De theologische aard van de Doctrinaire Commissies en de taak van de bisschoppen als meesters van het geloof
x
Informatie over dit document
De theologische aard van de Doctrinaire Commissies en de taak van de bisschoppen als meesters van het geloof
Esztergom
Gerhard Ludwig Kard. Müller
Congregatie voor de Geloofsleer
13 januari 2015
Curie - Toespraken
2015, Vaticana.va / Stg. InterKerk
Vert. uit het Italiaans; alineaverdeling en -nummering: redactie
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
Zie de gebruiksvoorwaarden van de documenten
2015
Dr. Jörgen Vijgen
4 maart 2024
5866
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inhoud
1
Nog altijd op de oevers van de Donau vinden wij Esztergom, het historische hart van Hongarije, de stad waarin wij ons bevinden, gelegen op de heuvels die de stroom omringen en waarin meteen de grootsheid van de co-kathedraal, toegewijd aan Onze Heer en aan de heilige Adelbert, oprijst.
Dierbare medebroeders in het bisschopsambt!Ik ben verheugd jullie hier op deze plaats te ontmoeten die zo rijk is aan geschiedenis en leven! Het is niet mogelijk niet te denken aan de mooie stroom de Donau die dit land doorkruist en perfect in twee verdeelt. Precies in het midden vinden we de hoofdstad, Boedapest, ook op haar beurt verdeeld in twee door de Donau: aan de éne kant is er Pest, de laaggelegen en commerciële stad, vol van activiteit; aan de andere kant is er Buda, de hooggelegen stad, het residentiële, elegante en fascinerende gedeelte, waarin de aanwezigheid van de kathedraal van de heilige Stefanus ons de katholieke ziel van dit land in herinnering roept.
Nog altijd op de oevers van de Donau vinden wij Esztergom, het historische hart van Hongarije, de stad waarin wij ons bevinden, gelegen op de heuvels die de stroom omringen en waarin meteen de grootsheid van de co-kathedraal, toegewijd aan Onze Heer en aan de heilige Adelbert, oprijst.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Ten diepste zijn beide plaatsen een metafoor voor het leven van ons allemaal, een leven dat dikwijls verdeeld is in twee delen, het éne deel uit evenwicht gebracht naar de aarde toe en het andere deel gericht naar de hemel. Wij zouden willen dat het deel dat ons naar boven richt de horizon en de richting is van alles wat er in ons bestaan gebeurt dat méér verbonden is met de aarde. Dit is ook een beetje wat er met ons Bisschoppen gebeurt. Wij zijn vaak druk bezig met duizend en één taken en praktische kwestie en toch worden wij geroepen om alles wat wij doen te richten op het hoge en op deze wijze ook geheel het volk van God, aan onze armoedige krachten toevertrouwd, mee te nemen naar het hoge. Ik beschouw het daarom als een teken van de voorzienigheid dat wij ons hier treffen om de Doctrinaire Commissies van de Europese Bisschoppenconferenties te ontmoeten. Ik zou nu al kardinaal Péter Erdó, Aartsbisschop van Esztergom-Boedapest en President van de Raad van Bisschoppenconferenties van Europa (CCEE), willen bedanken voor zijn genereuze gastvrijheid.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De geloofsleer is verre van een abstract en uitgekristalliseerd systeem van ideeën en normen maar staat allereerst ten dienste van het leven, van het goede leven dat van God komt, van het leven dat tenvolle menselijk is, ten dienste van het leven van de Kerk en van een leven dat méér waardevol is voor de mens. De geloofsleer is ons gegeven om alles wat verbonden is met de aarde naar het hoge te brengen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Zo willen wij ons hier ontmoeten om ons opnieuw en met méér vuur te laten opheffen naar de hoogten die de leer ons met zekerheid aanwijst en die wij levendig en fris terugvinden in het alledaagse bestaan van het Volk Gods, geroepen om tezelfdertijd trouw te zijn aan God en aan deze aarde die het ontvangen heeft als gave, om de stad Gods te bouwen in de stad van de mens. Dit is de grote taak die aan onze bisschoppelijke munus is toevertrouwd en waaraan de Doctrinaire Commissies vertaling geven door middel van een zeer bijzonder dienstwerk.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Als begin van onze ontmoeting zouden wij allereerst in herinnering willen roepen de weg die al is afgelegd tot op vandaag sinds de instelling van de Doctrinaire Commissie in de schoot van de Bisschoppenconferenties. Met de Instructie van 23 februari 1967 [5539] vroeg de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] aan de Bisschoppenconferenties in hun schoot een Doctrinaire Commissie op te richten welke “zal waken over de geschriften die worden uitgegeven, de authentieke godsdienstige kennis zal bevorderen en zal samenwerken met de Bisschoppen bij het beoordelen van boeken.” Vervolgens stelde de Congregatie, door middel van de rondzendbrief van 10 juli 1968 [5538], enkele verdere richtlijnen voor ten behoeve van een betere werking van deze Doctrinaire Commissies. Tot slot is de Congregatie [d:106] in haar brief van 23 november 1990 [1862] aan de Voorzitters van de Bisschoppenconferenties, teruggekomen op dit thema om een aantal zaken in herinnering te roepen en te preciseren. In het verlengde van deze officiële documenten, stel ik jullie nu enkele beschouwingen voor omtrent de theologische aard van de Doctrinaire Commissies en de taak van de Bisschoppen als meesters van het geloof. Om te antwoorden op de problematiek die vervat ligt in deze thematiek, zal ik proberen allereerst na te denken over de theologische betekenis van de leerstellige functie van de Kerk (I), de taak van de Bisschoppen aangaande de munus docendi (II) en tot slot de specifieke aard van de Doctrinaire Commissies (III).
