
Paus Pius XII - 19 mei 1956
Meerdere malen reeds hebben Wij het noodzakelijk geacht eraan te herinneren, hoe de bijzondere intenties van de echtgenoten, hun leven in gemeenschap, hun persoonlijke vervolmaking, slechts gezien kunnen worden als ondergeschikt aan het doel dat ze te boven gaat, het vaderschap en het moederschap "Niet alleen het gemeenschappelijke uiterlijke leven", zeiden Wij in een toespraak tot de vroedvrouwen, op 1 oktober 1951, "maar ook de gehele persoonlijke verrijking, zelfs de intellectuele en geestelijke verrijking, het meest geestelijke en meest diepe van de echtelijke liefde als zodanig niet uitgezonderd. is door de wil van de natuur en de Schepper in dienst gesteld van de voortplanting". Paus Pius XII, Discorsi e Radiomessagi XII, p. 348-349 Zo luidt de onophoudelijke lering van de Kerk; elke opvatting van het huwelijk dat het in zichzelf zou dreigen op te sluiten, er een egoïstische jacht naar affectieve en fysieke genoegens, alléén in het belang der echtgenoten van zou dreigen te maken, heeft Zij verworpen.