Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk
x
Informatie over dit document
Identiteit en zending van de religieuze broeder in de Kerk
João Kard. Bráz de Aviz
José Rodriguez Carballo, ofm
Congregatie voor de Instuten van het Gewijde Leven en de Sociëten van Apostolisch Leven
4 oktober 2015
Curie - Instructies
2015, Libreria Vaticana Editrice / SRKK / Coördinatie: br. René Stockman, publications@fracarita.org
17 januari 2016
Br. Theo van den Boer (Congregatie Broeders van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes), Br. Theo Bekkers en dr. Patrick De Pooter (Congregatie Broeders van Liefde)
18 september 2023
5677
nl
Referenties naar dit document van thema's en berichten
Open uitgebreid overzichtExtra opties voor dit document
Kopieer document-URL naar klembord Reageer op dit document Deel op social mediaInhoudsopgave
Uitklappen
- Inleiding
- Broeder
1
Vanaf het begin van het Christendom was het godgewijde leven samengesteld uit leken: het was de uitdrukking van het vurig verlangen dat mannen en vrouwen hadden om het Evangelie te beleven met de radicaliteit voorgesteld aan al de leerlingen van Jezus. Ook vandaag vormen leken leden van het godgewijde leven - mannen en vrouwen - de grote meerderheid.
"Broeder" is de naam die traditioneel wordt gegeven aan de leek religleus In dit document zullen we bij.. In dit document zullen we bij voorkeur de term gebruiken die voorgesteld wordt in de aposolische exhortatie Vita Consacrata, nr. 60: "de religieuze broeder" of eenvoudig "de broeder". Waar het nodig is; zullen we de corresponderende term gebruiken in het meervoud, want broeder is men enkel tussen broeders, in de context van broederschap, nooit alleen. Broeder zijn impliceert altijd een relatie en het is op dat punt dat we de nadruk willen leggen. in de Kerk sinds het begin van het godgewijde leven. De titel behoort natuurlijk niet exclusief aan hem toe maar het brengt op een betekenisvolle manier aan de kerkelijke gemeenschap tot dewelke hij behoort over dat hij de profetische herinnering is van Jezus-Broeder, die aan zijn leerlingen verklaarde: "En allen zijt ge broeders" (Mt. 23, 8) [b:Mt. 23, 8]. Vita Consecrata [[758|60]] Dit woord van Jezus heeft de evangelist Mattheus ons overgeleverd in een context waarin Jezus zich uitspreekt tegen de hypocrisie van allen die de godsdienst gebruiken om voorrechten en aanzien te bekomen in de ogen van anderen. Maar de waarde van dit logion stijgt evenwel uit boven de onmiddellijke context. De naam van broeder/zuster onderstreept de gemeenschappelijke waardigheid en de fundamentele gelijkheid van alle gelovigen, zonen in de Zoon van dezelfde hemelse Vader. (Mt. 5, 45) [[b:Mt. 5, 45]] geroepen om een universele broederschap in Christus te worden, de eerstgeborene van een menigte van broeders. (Rom. 8, 29) [[b:Rom. 8, 29]]
Alhoewel we in deze Instructie rechtstreeks spreken van het leven en de zending van de religieuze broeder, weten we beslist dat meerdere vragen die hier behandeld worden, zoals de deelname aan het mysterie van de communio en de kerkelijke broederschap of de profetische functie van het getuigenis en van de dienst, van toepassing zijn zowel op het leven en de zending van de religieuze broeders als op godgewijde vrouwen.
De religieuze broeder en de vrouwelijke religieuzen zijn door hun deelname aan het heilbrengend mysterie van Christus en de Kerk, een bestendige herinnering voor het christelijke volk van het belang van de totale zelfgave aan God en dat de zending van de Kerk, die de verschillende roepingen en bedieningen die er deel van uitmaken respecteert, uniek is en gedeeld wordt door allen. Niettegenstaande dat alles stellen we vast dat de roeping van de religieuze broeder, en bijgevolg deze van de vrouwelijke religieuzen, niet altijd goed wordt begrepen en naar waarde wordt geschat binnen de Kerk.
De reflectie die we aanbieden spant zich in om de waarde en de rijkdom van de verschillende roepingen tot hun recht te laten komen, in het bij&zonder in de schoot van het mannelijke religieuze leven. Haar objectief is de identiteit van de religieuze broeder onder de aandacht te brengen, om de waarde en de noodzaak van deze roeping duidelijk te doen uitkomen.
"Broeder" is de naam die traditioneel wordt gegeven aan de leek religleus In dit document zullen we bij.. In dit document zullen we bij voorkeur de term gebruiken die voorgesteld wordt in de aposolische exhortatie Vita Consacrata, nr. 60: "de religieuze broeder" of eenvoudig "de broeder". Waar het nodig is; zullen we de corresponderende term gebruiken in het meervoud, want broeder is men enkel tussen broeders, in de context van broederschap, nooit alleen. Broeder zijn impliceert altijd een relatie en het is op dat punt dat we de nadruk willen leggen. in de Kerk sinds het begin van het godgewijde leven. De titel behoort natuurlijk niet exclusief aan hem toe maar het brengt op een betekenisvolle manier aan de kerkelijke gemeenschap tot dewelke hij behoort over dat hij de profetische herinnering is van Jezus-Broeder, die aan zijn leerlingen verklaarde: "En allen zijt ge broeders" (Mt. 23, 8) [b:Mt. 23, 8]. Vita Consecrata [[758|60]] Dit woord van Jezus heeft de evangelist Mattheus ons overgeleverd in een context waarin Jezus zich uitspreekt tegen de hypocrisie van allen die de godsdienst gebruiken om voorrechten en aanzien te bekomen in de ogen van anderen. Maar de waarde van dit logion stijgt evenwel uit boven de onmiddellijke context. De naam van broeder/zuster onderstreept de gemeenschappelijke waardigheid en de fundamentele gelijkheid van alle gelovigen, zonen in de Zoon van dezelfde hemelse Vader. (Mt. 5, 45) [[b:Mt. 5, 45]] geroepen om een universele broederschap in Christus te worden, de eerstgeborene van een menigte van broeders. (Rom. 8, 29) [[b:Rom. 8, 29]]
Alhoewel we in deze Instructie rechtstreeks spreken van het leven en de zending van de religieuze broeder, weten we beslist dat meerdere vragen die hier behandeld worden, zoals de deelname aan het mysterie van de communio en de kerkelijke broederschap of de profetische functie van het getuigenis en van de dienst, van toepassing zijn zowel op het leven en de zending van de religieuze broeders als op godgewijde vrouwen.
De religieuze broeder en de vrouwelijke religieuzen zijn door hun deelname aan het heilbrengend mysterie van Christus en de Kerk, een bestendige herinnering voor het christelijke volk van het belang van de totale zelfgave aan God en dat de zending van de Kerk, die de verschillende roepingen en bedieningen die er deel van uitmaken respecteert, uniek is en gedeeld wordt door allen. Niettegenstaande dat alles stellen we vast dat de roeping van de religieuze broeder, en bijgevolg deze van de vrouwelijke religieuzen, niet altijd goed wordt begrepen en naar waarde wordt geschat binnen de Kerk.
De reflectie die we aanbieden spant zich in om de waarde en de rijkdom van de verschillende roepingen tot hun recht te laten komen, in het bij&zonder in de schoot van het mannelijke religieuze leven. Haar objectief is de identiteit van de religieuze broeder onder de aandacht te brengen, om de waarde en de noodzaak van deze roeping duidelijk te doen uitkomen.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Bestemmelingen
2
De broeders of de religieuzen leken vormen vandaag een vijfde van het geheel van de mannelijke religieuzen in de Kerk. Enkelen behoren tot clericale instituten, andere tot gemengde instituten. Nog anderen maken deel uit van lekeninstituten, ook genoemd religieuze instituten van broeders Deze laatste is de benaming.. Deze laatste is de benaming voorgesteld door de Synode omtrent het godgewijde leven (oktober 1994) en hernomen in de apostolische exhortatie Vita Consecrata, nr. 60., waarvan de leden allen of een groot aantal leken religieuzen zijn. Deze reflectie is tot hen gericht met de hoop dat zij dienstig is om hun roeping te bevestigen.
Gelet op de gelijkenissen tussen de vrouwelijke religieuze roeping en deze van de religieuze broeder is alles wat hier wordt gezegd gemakkelijk van toepassing op de vrouwelijke religieuzen.
Dit document is ook gericht op de leken, religieuze priesters, diocesane priesters, bisschoppen en allen die willen weten over, waarderen en bevorderen van de roeping van de religieuze broeder in de Kerk.
Gelet op de gelijkenissen tussen de vrouwelijke religieuze roeping en deze van de religieuze broeder is alles wat hier wordt gezegd gemakkelijk van toepassing op de vrouwelijke religieuzen.
Dit document is ook gericht op de leken, religieuze priesters, diocesane priesters, bisschoppen en allen die willen weten over, waarderen en bevorderen van de roeping van de religieuze broeder in de Kerk.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een referentiekader voor onze bezinning
3
De apostolische exhortatie Vita Consecrata [758] van Johannes Paulus II dient als referentiekader voor onze expliciete reflectie over de religieuze broeder en we refereren aan deze tekst voor al de algemene kenmerken van het godgewijde leven die er de identiteit van uitmaken. Wij beperken ons ertoe om hier voor te stellen wat specifiek of bijzonder is aan deze roeping; ook zullen referenties gemaakt worden naar het godgewijde leven in het algemeen en bijgevolg zal gebruik worden gemaakt van documenten die het sinds het Tweede Vaticaans Concilie hebben voorgesteld, gekaderd in de ecclesiologie van de gemeenschap. "Dat is inderdaad de centrale idee die de Kerk in het licht heeft gesteld om zichzelf te omschrijven( .... ) De ecclesiologie van de communie is de centrale en fundamentele idee van de documenten van het Concilie" [[692|19]]
Vele van de karakteristieken die vroeger werden aangehaald als zijnde eigen aan het godgewijde leven, en die zelfs met een zekere exclusiviteit waren toegekend, worden vandaag beschouwd als behorend tot de gemeenschappelijke schat van de Kerk en worden voorgesteld aan al de gelovigen. De religieuzen moeten vandaag de uitdaging aangaan zich te herkennen in wat gemeenschappelijk is, en tegelijkertijd dezelfde realiteit beleven op een bijzondere wijze en op een manier dat ze teken wordt voor allen.
Vele van de karakteristieken die vroeger werden aangehaald als zijnde eigen aan het godgewijde leven, en die zelfs met een zekere exclusiviteit waren toegekend, worden vandaag beschouwd als behorend tot de gemeenschappelijke schat van de Kerk en worden voorgesteld aan al de gelovigen. De religieuzen moeten vandaag de uitdaging aangaan zich te herkennen in wat gemeenschappelijk is, en tegelijkertijd dezelfde realiteit beleven op een bijzondere wijze en op een manier dat ze teken wordt voor allen.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Plan van het document
4
In eerste instantie stellen we de religieuze broeders voor in de Kerk-Communio als deel uitmakend van het ene uitverkoren volk in hetwelk ze geroepen zijn de rijkdom uit te stralen van hun persoonlijke roeping.
Vervolgens, door de drie dimensies te volgen met dewelke de Kerk-Communio zichzelf voorstelt vgl: Christifideles laici [[[692|8.19.32]]], ontwikkelen we de identiteit van de broeder als mysterie van communio voor de zending. In het centrum van deze drie realiteiten ligt het hart van de identiteit van de religieuze broeder, namelijk de broederschap als ontvangen gave (mysterie), gedeelde gave (communio) en geschonken gave (zending).
Tenslotte zullen we een aantal richtlijnen voorstellen opdat overal in onze wereld, elke gemeenschap en elke religieuze broeder een antwoord kan geven op deze vraag: hoe kunnen we broeders zijn vandaag?
Vervolgens, door de drie dimensies te volgen met dewelke de Kerk-Communio zichzelf voorstelt vgl: Christifideles laici [[[692|8.19.32]]], ontwikkelen we de identiteit van de broeder als mysterie van communio voor de zending. In het centrum van deze drie realiteiten ligt het hart van de identiteit van de religieuze broeder, namelijk de broederschap als ontvangen gave (mysterie), gedeelde gave (communio) en geschonken gave (zending).
Tenslotte zullen we een aantal richtlijnen voorstellen opdat overal in onze wereld, elke gemeenschap en elke religieuze broeder een antwoord kan geven op deze vraag: hoe kunnen we broeders zijn vandaag?
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- EERSTE HOOFDSTUK De religieuze broeders in de Kerkgemeenschap"Ik bestem u om de man te zijn van mijn verbond met het volk" (Jes. 42,6)
- Een gelaat voor het verbond
5
De vernieuwing die gebracht werd door het Tweede Vaticaans Concilie [d:4] onder de impuls van de Geest van Pinksteren heeft de kern van het zijn van de Kerk verlicht als mysterie van verbondenheid. vgl: Christifideles laici [[[692|8]]] vgl: Vita Consecrata [[[758|41]]] Dit mysterie is het heilsplan van de mensheid Christifideles laici [[692|19]] dat zich ontplooit in een geschiedenis van verbond.
De bron van dit mysterie bevindt zich niet in de Kerk zelf, maar in de Drievuldigheid, in de gemeenschap van de Zoon met de Vader in de gave van de Heilige Geest. Deze gemeenschap is het model, de bron en het doel van de gemeenschap van de christenen met Christus; uit deze gemeenschap wordt deze tussen de christenen geboren. vgl: Christifideles laici [[[692|19.19]]]
Het godgewijde leven dat "in het hart zelf van de Kerk is als een beslissend element voor haar zending" Vita Consecrata [[758|3]] moet dit hart overwegen om zichzelf te vinden en zichzelf te begrijpen. De religieuze broeder vindt daar de diepe betekenis van zijn eigen roeping. In deze overweging wordt hij verlicht door de figuur van de Dienaar van Jahweh beschreven door Jesaja aan wie God zegt: "Ik bestem u om de man te zijn van mijn verbond met het volk" (Jes. 42, 6) [b:Jes. 42, 6]. Deze figuur verwerft zijn perfect gelaat in Jezus van Nazareth die het nieuwe verbond bezegelde met zijn bloed en allen oproept die in Hem geloven om de taak verder te zetten die aan de dienaar werd toevertrouwd, om een verbond van het volk te zijn.
De bemiddelende identiteit van de Dienaar van Jahweh heeft niet alleen een persoonlijke betekenis maar ook een gemeenschapsbetekenis want zij verwijst naar het resterende deel van Israël, het messiaanse volk, over wie het Concilie zegt: "Christus heeft het opgericht als gemeenschap van leven, liefde en waarheid; Hij wendt het tevens aan als werktuig voor algemene verlossing en zendt het als licht van de wereld en zout van de aarde (Mt. 5, 13-16) [[b:Mt. 5, 13-16]] naar heel de wereld uit". Lumen Gentium [[617|9]]
Bewust van het feit dat hij deel uitmaakt van dit volk en van zijn zending, beleeft de religieuze broeder de roep om herinnering te zijn van het verbond door zijn toewijding aan God door een broederlijk leven in gemeenschap voor de zending. Vita Consecrata [[758|72]] Op die manier maakt hij de gemeenschap waartoe het Volk Gods wordt opgeroepen om ze te belichamen, meer zichtbaar.
De bron van dit mysterie bevindt zich niet in de Kerk zelf, maar in de Drievuldigheid, in de gemeenschap van de Zoon met de Vader in de gave van de Heilige Geest. Deze gemeenschap is het model, de bron en het doel van de gemeenschap van de christenen met Christus; uit deze gemeenschap wordt deze tussen de christenen geboren. vgl: Christifideles laici [[[692|19.19]]]
Het godgewijde leven dat "in het hart zelf van de Kerk is als een beslissend element voor haar zending" Vita Consecrata [[758|3]] moet dit hart overwegen om zichzelf te vinden en zichzelf te begrijpen. De religieuze broeder vindt daar de diepe betekenis van zijn eigen roeping. In deze overweging wordt hij verlicht door de figuur van de Dienaar van Jahweh beschreven door Jesaja aan wie God zegt: "Ik bestem u om de man te zijn van mijn verbond met het volk" (Jes. 42, 6) [b:Jes. 42, 6]. Deze figuur verwerft zijn perfect gelaat in Jezus van Nazareth die het nieuwe verbond bezegelde met zijn bloed en allen oproept die in Hem geloven om de taak verder te zetten die aan de dienaar werd toevertrouwd, om een verbond van het volk te zijn.
De bemiddelende identiteit van de Dienaar van Jahweh heeft niet alleen een persoonlijke betekenis maar ook een gemeenschapsbetekenis want zij verwijst naar het resterende deel van Israël, het messiaanse volk, over wie het Concilie zegt: "Christus heeft het opgericht als gemeenschap van leven, liefde en waarheid; Hij wendt het tevens aan als werktuig voor algemene verlossing en zendt het als licht van de wereld en zout van de aarde (Mt. 5, 13-16) [[b:Mt. 5, 13-16]] naar heel de wereld uit". Lumen Gentium [[617|9]]
Bewust van het feit dat hij deel uitmaakt van dit volk en van zijn zending, beleeft de religieuze broeder de roep om herinnering te zijn van het verbond door zijn toewijding aan God door een broederlijk leven in gemeenschap voor de zending. Vita Consecrata [[758|72]] Op die manier maakt hij de gemeenschap waartoe het Volk Gods wordt opgeroepen om ze te belichamen, meer zichtbaar.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- In gemeenschap met het Volk Gods
6
Bezield door de Geest versterkt de Kerk vandaag haar bewustzijn om Volk van God te zijn, waar allen genieten van dezelfde waardigheid ontvangen door het Doopsel vgl: Christifideles laici [[[692|55]]] vgl: De wijngaard van God, de dood van de Zoon en de wijn van het Nieuwe Verbond [[[658|(31)]]], allen hebben de gemeenschappelijke roeping naar heiligheid vgl: Christifideles laici [[[692|16]]] en allen zijn medeverantwoordelijk voor de evangeliserende zending. vgl: Evangelii Nuntiandi [[[519|59]]] Ieder, volgens zijn roeping, zijn charisma en zijn ambt wordt een teken voor de anderen. vgl: Christifideles laici [[[692|55]]] In dit Volk van Godgewijden wordt het godgewijde leven geboren en opgenomen en daarbinnen het laïcale religieuze leven, waarvan de nieuwe en bijzondere toeheiliging het Doopsel verdiept vgl: Vita Consecrata [[[758|30]]]; zij neemt "op een speciale manier deel aan het profetische ambt van Christus, die de Heilige Geest aan heel het Volk Gods meedeelt" Vita Consecrata [[758|84]]; het beleeft zijn bijzonder charisma in relatie en continuïteit met de andere kerkelijke charisma's; het integreert zich in de zending van de Kerk en deelt het met de andere gelovigen.
De religieuze broeders vinden hun natuurlijk staat in deze context van gemeenschap door hun toebehoren aan het Volk Gods, door verbonden te zijn met allen die door hun religieuze toewijding de essentie van de Kerk weergeven, mysterie van verbondenheid. In haar houden ze de verplichting levendig van de verbondenheid als een belijdenis van de Drievuldigheid. Vita Consecrata [[758|41.46]]
De banden van de gemeenschap van de religieuze broeder strekken zich uit ver buiten de grenzen van de Kerk, want hij wordt gedreven door het dezelfde "universele karakter dat het Volk Gods onderscheidt". Lumen Gentium [[617|13]] De roeping van broeder is een aspect van het antwoord dat God geeft aan het gemis aan broederlijkheid dat de wereld bedroeft vandaag. Aan de wortel van de broederroeping is er een diepe ervaring van solidariteit die zeer sterk overeenkomt met die van Mozes voor het brandende braambos: hij leert zich zelf kennen als de ogen, oren en hart van God, de God die de verdrukking van zijn volk ziet, zijn jammerklachten hoort en neerdaalt om hen te bevrijden. In deze intieme ervaring hoort de broeder de oproep: "Ik zend u naar Farao. Gij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden" (Ex. 3, 7-10) [[b:Ex. 3, 7-10]] Daarom blijft de gemeenschapsdimensie bij de broeder innig verbonden met een verscherpte gevoeligheid voor alles wat de kleinsten van de samenleving treft, de onderdrukten door verschillende vormen van onrecht, de verlatenen in de marge van de geschiedenis en de vooruitgang, diegenen die uiteindelijk minder mogelijkheden hebben om het goede nieuws van de liefde van God in het hun leven te ervaren.
De religieuze broeders vinden hun natuurlijk staat in deze context van gemeenschap door hun toebehoren aan het Volk Gods, door verbonden te zijn met allen die door hun religieuze toewijding de essentie van de Kerk weergeven, mysterie van verbondenheid. In haar houden ze de verplichting levendig van de verbondenheid als een belijdenis van de Drievuldigheid. Vita Consecrata [[758|41.46]]
De banden van de gemeenschap van de religieuze broeder strekken zich uit ver buiten de grenzen van de Kerk, want hij wordt gedreven door het dezelfde "universele karakter dat het Volk Gods onderscheidt". Lumen Gentium [[617|13]] De roeping van broeder is een aspect van het antwoord dat God geeft aan het gemis aan broederlijkheid dat de wereld bedroeft vandaag. Aan de wortel van de broederroeping is er een diepe ervaring van solidariteit die zeer sterk overeenkomt met die van Mozes voor het brandende braambos: hij leert zich zelf kennen als de ogen, oren en hart van God, de God die de verdrukking van zijn volk ziet, zijn jammerklachten hoort en neerdaalt om hen te bevrijden. In deze intieme ervaring hoort de broeder de oproep: "Ik zend u naar Farao. Gij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden" (Ex. 3, 7-10) [[b:Ex. 3, 7-10]] Daarom blijft de gemeenschapsdimensie bij de broeder innig verbonden met een verscherpte gevoeligheid voor alles wat de kleinsten van de samenleving treft, de onderdrukten door verschillende vormen van onrecht, de verlatenen in de marge van de geschiedenis en de vooruitgang, diegenen die uiteindelijk minder mogelijkheden hebben om het goede nieuws van de liefde van God in het hun leven te ervaren.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een levende herinnering voor het kerkelijk bewustzijn
7
Het eerste ambt dat de broeders in de Kerk ontwikkelen in hun hoedanigheid van religieuzen is "onder de gedoopten het besef levend te houden voor de wezenlijke voorwaarden van het evangelie" en doen beseffen "dat het door de heiligheid van het leven beantwoorden moet aan de liefde van God die door de heilige Geest in de harten is uitgestort (Rom. 5, 5) [[b:Rom. 5, 5]]". Vita Consecrata [[758|33]] vgl: Vita Consecrata [[[758|39]]] Al de andere diensten en bedieningen die de verschillende vormen van religieus leven aanbieden, hebben enkel betekenis door dit eerste ambt.