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De theologische betekenis van de leerstellige functie van de Kerk
6
Aan de grondslag van het Leergezag ligt een dienst, een dienst die een weerspiegeling en een specifieke deelname is aan het heilswerk van Jezus Christus, Dienaar en Verlosser. (Lc. 22, 27) [[b:Lc. 22, 27]] In het vierde Evangelie vat Jezus zijn zending samen met deze woorden: “Ik ben geboren en in de wereld gekomen om te getuigen van de waarheid” (Joh. 18, 37) [b:Joh. 18, 37]. Deze getuigenis is een ontegensprekelijk bevestiging van de geopenbaarde waarheid als waarlijk goddelijk Woord (1 Tess. 2, 13; Hebr. 1, 1-2) [[b:1 Tess. 2, 13; Hebr. 1, 1-2]] en het definitieve heilsgebeuren. De intieme band tussen waarheid en heil wordt bevestigd door de apostel Paulus wanneer hij schrijft dat God “wil dat alle mensen verlost worden en komen tot de kennis van de waarheid” (1 Tim. 2, 4) [b:1 Tim. 2, 4]. Elders dankt de Apostel God voor de gelovigen, omdat God hen “vanaf het begin heeft uitgekozen te redden door de Heilige Geest die heilig maakt en door het geloof in de waarheid” (2 Tess. 2, 13) [b:2 Tess. 2, 13]. In deze zin kunnen wij zeggen dat de openbaring van de goddelijke waarheid in Jezus Christus bij de mens een beslissende geestelijke optie opwekt, waarvan zijn eeuwig lot afhangt.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
7
Na verduidelijkt te hebben, ten minste schematisch, de band tussen het heil en de kennis van de geopenbaarde waarheid, en ook het persoonlijke aanhangen van deze waarheid, wordt ook de noodzakelijk functie van het Leergezag duidelijker. Precies omdat God wil dat alle mensen gered worden door middel van het intieme aanhangen van de geopenbaarde waarheid en dus van de Zoon van God zelf (Joh. 14, 6) [[b:Joh. 14, 6]], heeft de Heer Jezus aan zijn Kerk een specifiek orgaan gegeven dat in staat te garanderen dat Hij aanwezig is in het heilbrengende geloof Hij aan de Apostelen heeft doorgegeven en bestemd heeft voor alle mensen van alle tijden. Daarom heeft Christus, die de Waarheid is, zijn Kerk willen laten deelhebben aan zijn eigen onfeilbaarheid. De onfeilbaarheid waaraan de Kerk deelheeft in zaken van geloof en zeden volgt uit het feit dat haar onzichtbaar hoofd Christus zelf is, de enige Meester van allen. (Mt. 23, 8) [[b:Mt. 23, 8]] Het is nodig hier te herhalen dat de theologie, omdat zij leeft vanuit het geloof, “het leergezag van de paus en van de met hem verbonden bisschoppen” niet dient te beschouwen “als iets dat van buitenaf komt, als een grens aan haar vrijheid. Het leergezag vormt integendeel een intrinsiek en constitutief element van de theologie, door het een waarborg te bieden voor het contact met de oorspronkelijke bron. Het geeft zodoende de zekerheid te putten uit het Woord van Christus in heel zijn volheid.” Lumen Fidei [[4200|36]]
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
8
Vanuit deze context wordt de bij uitstek pastorale dimensie van het bewaren van het juiste geloof duidelijk. Een pastorale zorg die echt ten dienste wil staan van de eeuwige redding van personen veronderstelt een constante waakzaamheid omtrent de zuiverheid van het geloof. Zoniet, dan zou het niet meer een authentieke cura animarum zijn, maar een pastoraal van de ‘wellness’ of van het comfort, waaraan iets wordt toegevoegd over ‘zin’ en ‘waarden’, maar zonder een werkelijk christelijke inzet. Indien de gelovigen het recht hebben een orthodoxe boodschap te ontvangen vanwege hun herders, dan is dit omdat hiervan hun redding afhangt. Een verwaterd Evangelie redt niemand. Hieromtrent is het interessant te bemerken dat, wanneer hij onderricht geeft in Korinthe, de heilige Paulus aan de Korinthiërs zegt dat zij de redding vanuit het Evangelie enkel ontvangen “indien u zich houdt aan de bewoordingen waarin ik het u verkondigt heb; anders zoudt gij het geloof zonder nadenken hebben aanvaard” (1 Kor. 15, 2) [b:1 Kor. 15, 2].
