Inhoudsopgave
- Inhoud
1
In de loop van de audiënties van mijn pauselijke bediening heb ik getracht het 'testament' van mijn zeergeliefde voorganger Johannes Paulus I uit te voeren. Zoals bekend heeft hij geen geschreven testament nagelaten, omdat de dood hem onverwachts en onvoorzien heeft weggenomen, maar hij heeft notities nagelaten waaruit blijkt, dat hij van plan was bij de eerste ontmoetingen op woensdag te spreken over de fundamentele beginselen van het christelijk leven, dat wil zeggen over de drie goddelijke deugden - en hij heeft de tijd gehad dat uit te voeren - en vervolgens over de vier kardinale deugden - en dat staat zijn onwaardige opvolger te doen. Vandaag is het de beurt om te spreken over de vierde kardinale deugd, de 'matigheid', en daarmee in zekere zin het programma van Johannes Paulus I, dat we als het testament van de overleden Paus kunnen beschouwen, te voltooien.
Referenties naar alinea 1: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
2
Wanneer wij over de deugden spreken - niet alleen over deze kardinale deugden, maar over alle deugden, iedere deugd - moeten we steeds de werkelijke mens, de concrete mens voor ogen houden. De deugd is geen abstracte zaak. los van het leven, maar zij heeft integendeel diepe 'wortels' in het leven zelf, zij ontspringt eraan en vormt het. De deugd stempelt het leven van de mens, zijn handelen en zijn gedrag. Daarom spreken we in al onze overwegingen niet zozeer over de deugd ais wel over de mens die 'deugdzaam' leeft en handelt; we spreken over de voorzichtige. rechtvaardige, moedige mens en spreken we precies over de 'matige' (of ook 'sobere') mens. Wij voegen er onmiddellijk aan toe, dat al deze eigenschappen, of liever houdingen van de mens, welke uit elke kardinale deugd voortvloeien, onderling verbonden zijn. Men kan daarom geen echt voorzichtig mens zijn, noch echt rechtvaardig, noch werkelijk sterk, als men ook niet de deugd van matigheid bezit. Men kan zeggen, dat deze deugd indirect de voorwaarden schept voor alle andere deugden, maar men moet ook zeggen dat alle andere deugden onontbeerlijk voor de mens zijn om 'matig' (of 'sober') te kunnen zijn.
Referenties naar alinea 2: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
3
De term 'matigheid' zelf lijkt in zekere zin op iets 'buiten de mens' te wijzen. We noemen namelijk iemand matig als hij geen misbruik maakt van voedsel, drank, genoegens, als hij niet mateloos alcohol drinkt, zijn bewustzijn niet verliest door het gebruik van verdovende middelen, enz. Deze verwijzing naar elementen buiten de mens heeft echter haar basis binnen de mens. Het is alsof er in ieder van ons een 'hoger ik' en een 'lager ik' bestaat. In ons 'lager ik' uit zich ons lichaam en alles wat daartoe behoort: zijn behoeften, verlangens, en hartstochten die van aard vooral zinnelijk zijn. De deugd van matigheid verzekert iedere mens de heerschappij van het 'hoger ik' over het 'lager ik'. Is dat misschien een vernedering voor ons lichaam? Of een kleinering ervan? Deze beheersing schat het lichaam integendeel op zijn waarde. De deugd van matigheid zorgt dat het lichaam en onze zinnen hun juiste plaats vinden welke hen in het menselijk wezen toekomt. De matige mens is iemand die zichzelf meester is. Iemand in wie de hartstochten niet de overhand hebben over het verstand, de wil en ook over het 'hart'. De mens die zichzelf weet te beheersen! Indien dat zo is, zien we gemakkelijk in welk een fundamentele en wezenlijke waarde de deugd van matigheid heeft. Zij is zonder meer onontbeerlijk voor de mens om geheel en al mens te 'zijn'. Men behoeft maar te kijken naar iemand die meegesleept door zijn hartstochten er het 'slachtoffer' van wordt, en zelfs van het gebruik van zijn verstand afziet (zoals bijvoorbeeld een alcohol- en een drugsverslaafde), en we stellen met duidelijkheid vast dat 'mens-zijn' het eerbiedigen van zijn eigen waardigheid betekent, en zich daarom onder andere laat leiden door de deugd van matigheid.
