Informatie over dit document
Barmhartigheid 16. - Ga dan en doet gij evenzo (vgl. Lc 10,25-37)
Catechesereeks over de barmhartigheid - Sint Pietersplein
Pauselijke geschriften - Audiënties
2016, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk / Nederlandse Bisschoppenconferentie
Vert. uit het Italiaans: Marcel De Pauw MSC; alineaverdeling en -nummering: redactie
Toon meerReferenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzicht
Extra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord
Reageer op dit document
Deel op social media
Inhoudsopgave
- Inhoud
1
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
Vandaag denken we na over de parabel van de barmhartige Samaritaan. Een wetgeleerde stelt Jezus op de proef met deze vraag: “Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” . Jezus vraagt hem zelf het antwoord te geven, wat hij perfect doet: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf” . Tot besluit zegt Jezus: “doe dat en ge zult leven” .
Daarop stelt die man een andere, voor ons zeer kostbare, vraag: “En wie is mijn naaste?” , zijn dat: “Mijn ouders? Mijn landgenoten? Mijn geloofsgenoten?....” Eigenlijk wil hij een klare regel om de anderen te kunnen opdelen in “naaste” en “niet-naaste”, in zij die naaste kunnen worden en zij die geen naaste kunnen worden.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
En Jezus antwoordt met een parabel waarin optreden: een priester, een leviet en een Samaritaan. De eerste twee zijn figuren verbonden aan de eredienst in de tempel; de derde is een ketterse Jood, beschouwd als een vreemde, heiden en onrein, een Samaritaan. Op de weg van Jeruzalem naar Jericho treffen de priester en de leviet een zwaar gekwetste man aan die door rovers was overvallen, beroofd en achtergelaten. De Wet van de Heer voorzag in gelijkaardige omstandigheden de verplichting om hulp te bieden, maar beiden gaan er langs zonder te stoppen. Ze hadden haast… Misschien heeft de priester op zijn uurwerk gekeken en gezegd: “Ik moet mij haasten, anders kom ik te laat om de Mis op te dragen... . Ik moet de Mis doen”. En de andere heeft gezegd: “Ik weet niet of de Wet het mij toestaat met al dat bloed, ik zal onrein worden...” Ze gaan huns weegs en komen niet dichterbij. Dit is een eerste les van de parabel: wie naar het huis van God gaat en zijn barmhartigheid kent bemint niet automatisch zijn naaste. Niet automatisch! Je kunt heel de Bijbel kennen, je kunt alle regels van de liturgie kennen, je kunt heel de theologie kennen, maar uit het kennen volgt niet automatisch het beminnen: beminnen is een andere weg, er is verstand voor nodig, maar ook iets mee... De priester en de leviet zien, maar vergeten; zien maar grijpen niet in. En toch, er bestaat geen ware godsdienst als die zich niet vertaalt in dienst aan de naaste. Laten we dat nooit vergeten: met het lijden van zoveel mensen voor ogen, uitgeput door honger, door geweld en door onrecht, kunnen we geen toeschouwers blijven. Wat betekent het lijden van de mens miskennen? Het betekent God miskennen! Als ik niet dicht bij de lijdende mens kom, bij die man, die vrouw, bij dat kind, bij die bejaarde man of vrouw, dan nader ik ook niet tot God.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
Maar laat ons naar de kern van de parabel gaan: de Samaritaan, precies die verachte man, hij op wie niemand wat zou verwedden, die ook zijn verplichtingen had en zijn zaken te behartigen, wanneer hij die gekwetste man ziet, loopt niet langs zoals de twee andere, die aan de Tempel verbonden waren, maar hij “hij zag hem en kreeg medelijden” . Het Evangelie zegt: “hij zag hem en kreeg medelijden”, dat wil zeggen zijn hart, zijn binnenste is geschokt! Dat is het verschil. De twee andere “zagen”, maar hun hart bleef gesloten, koud. Daarentegen bewoog het hart van de Samaritaan op dezelfde toonhoogte als het hart van God. Want, “medelijden” is een wezenlijk kenmerk van de barmhartigheid van God. God heeft medelijden met ons. Wat wil dat zeggen? Lijdt met ons mee, Hij voelt ons lijden. Medelijden betekent “lijden met”. Het werkwoord wijst op de bewogenheid en de onrust van binnen bij het zien van het lijden van een mens. In de gebaren en daden van de barmhartige Samaritaan herkennen we het barmhartige optreden van God in heel de heilsgeschiedenis. Het is hetzelfde medelijden waarmee God elk van ons tegemoet komt; Hij loopt ons niet voorbij, Hij kent onze pijnen, Hij weet hoeveel hulp en troost we nodig hebben. Hij komt dicht bij ons en laat ons nooit alleen. Ieder van ons kan zich de vraag stellen en in zijn hart beantwoorden: “Geloof ik dat? Geloof ik dat de Heer met mij medelijden heeft, met mij zoals ik ben, zondaar, met zoveel problemen en kwesties?” Denk daaraan en het antwoord zij “Ja!”. Iedereen moet in eigen hart kijken en nagaan of hij gelooft in het medelijden van God, de goede God die ons nabij komt, ons geneest, ons liefkoost. En als we Hem afwijzen, wacht Hij: Hij is geduldig en staat altijd ons terzijde.
De Samaritaan gedraagt zich met echte barmhartigheid: verbindt de wonden van die man, brengt hem naar de herberg, zorgt persoonlijk voor hem en voorziet in zijn bijstand. Zo leren we dat medelijden, liefde, geen vaag gevoel is maar dat het betekent: zorg dragen voor de ander tot en met in eigen persoon er voor betalen. Het betekent zich inzetten en alle noodzakelijke stappen zetten om de ander nabij te komen en zich met hem te vereenzelvigen: “gij zult uw naaste beminnen gelijk uzelf”. Dat is het gebod van de Heer.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Na de parabel draait Jezus de vraag van de wetgeleerde om en vraagt hem: Wie van deze drie lijkt u de naaste te zijn van de man die in handen van de rovers gevallen is?” .Het antwoord is uiteindelijk ondubbelzinnig: ”Die hem barmhartigheid betoond heeft” . Bij het begin van de parabel was de priester en de leviet de naaste van de zwaar gekwetste; aan het einde is de Samaritaan de naaste, hij die nabij gekomen is. Jezus draait de blikrichting om: men moet de anderen niet opdelen om te zien wie naaste is en wie niet. Je kan naaste worden van al wie je in zijn nood ontmoet en je wordt het als je in je hart medelijden hebt, met andere woorden: bekwaam bent om met de ander te lijden.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Deze parabel is een schitterend geschenk aan ons allen en ook een opdracht! Tot ieder van ons zegt Jezus wat hij aan de wetgeleerde zei: “Ga dan en doet gij evenzo” . Allen zijn we geroepen om de weg van de barmhartige Samaritaan, die het beeld van Jezus is, te bewandelen: Jezus buigt zich over ons, is onze dienaar geworden en zo heeft Hij ons gered opdat ook wij elkaar zouden beminnen zoals Hij ons heeft liefgehad, op dezelfde wijze.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaNotities bij deze alinea
Andere catecheses in deze reeks zie het dossier
Extra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/6316-barmhartigheid-16-ga-dan-en-doet-gij-evenzo-vgl-lc-10-25-37-nl