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De leerstellige functie van de Bisschoppen
9
De onfeilbaarheid waaraan de Kerk deelheeft vertaalt zich concreet in het bestaan van een specifieke functie, nl. het Leergezag, die de Kerk in staat stelt met zekerheid de goddelijke Schriften en de heilige Overlevering te bereiken, welke tezamen de “hoogste regel van haar geloof” vormen. Dei Verbum [[576|21]] De Catechismus van de Katholieke Kerk [1] leert hieromtrent: “De zending van het leergezag is verbonden met het definitieve karakter van het verbond dat door God in Christus met zijn volk aangegaan is; dit leergezag moet het beschermen tegen afwijkingen en tekortkomingen en het de objectieve mogelijkheid geven zonder dwaling het authentieke geloof te belijden. De pastorale taak van het leergezag houdt derhalve onder meer in erop toe te zien dat het volk van God blijft in de waarheid die bevrijdt. Om dit dienstwerk te vervullen heeft Christus de herders begiftigd met het charisma van de onfeilbaarheid inzake geloof en zeden.” Catechismus van de Katholieke Kerk [[1|890]] De uitoefening van dit charisma is echter gediversifieerd wat betreft zowel de modaliteiten als de personen die dit charisma uitoefenen.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
10
Op het niveau van de universele Kerk is het nodig vooral de specifieke zending van de Opvolger van Petrus te vermelden in het bevestigen van zijn broeders in het geloof. (Lc. 22, 32) [[b:Lc. 22, 32]] Het is hier niet de plaats om de leer van de pauselijke onfeilbaarheid te behandelen, maar om de bijzondere en hoogste verantwoordelijkheid van de Paus te onderstrepen inzake het bewaren van de gezonde leer. In haar Beschouwingen uit 1998 [5868] omtrent het primaat van de Opvolger van Petrus, bevestigt de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] dat “de Paus, zoals alle gelovigen, onderworpen is aan het Woord van God, aan het katholieke geloof en hij is de garantie voor de gehoorzaamheid van de Kerk en in deze zin servus servorum. Hij beslist niet volgens zijn eigen wil maar geeft stem aan de wil van de Heer, die tot de mens spreekt in de Schrift, geleefd en geïnterpreteerd door de Overleving; met andere woorden, het episkopè van het primaatschap heeft haar grenzen die voortkomen uit de goddelijke wet en uit de niet te ontkrachten goddelijke instelling van de Kerk, zoals deze vervat ligt in de Openbaring. De Opvolger van Petrus is de rots die, tegen de willekeur en het conformisme, een gestrenge trouw aan het Woord van God garandeert: hieruit volgt ook het martyrologisch karakter van zijn Primaatschap.” Het Primaatschap van de Opvolger van Petrus in het mysterie van de Kerk [[5868|(7)]] Met deze woorden wordt opnieuw uitdrukking gegeven aan de dienende dimensie van het Leergezag. Het Leergezag, zo leest men in Dei Verbum [576] “staat niet boven het woord Gods maar is de dienaar er van door alleen te leren wat overgeleverd is, inzoverre het namelijk dit overgeleverde krachtens goddelijke opdracht en onder de bijstand van de Heilige Geest, met eerbied aanhoort, heilig bewaart en trouw uiteenzet, en doordat het uit deze éne geloofsschat alles put, wat het als door God geopenbaard te geloven voorhoudt.” Dei Verbum [[576|10]]
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
11
Daarom, indien het enerzijds waar is dat “vanwege het allerhoogste karakter van de macht van het Primaatschap, er geen enkele instantie waaraan de Paus juridisch dient te antwoorden bij de uitoefening van het ontvangen geschenk: “prima sedes a nemina iudicatur” - "de allereerste zetel wordt door niemand geoordeeld”, dan betekent dit anderzijds niet dat de Paus een absolute macht bezit. Het Primaatschap van de Opvolger van Petrus in het mysterie van de Kerk [[5868|(10)]] In die zin is het correct te spreken over het Leergezag als een ancilla Verbi Dei - dienstmaagd van het Woord Gods -, ten dienst van de waarheid van de goddelijke Openbaring, d.i. de geloofsschat, waarbij het Leergezag als taak heeft deze zorgzaam te verdedigen en getrouw uiteen te zetten vgl: Pastor Aeternus [[[116|21]]], waakzaam en met gebruikmaking van de gepaste middelen. vgl: Lumen Gentium [[[617|25]]] In werkelijkheid “hebben wij geen enkele macht tegen de waarheid, maar voor de waarheid”, zoals dezelfde apostel Paulus zegt (2 Kor. 13, 8) [b:2 Kor. 13, 8].