Referenties naar alinea 3: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
4
Deze deugd wordt ook 'soberheid' genoemd. En dat is inderdaad juist! Om onze hartstochten, de begeerte van het vlees, het oplaaien van de zinnelijkheid (bijvoorbeeld in de betrekkingen met het andere geslacht) enz. te kunnen beheersen dienen we namelijk ten aanzien van onszelf en van ons 'lager ik' de passende grenzen niet te overschrijden. Als wij deze juiste grenzen niet in acht nemen. zullen we niet in staat zijn ons te beheersen. Dat wil niet zeggen, dat de deugdzame, sobere mens niet 'spontaan' kan zijn, niet blij kan zijn, niet kan huilen, zijn eigen gevoelens niet kan uiten, het betekent namelijk niet dat hij ongevoelig moet worden, 'onverschillig' alsof hij van ijs of van steen zou zijn. Neen, in geen geval! Men behoeft maar naar Jezus te kijken om zich ervan te overtuigen. De christelijke moraal heeft zich nooit vereenzelvigd met de stoïcijnse. Als we integendeel heel de rijkdom beschouwen van genegenheden en gevoelens waarmee ieder mens is begiftigd - ieder op een andere manier overigens: de man op de ene manier, de vrouw op een andere wijze overeenkomstig hun eigen gevoeligheid - moten we erkennen, dat de mens deze rijpe spontaneïteit niet kan bereiken tenzij door een aanhoudend werken aan zichzelf en een bijzondere 'waakzaamheid' over heel zijn gedrag. Daaruit bestaat in feite de deugd van 'matigheid', van 'soberheid'.
Referenties naar alinea 4: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
5
Ik denk dat deze deugd van ieder van ons een bijzondere nederigheid vraagt ten aanzien van de gaven welke God in de menselijke natuur heeft gelegd. Laat ik zeggen, 'de nederigheid van het lichaam' en die 'van het hart'. Deze nederigheid is een noodzakelijke voorwaarde voor de innerlijke 'harmonie' van de mens: voor de innerlijke 'schoonheid' van de mens. Laat iedereen wel bedenken en vooral de jongeren, en nog meer de jongeren op de leeftijd dat ze er zoveel aan hechten mooi te zijn of mooi om anderen te behagen! Laten we eraan denken, dat de mens vooral innerlijk mooi moet zijn. Zonder deze schoonheid zullen alle inspanningen die alleen op het lichaam zijn gericht - noch van hem, noch van haar - een werkelijk mooie persoon maken. Ondervindt trouwens juist het lichaam geen gevoelige schade en in belangrijke mate zelfs ook de gezondhe1d, als de mens de deugd van matigheid, van soberheid mist? Wat dit betreft zouden de statistieken en statuskaarten van alle ziekenhuizen van de wereld veel kunnen zeggen. Ook de artsen die zich als raadgevers inzetten en tot wie zich jong gehuwden, verloofden en jongeren wenden, hebben daarvan grote ondervinding. Het is waar, dat we op de deugd niet mogen beoordelen door ons uitsluitend op het criterium van psychisch-fysieke gezondheid te baseren, maar er zijn talrijke bewijzen dat het ontbreken van de deugd, de matigheid, de soberheid, schade aan de gezondheid toebrengt.
Referenties naar alinea 5: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
6
Ik moet hier eindigen, hoewel ik ervan overtuigd ben dat dit onderwerp eerder onderbroken dan uitgeput is. Misschien zal zich een keer de gelegenheid voordoen dat wij er op terugkomen. Voorlopig genoeg hierover. Op deze manier heb ik naar vermogen geprobeerd testament van Johannes Paulus I uit te voeren. Ik vraag hem voor mij te bidden nu ik gedurende de woensdagaudiënties op andere onderwerpen zal moeten overgaan.
Referenties naar alinea 6: 0
Geen referenties naar deze alineaExtra opties voor deze alinea
Kopieer alinea-URL naar klembord Reageer op deze alinea Deel op social media
https://rkdocumenten.nl/toondocument/5568-de-deugd-van-matigheid-nl