De is verzocht zijn standpunt kenbaar te maken betreffende "embryonale reductie": nadat de Raad de had geraadpleegd, is deze Verklaring gepubliceerd.
Tegenwoordig zijn meervoudige zwangerschappen (waarbij de baarmoeder gedeeld wordt door meerdere embryo's) minder zeldzaam geworden. Dit doet zich normaal gesproken voor als gevolg van stimulatie van de eierstokken bij onvruchtbaarheid of bij kunstmatige bevruchting, waarover het Leergezag reeds een uitspraak heeft gedaan. Het is bovenal goed om zich bewust te zijn van de moeilijke en zelfs dramatische situatie, die het gevolg kunnen zijn van deze techniek. Wij kunnen echter de verantwoordelijkheid van de artsen niet buiten beschouwing laten, die, terwijl zij de hyper stimulatie in praktijk brengen zonder vaardigheid noch de nodige voorzichtigheid de kunstmatige bevruchting toepassen, situaties veroorzaken waarin het leven van de moeder en van de verwekte kinderen in gevaar worden gebracht. Wat de meervoudige zwangerschappen betreft, bevestigen sommigen, dat zij niet allemaal voldragen kunnen worden; hetzij vanwege het spontaan overlijden van de embryo's in de baarmoeder, hetzij door vroegtijdige geboorte van de niet levensvatbare foetussen. Bovendien komt daar nog bij wordt gezegd, dat als de kinderen allen op tijd geboren zouden worden, de verloskundige problemen (en het eventuele gevaar voor de moeder) zullen toenemen. Op basis hiervan komt men tot de conclusie dat de selectie en eliminatie van enkele embryo's gerechtvaardigd zou zijn om de anderen te redden of op zijn minst van één of twee van hen. Vanwege deze reden is de techniek, die embryonale reductie wordt genoemd, geïntroduceerd.
Wat dit betreft, moet men het volgende bedenken: elk embryo moet beschouwd en behandeld worden als een menselijk wezen uit respect voor zijn buitengewone waardigheid. Men moet dus aan het ongeboren kind vanaf het eerste moment van de conceptie, de fundamentele rechten van de mens toekennen en op de eerste plaats die van het leven dat in geen enkele situatie geweld aan gedaan mag worden. Behalve alle verwarring en ambivalentie moet men bovendien bevestigen, dat embryonale reductie een selectieve abortus inhoudt: het betekent inderdaad directe en opzettelijke eliminatie van een onschuldig menselijk wezen. Of het nu wordt beschouwd als een doel of een middel, embryonale reductie houdt altijd een ernstige morele verwarring in. Door het op te vatten als een begrijpelijke waarheid, geldt de onwettigheid van dit gedrag als geldige norm voor ons allen, zelfs voor de ongelovigen. Het morele verbod blijft zelfs van kracht in geval het continueren van de zwangerschap een risico zou zijn voor het leven of de gezondheid van de moeder en van de andere tweeling. Het is inderdaad niet toegestaan kwaad te doen zelfs uit oogmerk om goed te doen.
Het leven van de mens komt van God, zij is altijd een Godsgeschenk, en maakt deel uit van Zijn bezieling (levensadem). Het selecteren van een embryo, wat opzettelijke vernietiging van een menselijk leven betekent, kan niet worden gerechtvaardigd op grond van het principe van de zogenaamde minst kwalijke noch op grond van dat van het dubbele effect: inderdaad kan noch het één noch het ander toegepast worden. Bovendien moet men niet de mogelijkheid onderschatten dat de toepassing deze techniek van embryonale reductie kan leiden tot een eugenetische mentaliteit, volgens welke men in staat is door middel van prenatale diagnostiek de waarde van een menselijk leven slechts te beoordelen in termen van normaal en "fysieke welzijn" , volgens een concept dat de kwaliteit van het leven kan verlagen.
Moge de God van het leven de ouders bijstaan bij het vervullen van hun zeer verheven plicht, en dat Hij hen steunt in hun taak het bestaansrecht van hun ongeboren kind te respecteren. Dat Hij tegelijkertijd degenen leidt die in dienst van het leven al het mogelijke doen om de moeder en de kinderen te redden. Gelukkig, dankzij de belangrijke wetenschappelijke vooruitgang van de laatste jaren, komt het steeds vaker voor dat de meervoudige zwangerschappen een gelukkig einde hebben. Het is echter zeker dat als men soms ten gevolge van menselijke beperkingen machteloos staat bij de vroegtijdige dood van een onschuldig wezen; het zal nooit moreel toelaatbaar zijn opzettelijke te doden.
Vaticaanstad, 12 juli 2000 ALFONSO Kardinaal LÓPEZ TRUJILLO,
President
Zijne Excellentie Monseigneur FRANCISCO GIL HELLíN,
Secretaris