De oecumene in het algemeen en de plaats van het pausdom daarin; en het getuigenis in de samenleving
x
Informatie over dit document
De oecumene in het algemeen en de plaats van het pausdom daarin; en het getuigenis in de samenleving
Kard. Joseph Ratzinger (RKKerk in gesprek met professor Paola Ricca (Waldenzen) - Grote Aula van de Waldenzer Theologische Faculteit te Rome
Joseph Kardinaal Ratzinger
Paola Ricca
29 januari 1993
Overige auteurs
2005, vert. Anna Koole-Bart
Alineaverdeling en -nummering: redactie
Alineaverdeling en -nummering: redactie
29 januari 1993
http://www.stucom.nl/document/0141.pdf
13 december 2017
6715
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
Bij de vertaling:
Met veel dank aan Dr. Maarten Verduin, predikant, voor het meelezen van de vertaling en zijn waardevolle en substantiële verbeteringen van de tekst.
In deze vertaling heb ik de verschillende kerken met een kleine letter aangeduid: b.v. orthodoxe kerk, roomse kerk, enz. Alleen daar waar er sprake is van de toekomstige gestalte van de Ene Kerk als Lichaam van Christus heb ik een hoofdletter gebruikt.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- === Inleiding en toelichting
1
Inleiding
Bijgaande tekst is een Nederlandse vertaling van een Duitse publicatie die de significante titel: “Ratzinger der Präfekt der Ökumene” . Het is een gespreksverslag van een ontmoeting in 1993 tussen kardinaal Joseph Ratzinger, prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] en professor Paola Ricca, theologisch hoogleraar een het Waldenzer Seminarie. De bijeenkomst vond plaats in de Grote Aula van de Waldenzer Theologische Faculteit te Rome en vormde de eerste ontmoeting sinds achthonderd tussen twee representanten van twee verschillende geloofrichtingen die acht eeuwen geleden uit elkaar gingen. Het gespreksverslag werd in februari 1993 gepubliceerd in de Duitse versie 30Tage van het internationale katholieke tijdschrift 30Giorni. In datzelfde jaar werd er (22 april 1993) n.a.v. het toen juist uitgekomen boek van Drs. Martie Dieperink: “In gesprek met Rome”. (noot 1) in Driebergen door de Stichting “Ontmoeting en Verzoening” in samenwerking met de Evangelische Alliantie een ontmoetingsdag georganiseerd voor christenen van diverse richtingen: katholiek, reformatorisch, evangelisch. Pastoor Koos Smits sprak over: “Trente nog steeds een breekpunt?”. En Drs. Dieperink over het thema: “Mogelijkheden en moeilijkheden bij de oecumene”. Als leeswerk vooraf kregen de 40 deelnemers de Duitstalige versie van de genoemde publicatie. Nu kardinaal Ratzinger van toen, de paus van nu is, leek het de moeite waard om deze tekst te vertalen en opnieuw onder de aandacht te brengen.
Bijgaande tekst is een Nederlandse vertaling van een Duitse publicatie die de significante titel: “Ratzinger der Präfekt der Ökumene” . Het is een gespreksverslag van een ontmoeting in 1993 tussen kardinaal Joseph Ratzinger, prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] en professor Paola Ricca, theologisch hoogleraar een het Waldenzer Seminarie. De bijeenkomst vond plaats in de Grote Aula van de Waldenzer Theologische Faculteit te Rome en vormde de eerste ontmoeting sinds achthonderd tussen twee representanten van twee verschillende geloofrichtingen die acht eeuwen geleden uit elkaar gingen. Het gespreksverslag werd in februari 1993 gepubliceerd in de Duitse versie 30Tage van het internationale katholieke tijdschrift 30Giorni. In datzelfde jaar werd er (22 april 1993) n.a.v. het toen juist uitgekomen boek van Drs. Martie Dieperink: “In gesprek met Rome”. (noot 1) in Driebergen door de Stichting “Ontmoeting en Verzoening” in samenwerking met de Evangelische Alliantie een ontmoetingsdag georganiseerd voor christenen van diverse richtingen: katholiek, reformatorisch, evangelisch. Pastoor Koos Smits sprak over: “Trente nog steeds een breekpunt?”. En Drs. Dieperink over het thema: “Mogelijkheden en moeilijkheden bij de oecumene”. Als leeswerk vooraf kregen de 40 deelnemers de Duitstalige versie van de genoemde publicatie. Nu kardinaal Ratzinger van toen, de paus van nu is, leek het de moeite waard om deze tekst te vertalen en opnieuw onder de aandacht te brengen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Toelichting
De Waldenzen, ook wel “de armen van Lyon” genoemd, vormden een Middeleeuwse religieuze beweging, die dicht bij de bijbel wilde blijven. Slechts de Heilige Schrift werd als enige gezaghebbende autoriteit erkend en de volgelingen dienden hun leven uitsluitend daarop te baseren. De groep ontstond in 1175 ten oosten van de Franse stad Albi. De Lyonese koopman Petrus Waldus had in het evangelie gelezen dat Jezus de rijke jongeling vraagt al zijn bezittingen te verkopen, de opbrengst aan de armen te geven en dan terug te komen om Hem te volgen. Petrus Waldus deed dit daadwerkelijk en begon met prediken. Samen met zijn volgelingen trok hij rond om hun verkregen inzichten in de bijbel te verspreiden. Daarbij uitten zij ook kritiek op de weelderige levenswijze van de rijke geestelijken. Het Lateraans Concilie van 1179 veroordeelde deze armoedebeweging, die door haar verwerping van hiërarchie en traditie, en van praktijken als aflaten en missen voor overledenen e.d., een onkerkelijk karakter ging vertonen De beweging verwierp ook de eed en de militaire dienst. Alles bij elkaar leidde dat ertoe dat Petrus Waldus en zijn volgelingen geëxcommuniceerd werden en daarmee begon de vervolging door de inquisitie. Er zijn getuigenissen van gruwelijke martelingen. Omdat de Waldenzen een sterke getuigenisdrang aan de dag legden nam hun aantal sterk toe en verspreidden ze zich over vele landen van Europa. In 1488 werd een kruistocht tegen hen georganiseerd, waarbij ze zich verborgen in de dalen van de Alpen.
In de tijd van de reformatie, in de zestiende eeuw, sloot een deel van de Waldenzen zich aan bij de Zwitserse protestanten. Hier, in Italië worden de protestanten in het algemeen met de naam “Waldenzen” aangeduid. In dit land werden ze tot 1848, toen ze hun burgerrechten herkregen, gediscrimineerd. Er wonen hier zo’n 22.000 Waldenzen en hun hoofdzetel bevindt zich te Rome.
De Waldenzen, ook wel “de armen van Lyon” genoemd, vormden een Middeleeuwse religieuze beweging, die dicht bij de bijbel wilde blijven. Slechts de Heilige Schrift werd als enige gezaghebbende autoriteit erkend en de volgelingen dienden hun leven uitsluitend daarop te baseren. De groep ontstond in 1175 ten oosten van de Franse stad Albi. De Lyonese koopman Petrus Waldus had in het evangelie gelezen dat Jezus de rijke jongeling vraagt al zijn bezittingen te verkopen, de opbrengst aan de armen te geven en dan terug te komen om Hem te volgen. Petrus Waldus deed dit daadwerkelijk en begon met prediken. Samen met zijn volgelingen trok hij rond om hun verkregen inzichten in de bijbel te verspreiden. Daarbij uitten zij ook kritiek op de weelderige levenswijze van de rijke geestelijken. Het Lateraans Concilie van 1179 veroordeelde deze armoedebeweging, die door haar verwerping van hiërarchie en traditie, en van praktijken als aflaten en missen voor overledenen e.d., een onkerkelijk karakter ging vertonen De beweging verwierp ook de eed en de militaire dienst. Alles bij elkaar leidde dat ertoe dat Petrus Waldus en zijn volgelingen geëxcommuniceerd werden en daarmee begon de vervolging door de inquisitie. Er zijn getuigenissen van gruwelijke martelingen. Omdat de Waldenzen een sterke getuigenisdrang aan de dag legden nam hun aantal sterk toe en verspreidden ze zich over vele landen van Europa. In 1488 werd een kruistocht tegen hen georganiseerd, waarbij ze zich verborgen in de dalen van de Alpen.
