Verklaring van de Heilige Stoel over de kernbewapening
x
Informatie over dit document
Verklaring van de Heilige Stoel over de kernbewapening
Raad voor de Openbare Aangelegenheden - Staatssecretariaat
8 oktober 1981
Curie - Verklaringen
1983, Teksten uit de R.K. Kerk, nr. 6, uitg. De Horstink, p. 9-13 / Archief van de Kerken 37 (1982), p. 73-76
8 oktober 1981
25 november 2023
6276
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
- Inhoud
Op 7 en 8 oktober 1981 kwam onder voorzitterschap van prof. Carlos Chagas, voorzitter van de Pauselijke Academie van Wetenschappen [d:167], een groep van veertien wetenschappelijke specialisten bijeen (Carlos Chagas, Rio de Janeiro: E. Amaldi, Rome; N. Bochkov, Moskou; L. Caldas, Rio de Janeiro; H. Hiatt, Boston; R. Latarjet, Parijs; A. Leaf, Boston; J. Lejeune, Parijs; L. Leprince-Ringuet, Parijs; G. B. Marini-Bettòlo, Rome; C. Pavan, Säo Paula; A. Rich, Cambridge Mass.; A. Serra, Rome; V. Weisskopf, Cambridge Mass.) op de zetel van de academie (Casina Pio IV, Vaticaanstad), afkomstig uit verschillende delen van de wereld, om het probleem te bestuderen van de gevolgen van het gebruik van kernwapens voor het overleven en de gezondheid van de mensheid.
Hoewel het merendeel van deze gevolgen duidelijk blijkt, lijkt de ernst ervan niet voldoende te worden gezien. De levensomstandigheden ten gevolge van een kernaanval zouden zo moeilijk zijn, dat de enige hoop voor de mensheid is gelegen in het voorkomen van elke vorm van kernoorlog. Door een dergelijke wetenschap overal in de wereld te verspreiden en aan te nemen, zou men het feit in het licht kunnen stellen, dat in geval van oorlog de kernwapens nooit mogen worden gebruikt en dat hun aantal geleidelijk op evenwichtige wijze moet worden verminderd.
De hierboven genoemde groep heeft een aantal fundamentele punten besproken en met algemene stemmen goedgekeurd, welke tenslotte zijn ontwikkeld in de volgende verklaring.
De recente verklaringen dat een kernoorlog zou kunnen worden gewonnen en zelfs overleefd, laten een gebrek aan beoordeling van de medische werkelijkheid blijken: elke kernoorlog zou onvermijdelijk in reusachtige afmetingen en op een enorme schaal dood, ziekte en lijden verspreiden zonder dat een afdoende medische tussenkomst mogelijk is. Deze werkelijkheid leidt tot dezelfde conclusie als waartoe de medici ten aanzien van de moordende epidemieën van de geschiedenis zijn gekomen: alleen het voorkomen stelt in staat de situatie onder controle te houden.
In tegenstelling tot een zeer verspreide mening, heeft men een goed inzicht in de omvang van de ramp welke op het gebruik van kernwapens zou volgen. En men kent ook heel goed de beperktheden van de medische hulp. Indien dit inzicht overal in de wereld duidelijk aan de volkeren en hun machthebbers uiteen werd gezet, zou dat kunnen bijdragen om de bewapeningswedloop te doorbreken en zou dat bijgevolg bijdragen om te verhinderen wat wel eens de laatste epidemie van onze beschaving zou kunnen zijn.
De verwoestingen welke door het atoomwapen op Hiroshima en Nagasaki werden aangericht, verschaffen ons directe elementen om de gevolgen van een kernoorlog te beoordelen, maar er zijn ook talrijke theoretische schattingen beschikbaar waarop men kan steunen. Twee jaar geleden publiceerde een serieus officieel bureau de resultaten van een beoordeling en beschreef de gevolgen van kernaanvallen op steden met ongeveer twee miljoen inwoners. Indien een kernwapen van 1 miljoen ton (de bom op Hiroshima bereikte ongeveer 15.000 ton explosieve kracht) ontplofte in het centrum van deze steden, zouden daaruit volgens de berekeningen, verwoestingen in een straal van 180 km2, 250.000 doden en 500.000 zwaar gewonden volgen. Daaronder moeten degenen worden gerekend die verwondingen hebben welke te wijten zijn aan de atoomstorm, zoals breuken en zware letsels aan de weke weefsels, brandwonden aan de oppervlakte of het netvlies, letsels aan de ademhalingsorganen en verwondingen te wijten aan de stralingen met acute syndromen en latere gevolgen.