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
12
Het Dicasterie [d:106], waaraan ik de eer en de last heb leiding te geven, levert een bijzondere hulp aan de petrinische zending voor wat betreft de leer over het geloof en de zeden. “Hieruit volgt dat de documenten van deze Congregatie [d:106] welke uitdrukkelijk door de Paus zijn goedgekeurd, deelhebben aan het gewone leergezag van de opvolger van Petrus”. Donum Veritatis [[1091|18]] Maar de taak van deze Congregatie [d:106], institutioneel bekrachtigd, bestaat er niet enkel in de Bisschop van Rome bij te staan in zijn taak van Hoogste Herder van de universele Kerk. De Congregatie, zo leest men in de Apostolische Constitutie Pastor Bonus [577], “biedt Bisschoppen, zowel individueel als in vergaderingen verenigd, hulp bij de uitoefening van de taak, als authentieke leermeesters en doctoren van het geloof, en die ook aan de plicht gehouden zijn om de zuiverheid van hetzelfde geloof te beschermen en te bevorderen.” Pastor Bonus [[577|50]] In werkelijkheid mogen noch het petrinisch ambt noch de specifieke rol van de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] geïsoleerd worden van de munus docendi, toevertrouwd aan zowel elke afzonderlijke bisschop als het bisschoppelijk College in zijn geheel. “Alle bisschoppen immers moeten de eenheid van het geloof en de gemeenschappelijke discipline van de gehele Kerk bevorderen en verdedigen. … Zij moeten tenslotte alle soort van activiteit, die van de gehele Kerk uitgaat, stimuleren, vooral waar het gaat om de verbreiding van het geloof en het brengen van het licht van de volle waarheid aan alle mensen” Lumen Gentium [[617|23]], aldus de dogmatische Constitutie Lumen Gentium [617]. Het motief ten gronde is dat “de zorg voor de verkondiging van het Evangelie over heel de wereld rust op het college van bisschoppen, want aan allen gemeenschappelijk heeft Christus deze opdracht gegeven en hun daarmee een gemeenschappelijke plicht opgelegd.” Lumen Gentium [[617|23]] Niemand minder dan de apostel Paulus heeft deze “zorg voor alle Kerken” uitgesproken en intens beloofd, een zorg die elke opvolger van de apostelen moet bezielen. (2 Kor. 11, 28) [[b:2 Kor. 11, 28]]
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
13
Indien het waar is “dat alle bisschoppen in een hiërarchische gemeenschap mede de zorg dragen voor de universele Kerk” Christus Dominus [[646|5]], dan geldt dit in het bijzonder op het gebied van het onderricht, de eerste taak die is toevertrouwd aan de Herders. Men zou vele teksten kunnen citeren omtrent de verantwoordelijkheid van de Bisschoppen op het gebied van de leer. vgl: Lumen Gentium [[[617|25]]] vgl: Christus Dominus [[[646|12-24]]] vgl: Pastores Gregis [[[711|(29)]]] De waakzaamheid voor de leer en de moraal van de gelovigen is een fundamentele pastorale zorg en zij aanbelangt alle Herders van de Kerk. In werkelijkheid, “in de particuliere Kerken komt het aan de bisschop toe het Woord van God te bewaren en te interpreteren en met gezag te beoordelen wat hiermee overeenstemt of minder mee overeenstemt. Het onderricht van elke bisschop, afzonderlijk beschouwd, wordt uitgeoefend in gemeenschap met het onderricht van de Paus, Herder van de universele Kerk, en met de andere bisschoppen, verspreid over de wereld, of verzameld op een oecumenisch Concilie. Deze gemeenschap is voorwaarde voor de authenticiteit van het onderricht." Donum Veritatis [[1091|19]] In zijn brieven biedt de heilige Ignatius van Antiochië hieromtrent een prachtig voorbeeld van het episkopè van de goede Herder die ook in staat is zijn kudde te bewaren voor giftige planten, d.w.z. de ketterijen, die hij ook noemt “het gras van de duivel”. vgl: 10, 3 [[[853 |+ 35 ]]] vgl: 6, 1; 11, 1 [[[1783|+21 +35]]] vgl: 3, 1 [[[1782]]] Het lijkt overigens evident dat het spreken over een recht van het Volk Gods om de boodschap van het Evangelie in haar zuiverheid en integraliteit te ontvangen enkel zin heeft indien er een overeenkomstige plicht bestaat van de kant van de Herders. Wat dit betreft, zo bevestigt Paus Franciscus, is het doorheen de gave van de apostolische successie “dat er een waarborg is voor de continuïteit van de herinnering van de Kerk en het mogelijk is met zekerheid te putten uit de zuivere bron waaruit het geloof ontspringt. In overeenstemming met het levende geloof dat de Kerk overlevert, zijn het levende personen die de waarborg vormen voor de band met de oorsprong. Het geloof steunt op de betrouwbaarheid van de getuigen, die door de Heer voor deze taak werden uitgekozen. Daarom spreekt het leergezag steeds gehoorzaam aan het oorspronkelijke Woord van God, waarop het geloof gegrondvest is. Het leergezag is betrouwbaar, omdat het zich toevertrouwt aan het Woord dat het hoort, bewaart en uitlegt.” Lumen Fidei [[4200|49]]