In de tijd van de reformatie, in de zestiende eeuw, sloot een deel van de Waldenzen zich aan bij de Zwitserse protestanten. Hier, in Italië worden de protestanten in het algemeen met de naam “Waldenzen” aangeduid. In dit land werden ze tot 1848, toen ze hun burgerrechten herkregen, gediscrimineerd. Er wonen hier zo’n 22.000 Waldenzen en hun hoofdzetel bevindt zich te Rome.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Met het ingaan van het nieuwe millennium voelde Paus Johannes Paulus II de noodzaak om het geweten van de kerk te reinigen van alle zonden die in de loop van de geschiedenis binnen en buiten de kerk door haar zonen en dochters zijn begaan en God te smeken om vergeving en ontferming. Op 12 maart 2000 is er daarom in de St. Pieter te Rome een openbare gebedsviering met schuldbelijdenis [246] geweest; allerlei zonden werden met naam en toenaam genoemd. Eén van de genoemde zonden betrof het verdedigen van de waarheid, maar met onjuiste middelen. Deze zonden werden verwoord door toenmalig kardinaal Ratzinger. En Paus Johannes Paulus II smeekte God om vergeving. De woorden luidden als volgt:
Kardinaal Ratzinger: “Laat ons bidden dat ieder van ons, ziende op de Heer Jezus, zachtmoedig en nederig van hart, mag erkennen dat kinderen van de kerk, haar zonen en dochters, in naam van het geloof en de moraal, bij de ernstige plicht van de verdediging van het geloof, soms methoden gebruikt hebben die niet in overeenstemming waren met het Evangelie”.
Paus Johannes Paulus II: “Heer, God van mensen, in bepaalde perioden van de geschiedenis hebben christenen toegegeven aan intolerantie en zijn ze ontrouw geweest aan het grote gebod van de liefde. Op deze wijze hebben ze het gelaat van de kerk, uw bruid, bezoedeld. Ontferm U over uw zondige kinderen en aanvaard ons besluit om de waarheid te zoeken en die te bevorderen in zachtheid, vanuit de krachtige overtuiging dat de waarheid slechts kan overwinnen door haar intrinsieke kracht. Wij vragen U dit door Christus, onze Heer, Amen” Plechtige voorbeden: Belijdenis van de zonden en het vragen om vergeving [[246|3]]
Kardinaal Ratzinger: “Laat ons bidden dat ieder van ons, ziende op de Heer Jezus, zachtmoedig en nederig van hart, mag erkennen dat kinderen van de kerk, haar zonen en dochters, in naam van het geloof en de moraal, bij de ernstige plicht van de verdediging van het geloof, soms methoden gebruikt hebben die niet in overeenstemming waren met het Evangelie”.
Paus Johannes Paulus II: “Heer, God van mensen, in bepaalde perioden van de geschiedenis hebben christenen toegegeven aan intolerantie en zijn ze ontrouw geweest aan het grote gebod van de liefde. Op deze wijze hebben ze het gelaat van de kerk, uw bruid, bezoedeld. Ontferm U over uw zondige kinderen en aanvaard ons besluit om de waarheid te zoeken en die te bevorderen in zachtheid, vanuit de krachtige overtuiging dat de waarheid slechts kan overwinnen door haar intrinsieke kracht. Wij vragen U dit door Christus, onze Heer, Amen” Plechtige voorbeden: Belijdenis van de zonden en het vragen om vergeving [[246|3]]
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DEEL 1 Gespreksverslag
4
Rome,29 januari 1993, Grote Aula van de Waldenzer Theologische Faculteit.
Ontmoeting tussen Kardinaal Joseph Ratzinger en Professor Paolo Ricca. Gespreksleider: Bruno Corsani.
O p e n i n g:
Bij het openen van de dialoog noemt de moderator, dhr. Bruno Corsani, eerst de beide gespreksthema’s:
Ontmoeting tussen Kardinaal Joseph Ratzinger en Professor Paolo Ricca. Gespreksleider: Bruno Corsani.
O p e n i n g:
Bij het openen van de dialoog noemt de moderator, dhr. Bruno Corsani, eerst de beide gespreksthema’s:
- Eerste deel - De oecumene in het algemeen en de plaats van het pausdom daarin.
- Tweede deel - Het getuigenis in de samenleving en in de wereld.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- SECTIE 1 Pausdom
5
Gespreksleider: Wat het pausdom aangaat kan aan de gesprekspartners de vraag gesteld worden hoe het tot een oecumenische oplossing van deze kwestie kan komen en welke modellen voor de eenheid in ogenschouw kunnen worden genomen. Wat de oecumene betreft gaat het om die stappen die de christelijke confessies zouden kunnen zetten om de tegenwoordige crisis in een creatief keerpunt te doen veranderen.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Kard. Ratzinger
6
Het komt me voor dat we de mogelijke eenheid van de kerk en de kerken eerst in een breder verband moeten bezien en dat we vervolgens het punt moeten vinden van waaruit overeenstemming of nieuwe modellen kunnen worden opgebouwd. Ik begin daarom met de vraag betreffende de modellen voor de eenheid - of nog algemener, met de oecumene - en met de stappen in die richting, die ook haalbaar zijn.
Beste collega’s, dames en heren,Eerst wil ik mijn dankbaarheid kenbaar maken voor de uitnodiging en de daarmee gegeven mogelijkheid voor het voeren van een broederlijke en openhartige dialoog met de Waldenzer Theologische Faculteit te Rome. Als eerste van de te behandelen vragen over het pausdom en de oecumene kwam het pausdom naar voren. Ik vraag u mij te verontschuldigen als ik de volgorde omkeer. Want ik geloof dat, hoewel de vraag betreffende het pausdom weliswaar ongetwijfeld het meest in het oog springende symptoom van ons probleem is, dit pas goed valt te interpreteren als het geplaatst wordt binnen een grotere samenhang. Als we dit vraagstuk geïsoleerd behandelen dan wordt het naar mijn opvatting alleen maar moeilijker toegankelijk.
Het komt me voor dat we de mogelijke eenheid van de kerk en de kerken eerst in een breder verband moeten bezien en dat we vervolgens het punt moeten vinden van waaruit overeenstemming of nieuwe modellen kunnen worden opgebouwd. Ik begin daarom met de vraag betreffende de modellen voor de eenheid - of nog algemener, met de oecumene - en met de stappen in die richting, die ook haalbaar zijn.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Ik vind het belangrijk om bij de oecumene twee fasen, of twee stappen, te onderscheiden:
- Ten eerste: het uiteindelijke doel in verhouding tot het definitieve resultaat van wat we nastreven; het doel wat ook steeds de juiste dynamiek moet bepalen en wat tegelijk ook het wezenlijke motief voor onze oecumenische inspanning moet zijn.
- Ten tweede: de tussentijd met haar tussenoplossingen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Het uiteindelijke doel is natuurlijk de eenheid der kerken in de Ene Kerk. Maar dit laatste doel impliceert geen uniformiteit, maar eenheid in veelvormigheid. Het lijkt me dat de Oude Kerk ons hierin een voorbeeld geeft, omdat deze overeenstemde in drie basiselementen:
- de Heilige Schrift
- de Geloofsbelijdenis
- de Sacramentele structuur van de Kerk.