Deze tekenfunctie erkend door het Tweede Vaticaans Concilie vgl: Lumen Gentium [[[617|44]]] en meermaals onderstreept in de apostolische exhortatie Vita Consecrata [758] Vita Consecrata [[758|84]] vgl: Vita Consecrata [[[758|15.21.25.26.27.42.51.80.92.105]]] is essentieel voor het godgewijde leven en bepaalt haar richting: het bestaat niet "voor zichzelf", maar in functie van de kerkelijke gemeenschap.
De religieuze toewijding zelf, die het leven voorstelt als een getuigenis van de Absolute die God is Vita Consecrata [[758|39]] ofwel als een proces van openheid tot God en tot de mensen in het licht van het Evangelie, is een oproep gericht tot alle gelovigen, een uitnodiging tot iedereen om zijn of haar leven te richten als een radicaal pad, in de verschillende situaties en levensstaten, open voor de gaven en de uitnodigingen van de Geest. vgl: Vita Consecrata [[[758|84-94]]]
De broederlijkheid van de religieuze broeders is een bemoediging voor de gehele Kerk omdat zij de evangelische waarde van de horizontale broederlijke relaties aanwezig stelt tegenover de verleiding om te overheersen, de eerste plaats te zoeken, het gezag uit te oefenen als macht: "Maar gij moet u geen rabbi laten noemen. Gij hebt maar één Meester en gij allen zijt broeders. En noemt niemand van u op aarde vader; gij hebt maar één Vader, de hemelse. En laat u ook geen leraar noemen; gij hebt maar één leraar, de Christus" (Mt. 23, 8-10) [b:Mt. 23, 8-10].
De gemeenschap wordt vandaag in de Kerk voorgesteld als een dringende uitdaging in dit nieuwe millennium opdat zij zich omvormt in een huis en een school van gemeenschap. Novo millennio ineunte [[9|43]] De broeders zijn actieve bewoners van dit huis en in deze school zijn ze zijn zowel leerlingen als onderwijzers; het is daarom dat ze zich de spoed eigen maken die de Kerk zichzelf oplegt om de spiritualiteit van de onderlinge eenheid vgl: Vita Consecrata [[[758|46.51]]] vgl: Novo millennio ineunte [[[9|43]]] te ontplooien en te bevorderen.
Deze tekenfunctie erkend door het Tweede Vaticaans Concilie vgl: Lumen Gentium [[[617|44]]] en meermaals onderstreept in de apostolische exhortatie Vita Consecrata [758] Vita Consecrata [[758|84]] vgl: Vita Consecrata [[[758|15.21.25.26.27.42.51.80.92.105]]] is essentieel voor het godgewijde leven en bepaalt haar richting: het bestaat niet "voor zichzelf", maar in functie van de kerkelijke gemeenschap.
De religieuze toewijding zelf, die het leven voorstelt als een getuigenis van de Absolute die God is Vita Consecrata [[758|39]] ofwel als een proces van openheid tot God en tot de mensen in het licht van het Evangelie, is een oproep gericht tot alle gelovigen, een uitnodiging tot iedereen om zijn of haar leven te richten als een radicaal pad, in de verschillende situaties en levensstaten, open voor de gaven en de uitnodigingen van de Geest. vgl: Vita Consecrata [[[758|84-94]]]
De broederlijkheid van de religieuze broeders is een bemoediging voor de gehele Kerk omdat zij de evangelische waarde van de horizontale broederlijke relaties aanwezig stelt tegenover de verleiding om te overheersen, de eerste plaats te zoeken, het gezag uit te oefenen als macht: "Maar gij moet u geen rabbi laten noemen. Gij hebt maar één Meester en gij allen zijt broeders. En noemt niemand van u op aarde vader; gij hebt maar één Vader, de hemelse. En laat u ook geen leraar noemen; gij hebt maar één leraar, de Christus" (Mt. 23, 8-10) [b:Mt. 23, 8-10].
De gemeenschap wordt vandaag in de Kerk voorgesteld als een dringende uitdaging in dit nieuwe millennium opdat zij zich omvormt in een huis en een school van gemeenschap. Novo millennio ineunte [[9|43]] De broeders zijn actieve bewoners van dit huis en in deze school zijn ze zijn zowel leerlingen als onderwijzers; het is daarom dat ze zich de spoed eigen maken die de Kerk zichzelf oplegt om de spiritualiteit van de onderlinge eenheid vgl: Vita Consecrata [[[758|46.51]]] vgl: Novo millennio ineunte [[[9|43]]] te ontplooien en te bevorderen.
Referenties naar alinea 7: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Herontdekking van de gemeenschappelijke schat
8
De relaties in de Kerk-Communio worden gevestigd vanuit wat verbindt en niet van wat scheidt. Vandaag zijn we bezig het besef te herwinnen van het gemeenschappelijk patrimonium, die grote schat die ons allen gelijk maakt in wat fundamenteel is, in de gemeenschappelijke waardigheid en in de gemeenschappelijke plichten en rechten. Wij worden allen tegelijkertijd geboren en wij treden allen in de Kerk als gedoopten. In dit gemeenschappelijke kader worden we geroepen om welbepaalde taken uit te oefenen ten dienste van de kerkgemeenschap, om op een betekenisvolle of profetische manier de nauwkeurige karakteristieken te beleven die behoren tot het gemeenschappelijke patrimonium, en om de gemeenschappelijke zending te dienen door de concrete charisma's en bedieningen.
Deze fundamentele dimensie verlaat ons nooit: de leken Christenen beleven ze op een uitdrukkelijke manier in een vorm van leven als leken. Voor hen die geroepen zijn tot het priesterschap of het godgewijde leven is zij een bestendige referentie die hen eraan herinnert voor wie en in functie van wie zij dit ambt uitoefenen en zij tekenen zijn van toewijding.
Terwijl hij leeft te midden van de Christengelovigen ontvangt de religieuze broeder het getuigenis en de steun van andere roepingen. Hij is geroepen om integraal en op een profetische manier het Christusmysterie en de Kerk te beleven in het godgewijde leven als dienst aan heel het Volk Gods. vgl: Vita Consecrata [[[758|33]]]
Deze fundamentele dimensie verlaat ons nooit: de leken Christenen beleven ze op een uitdrukkelijke manier in een vorm van leven als leken. Voor hen die geroepen zijn tot het priesterschap of het godgewijde leven is zij een bestendige referentie die hen eraan herinnert voor wie en in functie van wie zij dit ambt uitoefenen en zij tekenen zijn van toewijding.
Terwijl hij leeft te midden van de Christengelovigen ontvangt de religieuze broeder het getuigenis en de steun van andere roepingen. Hij is geroepen om integraal en op een profetische manier het Christusmysterie en de Kerk te beleven in het godgewijde leven als dienst aan heel het Volk Gods. vgl: Vita Consecrata [[[758|33]]]
Referenties naar alinea 8: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een hernieuwd project
9
Het godgewijde leven, vooral laïcaal in het begin, heeft als fundamenteel doel de cultuur van de gemeenschappelijke christelijke schat, vervat in de initiatiesacramenten en die aangeboden wordt aan alle gelovigen. Zeker, ze doet het op een bijzondere manier door Christus na te volgen in zijn manier van leven: maagdelijk, arm en gehoorzaam. vgl: Vita Consecrata [[[758|16.31]]]
Gedurende eeuwen heeft dit objectief, dat zo essentieel is voor het godgewijde leven, het risico gelopen op het achterplan te geraken van het mannelijke religieuze leven in het voordeel van priesterlijke taken. Om het zijn eigen ruimte opnieuw te geven, heeft de Geest, doorheen de geschiedenis, stichters doen opstaan die de klemtoon hebben gelegd op het laïcaal karakter van hun stichtingen.
Het geschiedde aldus in het monastieke leven van Sint Benedictus, wiens monniken broeders Europa evangeliseerden; ook in de manier van leven voorgesteld door Sint Franciscus zijn de Minderbroeders ontstaan als een gemengde orde gevormd door leken en priesters. In beide gevallen heeft de tendens om de leden tot het priesterschap toe te laten de overhand gehaald op het eerste stichtingsproject.
In de zestiende en de zeventiende eeuw hernieuwen nieuwe stichters het project van het laïcale religieuze leven. Zij richten gemeenschappen op die niet alleen de nadruk leggen op de broederlijke verhoudingen tussen de leden, maar ook sterke banden onderhouden met de mensen met wie ze zich identificeren en wier leed ze willen verzachten. Zij richten zelfs hun huizen in of bij plaatsen waar zich personen bevinden die leven in een situatie van behoeftigheid, armoede of van onzekerheid en evangeliseren hen. Op die manier incarneren en maken ze van binnenuit de reddende liefde van God duidelijk. Deze godgewijde broederschappen deden instituten van religieuze broeders en zusters ontstaan. Sint Johannes de Deo en Sint Jean-Baptiste de la Salie, zoals ook de heilige Angela de Merici en Mary Ward langs de vrouwelijke zijde, onder meer, waren de instrumenten van de Geest om in de Kerk deze nieuwe stichtingscharisma's in te leiden, die zich zullen vermenigvuldigen in het bijzonder gedurende de negentiende eeuw.
De religieuze broeders, zowel in de monastieke gemeenschappen als in de kloosters, in de gemeenschappen van apostolisch leven of in de broedergemeenschappen die we zonet hebben beschreven, hebben de waardigheid van de diensten en ambten beklemtoond, gekoppeld aan de veelvuldige noden van de mensen. Zij oefenen ze uit door de eenheid van hun toewijding en door van deze diensten en bedieningen het centrum te maken van hun ervaring met God, en door ze uit te voeren met toewijding en bekwaamheid.
Gedurende eeuwen heeft dit objectief, dat zo essentieel is voor het godgewijde leven, het risico gelopen op het achterplan te geraken van het mannelijke religieuze leven in het voordeel van priesterlijke taken. Om het zijn eigen ruimte opnieuw te geven, heeft de Geest, doorheen de geschiedenis, stichters doen opstaan die de klemtoon hebben gelegd op het laïcaal karakter van hun stichtingen.
Het geschiedde aldus in het monastieke leven van Sint Benedictus, wiens monniken broeders Europa evangeliseerden; ook in de manier van leven voorgesteld door Sint Franciscus zijn de Minderbroeders ontstaan als een gemengde orde gevormd door leken en priesters. In beide gevallen heeft de tendens om de leden tot het priesterschap toe te laten de overhand gehaald op het eerste stichtingsproject.
In de zestiende en de zeventiende eeuw hernieuwen nieuwe stichters het project van het laïcale religieuze leven. Zij richten gemeenschappen op die niet alleen de nadruk leggen op de broederlijke verhoudingen tussen de leden, maar ook sterke banden onderhouden met de mensen met wie ze zich identificeren en wier leed ze willen verzachten. Zij richten zelfs hun huizen in of bij plaatsen waar zich personen bevinden die leven in een situatie van behoeftigheid, armoede of van onzekerheid en evangeliseren hen. Op die manier incarneren en maken ze van binnenuit de reddende liefde van God duidelijk. Deze godgewijde broederschappen deden instituten van religieuze broeders en zusters ontstaan. Sint Johannes de Deo en Sint Jean-Baptiste de la Salie, zoals ook de heilige Angela de Merici en Mary Ward langs de vrouwelijke zijde, onder meer, waren de instrumenten van de Geest om in de Kerk deze nieuwe stichtingscharisma's in te leiden, die zich zullen vermenigvuldigen in het bijzonder gedurende de negentiende eeuw.
De religieuze broeders, zowel in de monastieke gemeenschappen als in de kloosters, in de gemeenschappen van apostolisch leven of in de broedergemeenschappen die we zonet hebben beschreven, hebben de waardigheid van de diensten en ambten beklemtoond, gekoppeld aan de veelvuldige noden van de mensen. Zij oefenen ze uit door de eenheid van hun toewijding en door van deze diensten en bedieningen het centrum te maken van hun ervaring met God, en door ze uit te voeren met toewijding en bekwaamheid.
Referenties naar alinea 9: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De ontwikkeling van de gemeenschappelijk schat
10
De actuele context van de Kerk-Communio vergemakkelijkt en vraagt meer dan ooit dat de religieuze broeders deze oorspronkelijke functie van het godgewijde opnieuw bevestigen met een hernieuwd engagement, niet alleen binnen hun communiteiten maar ook in de kerkelijke gemeenschap. Ze doen het als gist in het deeg, zoals ervaren leiders van het geestelijk leven Vita Consecrata [[758|55]] die broederlijk de andere gelovigen begeleiden en hen helpen om de rijkdom van de christelijke erfenis te ontdekken, of eenvoudig als broeders die hun eigen ontdekkingen delen met andere broeders voor een gezamenlijke weldaad. We willen hier enkele aspecten van deze gemeenschappelijke schat belichten waartoe de religieuze broeders zich engageren om ze te ontwikkelen:
- Sacramenteel leven: de religieuze toewijding heeft zijn wortels in het doopsel en in de andere christelijke initiatiesacramenten. Doorheen deze ervaart de broeder de kinderlijke impuls naar de Vader, viert het nieuwe leven dat hij ontvangen heeft van de Verrezen Heer, bekijkt zichzelf als een deel van Jezus Christus, Priester, Profeet en Koning, en laat zich leiden door de Heilige Geest.
- Behorend tot het Volk Gods: de broeder bevestigt zijn toebehoren aan de gemeenschap van gelovigen door zich gewillig in te schrijven in de lokale Kerk en in haar structuren van gemeenschap en apostolaat, in overeenstemming met zijn eigen charisma. Hij bevestigt ook zijn toebehoren tot de mensheid en maakt zich solidair met al haar noden, in het bijzonder met de zwakkeren en de meer kwetsbaren: "Vreugde en hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag, vooral van de armen en van hen ook die te lijden hebben ... er is werkelijk niets bij mensen te vinden dat geen weerklank vindt in hun hart". Gaudium et Spes [[575|1]]
- Persoonlijke integratie van de laicale en godgewijde identiteit: de broeder verenigt deze twee facetten in zijn eigen persoon. Hij maakt zo de eenheid tussen het profane en het godgewijde, een eenheid die meer vanzelfsprekend werd sinds de menswording van de Zoon van God.
- Teken van de aanwezigheid van God in de profane werkelijkheden: de broeder aanvaardt de kerkelijke bedieningen in gemeenschap met de broeders van zijn congregatie en met de andere gelovigen die deelnemen aan het zelfde stichtingscharisma. Van daaruit zoekt hij en doet God ontdekken in de profane realiteiten van de cultuur, van de wetenschap, van de menselijke gezondheid, in de wereld van de arbeid, in de zorg van de zwakken en de minstbedeelden. Tegelijkertijd zoekt hij en openbaart hij de menselijke persoon, man en vrouw, "als één totaliteit, met lichaam en ziel, met hart en geweten, met verstand en wil", overtuigd dat "het er immers om gaat de menselijke persoon te redden en de menselijke gemeenschap uit te bouwen". Gaudium et Spes [[575|3]]
- Broederlijk leven in gemeenschap: de broeder ontwikkelt de broederlijkheid in het leven in gemeenschap en projecteert ze als zijn manier van leven in zijn relaties buiten de gemeenschap. Steunend op de centrale ervaring van zijn roeping, die van zich met Jezus beminde zoon van de Vader te voelen, beleeft hij het nieuwe gebod van de Heer als het centrum van zijn leven en als eerste engagement van zijn religieuze toewijding.
- Een gedeeld charisma: de broeder wordt zich bewust van de rijkdom die zijn eigen stichtingscharisma bevat om het te delen met andere lekengelovigen die het kunnen beleven in verschillende levensprojecten. vgl: Ripartire da Cristo [[[4135|(31)]]] Hij aanvaardt om instrument van de Geest te zijn in het doorgeven van het charisma en aanvaardt zijn verantwoordelijkheid om levende herinnering van de stichter te zijn. Op deze manier behoudt het charisma zijn geordende evangelische rijkdom tot opbouw van de Kerk, tot het goed van de mensen en tot de voldoening van wat de wereld nodig heeft. vgl: Christifideles laici [[[692|24]]]
Referenties naar alinea 10: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Broeder: een christelijke ervaring vanaf het begin
11
"Ik wil de Christenen van alle gemeenschappen in de wereld in het bijzonder om een aantrekkelijk en stralend getuigenis van broederlijke gemeenschap vragen. Mogen allen bewonderen hoe u voor elkaar zorgt, hoe u elkaar wederzijds bemoedigt en elkaar begeleidt: 'Hieruit zult u allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart' (Joh. 13, 35) [b:Joh. 13, 35]". Evangelii Gaudium [[4984|99]] Deze oproep van Paus Franciscus tot de gehele Christengemeenschap doet de speciale plaats uitkomen die de broederlijkheid heeft in het geheel van het gemeenschappelijke christelijke erfgoed. Het is de parel die de religieuze broeders met speciale zorg cultiveren. In deze zin zijn ze voor de kerkgemeenschap een profetisch gedachtenis van haar oorsprong en aanmoediging om er naar terug te keren om zich te herbronnen.
De Handelingen van de Apostelen stellen de jonge Kerk voor als een gemeenschap van leerlingen wiens zending het is om redding te verkondigen en om getuigen te zijn van de Verrezene; hun kracht vinden ze in het Woord, in het breken van het brood, het gebed en de broederlijkheid. De leerlingen zijn broeders; dat is het teken dat ze leerlingen zijn van Jezus. Evenwel zijn ze geen broeders door een persoonlijke keuze, maar omdat ze geroepen werden. Zij werden bijeen gebracht alvorens te worden uitgezonden.
De broederlijkheid is een bron van kracht voor de zending. Evenwel steunt ze op een andere kracht: de Heilige Geest. De Geest daalt neer over de broeders die verenigd zijn in gebed op de dag van Pinksteren en zendt hen uit om getuigen te zijn (Hand. 2, 1; ev) [b:Hand. 2, 1]. Opnieuw verenigd in gebed, waarbij ze elkaar steunen na de gevangenneming van Petrus en Johannes, komt de Geest en vervult hen met kracht om het Woord van God vrijmoedig te verkondigen (Hand. 4, 23; ev) [b:Hand. 4, 23]. Het verhaal van de Handelingen van de Apostelen toont ons hoe de gemeenschap van leerlingen zich geleidelijk aan bewust wordt dat de broederlijkheid en de zending elkaar nodig hebben en dat de twee zich ontwikkelen door de stuwingskracht en het verlangen van de Geest. Dat is de dynamiek die wordt ingesteld: de cultuur van de broederlijkheid creëert een groter zendingsbewustzijn en de ontwikkeling van de zending brengt de broederlijkheid voort.
Met een hernieuwde beslistheid versterkt en hernieuwt de Heilige Geest deze boodschap in de Kerk, in het bijzonder in het kader van het godgewijde leven. Het is daarom dat hij de aanwezigheid van religieuze broeders doet ontstaan in clericale congregaties. Deze aanwezigheid is niet alleen belangrijk door hun bijdrage om te beantwoorden aan de materiële of andere noden, maar vooral omdat ze in deze congregaties de voortdurende herinnering zijn van "het fundamentele aspect van de broederschap in Christus" Vita Consecrata [[758|60]] waaraan al hun leden moeten mee bouwen. Voor dezelfde reden moedigt de Geest ook de instituten van religieuze broeders en zusters aan: allen roepen op een bestendige manier in de Kerk de opperste waarde van de broederschap op en de gratuite inzet als buitengewone uitdrukkingen van gemeenschap.
De naam "broeders" duidt op een positieve manier aan wat de religieuzen aannemen als fundamentele zending van hun leven: "Deze religieuzen zijn geroepen om broeders van Christus te zijn, innig verbonden met Hem, "de Eerstgeborene onder vele broeders" (Rom. 8, 29) [b:Rom. 8, 29]; broeders onder elkaar in wederzijdse liefde en gezamenlijke arbeid in dezelfde dienst aan het welzijn in de Kerk; broeders van iedere mens door te getuigenis van Christus' liefde jegens alle mensen, speciaal de kleinste en behoeftigste; broeders omwille van een grotere broederlijkheid in de Kerk". Vita Consecrata [[758|60]] vgl: Audiëntie [[[3978]]]
De Handelingen van de Apostelen stellen de jonge Kerk voor als een gemeenschap van leerlingen wiens zending het is om redding te verkondigen en om getuigen te zijn van de Verrezene; hun kracht vinden ze in het Woord, in het breken van het brood, het gebed en de broederlijkheid. De leerlingen zijn broeders; dat is het teken dat ze leerlingen zijn van Jezus. Evenwel zijn ze geen broeders door een persoonlijke keuze, maar omdat ze geroepen werden. Zij werden bijeen gebracht alvorens te worden uitgezonden.
De broederlijkheid is een bron van kracht voor de zending. Evenwel steunt ze op een andere kracht: de Heilige Geest. De Geest daalt neer over de broeders die verenigd zijn in gebed op de dag van Pinksteren en zendt hen uit om getuigen te zijn (Hand. 2, 1; ev) [b:Hand. 2, 1]. Opnieuw verenigd in gebed, waarbij ze elkaar steunen na de gevangenneming van Petrus en Johannes, komt de Geest en vervult hen met kracht om het Woord van God vrijmoedig te verkondigen (Hand. 4, 23; ev) [b:Hand. 4, 23]. Het verhaal van de Handelingen van de Apostelen toont ons hoe de gemeenschap van leerlingen zich geleidelijk aan bewust wordt dat de broederlijkheid en de zending elkaar nodig hebben en dat de twee zich ontwikkelen door de stuwingskracht en het verlangen van de Geest. Dat is de dynamiek die wordt ingesteld: de cultuur van de broederlijkheid creëert een groter zendingsbewustzijn en de ontwikkeling van de zending brengt de broederlijkheid voort.
Met een hernieuwde beslistheid versterkt en hernieuwt de Heilige Geest deze boodschap in de Kerk, in het bijzonder in het kader van het godgewijde leven. Het is daarom dat hij de aanwezigheid van religieuze broeders doet ontstaan in clericale congregaties. Deze aanwezigheid is niet alleen belangrijk door hun bijdrage om te beantwoorden aan de materiële of andere noden, maar vooral omdat ze in deze congregaties de voortdurende herinnering zijn van "het fundamentele aspect van de broederschap in Christus" Vita Consecrata [[758|60]] waaraan al hun leden moeten mee bouwen. Voor dezelfde reden moedigt de Geest ook de instituten van religieuze broeders en zusters aan: allen roepen op een bestendige manier in de Kerk de opperste waarde van de broederschap op en de gratuite inzet als buitengewone uitdrukkingen van gemeenschap.