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De specifieke aard van de Doctrinaire Commissies
14
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft de opportuniteit en de vruchtbaarheid erkend van groeperingen, organisch met elkaar verbonden, van Bisschoppen van eenzelfde land of regio. vgl: Christus Dominus [[[646|37]]] In 1966 heeft Paus Paulus VI met het Motu Proprio Ecclesiae Sanctae [3976] achtereenvolgend Bisschoppenconferenties ingesteld daar waar dezen nog niet bestonden. Aangezien de Doctrinaire Commissies behoren bij de Bisschoppenconferenties is het nodig te vertrekken bij deze laatsten om de Doctrinaire Commissies op correcte wijze vanuit theologisch en ecclesiologisch oogpunt een plaats te geven. De Constitutie Lumen Gentium [617] heeft in de Bisschoppenconferenties een concrete toepassing gezien van de “collegiale zin” (collegialis affectus) die kenmerkend moet zijn voor de samenwerking in de schoot van het Bisschoppencollege. vgl: Lumen Gentium [[[617|23]]]
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
15
In deze context wordt de wens van de Heilige Vader in de Apostolische Exhortatie Evangelii Gaudium [4984] behandeld, nl. dat méér expliciet wordt gemaakt “een statuut van de bisschoppenconferenties dat deze opvat als subjecten met concrete bevoegdheden, met insluiting van ook enige authentieke bevoegdheid op het gebied van het leergezag.” Evangelii Gaudium [[4984|32]] Om dit correct te begrijpen moet deze wens beschouwd en verdiept worden in het licht van de katholieke ecclesiologie en in het bijzonder van de documenten van het Leergezag waarin de thematiek van de Bisschoppenconferenties op specifieke wijze is behandeld. Onder deze documenten denkt men in het bijzonder aan het Motu Proprio Apostolos Suos [1862] van Paus Johannes Paulus II, waarnaar bovendien de zonet geciteerde tekst van Evangelii Gaudium [4984] vgl: Evangelii Gaudium [[[4984|32]]] naar verwijst.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
16
In het Motu Proprio Apostolos Suos [1862] heeft Paus Johannes Paulus II de theologische en juridische aard van de Bisschoppenconferenties willen verduidelijken. Deze tekst onderscheidt in het bijzonder de collegiale handeling van Bisschoppencollege in haar geheel, uitdrukking van de eenheid van het Bisschopsambt en van haar zorg voor geheel de Kerk, van de handeling op het niveau van de afzonderlijke particuliere Kerken en haar groeperingen. Alhoewel de uitoefening verbonden met bepaalde pastorale functies op het regionale, nationale en internationale niveau bezield wordt door een collegiale geest, “toch heeft deze op territoriale grondslag berustende uitoefening van het bisschopsambt nooit het collegiale karakter dat eigen is aan de handelingen van de orde der bisschoppen als zodanig die het hoogste gezag over de gehele Kerk uitoefent. Immers, de relatie van de bisschoppen met het Bisschoppencollege is duidelijk een andere dan hun relatie met de organen die zijn opgericht voor het boven vermelde gemeenschappelijk uitoefenen van bepaalde pastorale taken.” Apostolos Suos [[1862|12]] Rekening houdend met het feit dat het College bestaat door de wil van de Heer vgl: Lumen Gentium [[[617|22]]], terwijl de groeperingen van particuliere Kerken een kerkelijke instelling zijn, is enkel de relatie van elke Bisschop met het Bisschoppencollege van goddelijk recht. Dit alles impliceert dat, terwijl de Bisschoppenconferenties en de commissies die er deel van uitmaken een eigen juridische en organisatorische aard bezitten, hun theologische en ecclesiologische relevantie, en dus ook hun gezag, niet voortkomen uit deze structuren, maar uit het feit dat ze zijn bestaan uit bisschoppen, leden van het éne Bisschoppencollege.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
17