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
9
In deze drie elementen was ze één, maar in het overige, voorzover we weten, een zeer veelvormige kerk. Zo waren er de kerken van het Semitische gebied en de Semitische talen, van de Koptische kerk in Egypte, van de Griekse kerken in het Byzantijnse Rijk en de andere Griekse kerken. En dan ook de Latijnse kerken, waarbij er dan ook weer grote verschillen waren tussen de kerken van Ierland en die van Rome. Anders gezegd: we zien een kerk die in het wezenlijke één was, maar die tegelijkertijd door een brede verscheidenheid werd gekenmerkt. We kunnen de gestalte van de Oude Kerk natuurlijk niet meer opnieuw invoeren. Wel kunnen we ons door haar laten inspireren en zo zien hoe het mogelijk zou kunnen worden om tot eenheid-in-verscheidenheid te geraken. Opzet en laatste doel van iedere oecumenische arbeid moet erin bestaan een dusdanige eenheid van de Kerk te bereiken, dat die eenheid verscheidenheid van vormen insluit, zonder dat we nu al de vorm die bezig is zich te ontwikkelen kunnen vastleggen. We moeten ons er bovenal van bewust zijn dat deze eenheid, dit laatste doel der oecumene, niet door ons kan worden gemaakt. Zeker, wij moeten ons met alle kracht inspannen, maar tegelijkertijd erkennen, dat deze eenheid een gave Gods is. Want het is Zijn Heilige Kerk, en niet de ónze. Een eenheid die helemaal door onze inspanning op een politieke of intellectuele wijze tot stand komt, kan slechts ónze eenheid en ónze kerk tot stand brengen. Dat is echter niet de eenheid van Gods Kerk waar we naar streven.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Daar het herstel van deze eenheid daarom niet alleen in onze handen ligt moeten we wel vormen voor de tussentijd vinden. Het model daarvoor kan mijns inziens het best beschreven worden met de welbekende formulering van “verzoende verscheidenheid”. Op dit punt voel ik mij zeer verbonden met de ideeën van mijn dierbare collega Oskar Cullmann. Om duidelijk uiteen te zetten wat ik onder deze formulering versta, komt het mij van pas om uit een toespraak te citeren, die ik in de voorbije herfst bij gelegenheid van een bijeenkomst van jonge Europese bisschoppen over diverse problemen gehouden heb, onder andere over de oecumene. Ik zei daar: “Naar mijn indruk komen vele moeilijkheden in de oecumene voort uit het feit dat men de oecumene vaak bekijkt vanuit het voorbeeld van de politiek, als onderhandelingen tussen twee staten, of tussen twee partijen in de wereld van het bedrijfsleven. Daar hangt alles af van de behoedzaamheid en de goede wil van de gesprekspartners, die na zekere tijd tot een haalbare overeenkomst en een compromis moeten komen. Overeenkomstig deze werkwijze meent men dan dat de onderhandelingen tussen de verschillende kerken stukje bij beetje tot compromissen moeten leiden en op grond daarvan dan weer tot aparte verdragen voor de verschillende aspecten waarin we gescheiden zijn: de leer der rechtvaardiging, het ambt, het primaat van de paus, de intercommunie, enz., om dan tenslotte in een herenigingsverdrag uit te monden.
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Deze werkwijze houdt echter geen rekening met de bijzondere werkelijkheid van Gods Kerk. Men eigent zich bij deze werkwijze de radicale afhankelijkheid van Gods Kerk toe en vergeet zo dat Hij de éigenlijk Handelende in de Kerk is. Alleen God kan die laatste en ware eenheid der Kerk herstellen; onze herenigingen kunnen nooit de hoogte van de sacramentele eenheid en de eenheid in de leer bereiken. Voor een ware oecumene is het daarom van belang het primaat van het goddelijke handelen te erkennen. Deze houding heeft twee consequenties:
Ten eerste: de oecumene vraagt geduld.
Het ware resultaat van de oecumene bestaat niet in alsmaar nieuwe verdragen, maar in een hartelijk samengaan in deemoed en wederzijds respect, ook daar waar de overeenstemming in de leer en/of in de praktijk van de kerk nog niet bereikt is. Het bestaat ook in de bereidheid van anderen te leren en zich door anderen te laten corrigeren en dat in vreugde en dankbaarheid voor de geestelijke rijkdom van die ander. Met daarbij ook een voortdurende verdieping van het wezenlijke van het eigen geloof, zowel in de leer als in de praktijk. Een verdieping die zich steeds opnieuw door de Schrift laat zuiveren en voeden, terwijl men de blik op Christus vestigt en samen met Hem, de Heer, in de Heilige Geest het oog op de Vader gericht houdt.
Ten tweede: de ware oecumene bestaat in de bereidheid om te vergeven en in het steeds weer opnieuw beginnen met het zoeken van de eenheid, en vooral in het samen optrekken in de werken van barmhartigheid en het getuigenis voor God, die zich in de wereld geopenbaard heeft.
Als God in de oecumene de Eerst-Handelende is dan is het gemeenschappelijke naderen tot God de meest wezenlijke voorwaarde voor iedere onderlinge toenadering tussen de kerken. Anders gezegd: Oecumene is voor alles een principiële houding, een wijze om het christendom te leven.
Het is geen bijzonder terrein naast andere terreinen. Het verlangen naar eenheid en het zich daarvoor inspannen hoort bij de structuur van dezelfde geloofsact, want Christus is gekomen om de zonen van God, die verstrooid zijn geraakt, bijeen te brengen. De principiële karakteristiek van een theologische en niet die van een politieke oecumene, is ook de bereidheid om samen op de weg te blíjven. Ook in de nog niet overwonnen verschillen.
Ten eerste: de oecumene vraagt geduld.
Het ware resultaat van de oecumene bestaat niet in alsmaar nieuwe verdragen, maar in een hartelijk samengaan in deemoed en wederzijds respect, ook daar waar de overeenstemming in de leer en/of in de praktijk van de kerk nog niet bereikt is. Het bestaat ook in de bereidheid van anderen te leren en zich door anderen te laten corrigeren en dat in vreugde en dankbaarheid voor de geestelijke rijkdom van die ander. Met daarbij ook een voortdurende verdieping van het wezenlijke van het eigen geloof, zowel in de leer als in de praktijk. Een verdieping die zich steeds opnieuw door de Schrift laat zuiveren en voeden, terwijl men de blik op Christus vestigt en samen met Hem, de Heer, in de Heilige Geest het oog op de Vader gericht houdt.
Ten tweede: de ware oecumene bestaat in de bereidheid om te vergeven en in het steeds weer opnieuw beginnen met het zoeken van de eenheid, en vooral in het samen optrekken in de werken van barmhartigheid en het getuigenis voor God, die zich in de wereld geopenbaard heeft.
Als God in de oecumene de Eerst-Handelende is dan is het gemeenschappelijke naderen tot God de meest wezenlijke voorwaarde voor iedere onderlinge toenadering tussen de kerken. Anders gezegd: Oecumene is voor alles een principiële houding, een wijze om het christendom te leven.
Het is geen bijzonder terrein naast andere terreinen. Het verlangen naar eenheid en het zich daarvoor inspannen hoort bij de structuur van dezelfde geloofsact, want Christus is gekomen om de zonen van God, die verstrooid zijn geraakt, bijeen te brengen. De principiële karakteristiek van een theologische en niet die van een politieke oecumene, is ook de bereidheid om samen op de weg te blíjven. Ook in de nog niet overwonnen verschillen.
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
De praktische regel luidt daarom: alles doen wat we voor de eenheid kunnen doen en aan de Heer overlaten wat alleen de Heer volbrengen kan. “Oportet et haereses esse” (scheuringen zullen er altijd zijn) zegt de heilige Paulus. Wellicht zijn we allen nog niet rijp voor de eenheid en hebben we een doorn in het vlees nodig, die de ander voor ons in zijn anderszijn is, om ons zo uit ons middelmatig en ingeperkte christendom te doen ontwaken. Mogelijk is het zelfs onze opgave om voor elkaar een doorn in het vlees te zijn en is het onze plicht ons door de ander te laten reinigen en te verzorgen. Wellicht meer dan een oppervlakkige eenheid, helpt het ons om in onze verscheidenheid deemoedig naar elkaar te luisteren. Deze houding moet steeds samengaan met de vaste wil om voor het heden de eenheid te laten rijpen. Het model van “de verzoende verscheidenheid” moet daarom in déze dynamische en procesmatige zin worden verstaan. Dat is ook voor mij uitermate belangrijk, want “verzoende verscheidenheid” kan niet betekenen dat men zich eenvoudig tevreden stelt met de situatie zoals die nu is, omdat het gaat om een proces met een dynamisch karakter. Zo opgevat, gaat het om een positieve oecumene. We erkennen de anderen ook dan, als God ons nog niet de volledige eenheid gegeven heeft. In dit proces erkennen we de christelijke broeder- en zusterkerken, we hebben de gemeenschap van de ander lief, en we begeven ons gezamenlijk in een proces van goddelijke opvoeding, waarin de Heer de verschillende gemeenschappen voor elkaar gebruikt, om ons zo voor de uiteindelijke waarheid waardig en geschikt te maken.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Dit vooropgezet wil ik nu kort op de vraag betreffende het pausdom ingaan: Tot het genoemde model van “de verzoende verscheidenheid” hoort niet alleen inzicht in de ontwikkeling tot de eenheid, maar ook een steeds meer en dieper begrijpen van de organen daarvan.