Zelfs in de gunstigste omstandigheden zou de aandacht welke aan deze gewonden moet worden besteed een medische inspanning van een onvoorstelbare omvang vergen. De studie zag onder ogen, dat wanneer men in deze steden of in de omgevingen over 18.000 bedden beschikte, er niet meer dan ongeveer 5.000 bruikbaar zouden zijn. Slechts één procent van de gewonde menselijke wezens zou dus kunnen worden opgenomen, maar bovendien moet worden onderstreept dat in elk geval niemand de medische hulpverlening zou kunnen waarborgen die voor sommige gevallen alleen met ernstige verbrandingen, slachtoffers van stralingen en instortingen noodzakelijk zijn.
De onmacht van de gezondheidszorg wordt bijzonder duidelijk, wanneer men alles in ogenschouw neemt wat wordt vereist voor het verzorgen van mensen met zware verbrandingen. Wij zullen slechts als voorbeeld het geval aanhalen van een man van twintig jaar die ernstige verbrandingen opliep ten gevolge van een auto-ongeluk waarbij de benzinetank was ontploft. Hij was opgenomen in de afdeling voor ernstige brandwonden van het ziekenhuis van Boston. Gedurende zijn verblijf in het ziekenhuis ontving hij 140 liter ingevroren plasma, 147 liter ingevroren rode bloedlichaampjes, 180 milliliter bloedplaatjes en 180 milliliter eiwitstof. Hij onderging zes operaties in de loop waarvan wonden, welke zich over 85% van zijn lichaamsoppervlakte uitstrekten, waren gesloten dankzij de verschillende soorten weefseloverplantingen met inbegrip van het aanbrengen van kunsthuid. Heel de duur van zijn opname moest hij geholpen worden bij de ademhaling. Ondanks deze buitengewone middelen en nog andere die alle mogelijkheden aanwendden van een van de meest volledige medische instellingen van de wereld, stierf hij op de 33e dag van zijn verblijf in het ziekenhuis. Zijn verwondingen zijn door de verantwoordelijke arts vergeleken met die welke voor talrijke slachtoffers van Hiroshima werden beschreven. Wanneer veertig van dit soort patiënten tegelijkertijd moeten worden opgenomen in alle ziekenhuizen van Boston, zou dit de medische capaciteit van de stad te boven gaan. Stellen we ons nu de situatie voor wanneer, behalve de duizenden gewonden, de dringend noodzakelijke medische installaties voor het merendeel waren vernield.
Een Japanse arts, prof. M. lchimaru, heeft zijn eigen getuigenis over de gevolgen van de bom op Nagasaki gepubliceerd. Hij rapporteert: 'Ik probeerde naar mijn school voor geneeskunde te gaan in Urakami, op 500 meter van het hypecentrum gelegen. Ik ontmoette veel mensen die terugkwamen van Urakami. Hun kleren waren aan flarden en de lappen huid hingen aan hun lichamen. Zij leken op schimmen, de blik leeg. De volgende dag kon ik te voet Urakami binnenkomen en alles wat ik kende was verdwenen. Er waren van de gebouwen slechts geraamten van beton en staal overgebleven. Overal lagen lijken. Op iedere straathoek waren waterbakken, bestemd om de branden te blussen na luchtaanvallen. In een van deze kleine bakken die nauwelijks groot genoeg zijn om een persoon te bevatten, bevond zich het lichaam van een arme man die wanhopig een beetje fris water had gezocht. Schuim stond op zijn mond, maar hij was niet meer in leven. Het gehuil van vrouwen achtervolgde me op de verwoeste terreinen. Naarmate ik de school naderde, zag ik zwart geblakerde, verkoolde lijken, met de witte punten van uitstekende botten van armen en benen. Toen ik aankwam waren er nog enkele overlevenden. Zij waren niet in staat zich te bewegen. De sterksten waren zo verzwakt, dat zij op de grond ineen waren gezakt. Ik sprak met hen en zij dachten dat zij beter zouden worden, maar allen moesten tenslotte sterven in de twee weken die volgden. Ik zal nooit kunnen vergeten hoe ze me aankeken en tegen me spraken .. .'.
