, men mag haast zeggen: op het werk zelf van de geloofsverkondigers, het mogelijk gemaakt om van nabij de successen te bewonderen door die herauten van Christus bij de uitbreiding van Zijn koninkrijk behaald. Ten slotte hebben wij dit jaar door het eeuwgetij van het concilie van Nicea te vieren herdacht, hoe de medezelfstandigheid van de mensgeworden Zoon van God met de Vader op die kerkvergadering is verdedigd en gehandhaafd; een waarheid, waarop de rijksmacht van diezelfde Christus over alle volkeren steunt als op haar onmiddellijke grondslag.
© 1940, Ecclesia Docens nr. 119, Gooi & Sticht, Hilversum
Vert.: G.M. Versteegen C.ss.R.