We weten zeer goed vanuit de geschiedenis dat het ambt der eenheid, dat zoals wij dat geloven aan Petrus en zijn opvolgers is toevertrouwd, zich op zeer verschillende wijzen kan realiseren. Weliswaar biedt de geschiedenis ons hiervoor modellen aan, maar deze geschiedenis is niet herhaalbaar. Wel kunnen die modellen ons inspireren, maar wij moeten steeds weer antwoord geven op nieuwe situaties. Voor het ogenblik durf ik het daarom niet aan om concrete, mogelijke en eventueel haalbare mogelijkheden voor de toekomst aan te bevelen.
We weten zeer goed vanuit de geschiedenis dat het ambt der eenheid, dat zoals wij dat geloven aan Petrus en zijn opvolgers is toevertrouwd, zich op zeer verschillende wijzen kan realiseren. Weliswaar biedt de geschiedenis ons hiervoor modellen aan, maar deze geschiedenis is niet herhaalbaar. Wel kunnen die modellen ons inspireren, maar wij moeten steeds weer antwoord geven op nieuwe situaties. Voor het ogenblik durf ik het daarom niet aan om concrete, mogelijke en eventueel haalbare mogelijkheden voor de toekomst aan te bevelen.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
14
Ik wil slechts twee punten noemen waarmee ik wil besluiten:
Ten eerste: In de zestiger jaren stond ik in contact met een groep van Lutheranen uit Duitsland en Scandinavië en we dachten toen onder andere na hoe een ‘Eecclesia Catholica Confessionis Augustanae’ eruit zou kunnen zien. Daarbij gingen we verschillende modellen na. Ik herinner me dat nu, om aan te geven dat men in concrete situaties ook aan concrete mogelijkheden kan denken, zelfs wanneer ik het voor het moment niet aandurf om een concreet model naar voren te brengen voor een toekomst die er nog niet is.
En ten tweede: ik herhaal ook nu wat ik twintig jaar geleden bij gelegenheid van een conferentie in het Oostenrijkse Graz over de orthodoxe kerken heb gezegd. Ik zei toen dat in het geval van eenheid met Rome de orthodoxe kerk in wezen maar weinig zou hoeven te veranderen, ja vrijwel niets.
Ten eerste: In de zestiger jaren stond ik in contact met een groep van Lutheranen uit Duitsland en Scandinavië en we dachten toen onder andere na hoe een ‘Eecclesia Catholica Confessionis Augustanae’ eruit zou kunnen zien. Daarbij gingen we verschillende modellen na. Ik herinner me dat nu, om aan te geven dat men in concrete situaties ook aan concrete mogelijkheden kan denken, zelfs wanneer ik het voor het moment niet aandurf om een concreet model naar voren te brengen voor een toekomst die er nog niet is.
En ten tweede: ik herhaal ook nu wat ik twintig jaar geleden bij gelegenheid van een conferentie in het Oostenrijkse Graz over de orthodoxe kerken heb gezegd. Ik zei toen dat in het geval van eenheid met Rome de orthodoxe kerk in wezen maar weinig zou hoeven te veranderen, ja vrijwel niets.
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
Hierover nu twee gedachten:
Ten eerste: de orthodoxe kerken garanderen de eenheid en de inhoud van het gemeenschappelijk geloof op een andere manier dan de katholieke kerk in het westen dat doet. Bij hen bestaat er geen Congregatie voor de Geloofsleer. Echter, in de orthodoxe kerk vormen de liturgie en het monnikendom twee zeer sterke factoren die een vastheid en een onderlinge samenhang van het geloof garanderen. De geschiedenis heeft aangetoond dat deze twee factoren in hun kerkelijke en historische samenhang probate en doeltreffende middelen zijn om de fundamentele eenheid te dienen.
Ten tweede: er was een bijdrage van de orthodoxe theoloog Meyendorff die zeer verhelderend was. Wat de vraag naar de eenheid bij de orthodoxe kerken aangaat, oefende hij m.i. een buitengewoon openhartige zelfkritiek uit, met daarbij tegelijkertijd ook kritiek op de roomse kerk. Daarbij opende hij ook twee nieuwe wegen naar de toekomst - zonder nu al nieuwe en concrete modellen te ontwerpen. Meyendorff bekritiseerde de roomse aanspraak op universalisme, maar hij bekritiseerde ook, wat hij noemde, het regionalisme zoals dat zich in de geschiedenis van de orthodoxe kerken heeft ontwikkeld.
Ten eerste: de orthodoxe kerken garanderen de eenheid en de inhoud van het gemeenschappelijk geloof op een andere manier dan de katholieke kerk in het westen dat doet. Bij hen bestaat er geen Congregatie voor de Geloofsleer. Echter, in de orthodoxe kerk vormen de liturgie en het monnikendom twee zeer sterke factoren die een vastheid en een onderlinge samenhang van het geloof garanderen. De geschiedenis heeft aangetoond dat deze twee factoren in hun kerkelijke en historische samenhang probate en doeltreffende middelen zijn om de fundamentele eenheid te dienen.
Ten tweede: er was een bijdrage van de orthodoxe theoloog Meyendorff die zeer verhelderend was. Wat de vraag naar de eenheid bij de orthodoxe kerken aangaat, oefende hij m.i. een buitengewoon openhartige zelfkritiek uit, met daarbij tegelijkertijd ook kritiek op de roomse kerk. Daarbij opende hij ook twee nieuwe wegen naar de toekomst - zonder nu al nieuwe en concrete modellen te ontwerpen. Meyendorff bekritiseerde de roomse aanspraak op universalisme, maar hij bekritiseerde ook, wat hij noemde, het regionalisme zoals dat zich in de geschiedenis van de orthodoxe kerken heeft ontwikkeld.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
Naar zijn mening moeten er noodzakelijk nieuwe institutionele vormen ontwikkeld worden om de universele dimensie van de Kerk op reële wijze vorm te geven en te garanderen. Bovendien stelde hij, dat voor de verwezenlijking van de Kerk in haar ganse volheid, steeds drie lagen nodig zijn die elkaar onderling en gelijktijdig moeten doordringen:
- De kerk op het lokale niveau is in de viering van de eucharistie werkelijk kerk.
- Op het regionale niveau moet de kerk zich cultureel, nationaal en sociaal ontwikkelen en deze drie elementen met elkaar verbinden.
- Tenslotte moet de kerk zich in haar universele dimensie verwezenlijken. “Daarbij- zo zei de orthodoxe theoloog – moet het regionalisme zich met het universalisme verzoenen. Pas dan monden we uit in de Kerk, zoals de Heer die gewild heeft. Samen, en met elkaar, moeten we ontdekken hoe deze drie dimensies zich met elkaar laten verzoenen”.
- De kerk op het lokale niveau is in de viering van de eucharistie werkelijk kerk.
- Op het regionale niveau moet de kerk zich cultureel, nationaal en sociaal ontwikkelen en deze drie elementen met elkaar verbinden.
- Tenslotte moet de kerk zich in haar universele dimensie verwezenlijken. “Daarbij- zo zei de orthodoxe theoloog – moet het regionalisme zich met het universalisme verzoenen. Pas dan monden we uit in de Kerk, zoals de Heer die gewild heeft. Samen, en met elkaar, moeten we ontdekken hoe deze drie dimensies zich met elkaar laten verzoenen”.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Het lijkt me toe dat dit nog geen concreet antwoord is, maar het toont wel een weg. In dit antwoord ging het om ernstige zelfkritiek met daarbij objectieve kritiek op anderen. Dit is het niveau waarop we elkaar kunnen ontmoeten. En dat geldt in principe niet alleen voor de orthodoxe kerken, maar ook voor die kerken die uit de reformatie zijn voortgekomen. Voor nu wil ik hiermee afsluiten.