Opgemerkt dient te worden, dat de bom welke op Nagasaki werd afgeworpen een kracht had welke gelijk was aan 20.000 ton TNT, nauwelijks meer dan wat de 'tactische bommen' worden genoemd die bestemd zijn voor veldslagen.
Welnu zelfs deze afschuwelijke voorstellingen zijn niet toereikend het menselijk onheil te beschrijven dat zou voortvloeien uit een aanval op een land met de huidige ophoping van kernwapens welke duizenden bommen met een kracht van een miljoen ton TNT of meer omvatten. Het lijden van de overlevende bevolking zou met niets kunnen worden vergeleken. De communicatie-, voedsel- en watervoorzieningen zouden volledig zijn verbroken. Men zou zich in de eerste dagen niet zonder gevaar voor dodelijke stralingen buiten de gebouwen kunnen wagen om hulp te bieden. De sociale ontreddering zou na een dergelijke aanval onvoorstelbaar zijn.
De blootstelling aan zware doses stralingen zou de weerstand tegen bacteriën en virussen verminderen en zou bijgevolg de weg voor uitgebreide infecties kunnen openen. De stralingen zouden bovendien inwerken op talrijke foetussen en onherstelbare hersenletsels ten gevolge hebben en geestelijke minderwaardigheden. En de kans op talrijke soorten kanker bij de overlevenden zou aanzienlijk zijn toegenomen. Genetische beschadigingen zouden aan de toekomstige generaties worden overgedragen, in de veronderstelling dat die er zijn. Bovendien zouden de bodem en de bossen alsook het vee op onmetelijke gebieden zijn besmet, hetgeen de voedingsmiddelen zou verminderen. Men zou nog wel andere kwaadaardige biologische en zelfs geofysische gevolgen kunnen verwachten, maar bij de huidige stand van de wetenschap is het niet mogelijk met zekerheid te voorzien welke die zouden zijn.
Ook wanneer de kernaanval alleen werd gericht op de militaire installaties, zou zij even verwoestend zijn voor het geheel van het land. Want de militaire installaties zijn eerder verspreid, dan geconcentreerd in enkele zones. Op die manier zouden talrijke kernwapens exploderen. De straling zou bovendien worden verspreid door de natuurlijke wind en de vermenging in de atmosfeer, ontelbare mensen doden en onmetelijke gebieden besmetten. De gezondheidsinrichtingen van welk land ook zouden ontoereikend zijn om voor de overlevenden zorg te dragen. Een objectief onderzoek van de gezondheidssituatie leidt tot één enkele conclusie: voorkomen is onze enige toevlucht.
Het is wel duidelijk, dat de gevolgen van een kernoorlog niet alleen van geneeskundige aard zijn. Maar deze verplichten ons de strenge les in aanmerking te nemen welke de moderne geneeskunde ons geeft: waar de behandeling van deze of gene ziekte zonder gevolg blijft, ofwel indien de kosten te hoog zijn, dienen alle inspanningen op het voorkomen te worden gericht. Deze twee voorwaarden zijn van toepassing op de kernoorlog. De behandeling zou praktisch onmogelijk zijn en de kosten enorm. Kunnen er sterker argumenten worden aangevoerd ten gunste van een preventieve strategie?