De naam "broeders" duidt op een positieve manier aan wat de religieuzen aannemen als fundamentele zending van hun leven: "Deze religieuzen zijn geroepen om broeders van Christus te zijn, innig verbonden met Hem, "de Eerstgeborene onder vele broeders" (Rom. 8, 29) [b:Rom. 8, 29]; broeders onder elkaar in wederzijdse liefde en gezamenlijke arbeid in dezelfde dienst aan het welzijn in de Kerk; broeders van iedere mens door te getuigenis van Christus' liefde jegens alle mensen, speciaal de kleinste en behoeftigste; broeders omwille van een grotere broederlijkheid in de Kerk". Vita Consecrata [[758|60]] vgl: Audiëntie [[[3978]]]
Referenties naar alinea 11: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- TWEEDE HOOFDSTUK De identiteit van de religieuze broederEen mysterie van gemeenschap voor de zending
- Gedachtenis van de liefde van Christus: "Opdat gij zoudt doen zoals ik gedaan heb" (Joh 13, 14-15)
12
Om dieper in te gaan op de identiteit van de broeder laten we ons innerlijk verlichten door één van de meest treffende iconen van de vier evangelisten te overwegen: Jezus die de voeten wast van zijn leerlingen.
De vertelling die Johannes ons geeft van het laatste avondmaal van Witte donderdag begint met deze plechtige en aangrijpende bevestiging: "En Hij die de zijnen lief had die in de wereld waren, thans had Hij hen lief ten einde toe" (Joh. 13, 1) [b:Joh. 13, 1]. Het laatste avondmaal van Jezus met zijn leerlingen vond plaats in een sfeer van nalatenschap: Jezus draagt zijn leerlingen op, en door hen aan heel de Kerk, het mysterie van het verlossingwerk te voltooien, dat zijn hoogtepunt bereikt in de dood van Jezus aan het kruis, maar dat zich gedurende zijn leven voltrok, zoals we dit terugzien in het antwoord van Johannes aan zijn leerlingen: "Ga en zeg aan Johannes wat je ziet: de blinden zien, de kreupelen gaan, de melaatsen worden genezen van hun ziekte, de doven horen, de doden verrijzen en aan de armen wordt de boodschap van verlossing verkondigd" (Lc. 7, 22) [b:Lc. 7, 22].
De Kerk beschouwt zich dan ook als dienend volk gevormd in opdracht van Jezus. De evangelisten vertegenwoordigen het kerkelijk ministerie door middel van twee iconen. De drie synoptici kiezen voor het icoon van de delende Jezus die zijn lichaam en bloed breekt en deelt met zijn apostelen op het moment dat Hij hen opdraagt "Doet dit tot mijn gedachtenis" (Lc. 22, 19) [b:Lc. 22, 19]. Daarentegen geeft het evangelie van Johannes ons de icoon van Jezus met de handdoek omgord en de voeten van de leerlingen wassend om hen daarna op te dragen: "Dan moet ook gij elkander de voeten wassen, zoals ik jullie heb gedaan" (Joh. 13, 14-15) [b:Joh. 13, 14-15].
In het bewustzijn van de Kerk krijgt in het licht van de icoon van de voetwassing de andere icoon waar Jezus zijn lichaam en bloed deelt, zijn betekenis. Dat wil zeggen, het gebod van de broederliefde geeft ons de fundamentele betekenis van de Eucharistie in de Kerk. Zo wordt dit in de liturgie van Witte Donderdag weerspiegeld.
Deze nalatenschap die de Kerk van Jezus ontvangt, heeft betrekking op twee facetten of dimensies van het mysterie van de verlossing, wat zich verspreidt in de Kerk door verschillende bedieningen. Enerzijds, door het ministerieel priesterschap, ingesteld voor een specifiek sacrament, garandeert de Kerk haar trouw aan de herinnering van de overgave van Jezus, zijn dood en verrijzenis en maakt dit actueel in de Eucharistie. Anderzijds roept de Heilige Geest onder de gelovigen de herinnering op van Jezus in de houding van de bedienaar, en de noodzaak van zijn opdracht: " ... hieraan zal men herkennen dat jullie Mijn leerlingen zijn" (Joh. 13, 35) [b:Joh. 13, 35].
Daarom ontstaan er onder de gelovigen talrijke charisma's om een gemeenschap te ontwikkelen door de broederlijke dienstbaarheid. Op deze manier bereikt de verlossing de meest kwetsbaren, opdat de blinden zullen zien, de kreupelen gaan, de gevangenen zullen worden bevrijd; en voor de opvoeding van de jeugd, verpleging van de zieken en verzorging van bejaarden. De broederliefde wordt op deze manier werkelijkheid in talrijke diensten, waarvan vele geïnstitutionaliseerd of erkend worden als kerkelijke bedieningen. vgl: Vita Consecrata [[[758|60]]] vgl: Novo millennio ineunte [[[9|46]]]
Het religieuze leven ontwikkelt zich in de Kerk in antwoord op de oproep van de Geest om de gedachtenis van de liefde van Christus te bewaren, die de zijnen heeft bemind tot het uiterste toe. vgl: Vita Consecrata [[[758|75]]] Talrijk zijn de vormen die dit antwoord aannemen, maar de oorsprong is altijd: "de zelfgave uit liefde voor de Heer Jezus, en in Hem aan elk lid van de menselijke familie". Vita Consecrata [[758|3]]
De roeping en de identiteit van de religieuze broeder krijgen betekenis in deze dynamiek, die tegelijkertijd gelijkend en complementair is aan de verschillende ministeries, maar die ook profetische tekenen nodig heeft en bevordert.
De vertelling die Johannes ons geeft van het laatste avondmaal van Witte donderdag begint met deze plechtige en aangrijpende bevestiging: "En Hij die de zijnen lief had die in de wereld waren, thans had Hij hen lief ten einde toe" (Joh. 13, 1) [b:Joh. 13, 1]. Het laatste avondmaal van Jezus met zijn leerlingen vond plaats in een sfeer van nalatenschap: Jezus draagt zijn leerlingen op, en door hen aan heel de Kerk, het mysterie van het verlossingwerk te voltooien, dat zijn hoogtepunt bereikt in de dood van Jezus aan het kruis, maar dat zich gedurende zijn leven voltrok, zoals we dit terugzien in het antwoord van Johannes aan zijn leerlingen: "Ga en zeg aan Johannes wat je ziet: de blinden zien, de kreupelen gaan, de melaatsen worden genezen van hun ziekte, de doven horen, de doden verrijzen en aan de armen wordt de boodschap van verlossing verkondigd" (Lc. 7, 22) [b:Lc. 7, 22].
De Kerk beschouwt zich dan ook als dienend volk gevormd in opdracht van Jezus. De evangelisten vertegenwoordigen het kerkelijk ministerie door middel van twee iconen. De drie synoptici kiezen voor het icoon van de delende Jezus die zijn lichaam en bloed breekt en deelt met zijn apostelen op het moment dat Hij hen opdraagt "Doet dit tot mijn gedachtenis" (Lc. 22, 19) [b:Lc. 22, 19]. Daarentegen geeft het evangelie van Johannes ons de icoon van Jezus met de handdoek omgord en de voeten van de leerlingen wassend om hen daarna op te dragen: "Dan moet ook gij elkander de voeten wassen, zoals ik jullie heb gedaan" (Joh. 13, 14-15) [b:Joh. 13, 14-15].
In het bewustzijn van de Kerk krijgt in het licht van de icoon van de voetwassing de andere icoon waar Jezus zijn lichaam en bloed deelt, zijn betekenis. Dat wil zeggen, het gebod van de broederliefde geeft ons de fundamentele betekenis van de Eucharistie in de Kerk. Zo wordt dit in de liturgie van Witte Donderdag weerspiegeld.
Deze nalatenschap die de Kerk van Jezus ontvangt, heeft betrekking op twee facetten of dimensies van het mysterie van de verlossing, wat zich verspreidt in de Kerk door verschillende bedieningen. Enerzijds, door het ministerieel priesterschap, ingesteld voor een specifiek sacrament, garandeert de Kerk haar trouw aan de herinnering van de overgave van Jezus, zijn dood en verrijzenis en maakt dit actueel in de Eucharistie. Anderzijds roept de Heilige Geest onder de gelovigen de herinnering op van Jezus in de houding van de bedienaar, en de noodzaak van zijn opdracht: " ... hieraan zal men herkennen dat jullie Mijn leerlingen zijn" (Joh. 13, 35) [b:Joh. 13, 35].
Daarom ontstaan er onder de gelovigen talrijke charisma's om een gemeenschap te ontwikkelen door de broederlijke dienstbaarheid. Op deze manier bereikt de verlossing de meest kwetsbaren, opdat de blinden zullen zien, de kreupelen gaan, de gevangenen zullen worden bevrijd; en voor de opvoeding van de jeugd, verpleging van de zieken en verzorging van bejaarden. De broederliefde wordt op deze manier werkelijkheid in talrijke diensten, waarvan vele geïnstitutionaliseerd of erkend worden als kerkelijke bedieningen. vgl: Vita Consecrata [[[758|60]]] vgl: Novo millennio ineunte [[[9|46]]]
Het religieuze leven ontwikkelt zich in de Kerk in antwoord op de oproep van de Geest om de gedachtenis van de liefde van Christus te bewaren, die de zijnen heeft bemind tot het uiterste toe. vgl: Vita Consecrata [[[758|75]]] Talrijk zijn de vormen die dit antwoord aannemen, maar de oorsprong is altijd: "de zelfgave uit liefde voor de Heer Jezus, en in Hem aan elk lid van de menselijke familie". Vita Consecrata [[758|3]]
De roeping en de identiteit van de religieuze broeder krijgen betekenis in deze dynamiek, die tegelijkertijd gelijkend en complementair is aan de verschillende ministeries, maar die ook profetische tekenen nodig heeft en bevordert.
Referenties naar alinea 12: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Het ysterie: de broederschap, gave die wij ontvangen
- Getuige en bemiddelaar: "Wij hebben geloofd in de liefde van God"
13
Wat is in oorsprong de roeping van de broeder, anders dan de ervaring van de liefde van God? "Wij hebben de liefde waarmee God ons liefheeft, erkend en geloofd in Hem" (1 Joh. 4, 16) [b:1 Joh. 4, 16]. Dit is ook de oorsprong van elke christelijke roeping. "Men wordt geen Christen door een ethisch besluit of een lumineus idee, maar door de ontmoeting met een gebeurtenis, met een Persoon die een nieuwe dimensie geeft aan het leven en daarmee een beslissende richting". Deus Caritas Est [[715|1]]
De radicale optie die het Oude Testament voorstelt aan het volk van God en aan elke Israëliet afzonderlijk, plaatst zich in deze context van de ontmoeting van de gelovige met God, van God die eropuit gaat het volk te ontmoeten waarmee Hij een verbond gesloten heeft. Het gaat over een totale toewijding van het leven: "Gij zult de Heer uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel en met alle krachten" (Deut. 6, 4-5) [b:Deut. 6, 4-5]. Jezus herbevestigt deze opdracht maar verbindt ze aan die andere "Gij zult uw naaste beminnen als uzelf" (Lev. 19, 18) [b:Lev. 19, 18]. Voortaan zullen beide geboden één zijn en onlosmakelijk verbonden. (Mt. 12, 29-31) [[b:Mt. 12, 29-31]] "Ervan uitgaande dat God ons eerst heeft bemind (1 Joh. 4, 10) [[b:1 Joh. 4, 10]] is nu de liefde niet alleen een gebod, maar een antwoord op de gave van de liefde, waarmee Hij ons wil ontmoeten". Deus Caritas Est [[715|1]]
De roeping van de broeder is niet alleen begunstigde te zijn van de liefde van God, maar ook getuige en bemiddelaar te zijn van deze gave, van het gemeenschapsplan dat God heeft met de mensheid en dat haar oorsprong heeft in de drie-eenheid. Dit project, het mysterie dat ons is geopenbaard in Christus, beoogt een horizontale relatie te scheppen tussen God en de mensheid, in het binnenste van de mensheid, daar waar God zich heeft willen vestigen.
De relaties van verwantschap veranderen op deze manier tegelijkertijd in relaties van broederschap. Daarom is broeder zeggen zoveel als "bemiddelaar van de liefde van God" zeggen, de God die de wereld "zo heeft lief gehad, dat Hij zijn enige Zoon heeft geschonken opdat allen die in Hem geloven, eeuwig leven zouden bezitten" (Joh. 3, 16) [b:Joh. 3, 16].
Broeder zijn, is ook bemiddelaar zijn van de liefde van de Zoon, de Bemiddelaar bij uitstek, "die in zijn liefde tot het uiterste ging" (Joh. 13, 1) [b:Joh. 13, 1] en die ons vroeg dat wij elkaar zouden beminnen zoals Hij ons beminde. (Joh. 13, 34) [b:Joh. 13, 34] Van deze wereld, waar God zoveel van houdt, kan de broeder niet vluchten: integendeel, hij wordt aangemoedigd erop uit te gaan deze te ontmoeten en te beminnen. Het reddingswerk van God overwegend, ontdekt de broeder zichzelf als instrument waar God gebruik van wil maken om zijn verbond zichtbaar te maken, zijn liefde en zijn bezorgdheid om de meest zwakken.
De broeder is zich ervan bewust dat de hele schepping doordrongen is van de liefde en aanwezigheid van God, en in het bijzonder wat de menselijke persoon aangaat, deel uitmaakt van het heilsplan van God. Op deze manier ontstaat in de broeder en in de gemeenschap van broeders het streven naar professionele kwaliteit van dienstbaarheid op alle gebied, hoe profaan het ook lijkt.
De radicale optie die het Oude Testament voorstelt aan het volk van God en aan elke Israëliet afzonderlijk, plaatst zich in deze context van de ontmoeting van de gelovige met God, van God die eropuit gaat het volk te ontmoeten waarmee Hij een verbond gesloten heeft. Het gaat over een totale toewijding van het leven: "Gij zult de Heer uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel en met alle krachten" (Deut. 6, 4-5) [b:Deut. 6, 4-5]. Jezus herbevestigt deze opdracht maar verbindt ze aan die andere "Gij zult uw naaste beminnen als uzelf" (Lev. 19, 18) [b:Lev. 19, 18]. Voortaan zullen beide geboden één zijn en onlosmakelijk verbonden. (Mt. 12, 29-31) [[b:Mt. 12, 29-31]] "Ervan uitgaande dat God ons eerst heeft bemind (1 Joh. 4, 10) [[b:1 Joh. 4, 10]] is nu de liefde niet alleen een gebod, maar een antwoord op de gave van de liefde, waarmee Hij ons wil ontmoeten". Deus Caritas Est [[715|1]]
De roeping van de broeder is niet alleen begunstigde te zijn van de liefde van God, maar ook getuige en bemiddelaar te zijn van deze gave, van het gemeenschapsplan dat God heeft met de mensheid en dat haar oorsprong heeft in de drie-eenheid. Dit project, het mysterie dat ons is geopenbaard in Christus, beoogt een horizontale relatie te scheppen tussen God en de mensheid, in het binnenste van de mensheid, daar waar God zich heeft willen vestigen.
De relaties van verwantschap veranderen op deze manier tegelijkertijd in relaties van broederschap. Daarom is broeder zeggen zoveel als "bemiddelaar van de liefde van God" zeggen, de God die de wereld "zo heeft lief gehad, dat Hij zijn enige Zoon heeft geschonken opdat allen die in Hem geloven, eeuwig leven zouden bezitten" (Joh. 3, 16) [b:Joh. 3, 16].
Broeder zijn, is ook bemiddelaar zijn van de liefde van de Zoon, de Bemiddelaar bij uitstek, "die in zijn liefde tot het uiterste ging" (Joh. 13, 1) [b:Joh. 13, 1] en die ons vroeg dat wij elkaar zouden beminnen zoals Hij ons beminde. (Joh. 13, 34) [b:Joh. 13, 34] Van deze wereld, waar God zoveel van houdt, kan de broeder niet vluchten: integendeel, hij wordt aangemoedigd erop uit te gaan deze te ontmoeten en te beminnen. Het reddingswerk van God overwegend, ontdekt de broeder zichzelf als instrument waar God gebruik van wil maken om zijn verbond zichtbaar te maken, zijn liefde en zijn bezorgdheid om de meest zwakken.
De broeder is zich ervan bewust dat de hele schepping doordrongen is van de liefde en aanwezigheid van God, en in het bijzonder wat de menselijke persoon aangaat, deel uitmaakt van het heilsplan van God. Op deze manier ontstaat in de broeder en in de gemeenschap van broeders het streven naar professionele kwaliteit van dienstbaarheid op alle gebied, hoe profaan het ook lijkt.
Referenties naar alinea 13: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Toegewijd door de Geest
14
Er is niets groter dan de toewijding door het Doopsel. "Het Doopsel doet ons geboren worden tot het leven als kinderen van God; het verenigt ons met Jezus-Christus en zijn Lichaam dat de Kerk is; het dient ons de zalving toe in de Heilige Geest door van ons geestelijke tempels te maken". Christifideles laici [[692|10]] Geheel het christelijk bestaan moet een processus van deelname zijn aan het plan van gemeenschap, betekent door het doopsel; de Christen aanvaardt zijn Doopselverbintenissen volgens de roeping die hij heeft ontvangen van God.
De voorgaande bewoordingen lopen het risico niet te worden begrepen indien we ze lezen in de marge van het verhaal van de grote geschiedenis van het heil in hetwelk ze tot leven komen en in hetwelk, dankzij het Doopsel, de Christen de hem eigen en onvervangbare plaats vindt. Deze geschiedenis verhaalt hoe de Drievuldigheid haar eigen gemeenschap doorgeeft in de zending van het heil van mensheid, hoe zij tracht het verbond tot stand te brengen op verschillende manieren en zich er voor inzet tot het uiterste door de menswording van de Zoon. Deze geschiedenis van het heil gaat door dankzij de Geest die de Kerk verzamelt en opbouwt met zijn gaven om door haar de mensheid verder te redden.
Wij hebben deel aan dit lange verhaal want "God roept elkeen in Christus bij zijn unieke en onvervangbare naam". Christifideles laici [[692|28]] Elkeen komt actief tussen en zijn invloed op de anderen is bepalend. Aan elkeen, als lid van de Kerk, "wordt een originele, onvervangbare taak toevertrouwd die hij niet mag delegeren, een taak die hij moet uitoefenen voor het goed van allen". Christifideles laici [[692|28]] Elkeen, dankzij de zalving ontvangen door het Doopsel en het vormsel, zal de woorden van Jezus kunnen herhalen: "De geest des Heren is over mij gekomen omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondingen van de Heer ... " (Lc. 4, 18-19) [b:Lc. 4, 18-19]. Op deze manier "neemt iedere gedoopte deel aan dezelfde zending van Jezus Christus, de Messias Verlosser". Christifideles laici [[692|13]]
De voorgaande bewoordingen lopen het risico niet te worden begrepen indien we ze lezen in de marge van het verhaal van de grote geschiedenis van het heil in hetwelk ze tot leven komen en in hetwelk, dankzij het Doopsel, de Christen de hem eigen en onvervangbare plaats vindt. Deze geschiedenis verhaalt hoe de Drievuldigheid haar eigen gemeenschap doorgeeft in de zending van het heil van mensheid, hoe zij tracht het verbond tot stand te brengen op verschillende manieren en zich er voor inzet tot het uiterste door de menswording van de Zoon. Deze geschiedenis van het heil gaat door dankzij de Geest die de Kerk verzamelt en opbouwt met zijn gaven om door haar de mensheid verder te redden.
Wij hebben deel aan dit lange verhaal want "God roept elkeen in Christus bij zijn unieke en onvervangbare naam". Christifideles laici [[692|28]] Elkeen komt actief tussen en zijn invloed op de anderen is bepalend. Aan elkeen, als lid van de Kerk, "wordt een originele, onvervangbare taak toevertrouwd die hij niet mag delegeren, een taak die hij moet uitoefenen voor het goed van allen". Christifideles laici [[692|28]] Elkeen, dankzij de zalving ontvangen door het Doopsel en het vormsel, zal de woorden van Jezus kunnen herhalen: "De geest des Heren is over mij gekomen omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondingen van de Heer ... " (Lc. 4, 18-19) [b:Lc. 4, 18-19]. Op deze manier "neemt iedere gedoopte deel aan dezelfde zending van Jezus Christus, de Messias Verlosser". Christifideles laici [[692|13]]
Referenties naar alinea 14: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Publieke belofte: het aangezicht van Jezus-broeder vandaag zichtbaar maken
15
In deze persoonlijke geschiedenis die begint met het Doopsel wordt de diepste betekenis van de religieuze toewijding geplaatst en gevonden. Dit is "een enige en vruchtbare verdieping van de wijding door het Doopsel", daar het een roeping betreft die "een specifieke gave van de Heilige Geest" impliceert. Vita Consecrata [[758|30]] Deze gave wordt aangevoeld als een drang om door het eigen leven, tegenover de gemeenschap van de Kerk en de wereld, te verkondigen zoals Jezus zich aankondigt in de synagoge van Nazareth. "Vandaag gaat deze schrifttekst in vervulling" (Lc. 4, 21) [b:Lc. 4, 21]. Deze ijver, die het leven van de profeet kenmerkt, gaat gepaard met een eerder ervaren uitnodiging, die zich uit in het vrijwillige celibaat, omarmd door liefde en beleefd in broederlijke gemeenschap, om de nieuwe wereld te tonen die door Jezus Christus is geopenbaard door de vruchtbaarheid van zijn verbond met de Kerk, verheven boven het vlees en het bloed.
Elke religieuze toewijding toont vandaag aan de gelovigen dat het mysterie van Christus Verlosser hier en nu in vervulling gaat, in deze wereld en door de Kerk vandaag. De godgewijde personen tonen aan hun tijdgenoten van alle tijden en plaatsen de karakteristieken van Jezus, met welke Hijzelf aantoonde dat het Rijk van God de geschiedenis is binnengestroomd. De zichtbaarheid toont zich door een vorm van aanwezigheid die hier en nu het charisma van elke godgewijde familie openbaart. Daarom moeten de godgewijde personen zich regelmatig afvragen: hoe kunnen we getuigen zijn van de Heer, vandaag? Welk soort van aanwezigheid moeten wij aannemen opdat de Heer Jezus zichtbaar, aangevoeld wordt door de mensen van vandaag?