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Prof. Ricca
- === Inleidende opmerkingen
18
Inleidende opmerkingen
Voordat ik verder ga wil ik vaststellen dat ik het met wat kardinaal Ratzinger zojuist gezegd heeft voor negen en negentig - zo niet voor honderd procent - eens ben. Meer nog, het verheugt me en het komt in mijn richting. Op deze grondslag kan gebouwd worden. Het begrip van “de verzoende verscheidenheid” is, zoals u zult weten, van lutherse afkomst. Als Rome dit begrip zou overnemen dan zou dat zeker een stap van grote oecumenische betekenis zijn – ook als Rome het vanuit zijn eigen optiek verder zou ontwikkelen en daarbij van eigen vooronderstellingen zou uitgaan. Maar nu kom ik tot de antwoorden op de vragen die we ons gesteld hebben en die ik voorbereid heb. Maar om te beginnen wil ik een persoonlijk woord van dank richten aan kardinaal Ratzinger, dat hij op onze uitnodiging is ingegaan. Sommigen hebben zich erover verwonderd dat hij die uitnodiging heeft aangenomen en nu bij deze ontmoeting zijn wij samen zowel deelnemers als getuigen. En om eerlijk te zijn: ook wij zijn over wat we hier meemaken wat verrast, aangenaam verrast, en daar kan ik nu ook aan toevoegen: verrast ook over wat we tot nu toe hier gehoord hebben. En ook als we elkaar vroeger nog niet eerder ontmoet hebben, zoals nu wel het geval is, dan toch waren we zeer goed van elkaar op de hoogte. U, meneer de kardinaal, wist wie wij zijn en ook wij wisten wie u bent. We ontmoeten elkaar nu voor het eerst, maar we kennen elkaar al acht eeuwen. Beiden hebben wij – en u nog meer dan wij, – een geschiedenis achter ons en we dragen die geschiedenis in onszelf mee, ja we maken er deel vanuit. Er ligt een lange en dramatische tijd achter ons van wederzijdse provocaties. We hebben elkaar in de Naam van Jezus Christus uitgedaagd, de Naam die ons van nu aan – niettegenstaande onszelf – verenigt. We hebben elkaar wederzijds bestreden over wat het wezen van het Christendom is, over de wijze hoe dat te verstaan, eruit te leven en ervan te getuigen. Het gaat in onze strijd dan ook niet om details of om oppervlakkige randvragen, maar het gaat om vragen die de kern raken. Want wij vertegenwoordigen twee tegengestelde polen van het christelijk bewustzijn, twee verschillende uitdrukkingsvormen van het geloof, van het éne geloof, twee verschillende ontwerpen van kerk-zijn, van de éne Kerk. Wij zijn ons van onze verschillen volledig bewust. Niettegenstaande dat zijn wij hier samen, niet om de verschillen onder te schoffelen, of om de geschiedenis te herhalen, maar om het heden samen te delen.
Voordat ik verder ga wil ik vaststellen dat ik het met wat kardinaal Ratzinger zojuist gezegd heeft voor negen en negentig - zo niet voor honderd procent - eens ben. Meer nog, het verheugt me en het komt in mijn richting. Op deze grondslag kan gebouwd worden. Het begrip van “de verzoende verscheidenheid” is, zoals u zult weten, van lutherse afkomst. Als Rome dit begrip zou overnemen dan zou dat zeker een stap van grote oecumenische betekenis zijn – ook als Rome het vanuit zijn eigen optiek verder zou ontwikkelen en daarbij van eigen vooronderstellingen zou uitgaan. Maar nu kom ik tot de antwoorden op de vragen die we ons gesteld hebben en die ik voorbereid heb. Maar om te beginnen wil ik een persoonlijk woord van dank richten aan kardinaal Ratzinger, dat hij op onze uitnodiging is ingegaan. Sommigen hebben zich erover verwonderd dat hij die uitnodiging heeft aangenomen en nu bij deze ontmoeting zijn wij samen zowel deelnemers als getuigen. En om eerlijk te zijn: ook wij zijn over wat we hier meemaken wat verrast, aangenaam verrast, en daar kan ik nu ook aan toevoegen: verrast ook over wat we tot nu toe hier gehoord hebben. En ook als we elkaar vroeger nog niet eerder ontmoet hebben, zoals nu wel het geval is, dan toch waren we zeer goed van elkaar op de hoogte. U, meneer de kardinaal, wist wie wij zijn en ook wij wisten wie u bent. We ontmoeten elkaar nu voor het eerst, maar we kennen elkaar al acht eeuwen. Beiden hebben wij – en u nog meer dan wij, – een geschiedenis achter ons en we dragen die geschiedenis in onszelf mee, ja we maken er deel vanuit. Er ligt een lange en dramatische tijd achter ons van wederzijdse provocaties. We hebben elkaar in de Naam van Jezus Christus uitgedaagd, de Naam die ons van nu aan – niettegenstaande onszelf – verenigt. We hebben elkaar wederzijds bestreden over wat het wezen van het Christendom is, over de wijze hoe dat te verstaan, eruit te leven en ervan te getuigen. Het gaat in onze strijd dan ook niet om details of om oppervlakkige randvragen, maar het gaat om vragen die de kern raken. Want wij vertegenwoordigen twee tegengestelde polen van het christelijk bewustzijn, twee verschillende uitdrukkingsvormen van het geloof, van het éne geloof, twee verschillende ontwerpen van kerk-zijn, van de éne Kerk. Wij zijn ons van onze verschillen volledig bewust. Niettegenstaande dat zijn wij hier samen, niet om de verschillen onder te schoffelen, of om de geschiedenis te herhalen, maar om het heden samen te delen.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
Waarom zijn wij hier bijeen? Als het klopt dat wij weten wie wij waren, en ook betrekkelijk goed weten wie wij zijn, dan zijn wij hier nú bijeen, omdat wij niet weten hoe wij, niettegenstaande dat alles, in de toekomst zullen zijn. En in de terughoudendheid van kardinaal Ratzinger bij het naar voren brengen van modellen, ook in het niet-weten, komt juist die houding naar voren, die ons ten diepste verbindt. Want we geloven dat de toekomst niet noodzakelijk en uitsluitend een herhaling van het verleden hoeft te zijn. Wij geloven in een God die bij machte is ons nog meer te verassen, meer nog dan Hij ons nu al met de huidige ontmoeting gedaan heeft. Hij handelt zo dat het niet te voorzien is, doordat Hij in ons, om ons, en vaak ook door ons nog steeds nieuwe dingen schept. Zo is onze verrassing en verbazing tegelijk van een verborgen verwachting doortrokken. Het is de verwachting van wat Jezus de ‘grotere dingen’ noemde toen Hij over de werken van de Heilige Geest sprak. Wij verwachten ‘grotere dingen’. Ik geloof dat déze verwachting aan deze bijeenkomst ten grondslag ligt. Vandaag ontmoeten wij elkaar aan deze tafel. Maar we weten allemaal dat er ook nog een andere Tafel is. Niet die van ons, maar die van de Heer, waaraan wij al sinds lange tijd uitgenodigd zijn. Hoe lang zullen wij God nog op ons laten wachten?
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 1 De vraag naar het pausdom
20
Antwoorden
Ik heb mijn antwoorden duidelijk onderverdeeld:
Ik heb mijn antwoorden duidelijk onderverdeeld:
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
1. De vraag naar het pausdom:
Deze vraag is, zoals bekend, een kernprobleem in de oecumene. Want enerzijds bevéstigt deze de eenheid van de katholieken, maar enigszins vrij uitgedrukt, verhíndert dit ook de eenheid van de christenen. Paus Paulus VI heeft dat, zoals ik hier wil zeggen, in een toespraak uit 1967 heel moedig erkend. Hij zei, dat het pausdom de grote hindernis vormt voor de oecumene en volgens mij is hij de enige paus die dat ooit gezegd heeft. Het ging hier om een diepe en waardige toespraak, niet alleen vanwege bovengenoemde uitspraak, maar in zijn geheel. Naar mijn mening staan wij met het pausdom voor een werkelijk doodlopende straat. Aan de ene kant is er het dogma van Vaticanum I, dat nog steeds onveranderd geldig is, ook wanneer men het binnen het raam van Vaticanum II in het licht van de bisschoppelijke collegialiteit en alles wat daaruit volgt, doordacht heeft. Let wel: het gaat hier om een dogma en een geloofsartikel en daarom behoudt het onveranderd zijn draagwijdte en de macht en voorrechten van de paus blijven onaangetast. In zekere zin kan men zeggen dat bepaalde aspecten van het dogma van het Eerste Vaticaans Concilie dat in 1870 afgekondigd werd - ik denk daarbij in het bijzonder aan de paus als ‘universele herder’ of herder van de ‘universele kerk’ - tenslotte eerst nu actueel, verwerkelijkt en gepraktiseerd kunnen worden, hetzij vanwege de snelheid waarmee men zich in onze tijd kan verplaatsen, hetzij vanwege de middelen en mogelijkheden van de massa-communicatie. Tot nu toe lag dit aspect van het dogma om zo te zeggen, op ijs. In onze tijd is het plotseling een levende werkelijkheid. Zo kan gezegd worden dat Vaticanum I tegenwoordig, niettegenstaande het Tweede Vaticaans Concilie, meer gewicht heeft dan in 1870 en tijdens de honderd jaar die ons van die datum scheiden.
