Om een begin te maken met zijn openbaar leven en als een voorteken van het doopsel van zijn dood: zo aanvaardt Hij, hoewel Hij zelf zonder zonde is, dat Hij bij de zondaars wordt gerekend, Hij, “het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt” (Joh. 1, 29). De Vader roept Hem uit tot zijn “Zoon, de veelgeliefde” (Mt. 3, 17), en de heilige Geest daalt over Hem neer. Het doopsel van Jezus is een voorafbeelding van ons Doopsel.