Het godgewijde leven is geroepen om "levende herinnering te zijn aan de wijze waarop Jezus als mensgeworden Woord leefde en handelde met betrekking tot zijn Vader en zijn broeders en zusters". Vita Consecrata [[758|22]] De religieuze broeder en de zuster maken het aangezicht van Christus-broeder in de Kerk op een speciale manier zichtbaar, "de eerstgeborene onder vele broeders" (Rom. 8, 29) [b:Rom. 8, 29], maker van een nieuwe broederschap die hij sticht door zijn onderricht en zijn leven.
Elke religieuze toewijding toont vandaag aan de gelovigen dat het mysterie van Christus Verlosser hier en nu in vervulling gaat, in deze wereld en door de Kerk vandaag. De godgewijde personen tonen aan hun tijdgenoten van alle tijden en plaatsen de karakteristieken van Jezus, met welke Hijzelf aantoonde dat het Rijk van God de geschiedenis is binnengestroomd. De zichtbaarheid toont zich door een vorm van aanwezigheid die hier en nu het charisma van elke godgewijde familie openbaart. Daarom moeten de godgewijde personen zich regelmatig afvragen: hoe kunnen we getuigen zijn van de Heer, vandaag? Welk soort van aanwezigheid moeten wij aannemen opdat de Heer Jezus zichtbaar, aangevoeld wordt door de mensen van vandaag?
Het godgewijde leven is geroepen om "levende herinnering te zijn aan de wijze waarop Jezus als mensgeworden Woord leefde en handelde met betrekking tot zijn Vader en zijn broeders en zusters". Vita Consecrata [[758|22]] De religieuze broeder en de zuster maken het aangezicht van Christus-broeder in de Kerk op een speciale manier zichtbaar, "de eerstgeborene onder vele broeders" (Rom. 8, 29) [b:Rom. 8, 29], maker van een nieuwe broederschap die hij sticht door zijn onderricht en zijn leven.
Referenties naar alinea 15: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Uitoefening van het priesterschap van het doopsel
16
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft de rijkdom van het Doopsel en de grootheid van het algemeen priesterschap van alle gedoopten aangetoond. Het heeft de wederkerige relatie geduid tussen het priesterschap van het Doopsel en het ambtelijk priesterschap aangegeven en heeft eraan herinnerd dat dit laatste absoluut verbonden is aan dat van alle gelovigen. vgl: Christifideles laici [[[692|22]]] vgl: Lumen Gentium [[[617|10]]]
De religieuze broeder, die door een bijzondere toewijding zijn laïcaal karakter beleeft, is getuige van de waarde van het algemeen priesterschap, ontvangen in het Doopsel en het vormsel: "Hij heeft een Rijk van priesters gemaakt voor zijn God en Vader" (Openb. 1, 5-6) [b:Openb. 1, 5-6]. Zijn religieuze toewijding vormt in zelfzelf in zijn volheid een uitoefening van het universeel priesterschap van alle gedoopten. De meest wezenlijke daad van dit priesterschap bestaat in de gave van het geestelijk offer waardoor de Christen zich geheel en al aan God geeft als "levende en welgevallige offerande" (Rom. 12, 1) [b:Rom. 12, 1] als antwoord op zijn liefde en tot eer van Hem.
De broeder beleeft de gemeenschap met de Vader, bron van alle leven, door de totale offergave van zijn bestaan dat hij hem aanbiedt door zijn houding van lofprijzing en aanbidding. Door zijn leven diep in God te wortelen, wijdt de broeder de hele schepping toe door de aanwezigheid van God en de werking van de Geest te erkennen in de schepsels, de culturen en in de gebeurtenissen. En omdat hij deze actieve aanwezigheid erkent, kan hij dit aan zijn tijdgenoten verkondigen. Dit vermogen is de vrucht van een blijvende openheid naar God door zijn toewijding, d.w.z. de dagelijkse beleving van zijn priesterlijk doopsel.
De religieuze broeder, die door een bijzondere toewijding zijn laïcaal karakter beleeft, is getuige van de waarde van het algemeen priesterschap, ontvangen in het Doopsel en het vormsel: "Hij heeft een Rijk van priesters gemaakt voor zijn God en Vader" (Openb. 1, 5-6) [b:Openb. 1, 5-6]. Zijn religieuze toewijding vormt in zelfzelf in zijn volheid een uitoefening van het universeel priesterschap van alle gedoopten. De meest wezenlijke daad van dit priesterschap bestaat in de gave van het geestelijk offer waardoor de Christen zich geheel en al aan God geeft als "levende en welgevallige offerande" (Rom. 12, 1) [b:Rom. 12, 1] als antwoord op zijn liefde en tot eer van Hem.
De broeder beleeft de gemeenschap met de Vader, bron van alle leven, door de totale offergave van zijn bestaan dat hij hem aanbiedt door zijn houding van lofprijzing en aanbidding. Door zijn leven diep in God te wortelen, wijdt de broeder de hele schepping toe door de aanwezigheid van God en de werking van de Geest te erkennen in de schepsels, de culturen en in de gebeurtenissen. En omdat hij deze actieve aanwezigheid erkent, kan hij dit aan zijn tijdgenoten verkondigen. Dit vermogen is de vrucht van een blijvende openheid naar God door zijn toewijding, d.w.z. de dagelijkse beleving van zijn priesterlijk doopsel.
Referenties naar alinea 16: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- In alles gelijk aan zijn broeders
17
De religieuze toewijding helpt de broeder bewuster deel te nemen aan de broederlijke dimensie, die het priesterschap van Christus karakteriseert. "Hij moest in alles aan zijn broeders gelijk worden om barmhartig en getrouw opperpriester te zijn" (Heb. 2, 17-18) [b:Heb. 2, 17-18]. Om ons te bekleden met zijn goddelijk kindschap is Jezus Christus eerst broeder geworden, was deelachtig aan ons vlees en bloed en heeft zich solidair gemaakt met het lijden van zijn broeders. Broeder is de naam die Jezus na zijn verrijzenis aan zijn leerlingen geeft en Maria Magdalena is aangewezen om dat mee te delen: "Ga naar mijn broeders en zeg hen: Ik stijg op naar mijn Vader en naar uw Vader ... " (Joh. 20, 17) [b:Joh. 20, 17].
In de broedergemeenschap die hem opneemt, ervaart de religieuze broeder het mysterie van de verrezen Jezus als aankondiging en zending. Deze gemeenschap is de in Gods licht staande49 ruimte waar Jezus zich tegenwoordig stelt te midden van zijn broeders (Mt. 18, 20) [[b:Mt. 18, 20]] om hen samen te brengen één van hart, om hen zijn Geest te schenken (Joh. 20, 22) [[b:Joh. 20, 22]] en hen zoals Maria Magdalena te zenden om te verkondigen dat wij broeders zijn in Christus, zonen van dezelfde Vader. Gebaseerd op deze ervaring, ontwikkelt de broeder het priesterschap van het Doopsel in de broedergemeenschap, om brug te zijn tussen God en zijn broeders, door de Geest gezalfd en gezonden om de Blijde Boodschap van liefde en barmhartigheid van God over te brengen aan iedereen en speciaal aan de kleinsten onder de broeders, de zwaksten van de mensheid.
Zowel de religieuze broeder als de geëngageerde leek beleven in de seculiere maatschappij het universeel priesterschap op verschillende manieren. Beiden drukken de complexe rijkdom van dit priesterschap uit dat nabijheid van God en de wereld inhoudt, deel uitmakend van de Kerk, dienares van de Heer, en van de Kerk die vanuit de wereld wordt opgebouwd, bestemd voor God. De geëngageerde leek in de wereld herinnert op doeltreffende wijze de religieuze broeder eraan dat hij niet onverschillig mag zijn t.o.v. de redding van de mensheid, noch van de vooruitgang van de aarde, door God gewild en onderworpen aan Christus. De broeder herinnert de geëngageerde leek in de seculiere maatschappij eraan dat de vooruitgang op de aarde niet het definitieve doel is, "dat de opbouw van de aardse stad zich altijd baseert op God en naar Hem toegaat, opdat zij die haar bouwen niet tevergeefs werken". Lumen Gentium [[617|46]]
In de broedergemeenschap die hem opneemt, ervaart de religieuze broeder het mysterie van de verrezen Jezus als aankondiging en zending. Deze gemeenschap is de in Gods licht staande49 ruimte waar Jezus zich tegenwoordig stelt te midden van zijn broeders (Mt. 18, 20) [[b:Mt. 18, 20]] om hen samen te brengen één van hart, om hen zijn Geest te schenken (Joh. 20, 22) [[b:Joh. 20, 22]] en hen zoals Maria Magdalena te zenden om te verkondigen dat wij broeders zijn in Christus, zonen van dezelfde Vader. Gebaseerd op deze ervaring, ontwikkelt de broeder het priesterschap van het Doopsel in de broedergemeenschap, om brug te zijn tussen God en zijn broeders, door de Geest gezalfd en gezonden om de Blijde Boodschap van liefde en barmhartigheid van God over te brengen aan iedereen en speciaal aan de kleinsten onder de broeders, de zwaksten van de mensheid.
Zowel de religieuze broeder als de geëngageerde leek beleven in de seculiere maatschappij het universeel priesterschap op verschillende manieren. Beiden drukken de complexe rijkdom van dit priesterschap uit dat nabijheid van God en de wereld inhoudt, deel uitmakend van de Kerk, dienares van de Heer, en van de Kerk die vanuit de wereld wordt opgebouwd, bestemd voor God. De geëngageerde leek in de wereld herinnert op doeltreffende wijze de religieuze broeder eraan dat hij niet onverschillig mag zijn t.o.v. de redding van de mensheid, noch van de vooruitgang van de aarde, door God gewild en onderworpen aan Christus. De broeder herinnert de geëngageerde leek in de seculiere maatschappij eraan dat de vooruitgang op de aarde niet het definitieve doel is, "dat de opbouw van de aardse stad zich altijd baseert op God en naar Hem toegaat, opdat zij die haar bouwen niet tevergeefs werken". Lumen Gentium [[617|46]]
Referenties naar alinea 17: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De professie: een unieke toewijding, uitgedrukt in verschillende geloften
18
De offergave van zichzelf aan God is publiek en wordt door de Kerk ontvangen door middel van het uitspreken van de geloften. De toewijding gaat aan de geloften vooraf die ze opneemt en existentieel overtreft. Deze stelling zal men begrijpen in het licht van wat volgt.
Om de liefde van God te beantwoorden die toewijdt, biedt de godgewijde persoon zichzelf aan aan God door de religieuze professie. Hij maakt voor alles een offergave van zijn eigen leven om het om te vormen in een teken van het primaatschap van God. Het gaat om een leven dat volledig aan hem is overgeleverd, van een verbond gesloten met Hem, van de uitdrukking van de liefde van God voor zijn volk. Daarbij is het een verbond van de liefde als fundamentele richting in het leven en is het de band van broederschap als antwoord op de gave van het kindschap, ontvangen van God in zijn Zoon Jezus.
Deze toewijding, die verenigt en het leven integreert, verbindt de persoon om de offergave van zichzelf in het hier en nu van elke dag te beleven in al zijn facetten van het concrete bestaan. In deze verenigende dynamiek krijgen de geloften betekenis door op deze wijze, met verschillende accenten, de totaliteit van het bestaan te omvatten.
In de geschiedenis van het religieuze leven hebben de publieke geloften zich op verschillende manieren geuit, maar sinds de dertiende eeuw werd de tendens om het via de evangelische raden te doen gebruikelijk, welke de bedoeling vooropstelt om het hele bestaan aan Christus te binden vgl: Vita Consecrata [[[758|16]]] in drie dimensies: maagdelijkheid, armoede en gehoorzaamheid.
De religieuze broeder drukt zijn toewijding uit door de professie van de evangelische raden; tegelijkertijd duidt hij de eenheid van zijn leven aan en zijn gelijkvormigheid met Christus, vertrekkend vanuit het gebod van de liefde voor God en de naaste, de kern van het Evangelie. Hij beleeft zijn maagdelijkheid, voornamelijk als ervaring van de liefde van God waardoor hij zich aangespoord voelt tot een universele liefde en om beijveraar van gemeenschap te zijn door het getuigenis van zijn broederschap. vgl: Vita Consecrata [[[758|46.51]]] Hij beleeft zijn armoede als iemand die om niet, om de persoon van Jezus, de schitterende parel van het Rijk Gods heeft gekregen; daarom maakt hij zich beschikbaar om de gemeenschap op te bouwen en in liefde iedereen te dienen, speciaal de armsten; deze armoede opent de broeders voor elkaar en laat hen voelen dat zij elkaar nodig hebben. Hij beleeft zijn gehoorzaamheid op een bijzondere wijze door in gemeenschap te zoeken naar de wil van de Vader, in de door de geest bezielde gemeenschap, met het voornemen samen op weg te gaan in geest en hart vgl: Vita Consecrata [[[758|92]]] en door blij de menselijke tussenkomsten zoals die door de regel van het instituut vgl: Faciem tuam, Domine, requiram [[[2780|(9)]]] worden aangeduid, te aanvaarden.
De geloften drukken dus de verbintenis uit van de broeder om het mysterie van God te beleven, door wie hij gevormd is, in gemeenschap met zijn broeders, teken en profeet voor de kerkgemeenschap en voor de wereld vgl: Vita Consecrata [[[758|15]]] mysterie van liefde, van verbond, van broederschap.
Om de liefde van God te beantwoorden die toewijdt, biedt de godgewijde persoon zichzelf aan aan God door de religieuze professie. Hij maakt voor alles een offergave van zijn eigen leven om het om te vormen in een teken van het primaatschap van God. Het gaat om een leven dat volledig aan hem is overgeleverd, van een verbond gesloten met Hem, van de uitdrukking van de liefde van God voor zijn volk. Daarbij is het een verbond van de liefde als fundamentele richting in het leven en is het de band van broederschap als antwoord op de gave van het kindschap, ontvangen van God in zijn Zoon Jezus.
Deze toewijding, die verenigt en het leven integreert, verbindt de persoon om de offergave van zichzelf in het hier en nu van elke dag te beleven in al zijn facetten van het concrete bestaan. In deze verenigende dynamiek krijgen de geloften betekenis door op deze wijze, met verschillende accenten, de totaliteit van het bestaan te omvatten.
In de geschiedenis van het religieuze leven hebben de publieke geloften zich op verschillende manieren geuit, maar sinds de dertiende eeuw werd de tendens om het via de evangelische raden te doen gebruikelijk, welke de bedoeling vooropstelt om het hele bestaan aan Christus te binden vgl: Vita Consecrata [[[758|16]]] in drie dimensies: maagdelijkheid, armoede en gehoorzaamheid.
De religieuze broeder drukt zijn toewijding uit door de professie van de evangelische raden; tegelijkertijd duidt hij de eenheid van zijn leven aan en zijn gelijkvormigheid met Christus, vertrekkend vanuit het gebod van de liefde voor God en de naaste, de kern van het Evangelie. Hij beleeft zijn maagdelijkheid, voornamelijk als ervaring van de liefde van God waardoor hij zich aangespoord voelt tot een universele liefde en om beijveraar van gemeenschap te zijn door het getuigenis van zijn broederschap. vgl: Vita Consecrata [[[758|46.51]]] Hij beleeft zijn armoede als iemand die om niet, om de persoon van Jezus, de schitterende parel van het Rijk Gods heeft gekregen; daarom maakt hij zich beschikbaar om de gemeenschap op te bouwen en in liefde iedereen te dienen, speciaal de armsten; deze armoede opent de broeders voor elkaar en laat hen voelen dat zij elkaar nodig hebben. Hij beleeft zijn gehoorzaamheid op een bijzondere wijze door in gemeenschap te zoeken naar de wil van de Vader, in de door de geest bezielde gemeenschap, met het voornemen samen op weg te gaan in geest en hart vgl: Vita Consecrata [[[758|92]]] en door blij de menselijke tussenkomsten zoals die door de regel van het instituut vgl: Faciem tuam, Domine, requiram [[[2780|(9)]]] worden aangeduid, te aanvaarden.
De geloften drukken dus de verbintenis uit van de broeder om het mysterie van God te beleven, door wie hij gevormd is, in gemeenschap met zijn broeders, teken en profeet voor de kerkgemeenschap en voor de wereld vgl: Vita Consecrata [[[758|15]]] mysterie van liefde, van verbond, van broederschap.
Referenties naar alinea 18: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een geïncarneerde en eenmakende spiritualiteit
19
De profetische dimensie is een essentieel deel van de identiteit van de godgewijde en ontwikkelt zich op de eerste plaats door het luisteren. Zo ervaart de dienaar van Jahweh het: "Elke morgen opent God mijn oor om te luisteren als leerling" (Jes. 50, 4) [b:Jes. 50, 4]. Alleen de ervaring in God te zijn geworteld en doordrongen te zijn van zijn Woord kan de garantie van deze dimensie bevestigen in de apostolische actie, want "de echte profetie vindt haar oorsprong in God, in de vertrouwde omgang met Hem, in het aandachtig beluisteren van zijn Woord in de verschillende historische gebeurtenissen". Vita Consecrata [[758|84]] De houding om de tekenen des tijds diepgaand te verstaan, om daardoor de roep van God te kennen volgens zijn plannen vgl: Vita Consecrata [[[758|73]]], om de aanwezigheid van God in de ander te ontdekken en in het bijzonder in de armen is vrucht van de beoefening van de contemplatie, die ons helpt de dingen en de mensen te zien zoals God hen ziet.
De spiritualiteit van de broeder moet hem leiden op speciale manier de ervaring van de eerste Christenen te doen herbeleven zoals de evangelist Matheus het symbolisch uitdrukte: "Het voorhangsel in de tempel scheurde" (Mt. 27, 51) [b:Mt. 27, 51]. Dit beeld suggereert ons dat Jezus door zijn dood "om de Vader te ontmoeten ons een nieuwe en levende weg geopend heeft door het voorhangsel van zijn eigen mensheid" (Heb. 10, 20) [b:Heb. 10, 20]. De aanwezigheid van God is niet langer gebonden aan een heilige plaats; sindsdien "moeten wij God in Geest en Waarheid aanbidden" (Joh. 4, 24) [b:Joh. 4, 24].
De broeder is geroepen deze geïncarneerde en een makende spiritualiteit te beleven die hem de ontmoeting met God vergemakkelijkt, niet alleen door het beluisteren van het Woord, de Sacramenten, de liturgie, het gebed maar ook in de dagelijkse realiteit, op alle gebied, in de geschiedenis van de wereld in het tijdelijke plan van de mensheid, de materiële realiteit, het werk en de techniek. Dergelijke spiritualiteit heeft zijn oorsprong in de diepe visie van de eenheid van de bedoeling van God, dezelfde God, Vader van onze Heer Jezus Christus, die de wereld schept en verlost. Het gaat er om het hele leven binnen het gebed te brengen en het gebed voort te zetten in het leven.
De religieuze broeders verzoenen het officiële gebed van de Kerk met de dienende dimensie die hun leven karakteriseert. Zij praktiseren een contemplatieve houding die in staat stelt de aanwezigheid van Jezus in hun geschiedenis te onderscheiden, in hun dagelijks leven, in hun doen en laten en verplichtingen teneinde met Hem te kunnen uitroepen: "Ik heilig U, Vader, omdat Gij deze dingen aan de kleinen hebt geopenbaard" (Lc. 10, 21) [b:Lc. 10, 21].
De spiritualiteit van de broeder moet hem leiden op speciale manier de ervaring van de eerste Christenen te doen herbeleven zoals de evangelist Matheus het symbolisch uitdrukte: "Het voorhangsel in de tempel scheurde" (Mt. 27, 51) [b:Mt. 27, 51]. Dit beeld suggereert ons dat Jezus door zijn dood "om de Vader te ontmoeten ons een nieuwe en levende weg geopend heeft door het voorhangsel van zijn eigen mensheid" (Heb. 10, 20) [b:Heb. 10, 20]. De aanwezigheid van God is niet langer gebonden aan een heilige plaats; sindsdien "moeten wij God in Geest en Waarheid aanbidden" (Joh. 4, 24) [b:Joh. 4, 24].
De broeder is geroepen deze geïncarneerde en een makende spiritualiteit te beleven die hem de ontmoeting met God vergemakkelijkt, niet alleen door het beluisteren van het Woord, de Sacramenten, de liturgie, het gebed maar ook in de dagelijkse realiteit, op alle gebied, in de geschiedenis van de wereld in het tijdelijke plan van de mensheid, de materiële realiteit, het werk en de techniek. Dergelijke spiritualiteit heeft zijn oorsprong in de diepe visie van de eenheid van de bedoeling van God, dezelfde God, Vader van onze Heer Jezus Christus, die de wereld schept en verlost. Het gaat er om het hele leven binnen het gebed te brengen en het gebed voort te zetten in het leven.
De religieuze broeders verzoenen het officiële gebed van de Kerk met de dienende dimensie die hun leven karakteriseert. Zij praktiseren een contemplatieve houding die in staat stelt de aanwezigheid van Jezus in hun geschiedenis te onderscheiden, in hun dagelijks leven, in hun doen en laten en verplichtingen teneinde met Hem te kunnen uitroepen: "Ik heilig U, Vader, omdat Gij deze dingen aan de kleinen hebt geopenbaard" (Lc. 10, 21) [b:Lc. 10, 21].
Referenties naar alinea 19: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Een spiritualiteit van het Woord om het mysterie "thuis" te beleven met Maria
20
De drie synoptische evangelies verhalen in het kort een tafereel waarin Jezus een ondubbelzinnig verschil vaststelt tussen "zijn moeder en zijn broers en zusters" naar het vlees en "zijn moeder en zijn broers en zusters die het Woord van God aanhoren en er naar handelen" (Lc. 8, 21) [b:Lc. 8, 21]. In zijn verhaal verklaart Jezus zich duidelijk voorstander van de laatsten De eersten staan buitenshuis, zij roepen Hem van buiten; de anderen staan rond Hem, binnenshuis, naar Hem te luisteren. In deze nieuwe categorie van familierelaties door Jezus bepaald, ontvangt Maria haar grootsheid en haar diepe betekenis voor de christelijke gemeenschap. Van haar verklaart ons de evangelist Lucas dat "zij alles in haar hart bewaarde, en het voortdurend overwoog" (Lc. 2, 19.51) [b:Lc. 2, 19.51]. Maria aanvaardt en beleeft zo intens het mysterie van de liefde van God dat het haar vlees wordt. Zij is het verbindingsteken in de onstane gemeenschap van de broeders, die zij begeleidt en waaraan zij zich aanbiedt als moeder en zuster; en in deze biddende gemeenschap ontvangt zij de Geest. (Hand. 1, 14; Hand. 2, 1-4) [[b:Hand. 1, 14; Hand. 2, 1-4]]
Zoals Maria wordt de religieuze broeder uitgenodigd de spiritualiteit van het Woord intens te beleven, om deze ervaring te hebben "van thuis te zijn rond Jezus", naar zijn boodschap te luisteren en naast haar het mysterie van de Vader te beleven, dat ons zoon maakt in de Zoon en broeders onder elkaar en met Jezus.