Het voorkomen van elke ziekte vereist een doeltreffende regeling. Wij erkennen dat een dergelijke regeling evenzeer de kernoorlog moet verhinderen als de veiligheid waarborgen. Onze kennis en onze hoedanigheid van onderzoekers en medici veroorloven ons natuurlijk niet met gezag over veiligheidsproblemen te spreken. Wanneer de politieke en militaire verantwoordelijken echter hun strategische organisatie hebben gebaseerd op verkeerde hypothesen betreffende de medische aspecten van een kernoorlog, menen wij in dit opzicht een verantwoordelijkheid te hebben. Wij dienen hen op de hoogte te stellen, heel de wereld te informeren over wat het klinisch kader in zijn geheel zou zijn na een kernaanval en over de onmacht van de medische gemeenschap een aannemelijk antwoord te geven.
Wanneer wij niet spreken lopen we het gevaar onszelf te verraden, riskeren wij onze beschaving te verraden.
Hoewel het merendeel van deze gevolgen duidelijk blijkt, lijkt de ernst ervan niet voldoende te worden gezien. De levensomstandigheden ten gevolge van een kernaanval zouden zo moeilijk zijn, dat de enige hoop voor de mensheid is gelegen in het voorkomen van elke vorm van kernoorlog. Door een dergelijke wetenschap overal in de wereld te verspreiden en aan te nemen, zou men het feit in het licht kunnen stellen, dat in geval van oorlog de kernwapens nooit mogen worden gebruikt en dat hun aantal geleidelijk op evenwichtige wijze moet worden verminderd.
De hierboven genoemde groep heeft een aantal fundamentele punten besproken en met algemene stemmen goedgekeurd, welke tenslotte zijn ontwikkeld in de volgende verklaring.
De recente verklaringen dat een kernoorlog zou kunnen worden gewonnen en zelfs overleefd, laten een gebrek aan beoordeling van de medische werkelijkheid blijken: elke kernoorlog zou onvermijdelijk in reusachtige afmetingen en op een enorme schaal dood, ziekte en lijden verspreiden zonder dat een afdoende medische tussenkomst mogelijk is. Deze werkelijkheid leidt tot dezelfde conclusie als waartoe de medici ten aanzien van de moordende epidemieën van de geschiedenis zijn gekomen: alleen het voorkomen stelt in staat de situatie onder controle te houden.
In tegenstelling tot een zeer verspreide mening, heeft men een goed inzicht in de omvang van de ramp welke op het gebruik van kernwapens zou volgen. En men kent ook heel goed de beperktheden van de medische hulp. Indien dit inzicht overal in de wereld duidelijk aan de volkeren en hun machthebbers uiteen werd gezet, zou dat kunnen bijdragen om de bewapeningswedloop te doorbreken en zou dat bijgevolg bijdragen om te verhinderen wat wel eens de laatste epidemie van onze beschaving zou kunnen zijn.
De verwoestingen welke door het atoomwapen op Hiroshima en Nagasaki werden aangericht, verschaffen ons directe elementen om de gevolgen van een kernoorlog te beoordelen, maar er zijn ook talrijke theoretische schattingen beschikbaar waarop men kan steunen. Twee jaar geleden publiceerde een serieus officieel bureau de resultaten van een beoordeling en beschreef de gevolgen van kernaanvallen op steden met ongeveer twee miljoen inwoners. Indien een kernwapen van 1 miljoen ton (de bom op Hiroshima bereikte ongeveer 15.000 ton explosieve kracht) ontplofte in het centrum van deze steden, zouden daaruit volgens de berekeningen, verwoestingen in een straal van 180 km2, 250.000 doden en 500.000 zwaar gewonden volgen. Daaronder moeten degenen worden gerekend die verwondingen hebben welke te wijten zijn aan de atoomstorm, zoals breuken en zware letsels aan de weke weefsels, brandwonden aan de oppervlakte of het netvlies, letsels aan de ademhalingsorganen en verwondingen te wijten aan de stralingen met acute syndromen en latere gevolgen.
