Pius XII Paus. Eerbiedw. Broeders, heil en apostolische zegen.
Nu na de talloze pijnlijke rampen, die uw land zo lang getroffen hebben, eindelijk de wapenen zijn neergelegd en betere tijden in het verschiet liggen, wensen Wij vurig door dit schrijven aan Onze gevoelens van vaderlijke liefde uiting te geven. Zoals u bekend is, hebben Wij, zodra de omstandigheden dit toelieten, weer tot u gezonden Onze eerbiedw. Broeder Paulus Giobbe, tit. Aartsbisschop van Ptolemais in Thebais, om Ons bij u als Apostolisch Internuntius te vertegenwoordigen.
Dit scheen Ons evenwel niet genoeg voor Onze innige gehechtheid jegens u en daarom wensen Wij u dit nieuwe blijk van welwillendheid te schenken, hetgeen u, uwe geestelijkheid en gelovigen zeker zeer aangenaam zal zijn. De mateloze verwoestingen, rampen en slagen, die de laatste jaren bijna geheel de menselijke samenleving zo smartelijk getroffen hebben, hebben Ons ten zeerste bedroefd. Geheel bijzonder evenwel hebben Wij betreurd, dat uw bemind volk, dat van oorlogsgeweld zo afkerig, steeds geijverd heeft voor de handhaving van het volkenrecht en de vrede, voor het behoud van eendracht en onderlinge goede verstandhouding, meegesleurd is in deze onmenselijke vloedgolf, welke aan zijn vruchtbare bodem en vredelievende bewoners zulke ontzaglijke schade berokkend heeft. En dit niet enkel in uw vaderland zelf, maar ook in de overzeese gebieden van Nederland hebt gij onbeschrijfelijke rampen, verwoestingen en schade, geleden, zodat de missionarissen en hun inrichtingen, die zo vruchtbaar werkten en nog heerlijker vruchten in de toekomst beloofden, het zwaarste nadeel geleden hebben. Zo dikwijls de gelegenheid zich aanbood u en uw gelovigen enige verlichting en troost te bieden, hebben Wij dit volgaarne en met de grootste liefde gedaan en toen menselijke middelen ontbraken om Onze verlangens tot uiting te brengen, hebben Wij als vertolking van Ons medeleven met uw smart Onze gebeden gericht tot de Vader van barmhartigheid en God van alle vertroosting en Hem dringend gesmeekt, dat Hij uw lijden zou verlichten, wegnemen of door uw gedachten op het hemelse te richten, dragelijker zou maken.
Te midden van deze droevige gebeurtenissen bereikten Ons berichten, die Ons ten zeerste getroost hebben; Wij weten namelijk dat gij met christelijke moed en nederige onderwerping aan Gods wil uw landgenoten voorbeeldig zijt voorgegaan; Wij weten dat gij naar best vermogen ijverig gewaakt hebt voor het behoud van het geloof en voor de heilige rechten der Kerk, dat gij geen zorg en moeite gespaard hebt om uw scholen, sociale en godsdienstige verenigingen te verdedigen om de u toevertrouwde kudde voor valse cm verderfelijke leerstellingen te vrijwaren en te geleiden naar de gezonde waarheid.
Ook is Ons niet onbekend, dat tal van priesters en kloosterlingen en ook mannen en vrouwen uit. de lekenstand met vertrouwen op God allerlei gevaren getrotseerd hebben om aan de ware richtlijnen van het christelijk geweten getrouw te blijven.
Helaas hebt gij gedurende deze lange periode lijden, angsten en verliezen te dragen gehad zoals niemand had kunnen voorzien en gij ongetwijfeld niet hadt kunnen doorstaan als de barmhartige God u niet de nodige sterkte en deugd geschonken had. Met leedwezen denken Wij vooral aan de velen onder uw landgenoten, die ver van hun gezin zijn weggevoerd en in gevangenkampen opgesloten, of gedwongen in mijnen en elders dwangarbeid te verrichten, terwijl hun familieleden ver van hen verwijderd onder zwaar leed gebukt gingen en voortdurend gefolterd werden door het verlangen hen terug te zien.