Zoals Maria, wordt de broeder uitgenodigd zich te laten vullen door de Geest, door Hem innerlijk te beluisteren, die roept in het binnenste van het hart: Abba! (Gal. 4, 6; Rom. 8, 15) [b:Gal. 4, 6; Rom. 8, 15]. Dit is de enige ervaring waardoor zijn roeping kan standhouden.
Ondersteund en geïnspireerd door Maria beleeft de broeder in zijn gemeenschap de ervaring van de Vader die zijn broeders samenbrengt met zijn Zoon rond de tafel van het Woord, van de Eucharistie en het leven. Met Maria zingt de broeder de grootsheid van God en verkondigt zijn verlossing: daarom voelt hij zich gedwongen naar armen te zoeken die niet te eten hebben, de uitgestotenen van de maatschappij en de marginalen die niet genieten van de economische vooruitgang om hen aan tafel te brengen van het Koninkrijk Gods. Dat is de eucharistie van het leven waartoe de broeder is uitgenodigd vanuit zijn universeel priesterschap, herbevestigd door zijn religieuze toewijding.
Zoals Maria wordt de religieuze broeder uitgenodigd de spiritualiteit van het Woord intens te beleven, om deze ervaring te hebben "van thuis te zijn rond Jezus", naar zijn boodschap te luisteren en naast haar het mysterie van de Vader te beleven, dat ons zoon maakt in de Zoon en broeders onder elkaar en met Jezus.
Zoals Maria, wordt de broeder uitgenodigd zich te laten vullen door de Geest, door Hem innerlijk te beluisteren, die roept in het binnenste van het hart: Abba! (Gal. 4, 6; Rom. 8, 15) [b:Gal. 4, 6; Rom. 8, 15]. Dit is de enige ervaring waardoor zijn roeping kan standhouden.
Ondersteund en geïnspireerd door Maria beleeft de broeder in zijn gemeenschap de ervaring van de Vader die zijn broeders samenbrengt met zijn Zoon rond de tafel van het Woord, van de Eucharistie en het leven. Met Maria zingt de broeder de grootsheid van God en verkondigt zijn verlossing: daarom voelt hij zich gedwongen naar armen te zoeken die niet te eten hebben, de uitgestotenen van de maatschappij en de marginalen die niet genieten van de economische vooruitgang om hen aan tafel te brengen van het Koninkrijk Gods. Dat is de eucharistie van het leven waartoe de broeder is uitgenodigd vanuit zijn universeel priesterschap, herbevestigd door zijn religieuze toewijding.
Referenties naar alinea 20: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De gemeenschap: de broederschap, gave die wij delen
- Van de gave die wij ontvangen naar de gave die wij delen: "Dat zij één zouden zijn opdat de wereld zou geloven" (Joh 17, 21)
21
Het mysterie van de gemeenschap van het eigen innerlijk leven dat de Drie-eenheid ons schenkt wordt een gedeelde gave voor de broeders in de gemeenschap. De ontvangen en gedeelde gave zal ook aan de voltooiing van de zending geschonken worden.
De grondslag die de religieuze communiteit ondersteunt, is voornamelijk de gave van de broederschap die zij ontvangen heeft, meer dan de inspanning of de grootmoedigheid van de leden of van wat zij doen. "Wanneer men deze mystieke en theologische dimensie, die haar in contact brengt met het aanwezige en aangekondigde mysterie van goddelijke gemeenschap, vergeet, gaat men onherroepelijk de diepe zin van het leven in gemeenschap, de geduldige opbouw van de broederschap verliezen". Broederlijk leven in gemeenschap [[6563|(12)]]
De broedergemeenschap toont op deze manier het universele karakter van de broederschap door Christus gesticht, daar zij zich niet baseert op natuurlijke banden maar op de Heilige Geest, levende oorsprong van de liefde tussen God en de mensen. Het authentieke gemeenschapsleven maakt een levend teken uit van de essentiële werkelijkheid die de broeders moeten verkondigen. De liefde die God in Jezus Christus aan de mensheid getoond heeft wordt in oorsprong de eenheid van mensen onder elkaar: "dat zij één moge zijn opdat de wereld gelove" (Joh. 17, 21) [b:Joh. 17, 21]. Door te bouwen op het geloof, ontwikkelt zich in de gemeenschap het mysterie van de boodschap van de liefde van God Drievuldigheid door middel van de gemeenschappelijkheid die in haar heerst.
De toewijding en de zending blijven in de gemeenschap een eenheid. Te midden daarvan, verenigd in de naam van Jezus, ervaart de broeder het mysterie van God: de liefde van de Vader, het leven van de verrezen Jezus, de gemeenschap met de Heilige Geest. De Heer wijdt de broeder in de gemeenschap toe en van daaruit wordt hij gezonden om dit mysterie te verkondigen: de liefde, het leven, de gemeenschap.
De grondslag die de religieuze communiteit ondersteunt, is voornamelijk de gave van de broederschap die zij ontvangen heeft, meer dan de inspanning of de grootmoedigheid van de leden of van wat zij doen. "Wanneer men deze mystieke en theologische dimensie, die haar in contact brengt met het aanwezige en aangekondigde mysterie van goddelijke gemeenschap, vergeet, gaat men onherroepelijk de diepe zin van het leven in gemeenschap, de geduldige opbouw van de broederschap verliezen". Broederlijk leven in gemeenschap [[6563|(12)]]
De broedergemeenschap toont op deze manier het universele karakter van de broederschap door Christus gesticht, daar zij zich niet baseert op natuurlijke banden maar op de Heilige Geest, levende oorsprong van de liefde tussen God en de mensen. Het authentieke gemeenschapsleven maakt een levend teken uit van de essentiële werkelijkheid die de broeders moeten verkondigen. De liefde die God in Jezus Christus aan de mensheid getoond heeft wordt in oorsprong de eenheid van mensen onder elkaar: "dat zij één moge zijn opdat de wereld gelove" (Joh. 17, 21) [b:Joh. 17, 21]. Door te bouwen op het geloof, ontwikkelt zich in de gemeenschap het mysterie van de boodschap van de liefde van God Drievuldigheid door middel van de gemeenschappelijkheid die in haar heerst.
De toewijding en de zending blijven in de gemeenschap een eenheid. Te midden daarvan, verenigd in de naam van Jezus, ervaart de broeder het mysterie van God: de liefde van de Vader, het leven van de verrezen Jezus, de gemeenschap met de Heilige Geest. De Heer wijdt de broeder in de gemeenschap toe en van daaruit wordt hij gezonden om dit mysterie te verkondigen: de liefde, het leven, de gemeenschap.
Referenties naar alinea 21: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De gemeenschap die het priesterschap van het doopsel vorm geeft
22
De broedergemeenschap is op zichzelf een bevoorrechte uitdrukking van het priesterschap der gedoopten. Zij is geordend opdat de leden op een vruchtbare manier de ervaring kunnen beleven om gekozen te zijn door de Heer "gebruikt als levende stenen in de opbouw van een geestelijk lichaam, voor een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen aangenaam aan God door middel van Jezus Christus" (1 Pt. 2, 5) [b:1 Pt. 2, 5]. Het beeld uit de eerste brief van Petrus geeft ons een idee van de dynamiek van een gebouw in opbouw. Het is heel geëigend om te verwijzen naar de religieuze gemeenschap van broeders die geroepen is de dimensie van hun algemeen priesterschap te ontwikkelen.
De gemeenschap organiseert haar leven om de actie van God te zien gebeuren in de agenda van haar dagelijks leven; zij ontdekt in de bladzijden ervan de geschiedenis van het heil die zich dag na de dag voltrekt. In de lijn van deze geestelijke intuïtie ontdekt de gemeenschap zich zelf als bemiddelaar in het verlossingswerk van God. Zij dankt, offert, viert en biedt zich aan om als nuttig instrument de geschiedenis van de verlossing voort te zetten.
De inhoud van het priesterlijk offer van de gemeenschap is de eigen werkelijkheid van de broeders, met hun beperkingen, armoede en zwakheden van ieder afzonderlijk. De broeders vormen de gemeenschap vanuit de vreugdevolle gave van zichzelf. Dit is een eucharistische ervaring, waardoor zij met Christus verenigd zijn, in Zijn offer aan de Vader, om zijn verlossingswerk voort te zetten door middel van de gemeenschap. In dit vieren van het leven mag de onderlinge vergeving tussen de broeders niet ontbreken, niet alleen als eis van de liefde en voorwaarde om de gemeenschap op te bouwen, maar ook als uitdrukking van het priesterschap door het doopsel. Zij vormen zich om als bemiddelaars, de een voor de ander, van de genade en de vergiffenis, afkomstig van de Verrezen Jezus. (Joh. 20, 22-23) [[b:Joh. 20, 22-23]]
De gemeenschap organiseert haar leven om de actie van God te zien gebeuren in de agenda van haar dagelijks leven; zij ontdekt in de bladzijden ervan de geschiedenis van het heil die zich dag na de dag voltrekt. In de lijn van deze geestelijke intuïtie ontdekt de gemeenschap zich zelf als bemiddelaar in het verlossingswerk van God. Zij dankt, offert, viert en biedt zich aan om als nuttig instrument de geschiedenis van de verlossing voort te zetten.
De inhoud van het priesterlijk offer van de gemeenschap is de eigen werkelijkheid van de broeders, met hun beperkingen, armoede en zwakheden van ieder afzonderlijk. De broeders vormen de gemeenschap vanuit de vreugdevolle gave van zichzelf. Dit is een eucharistische ervaring, waardoor zij met Christus verenigd zijn, in Zijn offer aan de Vader, om zijn verlossingswerk voort te zetten door middel van de gemeenschap. In dit vieren van het leven mag de onderlinge vergeving tussen de broeders niet ontbreken, niet alleen als eis van de liefde en voorwaarde om de gemeenschap op te bouwen, maar ook als uitdrukking van het priesterschap door het doopsel. Zij vormen zich om als bemiddelaars, de een voor de ander, van de genade en de vergiffenis, afkomstig van de Verrezen Jezus. (Joh. 20, 22-23) [[b:Joh. 20, 22-23]]
Referenties naar alinea 22: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Dienende broederschap: "Bron en vrucht van de zending"
23
"De gemeenschap vertegenwoordigt tegelijkertijd de bron en de vrucht van de zending". Christifideles laici [[692|32]] Deze bevestiging van de postconciliaire bezinning over de Kerk vindt een zichtbaar beeld in de gemeenschap die de broeders vormen. Dit is altijd een broederschap voor de zending. Dat betekent niet eenvoudig weg dat de gemeenschap een externe apostolische bezigheid heeft. Gods mysterie van de verlossing welt op als bron in de gemeenschap, wordt onder de broeders beleefd en wordt werkelijkheid in de kerkelijke zending. Deze keert terug naar de gemeenschap en voedt haar leven vanuit de ervaren werkelijkheid in de zending.
Gedreven door de respectievelijke stichtingscharisma's vormen de broedercongregaties gemeenschappen die zich binnen de zending situeren, op een bepaald gebied van de grote kerkelijke zending, ongeacht of deze actie apostolisch, contemplatief of gemengd is. De gemeenschap handelt als ambassadeur van de liefde van God in de wereld, instrument van verlossing onder hen die lijden, onder de gemarginaliseerden, onder de kleinen en de zwakken. Zij incarneert de verlossende aanwezigheid van God in de menselijke werkelijkheid die nood heeft aan verlossing. Het is daarom zo eenvoudig haar te identificeren als teken dat onmiddellijk verwijst naar de betekenis. Het gaat om een groep broeders die zich inspannen om samen te leven rond Hem die hen verenigd heeft en deze ervaring meedelen als boodschap van Hem die hen heeft gezonden.
De goedkeuring door de Kerk van de instituten van broeders veronderstelt in de eerste plaats dat hun een zending is toevertrouwd, een zending die ze vervullen vertrekkend vanuit hun eigen charisma. Dat veronderstelt ook dat de erkenning van hun engagement in de verscheiden menselijke situaties waarin zij betrokken zijn niet iets toevallig is of uitwendig aan het religieuze leven. Dit engagement maakt een wezenlijk deel onderdeel uit van hun identiteit en van hun toewijding. Ver boven de concrete werken die deze gemeenschappen van godgewijden ontplooien, vertegenwoordigen zij de Kerk, universeel sacrament van de verlossing Lumen Gentium [[617|48]], temidden van de samenleving en in het bijzonder naast de armen en hen die lijden.
Het lijkt daarom aangewezen dat wij naar deze gemeenschappen van broeders verwijzen als naar broederschappen van dienstverlening, in die zin dat de kerkelijke bediening vgl: Vita Consecrata [[[758|60]]] die door de gemeenschap van broeders is aangenomen hun een specifieke identiteit geeft in de Kerk. Bovendien legt de gemeenschap de nadruk op de onderlinge broederlijke verhouding tussen haar leden en de bestemmelingen van haar zending. Hij die de bediening uiteindelijk uitvoert is niet een individu, maar de gemeenschap. De leden van een dienende gemeenschap kunnen heel diverse taken vervullen, zelfs kunnen sommigen in de onmogelijkheid verkeren om externe taken te verrichten wegens ziekte of ouderdom. De bediening identificeert zich niet met een concrete taak. Het is de hele gemeenschap die deze uitoefent door middel van de verschillende diensten van haar leden, inbegrepen deze van het gebed, het offer van het lijden dat de zieken brengen, van solidariteit van de een met de ander ... De gehele gemeenschap maakt zich verantwoordelijk voor de taak die de Kerk haar heeft toevertrouwd.
De broederschap in dienstbaarheid is een wezenlijke bijdrage geweest van de religieuze Instituten van broeders aan het godgewijde leven en aan de Kerk. Hierdoor onderstrepen deze instituten de onlosmakelijke band die er is tussen gemeenschap en zending, de essentiële rol van de broederliefde als leidraad van de evangelisering, de reikwijdte en complexiteit hiervan, de werkelijkheid van de actie van de Geest en het zaad van het Woord 2 [[703|11]] 5 [[703|15]] dat op de één of andere manier in alle volken en culturen aanwezig is.
Gedreven door de respectievelijke stichtingscharisma's vormen de broedercongregaties gemeenschappen die zich binnen de zending situeren, op een bepaald gebied van de grote kerkelijke zending, ongeacht of deze actie apostolisch, contemplatief of gemengd is. De gemeenschap handelt als ambassadeur van de liefde van God in de wereld, instrument van verlossing onder hen die lijden, onder de gemarginaliseerden, onder de kleinen en de zwakken. Zij incarneert de verlossende aanwezigheid van God in de menselijke werkelijkheid die nood heeft aan verlossing. Het is daarom zo eenvoudig haar te identificeren als teken dat onmiddellijk verwijst naar de betekenis. Het gaat om een groep broeders die zich inspannen om samen te leven rond Hem die hen verenigd heeft en deze ervaring meedelen als boodschap van Hem die hen heeft gezonden.
De goedkeuring door de Kerk van de instituten van broeders veronderstelt in de eerste plaats dat hun een zending is toevertrouwd, een zending die ze vervullen vertrekkend vanuit hun eigen charisma. Dat veronderstelt ook dat de erkenning van hun engagement in de verscheiden menselijke situaties waarin zij betrokken zijn niet iets toevallig is of uitwendig aan het religieuze leven. Dit engagement maakt een wezenlijk deel onderdeel uit van hun identiteit en van hun toewijding. Ver boven de concrete werken die deze gemeenschappen van godgewijden ontplooien, vertegenwoordigen zij de Kerk, universeel sacrament van de verlossing Lumen Gentium [[617|48]], temidden van de samenleving en in het bijzonder naast de armen en hen die lijden.
Het lijkt daarom aangewezen dat wij naar deze gemeenschappen van broeders verwijzen als naar broederschappen van dienstverlening, in die zin dat de kerkelijke bediening vgl: Vita Consecrata [[[758|60]]] die door de gemeenschap van broeders is aangenomen hun een specifieke identiteit geeft in de Kerk. Bovendien legt de gemeenschap de nadruk op de onderlinge broederlijke verhouding tussen haar leden en de bestemmelingen van haar zending. Hij die de bediening uiteindelijk uitvoert is niet een individu, maar de gemeenschap. De leden van een dienende gemeenschap kunnen heel diverse taken vervullen, zelfs kunnen sommigen in de onmogelijkheid verkeren om externe taken te verrichten wegens ziekte of ouderdom. De bediening identificeert zich niet met een concrete taak. Het is de hele gemeenschap die deze uitoefent door middel van de verschillende diensten van haar leden, inbegrepen deze van het gebed, het offer van het lijden dat de zieken brengen, van solidariteit van de een met de ander ... De gehele gemeenschap maakt zich verantwoordelijk voor de taak die de Kerk haar heeft toevertrouwd.
De broederschap in dienstbaarheid is een wezenlijke bijdrage geweest van de religieuze Instituten van broeders aan het godgewijde leven en aan de Kerk. Hierdoor onderstrepen deze instituten de onlosmakelijke band die er is tussen gemeenschap en zending, de essentiële rol van de broederliefde als leidraad van de evangelisering, de reikwijdte en complexiteit hiervan, de werkelijkheid van de actie van de Geest en het zaad van het Woord 2 [[703|11]] 5 [[703|15]] dat op de één of andere manier in alle volken en culturen aanwezig is.
Referenties naar alinea 23: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Broederschap en leven in gemeenschap
24
Het leven in gemeenschap, een essentiële karakteristiek van het religieuze leven van de broeders, heeft tot doel de broederschap sterk te bevorderen, maar het broederleven realiseert zich niet automatisch door het naleven van de voorschriften die het gemeenschapsleven bepalen. vgl: Broederlijk leven in gemeenschap [[[6563|(3)]]]
Hoewel structuren nodig zijn, drukt de gemeenschap van de broeders zich voornamelijk uit door haar daden. De broeders komen bijeen om intensiever te delen in het leven en de zending van Jezus, om getuigenis te geven van broederschap en van het goddelijk kindschap, waartoe alle gelovigen geroepen zijn.
De gemeenschap is dus voor de broeders meer een ervaring dan een plaats; of beter nog, de broeders leven in gemeenschap, zij komen op een zekere plaats samen om deze ervaring ten diepste te kunnen ontwikkelen. Op deze manier beantwoorden zij aan de oproep experts te zijn in gemeenschap Vita Consecrata [[758|46]], doeltreffende getuigen van de mogelijkheid diepe relaties te beleven die in de liefde van God geworteld zijn.
De wederkerige liefde is het merkteken van de Christenen (Joh. 13, 35) [[b:Joh. 13, 35]]; het is het teken dat de broeders aanbieden. Dit moet het teken van onderscheiding zijn van elke broedergemeenschap, boven de effectiviteit van hun werken. Het is eenvoudig om vast te stellen hoe in de stichtingsperiode van elk afzonderlijk Instituut de liefde centraal wordt gesteld als leidraad van het project en hoe automatisch het voorbeeld van de eerste Christenen aangenomen wordt, door "één van hart en één van geest" te zijn (Hand. 4, 32) [b:Hand. 4, 32]. Vanuit deze leidraad wordt de apostolische zending georganiseerd, er zich van bewust zijnde dat ze overbrengt wat de broeders vooraf in gemeenschap beleven. Hun broederschap zal schepper zijn van broederlijkheid. Vanaf het begin profileert de zending van de broeders zich als gemeenschap zijnde en om gemeenschap voor te brengen.
Hoewel structuren nodig zijn, drukt de gemeenschap van de broeders zich voornamelijk uit door haar daden. De broeders komen bijeen om intensiever te delen in het leven en de zending van Jezus, om getuigenis te geven van broederschap en van het goddelijk kindschap, waartoe alle gelovigen geroepen zijn.
De gemeenschap is dus voor de broeders meer een ervaring dan een plaats; of beter nog, de broeders leven in gemeenschap, zij komen op een zekere plaats samen om deze ervaring ten diepste te kunnen ontwikkelen. Op deze manier beantwoorden zij aan de oproep experts te zijn in gemeenschap Vita Consecrata [[758|46]], doeltreffende getuigen van de mogelijkheid diepe relaties te beleven die in de liefde van God geworteld zijn.
De wederkerige liefde is het merkteken van de Christenen (Joh. 13, 35) [[b:Joh. 13, 35]]; het is het teken dat de broeders aanbieden. Dit moet het teken van onderscheiding zijn van elke broedergemeenschap, boven de effectiviteit van hun werken. Het is eenvoudig om vast te stellen hoe in de stichtingsperiode van elk afzonderlijk Instituut de liefde centraal wordt gesteld als leidraad van het project en hoe automatisch het voorbeeld van de eerste Christenen aangenomen wordt, door "één van hart en één van geest" te zijn (Hand. 4, 32) [b:Hand. 4, 32]. Vanuit deze leidraad wordt de apostolische zending georganiseerd, er zich van bewust zijnde dat ze overbrengt wat de broeders vooraf in gemeenschap beleven. Hun broederschap zal schepper zijn van broederlijkheid. Vanaf het begin profileert de zending van de broeders zich als gemeenschap zijnde en om gemeenschap voor te brengen.
Referenties naar alinea 24: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Broederschap en evangelische raden: een tegendraads teken
25
Het profetisch getuigenis van de broederschap Vita Consecrata [[758|85]] is vergezeld van een engagement om de levensstijl van Jezus aan te nemen. Het gewijde celibaat geeft aan hen die er deel van uitmaken de gelegenheid het gemeenschapsleven volledig te beleven en broeder van iedereen te zijn, in plaats van een exclusieve liefde te beleven; door de armoede, als keuze voor een eenvoudige en sobere levensstijl, beleven zij de broederlijke gemeenschap door de goederen met de anderen te delen; vgl: Broederschap: grondslag en weg naar vrede [[[5068|5]]] de gehoorzaamheid verenigt hen in een gemeenschappelijk project "in een zelfde getuigenis en een zelfde zending, met in achtneming van ieders eigenheid en verscheidenheid van talenten" Vita Consecrata [[758|92]] Dit profetisch leven vereist in beginsel een breuk met het oorspronkelijke milieu, de familie, de vrienden, het volk ... om deze elementen later terug te krijgen door zich te wortelen in de nieuwe familie, in het nieuwe kader van de universele broederschap.