Deze vraag is, zoals bekend, een kernprobleem in de oecumene. Want enerzijds bevéstigt deze de eenheid van de katholieken, maar enigszins vrij uitgedrukt, verhíndert dit ook de eenheid van de christenen. Paus Paulus VI heeft dat, zoals ik hier wil zeggen, in een toespraak uit 1967 heel moedig erkend. Hij zei, dat het pausdom de grote hindernis vormt voor de oecumene en volgens mij is hij de enige paus die dat ooit gezegd heeft. Het ging hier om een diepe en waardige toespraak, niet alleen vanwege bovengenoemde uitspraak, maar in zijn geheel. Naar mijn mening staan wij met het pausdom voor een werkelijk doodlopende straat. Aan de ene kant is er het dogma van Vaticanum I, dat nog steeds onveranderd geldig is, ook wanneer men het binnen het raam van Vaticanum II in het licht van de bisschoppelijke collegialiteit en alles wat daaruit volgt, doordacht heeft. Let wel: het gaat hier om een dogma en een geloofsartikel en daarom behoudt het onveranderd zijn draagwijdte en de macht en voorrechten van de paus blijven onaangetast. In zekere zin kan men zeggen dat bepaalde aspecten van het dogma van het Eerste Vaticaans Concilie dat in 1870 afgekondigd werd - ik denk daarbij in het bijzonder aan de paus als ‘universele herder’ of herder van de ‘universele kerk’ - tenslotte eerst nu actueel, verwerkelijkt en gepraktiseerd kunnen worden, hetzij vanwege de snelheid waarmee men zich in onze tijd kan verplaatsen, hetzij vanwege de middelen en mogelijkheden van de massa-communicatie. Tot nu toe lag dit aspect van het dogma om zo te zeggen, op ijs. In onze tijd is het plotseling een levende werkelijkheid. Zo kan gezegd worden dat Vaticanum I tegenwoordig, niettegenstaande het Tweede Vaticaans Concilie, meer gewicht heeft dan in 1870 en tijdens de honderd jaar die ons van die datum scheiden.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Het schrijven van de Congregatie van de Geloofsleer van mei jongstleden [306] is een document dat op het vlak van de theologische reflectie de pauselijke taak naar de verste vertakkingen van de kerkelijke gemeenschap heeft uitgebreid, omdat,,zoals de tekst zegt, het pausdom inderdaad iets moederlijks heeft. Het pausdom is niet slechts een uiterlijk beeld van de kerkelijke gemeenschap, maar een innerlijk principe waardoor deze gemeenschap ontkiemt en gevormd wordt, en wat aan haar een universele kwaliteit geeft, die overeenkomstig de katholieke leer slechts het pausambt kan geven. Aan de andere kant gaat dat wat wij als weerstand van de orthodoxe protestantse kerken tegen het pausdom kunnen aanmerken min of meer onverminderd door. U weet dat, en wij weten dat. In de grond verandert die situatie niet, want bij weerstand tegen het pausdom - een weerstand die niet slechts blind of star is - gaat het ook om de afwijzing van een kerkmodel wat men als onbevredigend ervaart, of wat wij, tenminste naar ons gevoel, niet kunnen delen. Het onderscheidt zich in ieder geval van wat wij menen te kunnen afleiden uit de leer van Jezus en het apostolisch getuigenis. Het lijkt een zeer moeilijk en welhaast onoplosbaar probleem en van hieruit zie ik zoals wij hier zijn slechts de volgende drie mogelijkheden:
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
23
Eerste mogelijkheid: het pausdom blijft bestaan en zal, onafhankelijk van wat er gebeurt en zoals de geschiedenis zich lijkt te ontwikkelen, blijven bestaan. Dan is het moeilijk om aan een christelijke eenheid te denken, die daarin bestaat, cum Petro und sub Petro (met Petrus en onder Petrus) , verenigd te zijn. Een andere mogelijkheid zien we eigenlijk niet, tenminste als we de situatie, zoals die zich nu aan ons voordoet, in ogenschouw nemen. Want de mogelijkheid om het pausdom-van-nu, te erkennen, lijkt vrijwel niet haalbaar en daarom moeten we er haast van uitgaan dat de eenheid ons pas bij de terugkeer van Christus gegeven zal worden.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
24
Tweede mogelijkheid: het pausdom verandert. Het wijzigt zo dat er van een “oecumenische heropvatting” daarvan gesproken kan worden. Ik weet niet of die uitdrukking erg gelukkig is. Maar wat ik bedoel is een grondige en diepe bezinning op het pausdom en op de mogelijkheid dat de paus zich, als ik het zo mag zeggen, in dienst van de christelijke eenheid stelt. Eenvoudig gezegd: tot nu toe stond de paus in dienst van de katholieke eenheid. Nu echter, stelt hij zich in dienst van de christelijke eenheid – dus als een regelrechte en bewuste ommekeer. Natuurlijk kan men tegen mij zeggen: u droomt. Wellicht ja, wellicht nee. Ik geloof niet dat zo’n hypothese tot een soort constitutionele ineenstorting zal voeren, zoals sommigen vrezen. Het zal zeker een van de verrassingen zijn waarover ik in het begin sprak. Ik geloof dat deze mogelijkheid, ook vanuit de katholieke confessie gezien, helemaal overeenstemt met een fundamenteel aspect van het pausdom: dat van de eenheid. Daarmee zouden wij in de kern van de zaak een continuïteit hebben, die uit de uitdaging tot eenheid voortkomt. Het pausdom zou dan een instrument in dienst van de eenheid zijn, echter dan niet slechts simpel een instrument van de eenheid van de katholieke confessie, maar van die van de algemene christelijke eenheid. Dat is een mogelijkheid, die naar mijn mening waard is vermeld te worden en die zich ook zou kunnen verwerkelijken. Natuurlijk kan alleen de paus deze beslissing nemen. Maar ik geloof dat de paus intelligent en wijs genoeg zal zijn om dat bij de onderhavige hypothese met verwijzing naar die continuïteit zo te doen.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
25
Derde mogelijkheid: bij deze overweging blijft de paus wie hij is. Hij doet er echter afstand van om zich als centrum en midden van de christelijke eenheid te presenteren, en ziet zichzelf voortaan eenvoudig als middelpunt van de katholieke eenheid. De verschillende kerken reiken elkaar dan – nadat ze een aantal juridische voorwaarden opgelost hebben, overeenkomstig hún verstaan van de eenheid - “de hand der gemeenschap”, zoals de apostel Paulus dat in zijn brief aan de Galaten zegt. Ze doen daarmee dat wat de Kerk van Jeruzalem tegenover de apostel Paulus gedaan heeft. Waarbij we niet uit het oog verliezen hoezeer Paulus van de apostelen van Jeruzalem verschilde, en hoezeer de kerken - kardinaal Ratzinger heeft er al gewag van gemaakt - die uit zijn missionaire arbeid voortgekomen waren, verschilden van die kerken die op de andere apostelen teruggingen. Maar in die situatie was er dan de hand der gemeenschap die gereikt en beantwoord werd. Ditzelfde zouden de kerken van nu ook al kunnen doen: dat wil zeggen elkaar wederzijds erkennen als kerken van Jezus Christus, die onderling werkelijk één én werkelijk verschíllend zijn. Ze zouden regelmatig een echt Universeel Concilie kunnen beleggen, waarop men dan de richtlijnen voor het getuigenis en voor de gemeenschappelijke acties vastlegt. Men zou elkaar wederzijds in het ene geloof kunnen versterken. Men zou de ene Vader, de ene Zoon en de ene Heilige Geest, wiens tempel en verblijf wij zijn, kunnen vereren. Dat zou de eenheid der kerken als conciliaire gemeenschap betekenen. Het is het ontwerp, en globaal genomen, het model wat wij ons vandaag de dag met het oog op een Oecumenisch Concilie der kerken kunnen voorstellen en waarnaar wij verlangen.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Artikel 2 Dan de vraag naar de oecumene:
26
Ik zou willen zeggen dat de huidige crisis in de oecumene ten diepste terug te voeren is op het feit, dat de kerken van deze tijd te weinig met elkaar van gedachten gewisseld hebben over de motieven voor de oecumene. De kerken zijn weliswaar zo veranderd dat zij zich geopend hebben , maar niet in die zin dat zij in beweging gekomen zijn. Hier ligt de grond voor de crisis in de oecumene. Want de oecumene vraagt diepgaande veránderingen, weliswaar - zoals kardinaal Ratzinger dat gezegd heeft - met geduld. Of de kerk verandert in de richting van een zeker doel, of de oecumene raakt in een crisis. En dat is naar mijn mening al enigszins de situatie waarin we ons heden (1993! ) bevinden. Het is duidelijk dat die situatie voor alle kerken geldt.