Deze preciseringen en onderscheidingen verhinderen niet om het nut te erkennen van een gezamenlijke uitoefening van het bisschopsambt op het niveau van de Bisschoppenconferenties, in het bijzonder op het doctrinele niveau. Immers, “wanneer de bisschoppen van een bepaald territorium eenstemmig en gezamenlijk in gemeenschap met de bisschop van Rome de katholieke waarheid inzake geloof en zeden verkondigen, kan hun woord krachtiger hun volk bereiken en het de gelovigen gemakkelijker maken om aan dit leerambt met religieuze volgzaamheid gehoor te geven.” Apostolos Suos [[1862|21]]
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
18
Om dit doel beter te bereiken zijn er, op het niveau van de groepering van lokale Kerken, adequate instrumenten nodig. Op dit punt aanbeland ziet men zonder veel moeite de aard van de Doctrinaire Commissies en hun belang in. Deze “handelen in opdracht van en door het mandaat van de Bisschoppenconferenties en vormen een raadgevend orgaan, ingericht om diezelfde Bisschoppenconferenties en afzonderlijke Bisschoppen bij te staan bij hun zorg voor de geloofsleer.” Tot de voorzitters van alle bisschoppenconferenties [[1248|(5)]] De nauwe band van de Doctrinaire Commissies met het gewone leergezag van de Bisschoppen als meesters van het geloof verklaart waarom de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] altijd, sinds 1967 tot nu, gevraagd heeft dat de ware en eigenlijke leden van de Doctrinaire Commissies de Bisschoppen zijn. In de brief van 23 november 1990 wordt hieromtrent gepreciseerd: “Leden van de Doctrinaire Commissie zijn de Bisschoppen, gekozen door de Bisschoppenconferentie. Experten kunnen desgevallend geconsulteerd worden maar hun rol moet onderscheiden worden van die van de Bisschoppen, welke alleen verantwoordelijk zijn voor eventuele uitspraken van de Commissie want het betreft immers een Bisschoppelijke Commissie.” Tot de voorzitters van alle bisschoppenconferenties [[1248|(5)]]
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
19
De verhouding tussen de taak van de Doctrine Commissies en deze van de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] is gefundeerd op het principe van de een gezonde subsidiariteit. De heilige Paulus vergelijkt de Kerk met het menselijk lichaam waarvan elk ledemaat niet in de plaats treedt van de andere ledematen maar handelt volgens haar eigen aard en harmonieus samenwerkt met de andere ledematen met oog op het wederzijds goed. (1 Kor. 12, 12-30) [[b:1 Kor. 12, 12-30]] Het is méér in overeenstemming met de aard van de Kerk als communio dat de leerstellige vraagstukken die opkomen in een bepaalde regio, en in het bijzonder het probleem van afwijkingen van de leer, in de mate van het mogelijk aangepakt worden op het lokale en regionale niveau, vanzelfsprekend altijd in overeenstemming met het leerstellige onderricht van de universele Kerk. Om die reden kunnen de Doctrinaire Commissies een kostbare hulp bieden aan het Episcopaat. Het zou niet eerlijk aan de Dicasteries van de Romeinse Curie een buitensporig centralisme te verwijten en tegelijkertijd geen gepaste initiatieven te ondernemen op het niveau van de Bisschoppenconferenties. Hier bestaat de gelegenheid voor een juiste decentralisatie, zoals gewenst door de Heilige Vader. vgl: Evangelii Gaudium [[[4984|16]]] Immers, “en buitensporige centralisatie maakt, in plaats van te helpen, het leven van de Kerk en haar missionaire dynamiek gecompliceerd.” Evangelii Gaudium [[4984|32]]
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
20
Het is niet zonder reden dat, om de samenwerking tussen de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] en de Doctrinaire Commissies te versterken, de toenmalige Kardinaal Ratzinger nu meer dan dertig jaar geleden het initiatief genomen heeft om regelmatig de Presidenten van deze Commissies op het niveau van de continenten met elkaar te verenigen. De eerste ontmoeting vond plaats in Bogotá in 1984 en er volgende ontmoetingen in Kinshasa (1987), Wenen (1989), Hong Kong (1993), Guadalajara (1996), San Francisco (1999) en Dar es Salaam (2009). Kardinaal Ratzinger en vervolgens kardinaal Levada hebben deze ontmoetingen persoonlijk voorgezeten en bewonderenswaardige tussenkomsten geleverd omtrent de huidige uitdagingen op het gebied van de geloofsleer. Deze ontmoetingen zijn een teken van de wil vanwege de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] om de lokale Episcopaten te ondersteunen bij hun taak van de verspreiding en de bewaking van de gezonde leer. Één van de originele kenmerken van deze ontmoetingen is het feit dat het de oversten van de Congregatie [d:106] zijn die zich verplaatsen naar de verschillende continenten. Op deze wijze wil men het belang onderstrepen van lokale en regionale instanties en hun verantwoordelijkheid bij het aanpakken van leerstellige kwesties.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