De gemeenschap van broeders beleeft haar profetische zending tegen de stroom in, want door haar levensstijl overeenkomstig het evangelie verzet zij zich tegen wat de wereld voorstaat. Zij is een "vanuit de Geest geboren broederschap, van de inwendige vrijheid van mensen die zich op God verlaten ondanks de menselijke beperkingen van hen die Hem vertegenwoordigen". Vita Consecrata [[758|92]] Daarom is dit een plaats van veelvuldig engagement, van wederzijdse afhankelijkheid, van eensgezindheid en solidariteit, die zich opent en projecteert naar buiten toe, in de vorm van een veeleisend leven en in de onderscheiding van haar levensstijl in het licht van het evangelie. We mogen nochtans niet vergeten dat het een kwetsbaar teken is, dat een voortdurende vernieuwing van de gemeenschap nodig heeft, die geroepen is te wandelen op de weg naar de heiligheid en in een evangelische dynamiek die continu de structuren verlevendigt en hermaakt.
De gemeenschap van broeders beleeft haar profetische zending tegen de stroom in, want door haar levensstijl overeenkomstig het evangelie verzet zij zich tegen wat de wereld voorstaat. Zij is een "vanuit de Geest geboren broederschap, van de inwendige vrijheid van mensen die zich op God verlaten ondanks de menselijke beperkingen van hen die Hem vertegenwoordigen". Vita Consecrata [[758|92]] Daarom is dit een plaats van veelvuldig engagement, van wederzijdse afhankelijkheid, van eensgezindheid en solidariteit, die zich opent en projecteert naar buiten toe, in de vorm van een veeleisend leven en in de onderscheiding van haar levensstijl in het licht van het evangelie. We mogen nochtans niet vergeten dat het een kwetsbaar teken is, dat een voortdurende vernieuwing van de gemeenschap nodig heeft, die geroepen is te wandelen op de weg naar de heiligheid en in een evangelische dynamiek die continu de structuren verlevendigt en hermaakt.
Referenties naar alinea 25: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Gemeenschap en zoektocht
26
In het begin van zijn roepingservaring (cf. Hnd 22, 3-21) vraagt de apostel Paulus: "Wat moet ik doen, Heer?" De vraag geeft de radicale verandering van houding aan die zich in hem heeft voorgedaan bij het verlaten van zijn eigen weg en door die van Jezus te volgen. Het antwoord zal hij niet vinden in het nauwkeurig nakomen van de Wet en de tradities van de Synagoge, maar in het beluisteren van de personen, het leren uit de gebeurtenissen en de overweging van het Woord.
Om aan de huidige situatie weerstand te bieden, moeten de religieuze broeders durf hebben en zich dezelfde vraag van Paulus stellen: "Wat moet ik doen, Heer?" Maar deze vraag is alleen maar eerlijk als zij wordt vooraf gegaan door de bereidheid om "op te staan", want dat is de eerste vereiste van het antwoord. (Hand. 22, 10.16) [[b:Hand. 22, 10.16]] Dat wil zeggen dat de trouw aan de hedendaagse tijd de persoonlijke bereidheid tot verandering vereist en de bereidheid om los te laten. Zonder dit zal de vernieuwing van de structuren weinig zin hebben.
De broeder stelt deze vraag niet aan zichzelf maar richt die tot de Heer Jezus want hij wil Zijn wil kennen en volbrengen. Hij zal contemplatief moeten zijn om dit te ontdekken in andere personen en gebeurtenissen in het licht van het Woord . Deze verlichting zal de broeder toestaan het dagelijks leven te zien vanuit het hart van God en elk moment te beleven als tijd van genade en verlossing.
Het godgewijde leven is, zoals elke vorm van christelijk leven, een zoektocht naar vervolmaking in de liefde. vgl: Vita Consecrata [[[758|30.35]]] De roeping van de broeder, zijn engagement om voor iedereen herinnering te zijn aan deze verplichting is tegelijkertijd drijfveer voor een grotere inzet. vgl: Vita Consecrata [[[758|39.93]]] In deze zoektocht moeten zij heel attent zijn voor de verzwakking van het broederlijke leven in de gemeenschap. Er zijn veel dingen die dit kunnen vernietigen indien de broeders het niet dagelijks opbouwen en de schade en ontwrichtingen herstellen die deze afzwakking veroorzaken. Een deel van het bekeringsproces is steeds terugkeren naar de essentie, naar hun profetische zending in de Kerk: de broederschap beleven als een gave van God, ze opbouwen met Zijn hulp en het engagement van de broeders, naar binnen en buiten de gemeenschap.
Om aan de huidige situatie weerstand te bieden, moeten de religieuze broeders durf hebben en zich dezelfde vraag van Paulus stellen: "Wat moet ik doen, Heer?" Maar deze vraag is alleen maar eerlijk als zij wordt vooraf gegaan door de bereidheid om "op te staan", want dat is de eerste vereiste van het antwoord. (Hand. 22, 10.16) [[b:Hand. 22, 10.16]] Dat wil zeggen dat de trouw aan de hedendaagse tijd de persoonlijke bereidheid tot verandering vereist en de bereidheid om los te laten. Zonder dit zal de vernieuwing van de structuren weinig zin hebben.
De broeder stelt deze vraag niet aan zichzelf maar richt die tot de Heer Jezus want hij wil Zijn wil kennen en volbrengen. Hij zal contemplatief moeten zijn om dit te ontdekken in andere personen en gebeurtenissen in het licht van het Woord . Deze verlichting zal de broeder toestaan het dagelijks leven te zien vanuit het hart van God en elk moment te beleven als tijd van genade en verlossing.
Het godgewijde leven is, zoals elke vorm van christelijk leven, een zoektocht naar vervolmaking in de liefde. vgl: Vita Consecrata [[[758|30.35]]] De roeping van de broeder, zijn engagement om voor iedereen herinnering te zijn aan deze verplichting is tegelijkertijd drijfveer voor een grotere inzet. vgl: Vita Consecrata [[[758|39.93]]] In deze zoektocht moeten zij heel attent zijn voor de verzwakking van het broederlijke leven in de gemeenschap. Er zijn veel dingen die dit kunnen vernietigen indien de broeders het niet dagelijks opbouwen en de schade en ontwrichtingen herstellen die deze afzwakking veroorzaken. Een deel van het bekeringsproces is steeds terugkeren naar de essentie, naar hun profetische zending in de Kerk: de broederschap beleven als een gave van God, ze opbouwen met Zijn hulp en het engagement van de broeders, naar binnen en buiten de gemeenschap.
Referenties naar alinea 26: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De zending: de broederschap, gave die wij aanbieden
- Het leven als broederschap met de kleinen: "Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan" (Mt 25, 40)
27
Twee evangelische beelden illustreren ons de betekenis van de zending van de broeder. Eén van hen is het medelijden dat Jezus betoont voor de menigte "want zijn waren als schapen zonder herder" (Mc. 6, 34) [b:Mc. 6, 34]. Jezus verzadigt eerste de menigte met het brood van zijn Woord, en bewogen door medelijden vraagt hij aan zijn leerlingen ook het brood van het gewone leven te delen: "Geeft gij hen maar te eten" (Mc. 6, 37) [b:Mc. 6, 37].
Het andere beeld toont ons ook Jezus, de Mensenzoon, maar deze keer verschijnt zijn medelijden als een authentieke broederschap met de minstbedeelden die zover gaat dat hij zich met hen vereenzelvigt. Zijn gebod wordt een plechtige waarschuwing: "Voorwaar ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan ... Voorwaar ik zeg u: Al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan" (Mt. 25, 40.45) [b:Mt. 25, 40.45].
Overal in het Evangelie is het opmerkelijk de bezorgdheid van Jezus te zien om het lijden te verzachten en de noden te lenigen van de mensen door Zichzelf te identificeren met de meest behoeftigen. Hij verwittigt ook dat zij die hen helpen het Koninkrijk zullen erven. Op dezelfde manier verwijst de zending die zijn apostelen ontvangen op het ogenblik dat ze gezonden worden om te evangeliseren niet enkel naar de verkondiging van de geestelijke boodschap maar ook naar de bevrijding van alles wat de mens onderdrukt en zijn menselijke ontwikkeling belemmert (Mt. 10, 1; Mc. 3, 14-15; Mc. 6, 12-13) [[b:Mt. 10, 1; Mc. 3, 14-15; Mc. 6, 12-13]], gelet op het feit dat "tussen evangelisatie en menselijke bevordering- ontwikkeling, bevrijding- inderdaad zeer sterke banden bestaan". Evangelii Nuntiandi [[519|31]]
Doorheen haar geschiedenis heeft de Kerk dit gebod van Jezus zeer ernstig genomen: "Geeft gij hen maar te eten". Haar evangeliserende actie is systematisch verbonden geweest met de verspreiding van het menselijke brood onder zijn verschillende vormen: voedsel, gezondheid, bevrijding, cultuur, betekenis van het leven, etc. De geschiedenis van het godgewijde leven verhaalt op een bijzondere manier deze inspanning om de Blijde Boodschap van het Koninkrijk te vertalen in het concrete leven van elke dag.
De zending van de broeder volgt dezelfde beweging voorgesteld door de twee iconen die we zojuist hebben beschouwd. Langs de ene kant is het de vrucht van een hart dat zich laat raken door de noden en de ellende van de mensheid; het voelt door hen de oproep van Christus die het zendt om de honger te verzadigen op verschillende manieren; zijn charisma zal het in bijzonder gevoelig maken voor enkelen onder hen. Maar dat is niet voldoende: de broeder voelt zich gedreven om zich zoals Hij broeder van de kleinsten te maken. Het is zo dat hij de gave van de broederlijkheid die hij heeft gekregen en beleeft in zijn gemeenschap, overdraagt aan anderen in zijn zending. De uiteindelijke bestemmelingen van deze gave zijn de kleine broeders met dewelke Jezus zich heeft geïdentificeerd. De zending is niet "wat hij doet", maar zijn leven zelf dat gemeenschap is geworden met de kleinen: "opdat de gave de andere niet vernedert, moet ik niet enkel iets van mezelf geven, maar mezelf; ik moet deel uitmaken van de gave als persoon". Deus Caritas Est [[715|34]]
Het andere beeld toont ons ook Jezus, de Mensenzoon, maar deze keer verschijnt zijn medelijden als een authentieke broederschap met de minstbedeelden die zover gaat dat hij zich met hen vereenzelvigt. Zijn gebod wordt een plechtige waarschuwing: "Voorwaar ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan ... Voorwaar ik zeg u: Al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan" (Mt. 25, 40.45) [b:Mt. 25, 40.45].
Overal in het Evangelie is het opmerkelijk de bezorgdheid van Jezus te zien om het lijden te verzachten en de noden te lenigen van de mensen door Zichzelf te identificeren met de meest behoeftigen. Hij verwittigt ook dat zij die hen helpen het Koninkrijk zullen erven. Op dezelfde manier verwijst de zending die zijn apostelen ontvangen op het ogenblik dat ze gezonden worden om te evangeliseren niet enkel naar de verkondiging van de geestelijke boodschap maar ook naar de bevrijding van alles wat de mens onderdrukt en zijn menselijke ontwikkeling belemmert (Mt. 10, 1; Mc. 3, 14-15; Mc. 6, 12-13) [[b:Mt. 10, 1; Mc. 3, 14-15; Mc. 6, 12-13]], gelet op het feit dat "tussen evangelisatie en menselijke bevordering- ontwikkeling, bevrijding- inderdaad zeer sterke banden bestaan". Evangelii Nuntiandi [[519|31]]
Doorheen haar geschiedenis heeft de Kerk dit gebod van Jezus zeer ernstig genomen: "Geeft gij hen maar te eten". Haar evangeliserende actie is systematisch verbonden geweest met de verspreiding van het menselijke brood onder zijn verschillende vormen: voedsel, gezondheid, bevrijding, cultuur, betekenis van het leven, etc. De geschiedenis van het godgewijde leven verhaalt op een bijzondere manier deze inspanning om de Blijde Boodschap van het Koninkrijk te vertalen in het concrete leven van elke dag.
De zending van de broeder volgt dezelfde beweging voorgesteld door de twee iconen die we zojuist hebben beschouwd. Langs de ene kant is het de vrucht van een hart dat zich laat raken door de noden en de ellende van de mensheid; het voelt door hen de oproep van Christus die het zendt om de honger te verzadigen op verschillende manieren; zijn charisma zal het in bijzonder gevoelig maken voor enkelen onder hen. Maar dat is niet voldoende: de broeder voelt zich gedreven om zich zoals Hij broeder van de kleinsten te maken. Het is zo dat hij de gave van de broederlijkheid die hij heeft gekregen en beleeft in zijn gemeenschap, overdraagt aan anderen in zijn zending. De uiteindelijke bestemmelingen van deze gave zijn de kleine broeders met dewelke Jezus zich heeft geïdentificeerd. De zending is niet "wat hij doet", maar zijn leven zelf dat gemeenschap is geworden met de kleinen: "opdat de gave de andere niet vernedert, moet ik niet enkel iets van mezelf geven, maar mezelf; ik moet deel uitmaken van de gave als persoon". Deus Caritas Est [[715|34]]
Referenties naar alinea 27: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Deelhebbend aan de dienst van Jezus, "de Goede Herder"
28
"De religieuze broeders verlenen binnen en buiten de communiteit allerlei soorten belangrijke diensten, en nemen zo deel aan de opdracht, het Evangelie te verkondigen en door de liefde in het leven van iedere dag ervan te getuigen. Sommige van deze diensten kunnen worden beschouwd als echte kerkelijke bedieningen die aan hen door het wettig gezag worden toevertrouwd". Vita Consecrata [[758|60]] De diensten zijn "allen een deelname aan de bediening van Jezus Christus, de Goede Herder die zijn leven geeft voor zijn schapen (Joh. 10, 11) [[b:Joh. 10, 11]], de nederige dienaar die zijn leven geeft als losprijs voor velen. (Mc. 10, 45) [[b:Mc. 10, 45]] 3 [[692|21]]
Het beeld van de Goede Herder, evenals het beeld van de Meester die het linnen doek omgordt om de voeten van zijn leerlingen te wassen spreekt ons niet van macht maar van dienst, van liefde en offer tot het geven van zijn leven. Het is zo dat de broeder zijn dienst moet verstaan wat ook de concrete taken zijn die hem zijn toevertrouwd, aanvullend met zijn broeders.
Tussen de diensten en de bedieningen die uitgeoefend worden door de broeders zijn er sommigen meer verbonden met het interne leven van de Kerk, terwijl er anderen hun missionair karakter doen uitkomen. Enkelen hangen af van meer spirituele taken zoals de dienst van het Woord Gods of de liturgie, anderen getuigen meer van de zorg van de Kerk voor het materieel welzijn, zoals de kracht van de Geest voor de genezing en de verandering van de wereld.
Voor ieder kan de zending van de broeder niet herleid worden tot de activiteit die hij uitoefent, zelfs als ze apostolisch is. De zending is het werk van de evangelisatie in de breedste betekenis van het woord. "Evangeliseren maakt inderdaad de vreugde en de eigen roeping van de Kerk uit, van haar diepste roeping. De Kerk bestaat om te evangeliseren ... ". Evangelii Nuntiandi [[519|44]] Hetzelfde moet bevestigd worden omtrent het godgewijde leven en in het bijzonder de religieuze broeder: "In het feit dat ze geroepen zijn, ligt dus de opdracht besloten zich geheel aan de zending toe te wijden. Immers, meer nog dan dat de zending door uitwendige werken gekenmerkt wordt, bestaat ze in het tegenwoordig stellen van Christus in de wereld door het persoonlijk getuigenis. Dat is de uitdaging, dat is het eerste doel van het godgewijde leven! Zo kan men zeggen dat de godgewijde mens "op zending" is, juist krachtens zijn toewijding aan God waarvan hij overeenkomstig het ideaal van zijn instituut getuigenis aflegt". Vita Consecrata [[758|72]] Op deze zo intieme band tussen zending en toewijding berust de eenheid van het leven van de religieus die zich verbindt tot de zending door zijn toewijding en zijn toewijding beleeft in de zending.
De activiteiten, zelfs de meest apostolische, kunnen variëren of verdwijnen omwille van ziekte of ouderdom, maar zijn zending blijft altijd. Het werk van de evangelisatie, beleefd en bezield door het eigen charisma is de bestaansreden van de broeder en wat betekenis geeft aan zijn religieuze toewijding. Zoals Jezus,moet hij kunnen zeggen: "En omwille van hen wijd Ik me aan u" (Joh. 17, 19) [b:Joh. 17, 19].
Het gaat dus niet over een kwestie van taken, maar van identiteit: "Ik ben een zending op deze aarde en daarom bevind ik me in deze wereld. Men moet erkennen dat men gebrandmerkt is door deze zending om te verlichten, zegenen, verlevendigen, opbeuren, genezen, bevrijden". Evangelii Gaudium [[4984|273]] Hij aanvaardt volledig het voorrecht en de verantwoordelijkheid om voor de Kerk de Goede Herder te vertegenwoordigen die zijn leven geeft voor zijn schapen.
Het beeld van de Goede Herder, evenals het beeld van de Meester die het linnen doek omgordt om de voeten van zijn leerlingen te wassen spreekt ons niet van macht maar van dienst, van liefde en offer tot het geven van zijn leven. Het is zo dat de broeder zijn dienst moet verstaan wat ook de concrete taken zijn die hem zijn toevertrouwd, aanvullend met zijn broeders.
Tussen de diensten en de bedieningen die uitgeoefend worden door de broeders zijn er sommigen meer verbonden met het interne leven van de Kerk, terwijl er anderen hun missionair karakter doen uitkomen. Enkelen hangen af van meer spirituele taken zoals de dienst van het Woord Gods of de liturgie, anderen getuigen meer van de zorg van de Kerk voor het materieel welzijn, zoals de kracht van de Geest voor de genezing en de verandering van de wereld.
Voor ieder kan de zending van de broeder niet herleid worden tot de activiteit die hij uitoefent, zelfs als ze apostolisch is. De zending is het werk van de evangelisatie in de breedste betekenis van het woord. "Evangeliseren maakt inderdaad de vreugde en de eigen roeping van de Kerk uit, van haar diepste roeping. De Kerk bestaat om te evangeliseren ... ". Evangelii Nuntiandi [[519|44]] Hetzelfde moet bevestigd worden omtrent het godgewijde leven en in het bijzonder de religieuze broeder: "In het feit dat ze geroepen zijn, ligt dus de opdracht besloten zich geheel aan de zending toe te wijden. Immers, meer nog dan dat de zending door uitwendige werken gekenmerkt wordt, bestaat ze in het tegenwoordig stellen van Christus in de wereld door het persoonlijk getuigenis. Dat is de uitdaging, dat is het eerste doel van het godgewijde leven! Zo kan men zeggen dat de godgewijde mens "op zending" is, juist krachtens zijn toewijding aan God waarvan hij overeenkomstig het ideaal van zijn instituut getuigenis aflegt". Vita Consecrata [[758|72]] Op deze zo intieme band tussen zending en toewijding berust de eenheid van het leven van de religieus die zich verbindt tot de zending door zijn toewijding en zijn toewijding beleeft in de zending.
De activiteiten, zelfs de meest apostolische, kunnen variëren of verdwijnen omwille van ziekte of ouderdom, maar zijn zending blijft altijd. Het werk van de evangelisatie, beleefd en bezield door het eigen charisma is de bestaansreden van de broeder en wat betekenis geeft aan zijn religieuze toewijding. Zoals Jezus,moet hij kunnen zeggen: "En omwille van hen wijd Ik me aan u" (Joh. 17, 19) [b:Joh. 17, 19].
Het gaat dus niet over een kwestie van taken, maar van identiteit: "Ik ben een zending op deze aarde en daarom bevind ik me in deze wereld. Men moet erkennen dat men gebrandmerkt is door deze zending om te verlichten, zegenen, verlevendigen, opbeuren, genezen, bevrijden". Evangelii Gaudium [[4984|273]] Hij aanvaardt volledig het voorrecht en de verantwoordelijkheid om voor de Kerk de Goede Herder te vertegenwoordigen die zijn leven geeft voor zijn schapen.
Referenties naar alinea 28: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De zending die naar de bron leidt: "Kom en ge zult zien"
29
De dorst naar spiritualiteit verschijnt met kracht in de hedendaagse samenleving; daarentegen neigt ze ertoe zich te verdrinken in een veelheid van surrogaten. Zoals Philippus en Nathanaël haast de broeder zich om de ontdekking van de Persoon aan te kondigen die de diepste verlangens van het menselijke hart vervult; tegenover het ongeloof van zijn gesprekspartner moet hij kunnen zeggen: "Kom en ge zult zien" (Joh. 1, 45-46) [b:Joh. 1, 45-46]. Het is dezelfde uitnodiging die gedaan werd door de Samaritaanse aan de bewoners van haar dorp nadat ze de levende bron had ontmoet die Jezus haar had aangeboden: "Komt eens kijken naar een man die mij alles heeft verteld wat ik gedaan heb? Zou hij soms de Messias zijn?'' (Joh. 4, 29) [b:Joh. 4, 29].
Bewust van hun eigen incoherenties, maar in staat om hun tijdgenoten te begeleiden op hun geloofstocht, dienen de broeders zich aan als gidsen in zoektocht naar God. Vita Consecrata [[758|103]] Op het niveau van de gemeenschap organiseren de broeders hun gemeenschappen op zulk een manier dat het scholen van waarachtige evangelische spiritualiteit Vita Consecrata [[758|93]] zouden zijn en bieden ze aan als geprivilegieerde plaatsen waar de wegen worden uitgetest die leiden naar God. Broederlijk leven in gemeenschap [[6563|(20)]] Zij zijn dus geroepen, als gemeenschap, om op te roepen tot het gebed, om de zoektocht naar en de ervaring van God te delen, om de begrijpelijke lectuur van de Schrift te vergemakkelijken en de dialoog tussen geloof en cultuur te verdiepen ...
De contemplatieve gemeenschappen concentreren hun zending op dit "tonen van de bronnen". Deze gemeenschappen zijn een krachtig teken dat onze samenleving ondervraagt die verwijderd is van God. Zij zijn ontmoetingsplaatsen voor jongeren en volwassenen die op zoek zijn naar de diepe betekenis van hun leven. Zij zijn niet toevallig, deze fenomenen van spirituele bloei en aantrekkingskracht voor jongeren door de biddende gemeenschappen van oecumenische aard zoals deze van Taizé of andere katholieke monastieke of conventuele gemeenschappen van mannen of vrouwen.