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
27
Drie stappen zijn nodig om de crisis in een ommekeer te veranderen:
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
28
Eerste stap: De kerken moeten hun narcisme, hun eigenliefde, hun sektarisme, hun wettischheid te boven komen. Uit de eigenliefde tevoorschijn komen wil zeggen: in de oecumenische horizont binnentreden, het betekent de eigen centrumgerichtheid te boven komen, om zich, zoals Congar Op bladzijde 7 van de Duitse.. Op bladzijde 7 van de Duitse tekst is er wat onduidelijkheid in deze tekst zelf. Zo wordt het begrip van Congar “se ressourcer” gebruikt. Er wordt hier gesproken over het herbronnen aan twee middelpunten en vermeld wordt dan: Nieuwe Testament, Bijbel, Openbaring. In overleg met Dr.C.M.T.van Vliet, pastoor en Congar-kenner, heb ik deze passage vertaald met “Schrift en Traditie”. het zegt, “se ressourcer”, - zich opnieuw te herbronnen - , aan de twee middelpunten waarover de Bijbel (O.T. en N.T.) en de Traditie spreken: (1) de centraliteit van God, het Rijk Gods, en (2) de centraliteit van de naaste, waarbij de ‘naasten’ dan allereerst verstaan moeten worden als de andere christenen. Dat is wat ik onder het te boven komen van het narcisme versta. Wanneer we dat niet overwinnen, wanneer we niet heenkomen over het gegeven van de eigen middelpuntigheid, dan zullen we ook niet van de crisis naar de ommekeer komen.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
29
Tweede stap: De overwinning van het sektarisme, de afgescheidenheid. Wat betekent dat? Hoe wordt de afgescheidenheid overwonnen? Want er is veel sektarisch denken in de kerken, zowel in de protestantse, als in de orthodoxe kerken, en laat me het ook zeggen: in de katholieke kerk. Op het eerste gezicht lijkt dat niet zo. Want we praten over sekten altijd alsof het over anderen gaat. Maar in het bewustzijn van veel christenen bestaat er een verborgen sektenmentaliteit, wat ook nog vaak theologisch onderbouwd wordt. Hoe kan dit sektarisme nu overwonnen worden? Slechts op één manier: Alleen en in zoverre men de waarde van het anderszijn begrijpt, meer nog, indien men dat gaat liefhebben; zelfs íeder anderszijn, wat wij, in het beste geval, vaak slechts met een verborgen intolerantie bezien. Tot wederzijdse erkenning der kerken kan men slechts komen als men het anderszijn van de ander liefheeft.
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
30
Derde stap: We moeten ook het legalisme, de wettischheid, overstijgen. Hier moet gezegd worden dat de oecumene toen ze nog maar net geboren was al door duizenden wetten, die haar oriënteren, beschermen, behoeden en verdedigen, maar ook controleren, verstikt werd en naar de rand gedrongen en ingeperkt werd. Vaak zien we bij de oecumene, haast nog voor dat het van de grond komt, alleen maar wetten. De oecumene had nog niet eens het levenslicht aanschouwd en meteen waren daar al de wetten. Het lijkt er bepaald op dat men bang is dat de oecumene groeit. Daarom ben ik ervan overtuigd, en wil dat hier zeggen, dat ik geloof dat de kerk spoedig een nieuwe vrijheid moet uitroepen: de vrijheid van de oecumene. Laten we de oecumene laten leven! Laten we haar laten groeien! En pas dan maken we de wetten!! Zeker, we hebben wetten nodig, ze zijn altijd noodzakelijk, maar achteraf, niet vantevoren. We weten nog niet wat er gaat komen, maar intussen heeft men dan alles al ingekaderd en ingeordend. Laten we daarom de oecumenische vrijheid als wezenlijk onderdeel van de beroemde ‘vrijheid van de christen’ De uitdrukking: “vrijheid van de christen” is ontleend aan een verhandeling van Luther onder de titel: “de vrijheid van een christen”. [[6716]] verkondigen. Voor ieder die de oecumene liefheeft is dat de ziel van de beweging.
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- SECTIE 2 Vruchtbaar getuigenis
31
Gespreksleider:
Nu willen we de gesprekspartners vragen wat de problemen van de samenleving en de wereld zijn die de kerken uitnodigen tot een vruchtbaar getuigenis.
Nu willen we de gesprekspartners vragen wat de problemen van de samenleving en de wereld zijn die de kerken uitnodigen tot een vruchtbaar getuigenis.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 1 Prof. Ricca
32
Dit is een uitgesproken moeilijke vraag die veel inspanning eist.
Waar ligt nu de moeilijkheid voor het antwoord? Enerzijds zijn we ons grondig bewust van de verschillende uitdagingen en de complexiteit daarvan, die de kerken van deze tijd onder ogen moeten zien. Anderzijds zijn we ons als mondige christenen steeds meer bewust, dat het christendom behoefte heeft aan het wezenlijke, dat wil zeggen zich op het wezenlijke moet concentreren, en dat dit, wat men het wezenlijk-christelijke noemt, ook vanuit oecumenische motieven, voorrang moet hebben.
Waar ligt nu de moeilijkheid voor het antwoord? Enerzijds zijn we ons grondig bewust van de verschillende uitdagingen en de complexiteit daarvan, die de kerken van deze tijd onder ogen moeten zien. Anderzijds zijn we ons als mondige christenen steeds meer bewust, dat het christendom behoefte heeft aan het wezenlijke, dat wil zeggen zich op het wezenlijke moet concentreren, en dat dit, wat men het wezenlijk-christelijke noemt, ook vanuit oecumenische motieven, voorrang moet hebben.
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
33
Vervolgens wil ik nu de thema’s die ons uitdagen aangeven:
- Er is de uitdaging van de wereldgodsdiensten, waarop wij noch theologisch noch psychologisch voorbereid zijn, niet het minst omdat wij een historische achtergrond hebben die ons bij deze uitdaging weinig te hulp komt.
- Er is de grote uitdaging van de ontmoeting met Israël – een zeer omvangrijk thema, dat zoals u weet, de identiteit van het christendom zelf beroert.
- Er is de uitdaging van de laïciteit (lekendom) ook al staat het minder in de aandacht dan de gebruikelijke klacht van de kerken over het gesaeculariseerde Europa, over de gesaeculariseerde wereld, over de mensheid die niet meer gelooft enzovoort. Hierbij gaat het om het zoeken naar nieuwe begrippen en een nieuwe religieuze taal om ons in te leiden in het geloof en in de werkelijkheid van God. Mogelijk is dit de grootste uitdaging, die we op oecumenisch gebied beslist gemeenschappelijk moeten aangaan.
- Dan is er is er de uitdaging van de ethiek. Dit terrein is door de oecumene nog nauwelijks verkend, wellicht omdat men van mening is, dat de confessies hierin nog het meest van elkaar verschillen. Maar mogelijk kan bij nauwkeurige en opmerkzame analyse juist dit terrein als het meest vruchtbare veld voor een oecumenische beweging dienst doen.