Zelfs in de gunstigste omstandigheden zou de aandacht welke aan deze gewonden moet worden besteed een medische inspanning van een onvoorstelbare omvang vergen. De studie zag onder ogen, dat wanneer men in deze steden of in de omgevingen over 18.000 bedden beschikte, er niet meer dan ongeveer 5.000 bruikbaar zouden zijn. Slechts één procent van de gewonde menselijke wezens zou dus kunnen worden opgenomen, maar bovendien moet worden onderstreept dat in elk geval niemand de medische hulpverlening zou kunnen waarborgen die voor sommige gevallen alleen met ernstige verbrandingen, slachtoffers van stralingen en instortingen noodzakelijk zijn.
De onmacht van de gezondheidszorg wordt bijzonder duidelijk, wanneer men alles in ogenschouw neemt wat wordt vereist voor het verzorgen van mensen met zware verbrandingen. Wij zullen slechts als voorbeeld het geval aanhalen van een man van twintig jaar die ernstige verbrandingen opliep ten gevolge van een auto-ongeluk waarbij de benzinetank was ontploft. Hij was opgenomen in de afdeling voor ernstige brandwonden van het ziekenhuis van Boston. Gedurende zijn verblijf in het ziekenhuis ontving hij 140 liter ingevroren plasma, 147 liter ingevroren rode bloedlichaampjes, 180 milliliter bloedplaatjes en 180 milliliter eiwitstof. Hij onderging zes operaties in de loop waarvan wonden, welke zich over 85% van zijn lichaamsoppervlakte uitstrekten, waren gesloten dankzij de verschillende soorten weefseloverplantingen met inbegrip van het aanbrengen van kunsthuid. Heel de duur van zijn opname moest hij geholpen worden bij de ademhaling. Ondanks deze buitengewone middelen en nog andere die alle mogelijkheden aanwendden van een van de meest volledige medische instellingen van de wereld, stierf hij op de 33e dag van zijn verblijf in het ziekenhuis. Zijn verwondingen zijn door de verantwoordelijke arts vergeleken met die welke voor talrijke slachtoffers van Hiroshima werden beschreven. Wanneer veertig van dit soort patiënten tegelijkertijd moeten worden opgenomen in alle ziekenhuizen van Boston, zou dit de medische capaciteit van de stad te boven gaan. Stellen we ons nu de situatie voor wanneer, behalve de duizenden gewonden, de dringend noodzakelijke medische installaties voor het merendeel waren vernield.
Een Japanse arts, prof. M. lchimaru, heeft zijn eigen getuigenis over de gevolgen van de bom op Nagasaki gepubliceerd. Hij rapporteert: 'Ik probeerde naar mijn school voor geneeskunde te gaan in Urakami, op 500 meter van het hypecentrum gelegen. Ik ontmoette veel mensen die terugkwamen van Urakami. Hun kleren waren aan flarden en de lappen huid hingen aan hun lichamen. Zij leken op schimmen, de blik leeg. De volgende dag kon ik te voet Urakami binnenkomen en alles wat ik kende was verdwenen. Er waren van de gebouwen slechts geraamten van beton en staal overgebleven. Overal lagen lijken. Op iedere straathoek waren waterbakken, bestemd om de branden te blussen na luchtaanvallen. In een van deze kleine bakken die nauwelijks groot genoeg zijn om een persoon te bevatten, bevond zich het lichaam van een arme man die wanhopig een beetje fris water had gezocht. Schuim stond op zijn mond, maar hij was niet meer in leven. Het gehuil van vrouwen achtervolgde me op de verwoeste terreinen. Naarmate ik de school naderde, zag ik zwart geblakerde, verkoolde lijken, met de witte punten van uitstekende botten van armen en benen. Toen ik aankwam waren er nog enkele overlevenden. Zij waren niet in staat zich te bewegen. De sterksten waren zo verzwakt, dat zij op de grond ineen waren gezakt. Ik sprak met hen en zij dachten dat zij beter zouden worden, maar allen moesten tenslotte sterven in de twee weken die volgden. Ik zal nooit kunnen vergeten hoe ze me aankeken en tegen me spraken .. .'.
Opgemerkt dient te worden, dat de bom welke op Nagasaki werd afgeworpen een kracht had welke gelijk was aan 20.000 ton TNT, nauwelijks meer dan wat de 'tactische bommen' worden genoemd die bestemd zijn voor veldslagen.