Alle broeders, wat ook hun specifieke zending moge zijn, moeten ernaar streven om getuigen van de hoop te zijn van de hoop die zij in hun hart dragen, waartoe Sint Petrus ons uitnodigt (1 Pt. 3, 15) [b:1 Pt. 3, 15]. Zij zijn geroepen om een gelaat te geven aan de hoop, door zich aanwezig te stellen in de situaties van pijn en ellende, en door de tederheid van God te tonen die geen grenzen heeft, dat de verrijzenis van Christus onderpand is van de overwinning, dat de God van het Leven het laatste woord zal hebben over de pijn en de dood heen; dat op de laatste dag hij elke traan zal drogen (Openb. 7, 17) [b:Openb. 7, 17], en dat we zullen leven als broeders en zusters.
Bewust van hun eigen incoherenties, maar in staat om hun tijdgenoten te begeleiden op hun geloofstocht, dienen de broeders zich aan als gidsen in zoektocht naar God. Vita Consecrata [[758|103]] Op het niveau van de gemeenschap organiseren de broeders hun gemeenschappen op zulk een manier dat het scholen van waarachtige evangelische spiritualiteit Vita Consecrata [[758|93]] zouden zijn en bieden ze aan als geprivilegieerde plaatsen waar de wegen worden uitgetest die leiden naar God. Broederlijk leven in gemeenschap [[6563|(20)]] Zij zijn dus geroepen, als gemeenschap, om op te roepen tot het gebed, om de zoektocht naar en de ervaring van God te delen, om de begrijpelijke lectuur van de Schrift te vergemakkelijken en de dialoog tussen geloof en cultuur te verdiepen ...
De contemplatieve gemeenschappen concentreren hun zending op dit "tonen van de bronnen". Deze gemeenschappen zijn een krachtig teken dat onze samenleving ondervraagt die verwijderd is van God. Zij zijn ontmoetingsplaatsen voor jongeren en volwassenen die op zoek zijn naar de diepe betekenis van hun leven. Zij zijn niet toevallig, deze fenomenen van spirituele bloei en aantrekkingskracht voor jongeren door de biddende gemeenschappen van oecumenische aard zoals deze van Taizé of andere katholieke monastieke of conventuele gemeenschappen van mannen of vrouwen.
Alle broeders, wat ook hun specifieke zending moge zijn, moeten ernaar streven om getuigen van de hoop te zijn van de hoop die zij in hun hart dragen, waartoe Sint Petrus ons uitnodigt (1 Pt. 3, 15) [b:1 Pt. 3, 15]. Zij zijn geroepen om een gelaat te geven aan de hoop, door zich aanwezig te stellen in de situaties van pijn en ellende, en door de tederheid van God te tonen die geen grenzen heeft, dat de verrijzenis van Christus onderpand is van de overwinning, dat de God van het Leven het laatste woord zal hebben over de pijn en de dood heen; dat op de laatste dag hij elke traan zal drogen (Openb. 7, 17) [b:Openb. 7, 17], en dat we zullen leven als broeders en zusters.
Referenties naar alinea 29: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Zending van de broederschap, die de verdwaalde broeder zoekt
30
De charisma's van de instituten van broeders beantwoorden dikwijls aan deze uitnodiging van Jezus: "Laten we oversteken" (Mc. 4, 35) [b:Mc. 4, 35]. Het Bijbelverhaal dat Marcus (Mc. 4, 35-5, 20) [b:Mc. 4, 35-5, 20] ons overlevert, toont ons Jezus en zijn leerlingen die heidense streken betreden om de boodschap van het Koninkrijk te verkondigen. Het openbaart een typische situatie van het kerkelijke leven: tegenover de verleiding om zich terug te plooien in zijn eigen ruimte, wordt de Kerk gestuwd door zijn Meester om elke grens te overschrijden. Niets menselijk is hem vreemd en elke menselijke situatie zal altijd een mogelijk scenario zijn voor de Kerk, een aangepaste plaats voor de verkondiging van de Blijde Boodschap van het Koninkrijk.
De zoektocht naar diegene die verwijderd is, de vreemdeling, de verdwaalde, van diegene met een andere cultuur, etc., is vanaf de oorsprong van de Kerk een grote bezorgdheid die zich herhaalt als een krachtige echo wanneer de religieuze instituten zijn opgericht. In de Handelingen van de Apostelen duidt de uitdrukking "het uiteinde der aarde" de plaats aan waar de leerlingen van Jezus zich naar toe moeten begeven in hun verkondiging van het Evangelie: "U zult mijn getuigen zijn ... tot het uiteinde der aarde" (Hand. 1, 8) [b:Hand. 1, 8]. De religieuze broeders, bezield door hun charisma's, beantwoorden deze uitnodiging.
Waar zijn vandaag de uiteinden? Ze vallen niet zozeer samen met de verwijderde plaatsen dan met de marginale situaties, de periferieën van onze wereld. Het uiteinde is vandaag in de verarmde landen, in de ontwikkelingslanden en in de achteruit gestelde zones van de ontwikkelde landen. De uiteinden beantwoorden aan de dramatische realiteit die zoveel mannen en vrouwen vandaag beleven in een context gekenmerkt door de verarming, de migratie, de honger, de onrechtvaardigheid, de onverschilligheid en het gebrek aan gevoeligheid voor de pijn van de andere, de oppervlakkigheid, het verlies van religieuze en menselijke waarden ... De roeping van broeder, beleefd met authenticiteit en geïncarneerd in deze realiteit, verwerft een grote betekenis.
Het getrokken worden naar de uiteinden vertaalt zich door een voorkeursoptie voor de armen, voor diegenen die zich in situatie van dringende behoeftigheid bevinden. vgl: Vita Consecrata [[[758|82]]] vgl: Evangelii Gaudium [[[4984|197-201]]] Tot deze optie zijn alle leerlingen van Christus gehouden want zij behoort tot de essentie van het Evangelie. vgl: Evangelii Gaudium [[[4984|48-49]]] Inderdaad, dat is het teken dat Jezus geeft wanneer men hem vraagt of hij het is die moet komen of dat ze een andere moeten verwachten. (Mt. 11, 2-6) [[b:Mt. 11, 2-6]] De godgewijde personen die in het openbaar hebben beleden dat zij hun leven vorm doen krijgen door Jezus worden geroepen om coherent te zijn met hun belofte om altijd voor de armen te leven, en in de mate dat hun charisma het vereist, van met de armen te leven of zoals hen.
Het Evangelie volgens Lucas biedt aan de religieuze broeder een icoon aan in dewelke hij "zich kan bekijken" om zich te laten uitdagen in zijn zoektocht naar de verwijderde broeder. Het gaat over de Barmhartige Samaritaan (Lc. 10, 30-37) [b:Lc. 10, 30-37]. De medelijdende man van Samaria die naaste en broeder wordt van diegene die gevallen is, is teken van de barmhartige liefde van de Vader.
De zoektocht naar diegene die verwijderd is, de vreemdeling, de verdwaalde, van diegene met een andere cultuur, etc., is vanaf de oorsprong van de Kerk een grote bezorgdheid die zich herhaalt als een krachtige echo wanneer de religieuze instituten zijn opgericht. In de Handelingen van de Apostelen duidt de uitdrukking "het uiteinde der aarde" de plaats aan waar de leerlingen van Jezus zich naar toe moeten begeven in hun verkondiging van het Evangelie: "U zult mijn getuigen zijn ... tot het uiteinde der aarde" (Hand. 1, 8) [b:Hand. 1, 8]. De religieuze broeders, bezield door hun charisma's, beantwoorden deze uitnodiging.
Waar zijn vandaag de uiteinden? Ze vallen niet zozeer samen met de verwijderde plaatsen dan met de marginale situaties, de periferieën van onze wereld. Het uiteinde is vandaag in de verarmde landen, in de ontwikkelingslanden en in de achteruit gestelde zones van de ontwikkelde landen. De uiteinden beantwoorden aan de dramatische realiteit die zoveel mannen en vrouwen vandaag beleven in een context gekenmerkt door de verarming, de migratie, de honger, de onrechtvaardigheid, de onverschilligheid en het gebrek aan gevoeligheid voor de pijn van de andere, de oppervlakkigheid, het verlies van religieuze en menselijke waarden ... De roeping van broeder, beleefd met authenticiteit en geïncarneerd in deze realiteit, verwerft een grote betekenis.
Het getrokken worden naar de uiteinden vertaalt zich door een voorkeursoptie voor de armen, voor diegenen die zich in situatie van dringende behoeftigheid bevinden. vgl: Vita Consecrata [[[758|82]]] vgl: Evangelii Gaudium [[[4984|197-201]]] Tot deze optie zijn alle leerlingen van Christus gehouden want zij behoort tot de essentie van het Evangelie. vgl: Evangelii Gaudium [[[4984|48-49]]] Inderdaad, dat is het teken dat Jezus geeft wanneer men hem vraagt of hij het is die moet komen of dat ze een andere moeten verwachten. (Mt. 11, 2-6) [[b:Mt. 11, 2-6]] De godgewijde personen die in het openbaar hebben beleden dat zij hun leven vorm doen krijgen door Jezus worden geroepen om coherent te zijn met hun belofte om altijd voor de armen te leven, en in de mate dat hun charisma het vereist, van met de armen te leven of zoals hen.
Het Evangelie volgens Lucas biedt aan de religieuze broeder een icoon aan in dewelke hij "zich kan bekijken" om zich te laten uitdagen in zijn zoektocht naar de verwijderde broeder. Het gaat over de Barmhartige Samaritaan (Lc. 10, 30-37) [b:Lc. 10, 30-37]. De medelijdende man van Samaria die naaste en broeder wordt van diegene die gevallen is, is teken van de barmhartige liefde van de Vader.
Referenties naar alinea 30: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Teken van een Koninkrijk dat het volledige heil van de persoon zoekt
31
Talrijke religieuze broeders vervullen hun zending door een gewoon beroep uit te oefenen in het domein van de gezondheid, de opvoeding, de hulp aan migranten, de begeleiding van kinderen en volwassenen in risicosituaties, etc. Zij getuigen op deze manier dat het engagement voor het Koninkrijk ook de inspanning impliceert om te bouwen, hier en nu, aan meer menselijke en bewoonbare wereld, en dat de liefde van Christus onlosmakelijk is met de liefde voor de mensheid, in het bijzonder voor de meest kwetsbare en meest behoeftigen. Vandaag meer dan ooit heeft de wereld nood aan Godgewijden die in het hart van de profane realiteiten en het menselijke leven getuigen dat zij de God van het leven kennen en liefhebben.
Wij moeten hier eerst verwijzen naar de handenarbeid die meerdere broeders uitoefenen. De monniken-broeders hebben, in het bijzonder in de Benedictijnerkloosters, een beslissende rol gehad in Westen bij het herstel van de waardigheid en de positieve waarde van deze handenarbeid, die men zelfs nog vandaag in bepaalde culturen beschouwt als eigen aan personen van een lagere rang. Met de handenarbeid getuigen de religieuze broeders van de uitstekende waarde van de arbeid door dewelke de mens samenwerkt met God voor de vervolmaking van het wonderlijke werk van de schepping; zij komen zo hun meest nederige broeders nabij en identificeren zich met Jezus, broeder en arbeider.
De instituten van broeders waarvan de zending is verbonden met de sociale bevordering en de uitoefening van mensenrechten in de verschillende terreinen van de marginalisering, van de menselijke zwakheid of van de ontwikkeling van de persoon bieden het profetisch teken aan van een Koninkrijk dat het volledige heil zoekt van elk menselijk wezen. Hun inschakeling in deze taken en op deze plaatsen moet bij voorkeur gemeenschappelijk zijn. Zij verschaffen op die manier het getuigenis van een broederlijke gemeenschap waarvan de samenhang zich baseert op Hem die hen geroepen en gezonden heeft. Zelfs wanneer, omwille van de leeftijd of omwille van andere omstandigheden, de broeders niet meer betrokken zijn bij professionele taken, is de aanwezigheid van de godgewijde gemeenschap in deze context een teken dat de weg aanduidt en verwijst naar de horizon, zingever.
Het Koninkrijk Gods is steeds tussen ons; het wordt hier gebouwd; het is steeds daarboven omdat het elke menselijke realisatie overstijgt; het is het werk van de Geest. Deze eschatologische spanning blijft gepersonaliseerd en vertegenwoordigd in de toewijding en in de persoon van de broeder; zij wordt vooral zichtbaar in de broedergemeenschap.
Wij moeten hier eerst verwijzen naar de handenarbeid die meerdere broeders uitoefenen. De monniken-broeders hebben, in het bijzonder in de Benedictijnerkloosters, een beslissende rol gehad in Westen bij het herstel van de waardigheid en de positieve waarde van deze handenarbeid, die men zelfs nog vandaag in bepaalde culturen beschouwt als eigen aan personen van een lagere rang. Met de handenarbeid getuigen de religieuze broeders van de uitstekende waarde van de arbeid door dewelke de mens samenwerkt met God voor de vervolmaking van het wonderlijke werk van de schepping; zij komen zo hun meest nederige broeders nabij en identificeren zich met Jezus, broeder en arbeider.
De instituten van broeders waarvan de zending is verbonden met de sociale bevordering en de uitoefening van mensenrechten in de verschillende terreinen van de marginalisering, van de menselijke zwakheid of van de ontwikkeling van de persoon bieden het profetisch teken aan van een Koninkrijk dat het volledige heil zoekt van elk menselijk wezen. Hun inschakeling in deze taken en op deze plaatsen moet bij voorkeur gemeenschappelijk zijn. Zij verschaffen op die manier het getuigenis van een broederlijke gemeenschap waarvan de samenhang zich baseert op Hem die hen geroepen en gezonden heeft. Zelfs wanneer, omwille van de leeftijd of omwille van andere omstandigheden, de broeders niet meer betrokken zijn bij professionele taken, is de aanwezigheid van de godgewijde gemeenschap in deze context een teken dat de weg aanduidt en verwijst naar de horizon, zingever.
Het Koninkrijk Gods is steeds tussen ons; het wordt hier gebouwd; het is steeds daarboven omdat het elke menselijke realisatie overstijgt; het is het werk van de Geest. Deze eschatologische spanning blijft gepersonaliseerd en vertegenwoordigd in de toewijding en in de persoon van de broeder; zij wordt vooral zichtbaar in de broedergemeenschap.
Referenties naar alinea 31: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- DERDE HOOFDSTUK Broeder zijn vandaag: een verhaal van genade"Blijf in Mijn liefde" (Joh. 15, 9)
- Een verhaal dat een reddingsgeschiedenis zal zijn
32
Hoe kunnen broeders vandaag een herkenbaar aangezicht zijn van het verbond, in vervolg op het ministerie van de Dienstknecht van de Heer (Jes. 42, 6) [[b:Jes. 42, 6]] en trouw aan de profetische roeping ontvangen van de Heer? Hou kunnen zij levendige herinnering en kritisch blijven voor heel de Kerk, van Jezus die dient, voeten wast en, tot stervens toe, liefheeft? Kunnen ze zijn boodschap voelen, dat wat de Kerk vraagt en van hen nodig heeft, de boodschap van broederlijkheid? Uiteindelijk, wat veronderstelt broeder zijn vandaag?
Het antwoord op deze vragen is niet gemakkelijk noch simpel, vanwege de verschillen tussen de vele religieuze instituten en de uiteenlopende situaties van het religieus leven in de verschillende werelddelen.
Het Godgewijde leven is altijd een verhaal van genade geweest in de Kerk en voor de wereld: "een gave van God de Vader aan zijn Kerk door de Heilige Geest, die de blik van de gelovigen richt naar het geheim van het Rijk Gods dat reeds in de geschiedenis werkzaam is, ook al zal het zich pas ten volle ontplooien in de hemel. " Vita Consecrata [[758|1]]
Het leven van de broeders is een verhaal, een verhaal van redding voor hun tijdgenoten, en onder hen speciaal de armsten. "De schoonheid van het Evangelie kan door ons niet altijd op een gepaste manier getoond worden, maar er is een teken dat nooit mag ontbreken: de keuze voor de laatsten, voor diegene die de maatschappij uitsluit en verstoot", Evangelii Gaudium [[4984|195]] Het eigene van de broeders is zich in te zetten om gave van God de Vader te zijn voor diegene naar wie ze gezonden zijn. Zij zijn doorgevers van de liefde die van Vader op Zoon gaat en van de Zoon naar zijn broeders: "Zoals de Vader mij heeft lief gehad, zo heb ik jullie lief gehad, blijf in mijn liefde" (Joh. 15, 9) [b:Joh. 15, 9]. Het blijvende wat men van hen vraagt, houdt een actief dynamisme in, dat van de liefde.
Het antwoord op deze vragen is niet gemakkelijk noch simpel, vanwege de verschillen tussen de vele religieuze instituten en de uiteenlopende situaties van het religieus leven in de verschillende werelddelen.
Het Godgewijde leven is altijd een verhaal van genade geweest in de Kerk en voor de wereld: "een gave van God de Vader aan zijn Kerk door de Heilige Geest, die de blik van de gelovigen richt naar het geheim van het Rijk Gods dat reeds in de geschiedenis werkzaam is, ook al zal het zich pas ten volle ontplooien in de hemel. " Vita Consecrata [[758|1]]
Het leven van de broeders is een verhaal, een verhaal van redding voor hun tijdgenoten, en onder hen speciaal de armsten. "De schoonheid van het Evangelie kan door ons niet altijd op een gepaste manier getoond worden, maar er is een teken dat nooit mag ontbreken: de keuze voor de laatsten, voor diegene die de maatschappij uitsluit en verstoot", Evangelii Gaudium [[4984|195]] Het eigene van de broeders is zich in te zetten om gave van God de Vader te zijn voor diegene naar wie ze gezonden zijn. Zij zijn doorgevers van de liefde die van Vader op Zoon gaat en van de Zoon naar zijn broeders: "Zoals de Vader mij heeft lief gehad, zo heb ik jullie lief gehad, blijf in mijn liefde" (Joh. 15, 9) [b:Joh. 15, 9]. Het blijvende wat men van hen vraagt, houdt een actief dynamisme in, dat van de liefde.
Referenties naar alinea 32: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Wie is mijn broeder?
33
De vraag over wat broeder zijn vandaag betekent veronderstelt het volgende: "Wie is mijn broeder?" En de parabel van de Barmhartige Samaritaan leidt ons naar deze andere vraag: "voor wie of van wie zijn wij broeders?" Het antwoord voor de religieuze broeders is duidelijk: bij voorkeur voor wie het meest hun solidariteit nodig hebben en die hun stichtingscharisma vraagt bij te staan.
Om vitaliteit en realisme aan het verhaal te geven, zijn de broeders geroepen om zich te laten inspireren door een aantal Bijbelse iconen, die verwijzen naar de stichting en iconen die hedendaags zijn. De voorstellingen zijn vatbaar om beter hun dagelijks leven te openen naar het mysterie van de liefde en het verbond geopenbaard door de Vader, in de Zoon en door de Heilige Geest.
De eerste twee hoofdstukken van deze bezinning zijn bezaaid met Bijbelse iconen, vanaf Mozes voor de brandende braambos en de Dienstknecht van de Heer, "verbond van het volk" tot Paulus, gevallen op de weg naar Damascus. Jezus is de centrale icoon, die ons uitnodigt om herinnering van zijn liefde te zijn. Het geheel van de iconen stelt ons het grote verhaal van de redding voor waarin de broeders geroepen actief te zijn, zo samenwerkend met het reddingswerk van God.
Deze Bijbelse iconen moeten van de ene kant samen gaan met de iconen van de stichtingstijd van het eigen instituut, die de broeders doet herinneren aan het vuur van het eerste uur wat zij moeten hervinden. En van de andere kant met de iconen die heden ten dage de stem van de Geest over brengen: gezichten van broeders die in recente tijden hun leven gaven, tot het martelaarschap toe, in gebieden met sociale of religieuze conflicten; alsook gezichten van kinderen, jongeren, volwassenen en bejaarden die nu waardig leven dankzij de steun en de nabije aanwezigheid van religieuze broeders.
Er zijn nog veel meer gezichten, die nog wachten tot de Barmhartige Samaritaan hen nadert en hun broeder wil zijn en leven geeft. Met hun blikken verwachten zij van de broeder de gaven die hij heeft gekregen als bemiddelaar en waarvan zij de uiteindelijke bestemmelingen zullen zijn. De religieuze broeders worden vandaag uitgenodigd, wat hun leeftijd ook moge zijn, een verhaal van genade te zijn, door de passie voor Christus en de mensheid te beleven. De zorg voor de eigen overleving, opdat het reddingsverhaal geschreven blijft, is terecht. Maar veel meer geëigend is het verlangen het leven te geven, begraven worden zoals de graankorrel, wetend dat God zal zorgen voor honderdvoudige opbrengst in de vorm die Hem goed lijkt.
Om vitaliteit en realisme aan het verhaal te geven, zijn de broeders geroepen om zich te laten inspireren door een aantal Bijbelse iconen, die verwijzen naar de stichting en iconen die hedendaags zijn. De voorstellingen zijn vatbaar om beter hun dagelijks leven te openen naar het mysterie van de liefde en het verbond geopenbaard door de Vader, in de Zoon en door de Heilige Geest.
De eerste twee hoofdstukken van deze bezinning zijn bezaaid met Bijbelse iconen, vanaf Mozes voor de brandende braambos en de Dienstknecht van de Heer, "verbond van het volk" tot Paulus, gevallen op de weg naar Damascus. Jezus is de centrale icoon, die ons uitnodigt om herinnering van zijn liefde te zijn. Het geheel van de iconen stelt ons het grote verhaal van de redding voor waarin de broeders geroepen actief te zijn, zo samenwerkend met het reddingswerk van God.
Deze Bijbelse iconen moeten van de ene kant samen gaan met de iconen van de stichtingstijd van het eigen instituut, die de broeders doet herinneren aan het vuur van het eerste uur wat zij moeten hervinden. En van de andere kant met de iconen die heden ten dage de stem van de Geest over brengen: gezichten van broeders die in recente tijden hun leven gaven, tot het martelaarschap toe, in gebieden met sociale of religieuze conflicten; alsook gezichten van kinderen, jongeren, volwassenen en bejaarden die nu waardig leven dankzij de steun en de nabije aanwezigheid van religieuze broeders.
Er zijn nog veel meer gezichten, die nog wachten tot de Barmhartige Samaritaan hen nadert en hun broeder wil zijn en leven geeft. Met hun blikken verwachten zij van de broeder de gaven die hij heeft gekregen als bemiddelaar en waarvan zij de uiteindelijke bestemmelingen zullen zijn. De religieuze broeders worden vandaag uitgenodigd, wat hun leeftijd ook moge zijn, een verhaal van genade te zijn, door de passie voor Christus en de mensheid te beleven. De zorg voor de eigen overleving, opdat het reddingsverhaal geschreven blijft, is terecht. Maar veel meer geëigend is het verlangen het leven te geven, begraven worden zoals de graankorrel, wetend dat God zal zorgen voor honderdvoudige opbrengst in de vorm die Hem goed lijkt.