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
34
Maar afgezien van deze uiterlijke uitdagingen, zijn er ook de interne uitdagingen die de kerken zelf betreffen. Te beginnen met onze scheidingen, die nog steeds niet opgelost zijn. Ons gebrek aan samenhang, onze machteloosheid, en zo voort. Maar hier ligt ook de grootste uitdaging, want het is God zelf die ons hierin met al zijn wonderbare beloften uitdaagt: de belofte van de nabijheid van Zijn Rijk – het Rijk Gods is midden onder u en in u – en de belofte van zijn Geest, die waait, herschept en het aangezicht van de aarde vernieuwt.
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
35
Uit deze opsomming kunnen we concluderen wat het wil zeggen enerzijds over de uitdagingen te spreken, die we in deze tijd gemeenschappelijk onder ogen moeten zien. Maar anderzijds zien we ook de noodzakelijkheid om ons op het wezenlijke te concentreren, en om daarvoor een leidraad te hebben. En als u mij nu zou vragen - zo heb ik tenminste deze vraag begrepen - welke leidraad dit dan zou kunnen zijn, dan wil ik ook nu nog, na vijftig jaar, met de woorden van Bonhoeffer antwoorden: Het wezenlijk-christelijke bestaat thans hierin: “te bidden en gerechtigheid te beoefenen”. Dat zou inderdaad een wonderbaar oecumenisch programma kunnen zijn: van God het brood afsmeken en gerechtigheid beoefenen; dus om de ander het brood aan te reiken. Ditzelfde had ik ook met andere woorden kunnen zeggen. En de volgende woorden kwamen mij bij de voorbereiding steeds weer in de zin - het zijn oude, klassieke en bijbelse woorden. Want als we nu het wezenlijke naar voren moeten brengen, dan zou ik dat met de drie woorden willen doen, die Paulus in zijn brief aan de Korinthiërs gebruikt: Geloof, Hoop, Liefde. Ik wil daar met nadruk aan toevoegen, dat wij tot nu toe in de twintig eeuwen van onze geschiedenis, wellicht voor alles een Kerk van Geloof waren, of wat we daar dan voor gehouden hebben – ik druk me expres zó uit en we kunnen elkaar daarbij in de ogen zien en denken aan de vele gebeurtenissen van het verleden. In mindere mate waren we een Kerk van Hoop; in goede en slechte tijden zijn wij dat tenminste niet helemaal vergeten. Maar wellicht zijn we nog niet voldoende een Kerk van Liefde geweest!
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
36
Van hulp? Ja! Van weldadigheid? Ja! Van hulp en steun? Ja! Maar een Kerk van Liefde? Mogelijk zou dat in ónze tijd tot een wezenstrek van de oecumene kunnen worden?! Daarmee zou de huidige christenheid op de golf van de komende tien eeuwen zich zeer goed aan de mensheid kunnen presenteren en onder haar kunnen werken!
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- HOOFDSTUK 2 Kard. Ratzinger
37
In de korte tijd die mij nog ter beschikking staat voor een antwoord op de vraag - welke de problemen zijn die de kerken uitdagen tot een vruchtbaar getuigenis - kwam mij het volgende woord in gedachten, en hierin kom ik met van professor Ricca overeen: “Verwezenlijking”. Wij moeten werkelijk naar het centrum, naar het wezenlijke terugkeren. Anders gezegd: het centrale probleem van onze tijd is: “de afwezigheid van God”. Daarmee is het de eerste opgave van de christenen om van de lévende God te getuigen. Het lijkt me dat we vóór alle geboden en plichten, dus voor álles, met kracht en klaarheid van het wezenlijke van ons geloof moeten getuigen. Wij moeten de realiteit van de lévende God in ons geloof, onze hoop en onze liefde aanwezig stellen. Als er vandaag de dag een probleem met de moraal is, d.w.z. de moeilijkheid om de moraal in de samenleving weer gestalte te geven, dan lijkt me dat alleen uit de afwezigheid van God in ons denken en leven voort te komen. En om nog concreter te worden: dit is het gevolg van ons gebrek aan geloof aan het eeuwig leven, wat een leven met God is. Ik ben ervan overtuigd, dat het Deïsme – dus de gedachte dat er een God bestaat, geen impact meer op ons leven heeft en dat Hij uiteindelijk niets met ons leven van doen heeft. Dit is niet slechts het geval in de zogenaamde geseculariseerde wereld, maar in gevaarlijke mate ook in het hart van onze kerken en in het hart van ons christelijk leven.
Referenties naar alinea 37: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
38
We durven het niet meer aan om van oordeel en van eeuwig leven te spreken. God is een verre, abstracte God geworden. We hebben niet meer de moed te geloven dat dit schepsel, deze mens, in de ogen van God zó belangrijk is, dat Hij zich om ons bekommert en voor ons zorgdraagt. Wij geloven dat alle dingen die we doen uiteindelijk slechts onszelf aangaan, en voor God – zo Hij er al is – geen grote betekenis heeft. Zo maken wij alles zelf uit en richten wij de wereld opnieuw in, maar dan gezien vanuit onszelf. En daarbij rekenen wij in de realiteit van het leven niet meer met de werkelijkheid Gods, niet met het gericht en niet met het eeuwige leven.
Referenties naar alinea 38: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
39
Als wij echter voor ons leven van vandaag en morgen afzien van het eeuwig leven, dan verandert alles. Waarom verliest het menselijk leven zijn grote verhevenheid en zijn diepe waardigheid? Waarom wordt tenslotte alles manipuleerbaar? Als de mens, dit schepsel, dat naar het evenbeeld van God is geschapen zijn waarde verliest dan volgt uit dit verval onontkoombaar het uiteenvallen van de moraal en in deze ons kortbemeten tijd, een koortsachtig zoeken van zichzelf. We moeten dan zelf uitvinden hoe we ons leven en het leven van deze wereld het beste kunnen inrichten. Daarom is het onze fundamentele opgave, juist als we onze bijdrage aan het menselijk leven en aan de humanisering van het leven in deze wereld gestalte willen geven, om deze werkelijkheid van de lévende God tegenwoordig te stellen en die, om zo te zeggen, haast tastbaar te laten worden. Hier gaat het om de tegenwoordigheid van een God die ons kent en liefheeft en onder Wiens blik wij leven en Die onze verantwoordelijkheid serieus neemt en van ons het antwoord van onze liefde verwacht – een liefde die zich in het leven van elke dag moet verwerkelijken. Het grootste gevaar voor de kerken en de christenen bestaat naar mijn inzicht hierin, om in een zeker moralisme te vluchten en ook om in de geseculariseerde wereld aannemelijk en verstandig over te komen, waarmee men dan het wezenlijke waar het om gaat terzijde laat. Deze moraal heeft ook dikwijls werkelijk goede en waardevolle bedoelingen. Echter, als het tot een puur moralisme verstart en niet meer van het geloof in een lévende God bezield is, dan heeft het uiteindelijk niet de kracht om het menselijk leven te veranderen. Daarom komt het mij voor dat de voorrang van het getuigenis voor de lévende God het meest dringende gebod voor alle christenen is. En het lijkt me ook het gebod te zijn wat óns verenigt, want alle christenen zijn één in het geloof aan déze God die zich geopenbaard heeft en in Jezus Christus het vlees heeft aangenomen. Het geven van dit wezenlijk getuigenis aan de huidige wereld, de christelijke en de niet-christelijke, dat verenigt ons, en wel juist dan wanneer we niet onmiddellijk kerkelijke of oecumenische aangelegenheden op het oog hebben, maar zonder onszelf te bedoelen het wezenlijke getuigenis voor God afleggen. Ik geloof dat dan al het andere volgt. Als wij onder Gods blik leven en als God het belangrijkste in ons leven, in ons denken en in ons getuigenis is, zal al het overige volgen. Dan volgt de inzet voor de vrede, dan volgt noodzakelijkerwijs de inzet voor de schepping, de steun en inzet voor de zwakken, en de inzet voor liefde en gerechtigheid. Ik stem voor het overige in met al de uitdagingen waarvan collega Ricca gesproken heeft. Maar tot slot wil ik nog een keer benadrukken dat die allemaal samenkomen en hun centrum vinden in deze eerste uitdaging, namelijk wérkelijk te geloven en te getuigen van de Lévende God!!
Referenties naar alinea 39: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/6715-de-oecumene-in-het-algemeen-en-de-plaats-van-het-pausdom-daarin;-nl