
Paus Leo XIII - 15 mei 1891
Dit blijkt voldoende als wij ons de voorbeelden der geschiedenis een ogenblijk voor de geest halen. Wij spreken hier van gebeurtenissen en feiten, die boven alle twijfel verheven zijn: de burgerlijke maatschappij immers is door de instellingen van het christendom van de grond af vernieuwd: door de kracht van deze vernieuwing is het mensdom vooruitgegaan, of liever van de dood ten leven gewekt en opgevoerd tot zulk een graad van volmaaktheid, als in het verleden niet bereikt werd, noch in de toekomst bereikt zal worden. Ten slotte: Jezus Christus is van deze zegeningen het begin zowel als het einde: gelijk zij van Hem zijn uitgegaan, zo moeten zij alle tot Hem worden teruggebracht. Immers, toen de wereld het licht van het Evangelie ontvangen had en het groots geheim der menswording van het Woord en der verlossing van het mensendom geleerd had, doordrong het leven van de Godmens Christus de staten en doortrok ze geheel en al met Zijn geloof, Zijn voorschriften en wetten. En daarom, zo de maatschappij genezing zoekt, dan kan zij die alleen vinden in de terugkeer tot het christelijk leven en de christelijke instellingen. Wanneer immers verenigingen in verval geraken, dan wordt terecht voorgeschreven, dat zij haar genezing moeten zoeken in de terugkeer tot haar oorsprong. Want dan is elke vereniging volmaakt, wanneer zij datgene nastreeft en tracht te bereiken, waarvoor zij werd opgericht, zó dat dezelfde oorzaak, die de vereniging deed ontstaan, ook het beginsel blijve van haar streven en handelen als zodanig. Daarom betekent afwijken van de eerste opzet verval, tot die opzet terugkeren genezing. Gelijk van het gehele organisme van de staat, zo ook zeggen wij dit met volle recht van die klasse van burgers, die door arbeid hun levensonderhoud vinden, de klasse die verreweg de meerderheid vormt.