Referenties naar alinea 33: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De fundamenten leggen: de eerste vorming
34
De roeping van de religieuze broeder vandaag moet zich sterken vanaf de eerste vorming: daarin wordt de kandidaat zich bewust van de ervaring van de Dienstknecht waarover Jesaja spreekt: "De Heer heeft mij geroepen vanaf de moederschoot, van mijn moeders ingewanden af heeft hij Mijn Naam genoemd ... ik ben waardevol voor mijn Heer, en in God vind ik mijn kracht" (Jes. 49, 1.5) [b:Jes. 49, 1.5]. Zo geworteld in het vrije initiatief van God en in de persoonlijke ervaring van zijn onbaatzuchtige liefde, vgl: Vita Consecrata [[[758|17]]] groeit de jonge vormeling in het gevoel om deel uit te maken van het Volk Gods, waarin en waarvoor hij is uitverkozen.
Een geëigende studie van de kerkleer van de gemeenschap zal hem helpen banden te scheppen met personen van verschillende vormen van leven waarbinnen het kerkelijk leven vgl: Vita Consecrata [[[758|31]]] zich afspeelt; evenzo zal het hem aanmoedigen zich broeder te voelen met alle broeders en zusters die het Volk Gods vormen. Hij zal ook zijn eigen gaven leren ontdekken en waarderen, niet als iets wat hem afscheidt of verheft boven de anderen, maar als het vermogen dat hij gekregen heeft iets persoonlijks bij te dragen aan de groei van het Lichaam van Christus en aan zijn zending in de wereld.
"In de Kerk zijn allen door het Doopsel en het Vormsel aan God toegeneigt?" vgl: Vita Consecrata [[[758|31]]] Zich verdiepend in dit gemeenschappelijke fundament en dit lezend in het eigen perspectief van het charisma van de stichting, zal men komen tot het vinden van de zin van de toewijding van de religieuze broeder. De theologische en charismatische intuïtie die het fundament is van zijn roeping moet men zeer in acht nemen bij de eerste vorming. Deze intuïtie opent een specifieke vorm om het evangelie te beleven door middel van een speciale toewijding geworteld in de doopwijding en ten dienste van een specifieke zending.
Een geëigende studie van de kerkleer van de gemeenschap zal hem helpen banden te scheppen met personen van verschillende vormen van leven waarbinnen het kerkelijk leven vgl: Vita Consecrata [[[758|31]]] zich afspeelt; evenzo zal het hem aanmoedigen zich broeder te voelen met alle broeders en zusters die het Volk Gods vormen. Hij zal ook zijn eigen gaven leren ontdekken en waarderen, niet als iets wat hem afscheidt of verheft boven de anderen, maar als het vermogen dat hij gekregen heeft iets persoonlijks bij te dragen aan de groei van het Lichaam van Christus en aan zijn zending in de wereld.
"In de Kerk zijn allen door het Doopsel en het Vormsel aan God toegeneigt?" vgl: Vita Consecrata [[[758|31]]] Zich verdiepend in dit gemeenschappelijke fundament en dit lezend in het eigen perspectief van het charisma van de stichting, zal men komen tot het vinden van de zin van de toewijding van de religieuze broeder. De theologische en charismatische intuïtie die het fundament is van zijn roeping moet men zeer in acht nemen bij de eerste vorming. Deze intuïtie opent een specifieke vorm om het evangelie te beleven door middel van een speciale toewijding geworteld in de doopwijding en ten dienste van een specifieke zending.
Referenties naar alinea 34: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De hoop voeden: de permanente vorming
35
De broeders beleven hun roeping in deze wereld op diverse manieren: sommigen met een zekere ontgoocheling en frustatie, anderen trouw, in vrede, opgewekt en hoopvol. De permanente vorming is nodig om de ene te stimuleren, om anderen te ondersteunen en om allen de mogelijkheid te geven het heden als tijd van genade en bevrijding te beleven. (2 Kor. 6, 2) [[b:2 Kor. 6, 2]] Vandaag, meer dan ooit, is het een intrinsieke vereiste van de religieuze toewijding Vita Consecrata [[758|69]] en moet het in elk instituut geprogrammeerd worden, door middel van een zeer toegespitst en systematisch project.
De permanente vorming van de broeders is gericht op het herleven van de weg van de stichters in onze tijd; opdat zij de dynamiek, die hen op weg zette om een evangelisch project te beginnen, opnieuw zouden ontdekken en toepassen; opdat zij het charisma van de stichting herlezen tegen het licht van de huidige uitdagingen en mogelijkheden, het ontdekken als wortel en profetie en zich daar door laten inspireren om een antwoord te geven op de hedendaagse problemen.
Het doel van de permanente vorming is om sleutels te geven om het godgewijd leven in de wereld en de Kerk van vandaag te beleven, en criteria aan te dragen die de aanwezigheid van de broeders oriënteren op het terrein van zending. Die vorming moet hen leiden naar het zich eigen maken van de waarden die hun activiteit begeleiden. Het moet opgevat worden als een proces van gezamenlijke bezinning om een verandering teweeg te brengen in heel de communiteit en niet alleen bij de afzonderlijke individuen.
In de mate van het mogelijke moet de vorming gedeeld zijn, niet alleen met de leden van het eigen instituut, maar ook met mensen van andere levensstaten, die delen in hetzelfde charisma. Het zal ook nuttig zijn om een groot deel er van te plannen in samenwerking met andere, min of meer gelijkaardige charismatische families, zonder daarom de specifieke trekken van elke roeping te veronachtzamen.
De permanente vorming van de broeders is gericht op het herleven van de weg van de stichters in onze tijd; opdat zij de dynamiek, die hen op weg zette om een evangelisch project te beginnen, opnieuw zouden ontdekken en toepassen; opdat zij het charisma van de stichting herlezen tegen het licht van de huidige uitdagingen en mogelijkheden, het ontdekken als wortel en profetie en zich daar door laten inspireren om een antwoord te geven op de hedendaagse problemen.
Het doel van de permanente vorming is om sleutels te geven om het godgewijd leven in de wereld en de Kerk van vandaag te beleven, en criteria aan te dragen die de aanwezigheid van de broeders oriënteren op het terrein van zending. Die vorming moet hen leiden naar het zich eigen maken van de waarden die hun activiteit begeleiden. Het moet opgevat worden als een proces van gezamenlijke bezinning om een verandering teweeg te brengen in heel de communiteit en niet alleen bij de afzonderlijke individuen.
In de mate van het mogelijke moet de vorming gedeeld zijn, niet alleen met de leden van het eigen instituut, maar ook met mensen van andere levensstaten, die delen in hetzelfde charisma. Het zal ook nuttig zijn om een groot deel er van te plannen in samenwerking met andere, min of meer gelijkaardige charismatische families, zonder daarom de specifieke trekken van elke roeping te veronachtzamen.
Referenties naar alinea 35: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Herwaarderen van de meesters van leven en hoop
36
Een specifiek geval is de permanente vorming van de oude broeders, actieve leden van de bouw van het gezamenlijke reddingsverhaal. Velen van de religieuze broeders geven hun missie vorm in het uitoefenen van seculiere beroepen zoals de opvoeding en de gezondheidszorg. Er is een begeleiding nodig om te vermijden dat in feite de professionele pensionering ook meteen de religieuze pensionering met zich mee brengt. Er bestaat geen pensionering in de evangelische zending; men neemt er in andere vormen aan deel. Een heel belangrijke onder hen is de steun van de gezamenlijke missie door het gebed en het offer; een andere vorm zijn de kleine diensten die men kan aanbieden naar gelang de gezondheid; en ook getuige en protagonist zijn in de gratuïteit.
De bijdrage die men van de oudere personen mag verwachten is niet zozeer het doen van concrete taken, als wel het in de communiteit staan als meesters van leven en hoop, bereid om op weg te gaan met hen die meer betrokken zijn bij de externe taken van de zending en hen in hun vermoeidheid te ondersteunen. Op die manier werken zij mee opdat de dienstbare communiteit een profetisch teken vgl: Vita Consecrata [[[758|85]]] van geloof, liefde en hoop kan zijn voor het geheel van de maatschappij die dat nodig heeft.
De bijdrage die men van de oudere personen mag verwachten is niet zozeer het doen van concrete taken, als wel het in de communiteit staan als meesters van leven en hoop, bereid om op weg te gaan met hen die meer betrokken zijn bij de externe taken van de zending en hen in hun vermoeidheid te ondersteunen. Op die manier werken zij mee opdat de dienstbare communiteit een profetisch teken vgl: Vita Consecrata [[[758|85]]] van geloof, liefde en hoop kan zijn voor het geheel van de maatschappij die dat nodig heeft.
Referenties naar alinea 36: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- Profeten voor onze tijd
37
Elke tijd heeft zijn profeten nodig. Wij hebben al verwezen naar verschillende profetische diensten die de religieuze broeders de maatschappij en de Kerk van vandaag aanbieden om bij te dragen aan een meer menselijke maatschappij en beantwoorden aan hun zoektocht naar spiritualiteit. We geven er nog enkele andere aan die op dit moment van sociale verandering nodig zijn en een uitdaging zijn voor de religieuze broeders.
- De profetie van de gastvrijheid: de gastvrijheid kan zich, onder meer, concretiseren door de openheid en de verwelkoming van de andere, de vreemdeling, diegene die behoort tot een andere religie, ras of cultuur. Het is een wezenlijk element in de menselijke samenleving tegenover de intolerantie, de uitsluiting, het ontbreken van dialoog.
- De profetie van de zin van het leven: de dienst van de dialoog en van het onbaatzuchtig luisteren, waaraan vele religieuze mannen en vrouwen veel van hun tijd besteden, is een steun ter ontdekking van het essentiële, tegenover de existentiële leegte van de consumptiemaatschappij.
- De profetie van de bevestiging van de vrouwelijke waarden in de geschiedenis van de mensheid: de vrouwelijke religieuzen hebben hier een hoofdrol in het uitdragen van de vrouwelijke visie op het leven om zo nieuwe horizonten te openen voor de evangeliserende taak in het algemeen. De mannelijke religieuzen helpen mee aan deze profetische lijn met hun broederlijke steun en hun waardering voor de vrouwelijke aanwezigheid, voor zusters en leken, binnen de evangelisatie.
- De profetie van de zorg en verdediging van het leven, van de integriteit van de schepping: er zijn broeders en zusters die hun leven riskeren met de aanklacht van praktijken en politiek die een aanslag zijn op het menselijk leven en zijn omgeving. Anderen besteden een groot deel van hun tijd en krachten aan handenarbeid ter behoud van de natuur. Met hun toewijding tonen de enen en de anderen, in verschillende vormen, de zin en de spirituele waarden van deze zending aan, om onze wereld te beschermen voor de nieuwe generaties.
- De profetie van het verstandig gebruik van de nieuwe technologie: men spant zich in om de nieuwe technologie ten dienste te stellen van de communicatie, om de informatie te democratiseren, om voordeel te zoeken voor de meest misdeelden, en om van hen een nuttig instrument te maken voor de evangelische taak.
Referenties naar alinea 37: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- In familie: een nieuwe manier van kerk zijn
38
De religieuze broeders beleven vandaag dikwijls hun roeping geïntegreerd in charismatische families. Velen van hen zijn oud, maar zijn diepgaand vernieuwd. Tegelijk verschijnen er nieuwe gemeenschappen, vrucht van de ecclesiologie van de gemeenschap, gestimuleerd door het Tweede Vaticaanse Concilie. Zij wijzen op een nieuwe manier van leven en kerk zijn, een nieuwe manier om de zending te delen en de verschillende gaven die de Heilige Geest onder de gelovigen uitdeelt, samen te brengen. Zij vormen "een nieuw hoofdstuk, vol van hoop, in de geschiedenis van de betrekkingen tussen de godgewijde personen en de leken". Vita Consecrata [[758|54]]
De stichtingscharisma's ontstaan uit de orden en religieuze congregaties, spreiden zich vandaag uit als rivieren die het aanschijn van de Kerk bevloeien en treden ook daarbuiten. Aan hun oevers komen gelovigen van verscheidene levensstaten en -projecten, om van hun water te drinken en deel te nemen aan de zending van de Kerk vanuit de altijd vernieuwende inspiratie en de kracht van de aangeboden charisma's. Ripartire da Cristo [[4135|(31)]]
Mannelijke en vrouwelijke leken, mannelijke religieuzen, vrouwelijke religieuzen en priesters verenigen zich als een charismatische familie om samen het charisma dat aan de basis ligt van de familie, te beleven, om samen het evangelische gezicht te belichamen van dit charisma en samen de kerkelijke zending te dienen, die niet meer de zending is van een particulier instituut.
De religieuze broeder vindt in zijn charismatische familie een geëigende omgeving om zijn identiteit te ontwikkelen. In die omgeving delen de broeders de ervaring van gemeenschap en bevorderen ze de spiritualiteit van gemeenschap, als echt bloed wat leven geeft aan de leden van de familie en van daaruit uit vloeit naar ze de geheel Kerk. vgl: Vita Consecrata [[[758|51]]] In de charismatische familie plaatsen de religieuze broeders zich naast de andere Christenen en in dienst aan hen. Met hen zijn ze broeders die een broederschap scheppen voor de zending, bezield door het stichtingscharisma; voor hen zijn ze teken van deze broederschap, geroepen om ze te beleven in het godgewijde leven.
De stichtingscharisma's ontstaan uit de orden en religieuze congregaties, spreiden zich vandaag uit als rivieren die het aanschijn van de Kerk bevloeien en treden ook daarbuiten. Aan hun oevers komen gelovigen van verscheidene levensstaten en -projecten, om van hun water te drinken en deel te nemen aan de zending van de Kerk vanuit de altijd vernieuwende inspiratie en de kracht van de aangeboden charisma's. Ripartire da Cristo [[4135|(31)]]
Mannelijke en vrouwelijke leken, mannelijke religieuzen, vrouwelijke religieuzen en priesters verenigen zich als een charismatische familie om samen het charisma dat aan de basis ligt van de familie, te beleven, om samen het evangelische gezicht te belichamen van dit charisma en samen de kerkelijke zending te dienen, die niet meer de zending is van een particulier instituut.
De religieuze broeder vindt in zijn charismatische familie een geëigende omgeving om zijn identiteit te ontwikkelen. In die omgeving delen de broeders de ervaring van gemeenschap en bevorderen ze de spiritualiteit van gemeenschap, als echt bloed wat leven geeft aan de leden van de familie en van daaruit uit vloeit naar ze de geheel Kerk. vgl: Vita Consecrata [[[758|51]]] In de charismatische familie plaatsen de religieuze broeders zich naast de andere Christenen en in dienst aan hen. Met hen zijn ze broeders die een broederschap scheppen voor de zending, bezield door het stichtingscharisma; voor hen zijn ze teken van deze broederschap, geroepen om ze te beleven in het godgewijde leven.
Referenties naar alinea 38: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De nieuwe wijn in nieuwe zakken
39
Nieuwe wijn heeft nieuwe zakken nodig. Het is de verantwoordelijkheid van geheel de Kerk om te bevorderen dat deze nieuwe wijn, niet alleen niet verloren gaat, maar aan kwaliteit wint.
- De religieuze instituten van broeders worden uitgenodigd om nieuwe structuren en plannen de ontwikkelen van initiële en permanente vorming die de nieuwe kandidaten en de actuele leden helpen om hun identiteit te herontdekken en te waarderen in de nieuwe kerkelijke en sociale context.
- De zogenaamde "gemengde" instituten vgl: Vita Consecrata [[[758|61]]], waarover de apostolische exhortatie Vita Consecrata [758] spreekt, samengesteld uit priesters-religieuzen en broeders, worden uitgenodigd om vooruitgang te maken in hun voornemen om een ordening van betrekkingen te maken gebaseerd op gelijkwaardigheid, met enkel de verschillen die voortvloeien uit het onderscheid in hun bedieningen. Om deze vooruitgang te stimuleren, hopen wij dat met vastberadenheid en binnen een geëigende tijdspanne de kwestie van de jurisdictie van de broeders in deze instituten worden opgelost.
- De theologie van het Godgewijde leven is geroepen, speciaal voor de instituten van broeders, een diepe bezinning te ontwikkelen over het eigen religieus leven. Die bezinning zal geïnspireerd zijn op de spiritualiteit en de ecclesiologie van de gemeenschap, fundament van de religieuze levensstijl die zich heeft ontwikkeld binnen de Kerk in de laatste eeuwen onder de vorm van broederschappen van dienstbaarheid.
- De oversten en bestuursverantwoordelijken van de instituten moeten zich inspannen om de tekenen van nieuw leven te ontdekken, om haar te stimuleren en te begeleiden, en om de uitingen van het charisma van de stichting te ontdekken in de nieuwe karakteristieke relaties van de Kerk-Gemeenschap.
- De pastors en de leden van de hiërarchie van de Kerk worden uitgenodigd om de kennis en waardering van de religieuze broeder in de lokale kerken te bevorderen, wat zich vertaalt in het bevorderen van deze roeping, speciaal in de jeugd pastoraal, en een actieve deelname van broeders en zusters in overleg-, beslissings- en actieorganen van de lokale Kerk.
Referenties naar alinea 39: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media- De draad van het verhaal: "Blijf in mijn liefde"
40
Wij sluiten deze bezinning over de identiteit en zending van de religieuze broeder af met de herinnering aan de opdracht van de Meester: "Blijf in mijn liefde!" (Joh. 15, 9) [b:Joh. 15, 9]. De broeders moeten dat in hun geest aanwezig hebben, terwijl ze zich met vuur inzetten om vandaag broeder te zijn: "Laat ons de draad van het verhaal niet verliezen!" Deze draad die hun leven weeft, is de ervaring zich uitgezonden te weten als tekenen van de moederlijke tederheid van God en van de broederlijke liefde van Christus; het is de draad die al hun acties en gebeurtenissen verenigt om ze om te vormen tot heilsgeschiedenis. Als de draad verloren gaat, valt het leven uiteen in fragmenten en anekdotes die niet naar God verwijzen noch naar Zijn Rijk, maar die naar zichzelf gericht zijn.
In hun wil om aan de noden van de zending te beantwoorden, kunnen de broeders lastig gevallen worden door de verleiding van het activisme, want er moet namelijk veel brood bereid worden voor de tafelgasten. Het activisme neemt snel de evangelische motivaties weg en belet hun het werk van God te zien dat in hun apostolisch werk gerealiseerd wordt. Als ze zich hierdoor laten leiden, zullen ze de zoektocht naar God en zijn wil in de plaats stellen door de zoektocht naar zichzelf.
Het is goed om de icoon te beschouwen die Marta en Maria voorstelt, door Jezus bezocht in hun huis (Lc. 10, 38-42) [b:Lc. 10, 38-42]. De twee zusters leven in wederzijdse spanning. Ze hebben elkaar nodig, maar hun samenleven is niet altijd gemakkelijk. Hen van elkaar scheiden is niet aan bod, hoewel in elk moment de een of de ander kan domineren. Maar één van hen is speciaal attent voor de zin en diepte van het leven die het woord van God haar brengt: Maria koos "het beste deel" terwijl Marta zich "druk maakte om de vele taken".
De evangelist Lucas beschrijft ons deze scene van de twee zusters, juist als vervolg op deze van de Barmhartige Samaritaan (Lc. 10, 30- 37) [b:Lc. 10, 30- 37], de man die broeder werd van diegene die het nodig had. Beide iconen zijn dus complementair in de boodschap en herinneren de religieuze broeder aan de essentiële kern van zijn profetische identiteit, hetgeen hem bevestigt in de aanwezigheid in de liefde van Christus: de broeder is geroepen doorgever te zijn in de keten van liefde en verbond die van de Vader komt door Jezus en die hij beleefd heeft in zijn persoon. Terwijl hij deze functie uitoefent, en om niet te vergeten dat hij slechts instrument is gedreven door de Geest in Gods werk, moet hij zich altijd de woorden van Jezus in herinnering brengen: "Zonder mij kunt gij niets" (Joh. 15, 5) [b:Joh. 15, 5].
In hun wil om aan de noden van de zending te beantwoorden, kunnen de broeders lastig gevallen worden door de verleiding van het activisme, want er moet namelijk veel brood bereid worden voor de tafelgasten. Het activisme neemt snel de evangelische motivaties weg en belet hun het werk van God te zien dat in hun apostolisch werk gerealiseerd wordt. Als ze zich hierdoor laten leiden, zullen ze de zoektocht naar God en zijn wil in de plaats stellen door de zoektocht naar zichzelf.
Het is goed om de icoon te beschouwen die Marta en Maria voorstelt, door Jezus bezocht in hun huis (Lc. 10, 38-42) [b:Lc. 10, 38-42]. De twee zusters leven in wederzijdse spanning. Ze hebben elkaar nodig, maar hun samenleven is niet altijd gemakkelijk. Hen van elkaar scheiden is niet aan bod, hoewel in elk moment de een of de ander kan domineren. Maar één van hen is speciaal attent voor de zin en diepte van het leven die het woord van God haar brengt: Maria koos "het beste deel" terwijl Marta zich "druk maakte om de vele taken".
De evangelist Lucas beschrijft ons deze scene van de twee zusters, juist als vervolg op deze van de Barmhartige Samaritaan (Lc. 10, 30- 37) [b:Lc. 10, 30- 37], de man die broeder werd van diegene die het nodig had. Beide iconen zijn dus complementair in de boodschap en herinneren de religieuze broeder aan de essentiële kern van zijn profetische identiteit, hetgeen hem bevestigt in de aanwezigheid in de liefde van Christus: de broeder is geroepen doorgever te zijn in de keten van liefde en verbond die van de Vader komt door Jezus en die hij beleefd heeft in zijn persoon. Terwijl hij deze functie uitoefent, en om niet te vergeten dat hij slechts instrument is gedreven door de Geest in Gods werk, moet hij zich altijd de woorden van Jezus in herinnering brengen: "Zonder mij kunt gij niets" (Joh. 15, 5) [b:Joh. 15, 5].
Vaticaan, 4 oktober 2015
Feest van Sint-Franciscus van Assisi Joao Braz, Kardinaal de Aviz Prefect
+ José Rodriguez Carballo, ofm Aartsbisschop Secretaris
Referenties naar alinea 40: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social mediahttps://rkdocumenten.nl/toondocument/5677-identiteit-en-zending-van-de-religieuze-broeder-in-de-kerk-nl