Welnu zelfs deze afschuwelijke voorstellingen zijn niet toereikend het menselijk onheil te beschrijven dat zou voortvloeien uit een aanval op een land met de huidige ophoping van kernwapens welke duizenden bommen met een kracht van een miljoen ton TNT of meer omvatten. Het lijden van de overlevende bevolking zou met niets kunnen worden vergeleken. De communicatie-, voedsel- en watervoorzieningen zouden volledig zijn verbroken. Men zou zich in de eerste dagen niet zonder gevaar voor dodelijke stralingen buiten de gebouwen kunnen wagen om hulp te bieden. De sociale ontreddering zou na een dergelijke aanval onvoorstelbaar zijn.
De blootstelling aan zware doses stralingen zou de weerstand tegen bacteriën en virussen verminderen en zou bijgevolg de weg voor uitgebreide infecties kunnen openen. De stralingen zouden bovendien inwerken op talrijke foetussen en onherstelbare hersenletsels ten gevolge hebben en geestelijke minderwaardigheden. En de kans op talrijke soorten kanker bij de overlevenden zou aanzienlijk zijn toegenomen. Genetische beschadigingen zouden aan de toekomstige generaties worden overgedragen, in de veronderstelling dat die er zijn. Bovendien zouden de bodem en de bossen alsook het vee op onmetelijke gebieden zijn besmet, hetgeen de voedingsmiddelen zou verminderen. Men zou nog wel andere kwaadaardige biologische en zelfs geofysische gevolgen kunnen verwachten, maar bij de huidige stand van de wetenschap is het niet mogelijk met zekerheid te voorzien welke die zouden zijn.
Ook wanneer de kernaanval alleen werd gericht op de militaire installaties, zou zij even verwoestend zijn voor het geheel van het land. Want de militaire installaties zijn eerder verspreid, dan geconcentreerd in enkele zones. Op die manier zouden talrijke kernwapens exploderen. De straling zou bovendien worden verspreid door de natuurlijke wind en de vermenging in de atmosfeer, ontelbare mensen doden en onmetelijke gebieden besmetten. De gezondheidsinrichtingen van welk land ook zouden ontoereikend zijn om voor de overlevenden zorg te dragen. Een objectief onderzoek van de gezondheidssituatie leidt tot één enkele conclusie: voorkomen is onze enige toevlucht.
Het is wel duidelijk, dat de gevolgen van een kernoorlog niet alleen van geneeskundige aard zijn. Maar deze verplichten ons de strenge les in aanmerking te nemen welke de moderne geneeskunde ons geeft: waar de behandeling van deze of gene ziekte zonder gevolg blijft, ofwel indien de kosten te hoog zijn, dienen alle inspanningen op het voorkomen te worden gericht. Deze twee voorwaarden zijn van toepassing op de kernoorlog. De behandeling zou praktisch onmogelijk zijn en de kosten enorm. Kunnen er sterker argumenten worden aangevoerd ten gunste van een preventieve strategie?
Het voorkomen van elke ziekte vereist een doeltreffende regeling. Wij erkennen dat een dergelijke regeling evenzeer de kernoorlog moet verhinderen als de veiligheid waarborgen. Onze kennis en onze hoedanigheid van onderzoekers en medici veroorloven ons natuurlijk niet met gezag over veiligheidsproblemen te spreken. Wanneer de politieke en militaire verantwoordelijken echter hun strategische organisatie hebben gebaseerd op verkeerde hypothesen betreffende de medische aspecten van een kernoorlog, menen wij in dit opzicht een verantwoordelijkheid te hebben. Wij dienen hen op de hoogte te stellen, heel de wereld te informeren over wat het klinisch kader in zijn geheel zou zijn na een kernaanval en over de onmacht van de medische gemeenschap een aannemelijk antwoord te geven.
Wanneer wij niet spreken lopen we het gevaar onszelf te verraden, riskeren wij onze beschaving te verraden.
Referenties naar deze alinea: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/6276-verklaring-van-de-heilige-stoel-over-de-kernbewapening-nl