21
Ontegensprekelijk bestaat er een zekere gemeenschappelijkheid qua aard tussen de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] en de Doctrinaire Commissies wat betreft hun doeleinde. Ook al opereren zij op een onderscheiden manier en schaal, toch zijn ze beiden instrumenten waarvan de Kerk zich doorheen de eeuwen bediend heeft om met een grotere daadkracht de zending van de verkondiging van het Evangelie aan allen te voltrekken. Nochtans is het waar dat het specifieke gezag dat de Congregatie geniet en de universele dimensie van het leergezag waaraan de Congregatie [d:106] deelheeft haar wezenlijk onderscheidt van de Doctrinaire Commissies. Deze laatsten “hebben niet het vereiste gezag om daden te stellen van authentiek leergezag, noch in eigen naam, noch namens de Conferentie, zelfs niet in opdracht daarvan.” Apostolos Suos [[1862|23]] Daarenboven, “kan de Doctrinaire Commissie publiek geen uitspraken doen in naam van geheel de Conferentie, indien zij hiervoor niet de uitdrukkelijke autorisatie heeft.” Tot de voorzitters van alle bisschoppenconferenties [[1248|(6)]] vgl: Apostolos Suos [[[1862|27]]] In werkelijkheid, “de eigen aard van het leerambt van de bisschoppen veronderstelt dat, wanneer zij het gezamenlijk in de Bisschoppenconferentie uitoefenen, dit gebeurt in de voltallige vergadering.” Apostolos Suos [[1862|23.26]] Tot slot, “opdat de leerstellige verklaringen van de Bisschoppenconferentie … een authentiek magisterium vormen, en gepubliceerd kunnen worden in de naam van Conferentie zelf, dienen ze eenstemmig goedgekeurd te zijn door de bisschoppen die van de Conferentie lid zijn, of de recognitio te verkrijgen van de Apostolische Stoel indien ze in een voltallige vergadering zijn goedgekeurd door minstens tweederde van de prelaten die met beslissende stem deel uitmaken van de Conferentie.” Apostolos Suos [[1862|25]]
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
22
Dit gezegd zijnde, is het toch nodig de gelijkenissen te onderstrepen die de verhouding tussen de Congregatie [d:106] en de Doctrinaire Commissies moeten kenmerken. Eén van de functies bv. van de Congregatie [d:106] is de verificatie van de documenten, gepubliceerd door de andere Dicasteries van de Romeinse Curie voor wat betreft geloof en zeden. vgl: Pastor Bonus [[[577|54]]] Op analoge wijze “werken de Doctrinaire Commissies samen … met de andere Commissies van de Bisschoppenconferenties, in het bijzonder met deze die verantwoordelijkheid hebben gekregen op het gebied van de opvoeding (seminaries, universiteiten en scholen), de catechese, de liturgie en de oecumene, hierbij uitdrukking gevend aan hun eigen competente mening over alles wat voor de leer van belang is. Als norm geldt dat de andere Commissies belangrijke documenten niet zouden moeten publiceren zonder ook de mening ontvangen te hebben van de Doctrinaire Commissie, in zoverre het zaken betreft die binnen de competentie van de Doctrinaire Commissie vallen.” Tot de voorzitters van alle bisschoppenconferenties [[1248|(11)]]
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Slot
23
Bij wijze van slot zou ik twee fundamentele aspecten van ons kerk-zijn in herinnering willen roepen: ons communio-zijn en terzelfdertijd Volk van God-zijn. Er is niets dat zo goed helpt om de aard van dit Volk, dat wij allen zijn, te begrijpen dan de communio, dan dat wat de identiteit van de Kerk tot in haar wortels uitmaakt. Veeleer is het zo dat het begrip “communio”, veeleer dan het begrip “Volk Gods” in de schaduw te stellen, het authentieke gelaat van dit Volk, dat in eenheid legitieme diversiteit in zich verzameld, laat zien. Het woord “communio” verduistert helemaal niet het begrip “Volk Gods” maar toont het waarachtige gezicht van dit volk dat de legitieme diversiteit in eenheid in zich verzamelt.
