Hij is dat in een unieke en volmaakte zin. Bij zijn Doop en bij de Gedaanteverandering wijst de stem van de Vader Jezus aan als zijn “welbeminde Zoon”. Door zichzelf voor te stellen als de Zoon die “de Vader kent” (Mt. 11, 27), bevestigt Hij zijn unieke en eeuwige relatie met God als zijn Vader. Hij is “de eniggeboren Zoon van God” (1 Joh. 4, 9), de tweede persoon van de Drie-eenheid. Hij staat centraal in de apostolische prediking: de apostelen “hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt” (Joh. 1, 14).