Daarbij hebben niet weinigen, ook geestelijken, een bittere dood gevonden. Dan zien Wij voor Onze ogen voorbijgaan de streken van uw land, die jammerlijk onder water gezet zijn, de eens zo bloeiende steden, dorpen en gehuchten, die bijna geheel geruïneerd zijn. Ook weten Wij dat bijna overal, vooral in het Westen des lands, een hevige bittere hongersnood heerste. Maar ook is Ons bekend, dat zeer velen Onzer zonen en dochters in Nederland deze ontzettende rampen gedragen hebben in een stemming, die past aan navolgers van Christus en dat daardoor hun lijden, verenigd met de pijnigingen van de goddelijke Verlosser, overvloedige heilzame vruchten gedragen heeft tot uitdelging van schuld en om God voor hen en de hunnen genadig te stemmen. Derhalve mogen We hopen, dat uit deze wrede rampen een overvloed van geestelijke gunsten met behulp van Gods genade zal voortkomen, daar zo velen het woord van de Apostel der heidenen in vervulling hebben doen gaan: "Ik vul aan wat aan Christus' lijden ontbreekt" . Zo immers heeft het, zoals gij zeer goed weet, Eerbiedw. Broeders, de Goddelijke Wijsheid behaagd, dat wij gezamenlijk ons lijden opdragen om het Verlossingswerk tot volmaaktheid te brengen, wat dan ten goede komt aan alle leden van het mystieke lichaam van Christus, ook aan hen, die geen berouw tonen over hun zonden en hun zinnen niet beheersen, noch ook zich een vrijwillige en passende lichaamsboete opleggen.
Wij hebben dus reden u geluk te wensen met de christelijke moed, waarmede gij de bittere tegenspoed vertrouwvol hebt doorstaan en ook met uw zorgvolle werkzaamheid, waarmede gij het eeuwige heil uwer gelovigen behartigd, hun nood gelenigd, hun lijden verzacht, hun hoop versterkt hebt. Bijzonder wensen Wij u geluk met het bewonderenswaardige bewaren der eensgezindheid, waardoor gij allen trouw gebleven zijt aan uw Koningin en wettige regering in afwachting van de dag, waarop ge na herwonnen vrijheid en vrede, in eendracht en welvaart uw land weer kunt opbouwen.
Veel, zoals u bekend is, blijft te doen over, waarvoor Wij u en uw landgenoten geen moed behoeven in te spreken. Nodig is, dat niet enkel de wapenen neergelegd worden, maar ook vijandschap en haat dienen afgelegd te worden; als de gemoederen tot rust zijn gekomen en alles weer naar recht en billijkheid geregeld is, dan moeten voor het herstel en de opbouw de hechte grondslagen gelegd worden, zonder welke geen maatschappelijk gebouw kan worden opgericht noch staande blijven. Gij ziet in van hoe groot belang bij dit alles is, dat de voorschriften der christelijke leer voor ogen gehouden worden en toepassing vinden in het particuliere en openbare leven; van welk belang het is, dat de verschillende katholieke verenigingen, de uitgave van dagbladen en andere publicaties ten spoedigste in hun vroegere luister hersteld worden en door hun heilzame kracht en werking het gebouw der burgerlijke maatschappij stutten; dat kinderen, jongelingen en volwassenen bovennatuurlijke levenskracht putten uit de genadebronnen der Sacramenten, vooral uit de veelvuldige, waardig ontvangen H. Communie; van welk belang het is, dat de eendrachtige samenwerking aller burgers, gesterkt door Gods liefde, in mensen en zaken alles tracht te herstellen, wat oorlog, tweedracht en twist zo jammerlijk hebben bedorven en vernietigd.
De liefde vooral, Eerbiedwaardige Broeders, bevelen Wij u dringend aan; deze alleen kan in de huidige nood zoveel rampen en verlies weer goedmaken. Daarom menen Wij deze brief niet beter te kunnen eindigen dan met een herhaling van het woord van de apostel Joannes: "Kinderen bemint elkander".
Als onderpand van hemelse gaven en bewijs van onze vaderlijke liefde schenken Wij u, Eerbiedwaardige Broeders, en de u toevertrouwde gelovigen volgaarne de pauselijke zegen.
Gegeven te Rome bij St Pieter, 12 Mei 1945, het zevende jaar van Ons Pausschap.
Paus Pius XII