Het woord “communio” spreekt uit dat onze eenheid de veelsoortige rijkdom niet kan verminderen, zoals reeds lang Paus Franciscus ons in herinnering brengt. Hij houdt van de figuur van “het veelvlak” waarbij de vele vlakken zich tot een harmonieuze eenheid vormen. Daarom kan een kerkelijke handeling die trouw is aan de “communio” en de ware aard van het Volk Gods respecteert, zich enkel uitdrukken in termen van ‘synergie’. Synergie betekent een kracht die het resultaat is van een gemeenschappelijk werk, een werk dat leeft van de rijkdom van alle gaven die elkeen met zich meebrengt, een rijkdom die op weg is naar de eenheid.
Dit lijkt mij trouwens het beeld te zijn dat op de beste wijze elke verhouding in de Kerk beschrijft en ook de verhoudingen tussen de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] en de Commissies waarvan jullie de presidenten of vertegenwoordigers zijn. De taken die aan de Doctrinaire Commissies zijn toevertrouwd openen een wijds veld van mogelijke initiatieven die, wanneer zij in gang worden gezet, de gehele Kerk verjongen. Hierbij kan men denken aan de verspreiding van en de commentaar op documenten van het Leergezag, aan de voorbereiding van teksten die wetenschappelijk en leerstellig correct zijn, aan het aanleggen van een lijst van boeken, goedgekeurd voor het onderricht, aan de bevordering van theologisch wetenschappelijk werk, waarbij men wederzijdse relaties bevorderd tussen de theologen en docenten van de universiteiten en seminaries, aan het bieden van hulp aan de afzonderlijke bisschoppen bij hun taak van het opvolgen en onderscheiden van het theologisch werk dat in hun eigen gebied verricht wordt, hierbij aanwijzend een lijst van experten voor de examinaring van boeken. Dit alles heeft als enige doel elke Bisschop bij te staan zodanig dat deze met grotere efficiëntie de bewonderenswaardige en zware taak kan verrichten van meester van het geloof. Laten wij ons hierbij altijd leiden door Hem die onze ware Meester is, Jezus Christus, de “getrouwe en waarachtige Getuige” (Openb. 3, 14) [b:Openb. 3, 14], door Hem die voortdurend ons geloof opwekt en tot voltooiing brengt (Heb. 12, 2) [[b:Heb. 12, 2]], ter wille van welzijn van de kudde die ons door Christus, de goede Herder, is toevertrouwd.
Het woord “communio” spreekt uit dat onze eenheid de veelsoortige rijkdom niet kan verminderen, zoals reeds lang Paus Franciscus ons in herinnering brengt. Hij houdt van de figuur van “het veelvlak” waarbij de vele vlakken zich tot een harmonieuze eenheid vormen. Daarom kan een kerkelijke handeling die trouw is aan de “communio” en de ware aard van het Volk Gods respecteert, zich enkel uitdrukken in termen van ‘synergie’. Synergie betekent een kracht die het resultaat is van een gemeenschappelijk werk, een werk dat leeft van de rijkdom van alle gaven die elkeen met zich meebrengt, een rijkdom die op weg is naar de eenheid.
Dit lijkt mij trouwens het beeld te zijn dat op de beste wijze elke verhouding in de Kerk beschrijft en ook de verhoudingen tussen de Congregatie voor de Geloofsleer [d:106] en de Commissies waarvan jullie de presidenten of vertegenwoordigers zijn. De taken die aan de Doctrinaire Commissies zijn toevertrouwd openen een wijds veld van mogelijke initiatieven die, wanneer zij in gang worden gezet, de gehele Kerk verjongen. Hierbij kan men denken aan de verspreiding van en de commentaar op documenten van het Leergezag, aan de voorbereiding van teksten die wetenschappelijk en leerstellig correct zijn, aan het aanleggen van een lijst van boeken, goedgekeurd voor het onderricht, aan de bevordering van theologisch wetenschappelijk werk, waarbij men wederzijdse relaties bevorderd tussen de theologen en docenten van de universiteiten en seminaries, aan het bieden van hulp aan de afzonderlijke bisschoppen bij hun taak van het opvolgen en onderscheiden van het theologisch werk dat in hun eigen gebied verricht wordt, hierbij aanwijzend een lijst van experten voor de examinaring van boeken. Dit alles heeft als enige doel elke Bisschop bij te staan zodanig dat deze met grotere efficiëntie de bewonderenswaardige en zware taak kan verrichten van meester van het geloof. Laten wij ons hierbij altijd leiden door Hem die onze ware Meester is, Jezus Christus, de “getrouwe en waarachtige Getuige” (Openb. 3, 14) [b:Openb. 3, 14], door Hem die voortdurend ons geloof opwekt en tot voltooiing brengt (Heb. 12, 2) [[b:Heb. 12, 2]], ter wille van welzijn van de kudde die ons door Christus, de goede Herder, is toevertrouwd.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/5866-de-theologische-aard-van-de-doctrinaire-commissies-en-de-taak-nl